Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1385
angst en bekommering der nog levende
menschen, zich niet van tranen konden
onthouden.
"Wanneer strijdenden de koppen aan
het bloeden moesten slaan, hadden de
vertooners sponsjes met bloed, en wreven
er zich geheimzinnig mee in. Dit deed
men nog in de 17de eeuw.
De kleeding der spelenden was veelal
op zijn antieks. Men zie de afbeelding
van Apollo. Toch bracht men de kleeding
der goden somtijds, volgens
Middeleeuwschen smaak, in overeenstemming met
de eigenschappen, welke hun werden
toegeschreven, en stoorde men zich niet
aan de klassieke voorstelling.
Soms kwamen de personen naakt ten
tooneele: Adam met een blade gedect
ende Yeve ooc". Diane nam voor de
oogen van de aanschouwers moedernaakt
een bad, om later hair hairken te
kemmen".
De kleur der kleedij had een symbo
lische beteekenis. Wit, beduidde goed;
zwart... slecht. Daarom was God in 't wit,
en de duivel meestal in 't zwart gekleed.
Vreemd is het, als men in de studie
van dr. Endepols leest hoeveel zorg men
in de Middeleeuwen aan decors besteedde,
dat er in den aanvang der 17de eeuw nog
iets onbeholpen behoudens bleef. B. v. in
de Middeleeuwen kwam het voor, dat
men de plaats der handeling op een
bord had geschreven; en nog in 1619
schrijft Th. Rodenburgh: Wat kindt
(staende voor 't tooneel, en ziende met
groote letteren de naam Thebes geschre
ven op een oude vermolmde deur) zal
gheloven dat dat Thebes is."
Voor de manier van spelen in de Mid
deleeuwen zijn ook enkele aanwijzingen.
Een vertoornde moest zijn spytich of
grammelyc sprekende", een ander moest
afgrijselyc roepen", en weer een ander
moest wranc" zien.
Zeer in zwang waren bij
Middeleeuwsche vertooningen de losse huisjes, die
op het tooneel werden gezet en waarin
de handeling voorviel. In de echte, oude
Poppenkast, kwam het zetten van een
huisje nóg voor. Jan Klaassen bracht
het zingende op.
Prof. Gr. Kalft' is de eerste geweest, die
op iets zeer eigeuaardigs in de
Middeleeuwsche vertooningen gewezen heeft:
n.l. pp de figueren" of toochcn."'
Dit waren stomme vertooningen,
levende beelden midden in de op
voering.
De man met het stokje" bij het zeil
van later ontbrak niet. Eene uit
legging werd er bij gegeven. (Zie de
afbeelding). Men vindt de stomme ver
tooningen terug bij 17de eeuwsche voor
stellingen, zelfs van Vondel's treurspelen.
Dr. Endepols werkt dit onderwerp uit
voerig uit, in een afzonderlijk hoofdstuk:
Muziek en figueren".
Is dit hoofdstuk zeer belangrijk en
belangwekkend om te lezen men kan
van het geheete werk van dr. Endepols
hetzelfde zeggen. Zelfstandig onderzoek,
en gebruikmaking van het bekende,
hebben dr. Endepols in staat gesteld
eene studie te schrijven over het Mid
deleen wsch tooneel, dat in wijden kring
de aandacht verdient en voor vaklieden
en studeerenden onmisbaar is.
Moge deze aankondiging want moer
wil zij niet zijn daartoe bijdragen!
Tot recht begrip /ijii onder de afbeel
dingen verklaringen geschreven.
J. H. II.
Het tteloofde Land, door IXA BOUDIER
BAKKER. Amsterdam, P. X. v. Kampen.
De schrijfster ;van dit boek is buiten kijf
een zeer gevoelige vrouw en oen bekwame
letterkundige.
Maar zij is van een ander slag dan, b.v.
moj. Autink, op wie toch dezelfde beweringen
evenzeer van toepassing zy'n: Mej. Antink
is een schrijver, mevrouw Boudier is een
schrijfster. Men ziet in haar boek Het be
loofde land" al in de eerste bladzijden, dat
liet een vrouw is die vertelt; de stijl is zacht,
week, stijl van meditatie; wat hier verhaald
wordt is gevoelig bedacht, niet gezien en
doorvoeld.
Het boek is vriendelijk, knap, ook wel
artistiek, maar het is steeds oppervlakkig.
