De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 10 januari pagina 5

10 januari 1904 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1385 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. Vertooning vanihet Middel ? Nederlandsen drama. Wat wist men van de Middel-Nederlandsche Letterkunde aan het begin der vorige eeuw ? Niet veel bizonders. Men sprak van de duistere Middel eeuwen en liet het daarbij. Geen aasje begrip of flauw ver moeden had men vanhetnaïve schoon, van het kleurige en fleurige, van het beeld- en zin rijke van wat geschreven of gedacht was, vóór enkele hon derden jaren, van de kunst in haar blijde lente. Nog in het midden der 17de eeuw zongen de zangertjes op de Varkensluis of op den Dam te Amsterdam het Hildebrandtslied en enkele andere middel eeuwsche liederen. Ras ver stierf ook die herinnering. De Melis-Stoke" werd in de 18de eeuw onder handen genomen, de kunstlooze rijmkroniek, om het nut, om taalwetenschap. Hierin vond men fabelen noch boerden. Het frissche en naïve, het oorspronkelijke en schilder achtige was niets voor den Pruikentijd en de periode der verhandelingen en Ipfredenen. Omstreeks het midden der 19de eeuw kwam kentering. Geleerden als Jonckbloet, Alberdingk Thijm, Moltzer, G allee, Verdam, Jan te Winkel, G. Kalff en vele anderen hieven den sluier over de Middeleeuw sche kunst op, in het bizonder over die der dramatische. Ver tooningen van 't Middel-Nederlandsch drama door onderwijzers te Rotterdam kroonden het werk. Deze vertooninfsn hebben waarschijnlijk den student . J. L. Endepols gedreven tot nader onderzoek. Aan het einde zijner studiën gekomen, zou hij ter bezegeling van het verkregen Doctoraat aan de Hoogeschool te Utrecht, eene stad uit welke sinds eeuwen de beoefening van toonoel zoowel als hare vervloeking is uitge gaan, het vraagstuk aan eene ernstige studie onderwerpen, nagaan wat Fransche en Duitsche schrijvers over het Middeleeuwsch tooneel in hun land had den geschreven, en naspeuren wat in de Middelnederlandsche spelen zelve, in oude Het ooneel, waarop het Mysteriespel: La I'assion, gespeeld werd te V ajl e nc ien n es in 1547. Deze reproductie eener oude print geeft allo plaatsen van den Lijdensweg te aanschouwen, benevens: het] Paradijs, aan de rechterhand der spelenden; en de hel, aan de linkerzijde der ageerenden. De hel en de hemel werden in schier ieder mysteriespel voorgesteld. De drakenimuil op bovenstaande afbeelding stelde den ingang van de hel voor. De hel zelve was onzichtbaar. Deze werd onder het tooneel verondersteld, van waar men de duivelen en verdoemden hoorde juichen of weeklagen. Deze muil kon naar verkiezing geopend en gesloten worden. In Frankrijk vooral werd er veel zorg aan besteed de hel en den liemel zoo indrukwekkend mogelijk voor te stellen. Kanonschoten moesten in later tijd meehelpen om de verschrikkingen der hel te vermeerderen. In Duitschland stelde men zich soms tevreden met een vat als hel in te richten. Als scherpe tegenstelling met de plaats der verdoemenis was op het middeleeuwsche tooneel voorgesteld: de hemel, waar men God zag troonen, omringd van engelen en heiligen, in schitterende gewaden, terwijl eene zoete en zachte muziek de ooren der toeschouwers streelde. De gelijktijdige voorstelling van verschillende plaatsen, zooals op bovenst, afbeelding, was het meest kenmerkende der middeleeuwsche tooneelschikking. Het water met het scheepje stelt meer dan waarschijnlijk het meer Genezareth voor. (Zie Lucas V l e. v. en Marcus III v. 9). elkander: hemel, aarde en hel, waarop de woorden in het voorspel van Faust staan: Und wandelt, mit bedacht'ger Schnelle, Von Himmel diirch die AVelt zur Holle. en waarover J. F. Willems in het Bel gisch Museum, 1845, naar aanleiding van een mysteriespel van 1444: Die eerste bliscap van Maria", opmerkte: Het aardigste maar moeilijkste vertoog was de val dei' engelen, neertuimelendc in de Hel; doch, dikwijls brak, bij der gelijke evolutie, de een of andere zijn been ; en het was misschien om die reden dat men te Brussel, in 1444, goed vond dien weg te laten." ««Ï1SM®» Tooneel gebruikt op liet Landtjuweel te Antwerpen, in löGl. boeken, bestoven bescheiden en papieren over dit onderwerp voorkwam. Deze speur/in, meer nog: de liefde voor de middeleeuwen, gaven hem het onder werp voor zijne dissertatie nan de hand, y.ijnde: Het Decoratief en d>' ojicoerhir/ van het Middcl-NederlftndsdiP drama, volgens de Midde.l-Xedfrlitndxcltfl Tonncelstukkeii. Goed ge/.ien van Dr. H. .1. L. Eiulepols is het brengen in den handel van zijne dissertatie. Want velen is zijne studie thans toegankelijk, en het aantal be langstellenden in de Middeleenwschc kunst neemt toe. De firma C. L. Langenhuy sen te Amster dam heeft de uitgave op zich genomen. Zij heeft het mogelijk gemaakt aan eenige der afbeeldingen, voorkomende in de dissertatie, op dit blad eene plaats te geven. Iemand, die b.v. de vertooning der Passie-spelen te Ober-Ammergau heeft bijgewoond, zal /ien, dat de tooneelinrichting groote overeenkomst heeft niet die op de afbeeldingen. Het scenarium van het Duitsch Myste riespel uit de 15de eeuw heeft hij slechts bij het geziene te Ober-Ammergau te vergelijken. Het is schier hetzelfde. In de Middeleeuwen had men een tooneel, bestaande uit drie dealen boven Behalve liet tooneel, bestaande uit drie verdiepingen, kenden de middeleeuwen ook het tooneel in de breedte en diepte, waarop alle plaatsen der handeling ge lijktijdig voorkwamen, gelijk op de hierbij gaande afbeeldingen en te Ober-Ammer gau, hoe zeer dit er ook gewijzigd zij. Het ontstaan der lithurgischo en myste riespelen uit de antiphonen en respon saria, gezongen in de kerk door priesters en koor; het komen dier vertooningen buiten cu afgescheiden van het kerkge bouw, heeft geen bedenkingen. .Men heeft slechts bij Walich Siewaertz, den Kiden eeuwschen Katholieken-jager, in zijn zeldzaam boekske: Roomschc mysteriën ontdekt", te lezen, welk eene vertooning er in en om de Oude Kerk te Amsterdam door de priesters gehouden werd op hooge feestdagen, om oorsprong en ontwikkeling te begrijpen. Zoo leest men bij hom over Jozef on Maria's vlucht naar Egypte deze ver tooning : Een meisje zat op een ezel, zoo een ezel te becomen is, niiders op een dein paetgen". Ken jonkman, met mantel om, o r naast, voerde den ezel met de eene hand bij den toom, en droeg in de andere een korfje met twee duifjes, een mandje met tiinmermansgereedschup aan de» arm. Geestelijkheid eti regeering en vele vroome burgers van Amsterdam met brandende waskaarsen namen aan deze processie deel. Over de voorstelling met Palm-Paasch bericht hij : De Heiland werd voorge steld door een beeld, met kostelijken mantel om, op een houten e/el. Deze A, ii, 1. L)e di'iu hoofd at'deelingeu. 1 1, 15, Ifi, 17. De graven. IS, 10. IV kruisen der moordenaars 20. Het kruis van Christus. LM. Het hei lig!' graf. il'. De Hemel. 11. Het huis van Ananas. 12. De plaats van liet avondmaal. 10. Het huis van Kaïphas. den haau. kolom. 7. Het huis van Pilatus. 6. Het huis rl 1 5 De tweede poort. t. De olijfberg. S. Gcthsemane. ?2. De hel. poert. a 22 d "\ t' J3" ' f f g D /-^ D " ( « \ "' * n £ )f '/, 9 i rib i ., fr> [ig r^\ \ i 3 2 A * r^ f i * i \ p o l lo, met een gulden rayciule aenschvn". stond op een plank met rollen. Vrome mannen trokken dien ezel. Uit Jeruzalem, zijnde een kapel naast de St. Olofs of Oudezijds Kapel ging liet naar de Oude Kerk. Die ridderlijcke broederscap van den lleyligen Lande", do Jeruzalemvaarders, mannen van aanzien die een bedevaart naar Palestina gedaan en op S t: e n a r i u m van e e n i n d e t w e c d e 11 e l f t der 15de eeuw gespeeld1) u i t s c li Mysteriespel. het Heilige graf gebeden hadden, liepen voor het beeld uit, een Jeruzalemveerin de hand". Achter het beeld volgden twaalf oude mannen met devotie paer ende paer, in de plaetse van de twaelf apostelen, toegemaect met zonderlinge gecoleurde lange rocken". De kinderen wuifden met palmtakken den stoet toe en juichten: Hosanna!" Echt dramatisch was een Spel van de drie Coningen", in 1498 in de kerk te Delft vertoond: Upten Sondach nae dertienendach (Driekoningen) nader Vespenen te drie uren, toe worde hier gespeelt een spul van de priesters, die tot yerscheijden doeren der kercken te pairde inne quamen rijden, elcx met zijn gheselscap vergaderende in 't midden der hair offerhanden deden; ende dair was alsoe veel \olcx inder kercken beneden ende boven, datter nye zoe veel volcx inder kercken gesien en was." De vertooningen grepen lang zamerhand plaats op pleinen, op stellagiën, schavotten