Het woord er in, is goed van klank, maar
van een zaehten, bescheiden, timiden klank.
Kr is tasten en streelen in, maar nooit een
forsch a.anraken.
\Ve hebben nergens in onze
meer-beteekeueiide litteratuur een zoo volkomen vrou
welijk boek als dit. Ook Top Nacil', in ln
Mineur" is krachtiger.
Het beloofde land:' is een artistiek ver
zinsel, aan een damesschrijftafcl gedaan en
niet een waarneming, door een mensch, in
het leven. Er zijn lui die veel minder goed
styleeren dan mevrouw Boudier en die beter
boeken schrijven dan dit.
Het doet door opzet en uitwerking denkeu
??? maar 't is beter aan de uit het Noorsch
vertaalde boeken, waarvan we tegenwoordig
heele bibliotheken vol hebben en waarvan
we, tot vervelens toe, de onjuiste bewering
vernamen, dat zij zoo mooi zijn, zoo teer
en zoo innig van sentiment. Teer als speculaas,
ja, en even zoet.
Wie Machten" niet kent, zou gelooven,
dat mevrouw Boudier wat heel veel van die
Xoorsche boeken gelezen en bewonderd heeft.
Eenigermate zonderling is het geconcipi
eerd. Er gaat een proloog vooraf, die de
situatie verklaart pp 't moment van den
aanvang der vertelling en dan volgen brokjes
van die vertelling, telkens afgewisseld door
lyrische intermezzo's.
De proloog deelt de geschiedenis mee van
de Bags, de familie waarvan Eli, de man
die droomt van het Beloofde Land, de laatste
afstammeling is. Het is een geslacht, afge
scheiden van de overige bevolking, afstam
mend van eenmaal beruchte vrijbuiters,
waarin zich bewaard heeft het oude vurige
bloed. Zij zijn kernachtiger, slechter, krach
tiger, sluwer, grooter, zelfs in hun ondeugden,
de Bags.
Eli is de zoon van een bijna altijd dronken
vader, verlaten door zijn vrouw, bij wien hij
zijn jeugd in afzondering leeft; en gén
troost heeft hij dan de oude Adam Feke,
die bedrogen werd door zijn verloofde en
zyn broer en nu eenzaam, in een hutje op
de hei, leeft, wachtend op den dag der
vergelding.
Als z'n vader sterft, komt z'n moeder terug
om Eli te halen. Dan leeft hij weer eenige
jaren met haar, wrokkend om zijn
vreugdelooze jeugd. Tot hij in een wanhopige
bui op reis gaat en bij een neef van
zijn vader, op een afgelegen heidorp, waar
neemt, hoe woeste heigrond is herschapen
in bosch en vruchtbaar bouwland. Daar
wordt de illusie in hem geboren, voor de
boerenarbeiders op zijn eigen gebied te doen
wat de neef voor de zijnen deed: hen niet
langer laten voortleven in luiheid, armoede
en ledige onwetendheid; hij zou gaan te
midden van hen en met hen arbeiden; bij
zou hen leeren den grond te ontginnen en
te bevruchten; het zou een heerlijk en
groot werk zijn.
Hij gaat en vindt teleurstelling.
Zij konden nooit samengaan, Eli en dit
volk; zij wilden dadelijk resultaten zien, en
verloren hun geloof in hem, toen dat niet
gebeurde; zij konden zijn hoog ideaal niet
vatten, en hij kon niet begrijpen of
verschoonen hun willooze apathie, erfenis van
eeuwen."
Dat dit zijn eigen schuld is begrijpt Eli
niet en ook mevrouw Boudier geeft dat niet toe.
Hij speelt in zijn dorp den Johannes de
Dooper. Op deze manier:
Zondag! Het volk ging op naar de
schuur van Gerke, om te luisteren naar
Eli Bags woord; en de mannen, de vrouwen
drongen op, en vulden de schuur en
wachtten tot Eli zou komen.
Langs den achterweg kwam Kli."
Zoo annonceert men een apostel, niet een
Hervormer-mot-de-daad.
Deze laudontginner is, als uu-er van zijn
slag, een fantast, een droomer. Hij redeneert
te veel en steeds om de dingen heen.
Eli is niet een stoere kerel, sterk iu zijn
overtuiging; machtig omdat hij zij 11 wil voelt
geducht; gebieder door zijn voorbeeld. Hij
zeurt aldoor over zijn plannen en kent niet
de daad.
Wij nemen in hem ook niet waar de
vastgezette hereditaire eigenschappen van het
geslacht, dat mevrouw Boudier in den
proloogschetst : oud vurig bloed, krachtig, slim,
groot. Van zijn vader neemt bij alleen, later,
den drankhartstocht over, maar overigens is
hij een buiten het geslacht der Bags staande
zwakkeling, bijzonder onsympathiek.
Natuurlijk is dat de schuld van de schrijfster,
die nergens in de schildering van dat karakter
n sterke diepe toets heeft aangezet. Kli
verdroomt bij zijn illusies. Hij is de bleeke
schim van een onbegrepen sociale idee.
Ook in zijn liefde voor Hes.ter is hij een
soort Christus, altijd een verneveling, dit:
zich superieur voelt aan haar. Hij is do man
die haar in grotesk teeder-doen neemt,
maar zich niet door haar nemen laat.
Het werk loopt tegen, steeds tegen en na
veel weggeredenecrde narigheid komt het,
niet door praat te verwijderen, bezwaar, dat
Eli niet meer betalen kan, ofschoon bij be
loofd heeft. Dan begint hij zich te bedrinken,
en daarna gaat hij geld leenen bij een woe
keraar. Ook dat geld raakt op. Het volk
komt tegen Eli in opstand, Kli die hen mot
zijn redevoeringen van de wijs heeft gebracht.
Een poosje wacht Eli dan af, zich stelsel
matig bedrinkend, tot hij tenslotte niet meer
uitstellen kan. En bij zijn moeder, naar wie
hij al die jaren niet omgekeken heeft, gaat
hij geld vragen. Xiek van inspanning en
afmatting rijdt hij tot haar, de koorts al in
het lijf, in guur getij, zij geeft hem de som
die hij noodig heeft dadelijk uit een groote
eikenhouten kast". En onmiddellijk wil hij
terug, hij zal het volk betalen en een nieuw
leven beginnen met Hester. Doch de terug- j
reis volbrengt hij niet geheel. De oude t
kluizenaar Adam vindt hem bewusteloos op \
de open kar en draagt hem naar zijn hut.
Daar sterft Eli, van daar gaat hij naar het
land dat werkelijk voor hem het beloofde
land is
Er is mooi nobel gevoel in het boek,
mamte veel ontaardt het sentiment er in sentimen
taliteit.
Hester alleen, de eenige lïgniir trouwen-;.
waarvan iets van kracht uitgaat, is zuiver
gehouden, waarlijk eeu mensclt, iu de/e
kolonie van al maar wachtende on hopende
droomers.
Eli wacht, Adam wacht, de moeder van
Eli wacht, de oude vrouw Koss wacht en
dan wacht op zijn beurt ook haar zoon Berend.
Waar Hester in het verhaal meeleeft, gaan
we de weeëmeditatietoou uit.
De volgende bladzijden, die tot de beste
van den roman behoorcn, geven Hester op
't mooist 12-ïl?;!~VM.
Eli sliep nog, toen Hesters stap klonk
voor 't raam.
Adam herkende <len stap -. /acht ging Inj
haai' tegemoet.
Dag Hester."
Adam..."
Zo stond voor hem. zwaar ademhalend,
en zag de kamer rond, zag naar de nistbank
waar Eli lag.
Het licht van de witte sneeuw buiten viel
hard door de groote. vierkante ramen : de
groote ruinen, die Eli noodig had omdat hij l
in schemer en half-licht niet leven kon. !
Hij slaapt." zei Adam: even zag hij haar
aan, toen ging hij de kamer uit, en liet haar
alleen met Eli. !
Maar ze bleef staan \\aar zij stond, bleek.
met wanhopige oogen, en kon zich niet ver
roeren van haar plaats. Toe.n eindelijk, met
knikkende knieën, sleepte ze zich voor de
rustbank en zag naar hem.
Zag zijn gelaat veranderd ineen groote
verwording van trekken.
En begreep.
't Spook van dien eersten avond 't was
terruggekomen 't was nooit weggeweest
hij had 't voor haar verborgen maar
't had bestaan al dien tijd ...
Kli gelijk met dit doorvoelde y,o liet andere, i
zijn lichtvaardige belofte bij zijn smart,
dat alles te zamen was hem te zwaar geweest,
daarom kwam Maarten vergeefs, daarom i
was Adam hier, diéwist 't, als alles
hem te zwaar werd was dat zijn troost. . .
drinken.
Ze zonk in elkaar, haar hoofd tegen den
rand van de bank.
En zij was niets voor hem geweest:
zij had gedacht, dat haar liefde hem ophouden
kon, 't was alles dwaling geweest, hun
k-vens hadden niet in elkaar jje»1'*'!11'".
alles wat zij voor hem gevoeld had, liet
beste van zichzelf, wat zij hem gegeven had ...
dat was alles vergeefs geweest."
Ze dacht plotseling terug, hoe ze vroeger
zich Eli voorgesteld had. Was dat dan te
mooi geweest om waar te zijn ?
Toen in dien tijd ??toen zo hom nog
niet bezat, toen ze nog leven kon in zijn
gewaande grootheid, ??? toen was ze niet on
gelukkig geweest dat zag ze nu.
Ze kreunde, en beet haar tanden op el
kaar ....
Dat ook nog ? moest telkens een nieuw
besef haar ellende komen vergrooten ?
r/M richtte zich op, en zag naar hem met
groote, strakke oogen, in onbewusten dwang
hem dwingend tot opzien.
En langzaam ? zwaar werd Eli wakker.
En langzaam drong tot zijn bewustzijn door
haar zijn hier, alles wat gebeurd was,
hij zag haar gezicht, zooals hij het nog nooit
gezien had ....
Toen begreep hij, dat zij nu alles wist, en
hij keerde zijn hoofd naar den muur en
bleef zoo liggen.
Maar in haar zonk weg wat een oogeublik
te voren haar geheel had beheerscht, haar
beleedigd zelfgevoel, en uit den dood van
al haar oude idealen werd een geheel nieuwe
aandoening geboren, die haar volkomen ver
vulde : een moederlijk, diep-teeder medelijden,
alles dragend, alles vergevend.
En ze boog zich over hem, en zag hem
aan met zachte, droeve oogen, en zei woorden
van ongekende zachtheid.
Eli je mag 't niet erg vinden, dat ik
nu gekomen ben ? en dat ik 't wét, -ik
weet 't nu allemaal, Eli, en dat is zoo
goed. ik had veel eerder alles moeten
weten, 'dat is mijn schuld, dan had ik
je kunnen helpen, ? nu ben je maar heel
alleen geweest... Je moet niet denkeu, Eli,
dat -ik er verdriet van heb, dat is niet
waar, alleen om jou, dat jij al die ellende
hebt. .. maar samen komen we er wel
weeruit . . . en hoor eens, ik .. ."
Maar Kli greep plotseling haar hoofd
tusschen zijn heide handen, en boog het om
laag tegen zijn borst. . . dat zij hem niet
meer kon aanzien zóó."
Ku meer van dit teer, week, vrouwelijk
sentiment geeft het Beloofde Land" in zijne
beste gedeelten, maar een dankbare vol
daanheid laat het als geheel, niet. Geen
der hier geschetste menschen leven iu u |
na en als ge liet boek hebt dichtgedaan,
zijt ge \vel bewust dat een knappe, mooi- i
schrijvende en gevoelige auteur u enkele
uren alleraangenaamst heeft bezig gehouden,
maar de tragedie die mevrouw Bundier waar
lijk zeer zorgvuldig heeft saamgesteUl is
buiten u omgegaan, haar helden zijn u vreemd '
gebleven. Het is litteratuur van goed soort,
dat sympathie wekt maar geen geestdrift.
Aan de verwachting die Machten' op
wekte, vold'iet ..Het Beloofde' Land" in elk
geval niet.
II. DKKKINC.
Hun». HKI.IKUMAXS Ju. Saliballi. ]'.eiic.
Nudii'. Amsterdam. H. J. W. Becht. :
Voor de gojjiem is deze studie" moeilijk :'
te begrijpen. En niet alleen om den poespas
van Jiddische tp.-i'n;i-n, die kleur geven aan
de... schilderij", al moet erkend worden
dat do VDcubulaive van de moesten ontoerei
kend zal wc/cn om die alle te. verstaan. Doch ?
hoofdzaak is dat het beeld, ons
dooi-Heijermaus vau eeu Sabbutluwond in de.
JodeuBreestraut gogpveii. zóó weerzinwekkend is,
dat \\e moeite hebben te jrelooven aan de
juistheid. We kunnen er niet bij. Dat de
schrijver scherp heeft waargenomen en de
teckening van liet vieze, gore, vtinze,
schacherende, volkje op een Vrijdagachtermiddag naai
de natuur is niemand die ooit op dien
tijd een wandeling door de Joden-lïreostraal.
heeft gedaan, zal het ontkennen. Maar dat ?
zij een studie" zou zijn in dien zin, dat '.
Zelik en Muupio en Bekkie en (ante Serre
de typische vertegenwoordigers zijn van een
ras dat, hoe gedegeneonl thans ook. zoo ?
vaak en zoo lang als uitverkoren Werd be
schouwd, een ras dat den stempel heeft g'C- i
drukt op velerlei beschaving welk ('hristen |
zou niet. scrupuleus wezen dit onvoorwaar
delijk aan te nemen V 't Is waar. 'Ie auteur
geeft een enkele maal een aanduiding dal ;
zijn Breestruat-Jodeii tot de minste hchooron.
Maar anders !
Daar is Zclik.
Het lezen der wild-joodsche avonturen in
vroegere eeuwen, 't -jTÓtèsko van si ri|<l vaardig
maiiN'olk, i't .J iro!eske''? \ erwart ook l
leijermans dit. v, oord met grootseh'''.') zooals '
het sprak uit de boeken van Mo/es, d;1
worsllinu: der zi-Miiaal honderd duizend uit
Klïvpte vi'ijgolate.i-ieu, was hem een wonder,
deed 'm on^cloov'iL: kuiphoofden, als bij lec
tuur van de liefde eens rijken priii* voor
gesjogte sehaa|ilioeilster. ,/osiia die Amalek
versloeg door scherpte van zwaard, geleek
hem romanheld, heelemaal iivcn Jid. Kn als
dat toen Jehoediein Lre\\eest waren, dankte
hij (iod dal hij niet in die tij'il was geboren.
Hij bad kamertje<aard. Men broodsjalel. 'n
koegel zien klaarmaken «as gezellig, der je
hopen lang van leven te blijven. Vechten
was niemendal voor Jehoediem. Bij Kephidim
ware 't nooit Jehoediem gewees. Een Jid
ging uit de weg as 'r gevochte wier, 'n Jid
teekende niet voor matroos, niet voorlndiö,
niet vrijwillig. Alle bijbelsche verhalen van
kracht, lichaamssterkte, deden hem schuchter
bedenken dat kleere-negotie, geld schieten
op goud, zilver, taleithem, naaimachines- en
sjaggeren in diamanten, wat-ie soms ook deed,
veiliger was dan getrek door woestijnen.
Voor een huzaar gevoelde hij ontzettend
respect, voor 'n hoezaar-te-paard. Handel was
zeker en rustig, vechten goed voor de gojjiem.
'n Jid maakte zich niet de zappel...." Hoe
'n Jid sóciiialder kon zijn bogreep-ie niet. Ze
koude voor zijn part de pèscht krijge metd'r
gezappel over privaat-bezit. chtos! Schtos!
Geen krimmel waard! 'n Jid most niet ver
geten dat-ie Jid was, dat-ie geen anstoot most
geve. De christene zei daalijk, dat 't 'n Jid
was, as 'n Jid wat dee. 'n Jid most niet an
de weg timmère. Prevaat-bczit! Og ! Je Avier
ibbol van 't gokles!. . . ."
Zelik evenwel is van 't onschuldige soort,
dat zich de broekgespen onder tafel losknoopt
om zich zat te slobberen aan dikke, vette
soep, het murg met zijn vingers uit de pijp
wriemelt en de vezels tusschen zijn kiezen
weg, dat op sjabbesavonden trekhakt in ver
legen gesluip naar donkere achtergrachten,
waar geilroode lantaarns naast deurposten
loensen
Maupie is '11 andere kerel,
Maupie-degoogeme.
Maupie was piènder. Z'n lorren pakte die
nat van binnen, droog van buiten. Bij z'n
zink smeet-ie gegalvaniseerd-ijzer ??bij de
botten emmers water. Hij was het type vau
den listig-bedriegendon Jood, jood met twee
facies, facie van doel-heiligt-middel, facie van
godsvrucht. Oplichten, menschen ruïneren
gaf hem geen sprankje berouw: 't was logisch
deel van koopmanschap. Als-ie iemand met
't bascule-gcknoei of door 'n chicane van
honderden guldens had bestolen, kon-ie vol
gend oogonblik rustig in de synagoog bidden,
zonder twijfel of 't verkeerd was"... enz.
enz., want de auteur voegt nog verscheidene
trekken aan de voorgaande toe. Doch hij
waarschuwt meteen, dat Maupie was van
het gedcgenercei'dst, rotst deel van het
jodenvolk, dat het schoon van zijn godsdienst, bet
dichterlijke van zijn symbolen versjaggeren
zou, als schoon on symbolen te verkwanselen
waren...."
Intusschen hebben alle geloofs-, of laat ik
liever zeggen, rasgenooten, die ons door
Heijermans worden voorgesteld, respect voor
googeme Maupie, tot Bokkie toe, waarvan anders
geen kwaad wordt gezegd dan dat ze,
kwabbig en vettig, haar ziel deed fluïdeii in de
sjabbes-zoep. Kn bij Zeliks moeder, die liever
haar tong zou afbijten dan bij 'n goj een
spoog water te drinken, was de vcreering
voor Maupie grenzenloos, Maupie, die zicti
nooit, als Zelik, liet besjoemelen door de
gojjiem. Als Zelik na 't sjabbesmaal een his
torie van oplichting vertelt ze hadde 'm
opgelicht zegt Maupie onverschillig : Laat
'/.c d't- mazzel mee lu-bbe."
.Nu valt tante Serre", Zeliks moeder uit:
Mazzel ? ? en 'r haat tegen alles, tegen
de omgeving-die-'r-duldde, uittluimend, ge
prikkeld door Maupie's gijutje en Zeliks stom
heid, zei ze met scherp gebewceg van kin
nebak :
,,.... Zoo zei ze krijge 'n paar zwerende
borste . . . 'n hoop kindere... 'n hoofd vol
zorg... zoo zei ze d'r leve motte doorbrengo...
omein wie, omein . . . om ons op te lichte. ...
Laat-ie zónder phak loopo. . . .
Wuddo gotspe !...."
Deze J lebreeu\\ schc nu is ziekelijk, zwak.
Kn nu vraag ik niet of Heijermans, zijn
afkomst verloochende, met deze studie" te
publiceoron 'n goed werk deed, maar of zij
wamis. ()f neem ik do zaak to hoog <>]> en beteekent
hier studie" zoo ongeveer wat daaronder bij
schilders wordt verstaan, zoo iets als krabbel,
schets, onufgewerkt stuk? Was, ik do dupe
van een eenigszins vorloideiiden t i tol '.' 't Is
mogelijk, en die mogelijkheid voorvoelende,
plaatste ik studie" en schilderij" boven
tusschen aanhalingsteekens. Doch dan weet.
ik niet, waar bij Heijermans do grens ligt
tusschen de beteekenis dezer woorden.
Dit ter waarschuwing van hen, die, hoe
wel van kieschen smaak, nog groote begeerte
mochten hebben dezen Sabbath mede te
vieren.
utrecht, W. PIK.
Wijding. Verzen van RICHAUD DE CNEÜDT.
(Uitgave van C. A. J. Dishoeck, Am
sterdam 1902;.
Het heeft niet veel gescheeld of ik had
deze Kichard nog niet bepaald een artis
tieke Kichard Leeuwenhart ? zijn boek in
figuur-lijken zin naar het hoofd gesmeten.
Het feit echter, dat er aan het einde vooral,
en hier en daar enkele goede verzen in
staan, ook dat in het December-nummer van
Groot-Nederland" er twee verschenen, die
op vooruitgang wijzen bij dezen beginner
en nog andere omstandigheden hebben mij
or toe gebracht van die meer dan 200 pagi
na's grootendeels eigenlijk prullenboel
maar to zeggen: Schwamm d'rüber! Want
het zal -wel blijken, dat hij de zér gevaar
lijke dwaasheid beging om rijmelarij uit te
geven gelijk zoovelen fabriceeren op een leef
tijd vóór hun werkelijke schrijvers-perioden,
het stadium, waarin zoo menigeen innerlijk
voelt iets te zijn en toch wat hij in zich
heeft, nog lang niet kan uiten. Het meeste
is nog niet het werk van een jongere maar
van een knaap en dit in het publiek
kritiseeren zou te gek staan voor de menschen.
Hoe eer de wereld en de Cneudt zelf
als-ie kan dit héle boek (?) vergeet, hoe
boter het is voor beide partijen. Gelukkig
voor hem toonen enkele gedichten, vooral
aan 't slot, o. a.: Gloriedood, De oude
vroun-kens, Kloosterdood, In witte kloosterzaal, Ah
droom van sprookjesland, .Fiziooi, n.l. p. lc>;>
(behalve de laatste regels) en nog een paar,
dat hij onder leiding en invloed van ernstige
kunstenaars en door strenge zelf-kritiek kau
worden een goed katholiek dichter, te
oordeelen naar zijn voorliefde voor do witte
Mystiek der roomsche Kerk, waarvan G oorgc
Kodenbach zulke meesterlijke proeven heeft
geleverd en ton onzent Helene Swarth. Naar
hen en wat de expressie betreft ten Ae.de,
naar Verhaeren moot hij zich vormen.
Maar dan moet hij ook de mystieken zelf
lezen, Euysbroeck bij voorbeeld. Van
literair-kritisch standpunt is het mij absoluut
onverschillig welk isme" hij verdedigt, tot
welke school of hij behoort, maar wanneer
ik zijn genre van de literair-historische kant
bekijk, dan moet ik toch bekennen, dat hot
na de. reactionair-clericale, eind-eeuwscho
strooming, die nu al zes jaar geloden ver
dween, niet meer tot zulk een kracht kan
komen als destijds. Zelfs het
overgangs-stadium, de Kentering van 1897?1903, is in
onze letterkunde beslist voorbij, want de
laatste boeken-oogst vóór deze
Sint-Nicolaas ongekend krachtig en groot bewijst,
dat n in verzen n in romans nu een nieuwe
richting overheerscht, dat een nieuw geslacht
zijn weg heeft gevonden. Dit doet dus voor
l',l<)4 vuel heil van de literatuur verwachten,
meer dan ooit in dit land. En wie weet
bij de opkomst van een nieuwe Mystiek,
.Symbolisme en Naturalisme, bij de vernieti
ging van de Décadence door de oer-krach
tige Expansie-Kunst, bij do samensmelting
dor Ik- en Natuurpoëzie van de Tachtigers
met do proletarische verzen van oen jongere
generatie, en ook' bij de verbinding van het
Noord- met het Zuimiederlandscb wie weet
welk een kerel er ook nog groeit uit deze
Do (.'neiidt, nu nog niet zoo bijstor groot
onder de tallooze aankomende auteurs. Zoo
als hij zich thans voordoet, herinnert hij me
zeer sterk aan Koosdorp met diens agrarische,
en half-katholieke neigingen, tot in zijn voor
liefde voor het weergeven van oude mannetjes
en vrouwtjes toe! Maar bij het beoordeolen
van jongeren moet men voorzichtig zijn. Hij
is met die bundel zeker niet geweest bij een
van onze bevoogde mannon om advies, want
Kloos o. m. had hem stellig liet drukken
van die, rommel ontraden. En n van beide :
of do heer Dishoeck houdt voor verzon wat
eenvoudig slecht, zér slecht geklink-klank
Panorama-Gebouw.
Amsterdam, Plantage.
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Perzische Tapijten.
Vaste prijzen. Toegang vrij.
?
Amerikaansch Cylinder-Burean,
beide onderkasten met laden, uitstekend van kwaliteit en
inrichtinp;, 127 cM. lang f 65.?.
Bureau Minister,
eikenhout, prima eigen fabrikaat 150 X 80 cM. met
schuifladen f 65.?.
Amerikaansche Sectie-Kasten,
bij uitstek geschikt voor Boekenkasten, zoowel als voor
verzamelingen van allerlei aard. Beste fabrikaat bij meest
voordeelige prijzen. Men vrage gratis toezending der
Speciale Prijscourant voor Kantoor-Inrichtingen
JU PHOEMX", 234 Spuistraat, Amsterdam.
.Mr. A. A. DE
Vicc-prcsident van den IIoo}.'i'ii liaad.
L BINNEN
INRICHTINGTOT
MEIUBELEIEIRING
EN -VERSIERING
^DER- WONING
12O ? ROKIN ? 12O
12 Etsen van
WILM STEELINK,
Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN,
Bibliothecaris te Utrecht
Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst
in rood kader met vele vignetten en
handteekeningen, kost dit prachtwerk
(groot folio form.) gebonden slechts
- /12.5O.