of tooneelen, opgeslagen tegen het Stadhuis. Vondel herinnerde zich, op mannelijken leeftijd, dat hij als kind zulk een tooneel voor het Stadhuis te Utrecht zag opge slagen en wat er vertoond werd. Hoe in den eersten tijd der Rederijkers het tooneel er uit zag, wordt duidelijk door de afbeelding van het tooneel, gebruikt op het Landtjuweel te Antwerpen. Behalve op daartoe gebouwde stellagiën ? Vondel zegt her haaldelijk: het tooneel is een stellage hadden ook vertoo ningen op wagens plaats: de zoogenaamde Wagenspelen. Uitvoerig en met aanhaling van vele bewijsplaatsen handelt Dr. Endepolis over deze ver schillende onderwerpen. Voorts heeft hij ruimschoots aandacht geschonken aan de monteering en kostumeering, steunende op de stukken zelve. Of nu echter op het tooneel zich alles bevond, wat de spe lende [maat zeide te zien, is niet zeker, bijv. als Hero tot haar voedster, wandelende in Sestos, uitroept: Och wat schoonder palleyzen, huyzen en straten Vol cieraten en gouden platen Staen hier aen elcken kant, is het niet zeker, of er die waren. Toch staat vast, dat men in de Mid deleeuwen zooveel mogelijk heeft nage bootst. Men leest bijv. in Den Spieghel des Hoochmoets" de aanwijzing, hoe men moest maken de gedaente van een ver brande stadt". Men neme eene hoop steenen noch rookende ende brandende, daer men vlassenwerck of yets anders sal leggen, ende dat altemet roeren so sal den brant vernieuwen." Het graf van Hector stelde men voor door een groote kiste". Zelfs schijnt men weersgesteld heden te hebben nagebootst. Metdertijd namen de nabootsingen toe. De schilder-dichter Carel van Mander nam voor de vertooning van zijn Noach", een groot zeildoek, beschilderde het met lijken van menschen en dieren, op het F i g n e r e van der Consten oorspronck" vertoond op het Landtjuweel van Antwerpen 1561. De tooch: Dur Consten oorspronck" werd verklaart door liollycke fame", eene vrouw in een gewaad van goudgele zijde. Siet!" ? zeide zij ... Sict, die daer is ghesetcn Op den viercanten steen vast als een pilaar Dat is Mercurius in de plaetse voorwaer Soo versoeckt seaenhemeenighehulpe | wan Der consten ghebruyck is seker en valiant En der fortuynen ghewin onghedurigh is dikwils weer saen vercleent En ghenen ryckdom en gheeft | maer naectelyck leent Dat sy heden waer meent i is morgen geloghen | enz. Van de edel conste vrymocdigh gheschepcn j Die sy heden bly maeckt | morghen treurich is Want hy eerst verleent heeft en begrepen j Die sy haestgroot maeckt Der consten gaven | soo menighe huygheii En dat is forheene die voor hem moetbuyghen Wanckelbaer staende op eenen ronden 11 cloot En teghen haer cracht tot alle stonden 11 bloot Is Mercurius ghestelt | want als syfaelgeert En door haar wankelbaerheyt wordt verueert | De roede van Mercurius met de twee slangen ,,d' een een manneken d' ander een wyfken soet" beteekent dat zijne wijze redenen met woorden van discretiën zoo sterk doorbonden zijn, dat leek noch klerk, die kan weerleggen of contrarieeren." De vrouw met een winkelhaak in de hand, staande achter Mercurius heet: ,,Experiëntie", de man met een spade in de hand, ter zijde van hem, heet Xeersticheyt". Door luilpe van dezen heeft Mercurius alle consten ghepresen, vonden begrepen on gebracht te voorschijn." Dies zy hem wel adjunct | bchooren te syne Want eenen ghetrouwen dienst | sy hem gedaen Tot elcker tyt hebben. kercken; ende upten groeten orgel waren Engelen, singende: Gloria in Excelsis, ende beneden lagen die harders ende speelders; ende daer quam een .sterre schietende van after net die kercke nae thoech outair toe, ende bleef dair staen, wijsende die drie Coninghen den nieuwen gheboren Coninck, 't welck ghemaect was mit levendighe persoenen upten hoghe outair, daer dese Coninghen eens deels sprekende, ende eensdeels singhende water drijvende. Bij de voorstelling van dezen zondvloed werd dit zeil over liet tooneel getrokken, en met pompen en waterleiding zooveel werkelijk water over het tooneel uitgestort, dat vele menschen van schrik terugdeinsden. De ark dreef op hét water, zoo aardig, dat enkele teerhartige oude lieden, op het zien van zoo natuurlijk eene ver tooning, bewogen door medelijden met de menigte der verdronkenen en met den

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl