Historisch Archief 1877-1940
DE
AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
No.1386
VtriMteuissen in zake m Kunst
De ^msterdamscfie Processie in het Gemeente
Museum.
Slechts onder beroep op de belofte verval
in den algemeenen titel van dit opstel dun
ik nogmaals de aandacht vragen voor de
Processie-geschiedenis.
Mgr. Klönne vond vrijheid deze historie
als eene van contractbreuk zonder meer voor
te stellen. Men zal het mij, die in deze een
gansch andere zienswijze moet voorstaan,
ten goede houden, dat ik hem ietwat scherp
tot mededeeling van de gronden zijner be
schuldiging trachtte te bewegen. Uit was,
helaas aan doovemans deur geklopt. De heer
K. blijkbaar zér vaardig in het beschuldigen,
zwijgt waar hem de gelegenheid tot verant
woording ruim gegeven wordt.
Het zij zoo. i)e zaak heeft nog andere
kanten die, ten dienste van alle partijen bij
het aangaan van nieuwe verbindtenissen in
kunst, wél mogen worden overwogen. Alleen
naar dezen zin zal dus de kwestie in de
volgende bijdrage worden besproken.
In het jaar 1884 kregen de onderhandelin
gen tusschen den heer K., en mij over een te
maken schilderij in de R. K. kerk op tiet
Begijnhof, vasten vorm. Ik maakte een ont
werp-teekening op een tiende der ware grootte,
die door mijn lastgever werd goedgekeurd,
en waarnaar ik ongeveer" het schilderij zou
schilderen. Dat schilderij zou bepaalde afme
tingen hebben en moest voorstellen de als
Processie van het U. Sacrament van Mira
kel" bekende Ommegang, zooals die in de 16e
eeuw nog te Amsterdam gehouden werd.
Als handleiding werd mij gegeven de beschrij
ving voorkomende in het boekske van
Walich tiievaertszoon Koomsche mysteriën
ontdekt". Het sprak van zelf dat ik zou te
maken hebben een werk, niet niet de historie
in strijd, voldoende aan de eischen der kunst
en de eischen der kerk tevens. Over al déze
punten waren wij het inderdaad spoedig eens,
het geeft de kern aan mijner opdracht, en
ik durf het nadrukkelijk verklaren dat ik in
trouwe meen alles gedaan te hebben wat van
een kunstenaar verwacht kan worden, om
aan de mij opgelegde verplichtingen te vol
doen. De ter handleiding gegeven oude be
schrijving der Processie heb ik zóó juist
gevolgd, dat ik ze kon doen herdrukken om
ze, bij de expositie van nüjn werk, den be
zoekers als toelichting aan te bieden. Aan
formaat en afmetingen heb ik mij stiptelijk
gehouden, naar kerkelijke wetten is er op
mijn werk geen aanmerking gemaakt of te
maken, naar de eisehen der kunst gaf ik het
beste wat ik geren kon. In de plaats van
twee jaren arbeid, zooals bij vaststelling van
contract en honorarium werd aangenomen,
gaf ik er vier jaren ingespannen arbeid aan.
Ik heb dus naar mijn ^vertuiging het pri
maire verlangen van mijn lastgever niet
teleurgesteld.
Het schijnt mij niet correct dat deze voor
name punten in het stuk van den heer K.
geheel worden genegeerd, om uitsluitend de
aandacht te vragen voor een relaas, dat den
schijn heeft van veel te beweren, wat er bij
scherp toezien inderdaad niet zoo duidelijk
instaat. Het zij mij vergund onduidelijkheid
en misverstand op een enkel punt, het voor
naamste, te bespreken.
Reeds bij onze eerste samenkomst werden
wij het volkomen eens", aldus de heer K.
omtrent de voorwaarden, waaronder de
opdracht plaats greep. Nadrukkelijk behield
ik mij het recht voor de verschillende per
sonen (portretten) aan te wijzen, die op het
doek zouden voorkomen. Dan volgen eenige
andere mededeelingen, meest van tinancieelen
aard, en eindelijk: de akte waarin de voor
waarden stonden uitgedrukt, werd door ons
beiden onderteekend."
Bij de lezing van deze voorstelling, zonder
citaten uit de genoemde akte" wereldkundig
gemaakt, heb ik werkelijk het onaangename
gevoel eener pijnlijke verbazing gehad. Dat
de heer K. het aldus wil doen voorkomen,
het was my bekend uit het
deurwaardersexploit dat ik van hem den oden Februari
1889 mocht ontvangen. Maar nog dezelfde
maand ontving hij van mij een uitvoerig
schrijven, waarin hem met namen en feiten
gewezen werd op het onhoudbare dezer op
vatting. Mijn betoog had echter geenerlei
resultaat. Nu riep ik den heer K. opnieuw
ter verantwoording op en hij zwijgt.
Geheel conform aan mijn verweer van 1889
(waarvan copy voor mij ligtj bericht ik hem
nog eens dat ik my'n werk begonnen heb en
voltooid heb in de overtuiging dat de
portret-eisch niet tot de aanvankelijk bij contract
of akte voorgestelde verplichtingen behoorde.
Ik gebruikte modellen als een noodzakelijk
hulpmiddel by mijn werk, en in den beginne
slechts gehuurde modellen: de teekeningen
naar deze lieden door mij gekleed als priesters,
regeeringslieden en monniken bestaan nog, en
kunnen getoond worden. Eerst later accepteer
de ik de vriendelijke tusschenkomst van den
heer K. om door middel van zijn relaties waar
diger en beter hulp bij mijn studies ten bate
van het schilderij te vinden. Ik heb van die
hulp een dankbaar gebruik gemaakt, maar
die steeds beschouwd als een maatregel,
ondergeschikt aan het schilderij en niet een,
die het schilderij zou kunnen beheerschen.
Ware het anders, de door den heer K. be
doelde personen zouden niet met een paar
uren (de séances duurden nooit langer dan
een uur of 3 en njèr dan eenmaal kwam
niemand by nuj) aan de intentie voldaan
hebben l
Onverklaarbaar is het niet dat de omvang
rijke voorstudie die ik op deze wijze maakte,
langzamerhand voor den heer K. een gansch
andere beteekenis kreeg dan zij voor mij
hebben kon. Maar dit geeft hem nog niet
het recht om zijn begrip en bedoeling in
deze kracht van overeenkomst te geven, en
mijnen vrijwilligen arbeid en andere bedoeling
eenvoudig als contractbreuk voor te stellen.
Wil hy dus op dit deel der kwestie ernstiger
ingaan, dan zal hij niet alleen in de eerste
plaats het contract dienen over te leggen,
maar hij zal ook de groote vraag moeten
aandurven of mijn opvatting der zaak niet
meer respect voor zijn eigen opdracht in
zich sluit, dan de zijne.
Ik zou de waardiger belangstelling van
den lezer en het wezenlijk dieper
meeningsverschil, dat scheiding bracht tusschen mijn
lastgever en mij, onrecht doen, indien ik het
lange verhaal van den heer K. op den voet
met mijn aanmerkingen volgde. De scherpere
aandacht zou ik immers gaarne waakzaam
hebben voor de zorg waarmede by zoo vele
mededeeiingen elk woord dat een meening
of inzicht in kunst zou kunivn r.avithiid^ri
vermeden is. Ditj magj een Imndamenteele
fout genoemd t worden in een beschouwing
die een schilderstuk tot onderwerp heeft.
Want wét de heer K. ook moge bijbrengen,
het schilderstuk dat als kunstwerk zijn kerk
zou sieren en de bezoekers stichten, dat was
het doel van ons beider verbond. En over
de vragen van kunst bij dergelijk werk be
trokken, heerscht groote verdeeldheid. Vooral
bij grootere werken bestaat het gevaar dat
die verdeeldheid aanleiding tot conflicten
zal geven, en onverklaarbaar mag het dus
heeten dat juist deze algeineenere oorzaak
van bemoeilijking bij het tot stand komen
van kunstwerken, door den heer K. geheel
werd voorbijgezien. Het doek", zoo beweert
hij, werd geweigerd omdat mij niet geleverd
werd wat ik besteld had, op geen anderen
grond had do weigering plaats." Doch ook
dit is ontwijkend en kan aanleiding geven
tot de meening dat bij de weigering verschil
van inzicht in de eischen der kunst geheel
buiten gesloten was. Aldus zou dan het
geheele conflict tot een beschuldiging van
contractbreuk blijven gereduceerd.
Gelukkig was het uitmuntende document
van Deurwaarder Abspoel duidelijker iu liet
aangeven der redenen van den heer K. Hot
vermeldde niet alleen dat de studies, die ik
geheel vrijwillig voor mijn werk gemaakt had,
door den lieer K. als zijn eigendom beschouwd
werden, door hem besteld, hem
toebehoorende en hem toekoinende(!)", maar
het gaf bovenal de artistieke appreciatie van
den heer K. Met een zekeren humor, waar
van ik in die dagen werkelijk de verdienste
geheel kun jwaardeeren, noemde hij mijn werk
een zoogenaamde impressionistische
nagebootste kalkfresco op doek, voornoemde
processie moetende voorstellen", het mag, zoo
deed hij nog eens herhalen, niet meer dan
een flauwe en nevelachtige schets genoemd
worden", de liguren zijn voor zoo ver
zichtbaar, slechts op zekeren afstand in
onzekere trekken waar te nemen".
Wel niemand zal ontkennen dat dit uit
latingen zijn, waarmede de heer K. zijn
onverholen wrevel te kennen gal' over het
kunstwerk als zoodanig. En al ware het
schriftelijk tusschen ons overoengekomene
door mij ook nog zoo getrouw gediend, bij
een vijandige houding als er spreekt uit de
hier aangehaalde woorden, was een conflict
te voorzien. Het conflict is daaruit ook voort
gekomen.
Meeningsverschillen tusschen lastgever en
kunstenaar komen meer voor. Voor beide
partijen is het steeds een groote teleurstel
ling. Maar ik heb het wel eens gehad dat
de lastgever, in de plaats van zijn wil door
te dry ven en een contract-geschil te
pousseeren, wilde inzien hoe toch het doel van mijn
werken en vasthouden geen ander kon zijn,
dan het verlangen een goed werk te maken.
Of er toen een goed werk tot stand gekomen
is, mogen anderen uitmaken; maar wel mag
ik dankbaar herinneren aan de ondubbel
zinnige blijken van tevredenheid die ik ten
slotte van mijn lastgevers mocht ontvangen. *)
Het is meer dan jammer, dat het met den
heer K. niet althans gedeeltelijk eveuzoo
mocht gaan. Maar hij stond blijkbaar
al te zeer buiten de gevoelens van plicht en
eer, zooals die door de kunstenaars van onzen
tyd worden begrepen en, waarlijk niet altijd
tot hun voordeel, worden behartigd. Toen ik
hem bij het ryzen van het geschil, mijn
standpunt in een brief uiteenzette toen was
hij zoo vriendelijk op dit gemoedelijk schrij
ven een even gemoedelijk antwoord te geven."
Dit gemoedelijk" antwoord onderrichtte
mij als volgt.
Daai zijn Maatschappelijke banden die
men behoort te eerbiedigen en niet mag
verbreken.... Als gij u een blauw kleed
bestelt, dan zyt gij principaal en de
leverancier is uw dienaar en zoo deze u een grijs
kleed bezorgt, al is 't ook veel fraaier dan
net blauwe en veel kunstiger bewerkt, hij
levert niet wat besteld was eii gij moogt
hem afwijzen. Om nu op ons geval te komen;
ik heb u een kunstwerk besteld; ik ben dus
principaal en gjj zijt dienaar. Bij het
vervaardigen van het bestelde kunstwerk hebt
gy u steeds de vraag te stellen: Wat
verlangt in casu mijn principaal?"
By zulke gemoedelijke gevoelens en
meeningen, mijn trouwe lezer, zijn het immers
niet de contracten die conflicten maken of
kunnen voorkomen?
Ik heb in het geval der Processie steeds
een moeilijke en delicate kwestie gezien,
waarin eenige groote opvattingen van kunst
noodwendig niet elkaar in botsing moesten
komen. Het blijft het goed recht van ieder
die zich daarvoor interesseoreii wil, de ge
vallen beslissing te laken of te prijzen. Wat
mij aangaat, ik maakte den Heer K. geen
enkel verwijt meer, en aanvaardde dus gaarne
de hand, die hij mij ter beëindiging der
moeilijkheden reikte, ook al was zijn inzicht
van kunst aan het mijne vijandig en al had
ik zijn principalen-theorie als gevaarlijk
leeren kennen. Het stuk dat hij 20 Dec. in
dit weekblad deed plaatsen, deed echtereen
bedenkelijk beroep op andere gevoelens, en
leerde mij althans dat voorzichtigheid tegen
over den Heer K. geen weelde is.
Komaan, wanneer neemt hij eens de eenige
deugdelijke revanche die hem waardig is,
door met eenige nieuwe aankomende krach
ten een werk tot stand te brengen, dat hij
niet eere in zijn kerk kan plaatsen ?
A. J. DERKINDEREN.
*) Het Raam in de Universiteit te Utrecht.
Het
Tan artistiek eigendom door
het Biufleuliüis.
Nu de directie van liet Binnenhuis, omdat
zij zelve zoo heel veel last heeft van nama
kers, mede wil ijveren, voor bescherming, ja,
voor verstandige bescherming van artistiek
igendom, en zich dan ook de moeite ge
troost heeft op mijn artikel terug te komen,
nu wil ik zelfs den vorm, waarin dit ant
woord vervat is gaarne over het hoofd zien
:n hun goeden wil in deze dan maar alleenlijk
apprecieeren. Want de vorm waarin iemand
ich uit, kan zijn oorzaak vinden in zekere
onbeholpenheid, die hem in den waan doet
verkeeren achter goedkoope grappigheid zijn
;emis aan degelijke weerlegging te kunnen
verbergen en hiermede zijn positie te kunnen
redden ; want gaan we nu het essentieele van
jet antwoord der directie van het Binnenhuis
na, dan blijkt hier nergens uit dat mijne be
wering omtrent namaak van mijn werk,
geixposeerd door het Binnenhuis, onjuist is
c-YCfft. Fn of dip namaak zirh nn bepaalt
tot kunstvoorwerpen van geringe afmeting
of tot meubelen van een bepaalde grootte
dit is natuurlijk voor ieder verstandig en
weldenkend mensch hetzelfde, en waar na
maken zich uit behalve door den aard van
het voorwerp, door het materiaal, door de
wy'ze van bewerken en uitvoeren, door de
geheele opvatting en ten slotte door de, zi
het dan ook eenigszins gewijzigde teekening
daar is waarlijk de grens zelfs bij subtiele
kunstvoorwerpen niet zoo moeilijk te trekkei
tusschen het oorspronkelijke en het nage
maakte.
immers de directie van het Binnenhuis
geeft toe! de bladwijzers van onze mede
werkster mej. E. L. Boissevain hebben zeker
eigenaardigheden met die van don heer R
W. P. gemeen; /e zijn lang en smal, zij zijn
op linnen, zij zijn geborduurd met oen
kruissteek.
De hierbij aansluitende opmerking dat
onze grootmoeders reeds het formaat van een
bladwijzer konden, en dat de
ondergeteekeiido de kruissteek niet heeft uitgevonden,
is helaas weer een uiting van nietszeggende
domme grappigheid, die bij eenig nadenken
al even weinig gewicht in den schaal logt,
als een opmerking dat stoeien en tafels reeds
bestonden en ook verschillende houtsoorten
reeds bekend waren, indien er sprake was
.van namaak van meubelen. Aldus toegegeven
dat de beide bladwijzers van gelyk formaat,
(ik bedoel hiermede verhouding, die bij ieder
goed werk in verband staat tot de wijze van
verdeelen en versieren en dus als zoodanig
eenigszins persoonlijk is) verder van gelijke
stof, op nzelfde wijze bewerkt zijn, rost
dus de versiering.
Nu kan zelfs afgescheiden van de versie
ring het geheele aspect van eeii voorwerp
wijzen op Herhaling van een reeds beslaand,
en ook dan acht ik bewering van plagiaat
gerechtvaardigd, maar waar nu ten slotte de
versiering, ondanks de geringe wijziging een
zeer sterke overeenkomst vertoont, daar mag
men zeker wel van namaak spreken.
En deze versiering is ondanks de zoo
eclatante bewering van het Binnenhuis:
Wat verschilt is de versiering", nagenoeg
dezelfde.
Ik ben dan ook gaarne bereid photo's van
de destijds door mij geëxposeerde bladwijzers
uaast die van mej. O. L. B. in deze kolom
men te doen reproduceeren, waardoor iedere
leek zelfs, dus misschien ook wel de directie
van het Binnenhuis, waar haar geheugen
mogelijk te kort seniel, direct zal kunnen
zien dat n plaatsing der versiering, ii deze
zelf, die op beide gestyleerde zwaantjes ver
toont, op een tweede uitgave, door mej. C.
L. B., wijzen.
Wat ten slotte herhaling van dos hoeren
Eysenlóttél's werk betreft, hierin is zeer
waarschijnlijk het wettelijk reent aan de zijdo
van Arnstelhoek, maar ais ik mij goed her
inner, besprak ik reeds bij de oprichting van
het Binnenhuis deze kwestie met n der
heeren van do directie, die toon eveneens
overtuigd was van de oubillijkheid oui liet
persoonlijk werk van de hoeren i'enaat en
Eysenlöllel als algemeene uitgave van
Amstelhoek te kenmerken, en het succes hiervan
aan den finantieelen beheerder dezer zaak
toe te kennen, aldus voelende dat ondanks
commerciool recht, de uiting van een kunste
naar op industrieel gebied, zijne opvatting,
zijn ontwerp zijn persoonlijk onvervreemd
baar eigendom blijven. Het is echter mogelijk,
dat ook in deze het Binnenhuis andere
inzichten is gaan doelen evenals zy bijv. nu
spreekt van hun werk dat nagemaakt wordt,
terwijl er bij de oprichting geenszins sprake
was van een werkplaats van het Binnenhuis,
en zij uitsluitend beoogde een intermediair
tusschen verschillende kunstenaars en het
publiek, en dus in tegenstelling der derge
lijke handelsondernemingen, den ontwerpers,
zelfs den uitvoerders, voor hunnen arbeid
aansprakelijk stelde, waardoor dus geen
kwestie kon zijn van werk van het Bin
nenhuis" maar alleen werk van A, B of U
geëxposeerd in, of besteld door tusschenkomst
van het Binnenhuis. En hadde ik niet nog
steeds het Binnenhuis als iets anders dan
de eerste de beste zaak in moderne
kunstnijverheids voortbrengselen beschouwd, ik
had mij zeker niet verwonderd hier namaak
van mijn werk aan te treflen, wat overigens
een zaak is tusschen de persoon die dit deed
en mij; maar door de grootsche denkbeelden
die destijds bij de oprichting dezer zaak
voorzaten en meermalen ter sprake gebracht
werden, bevreemdde het mij ten zeerste het
Itier aan te treflen.
De aanleiding tot mijn eerste schrijven
betrof dan ook minder het namaken van mijn
werk door mejuffrouw die of die, als wtl het
feit dat het Binnenhuis dit exposeerde en het
als zoodanig in den hand werkte.
Ik hoop hiermede duidelijk genoeg te zijn
geweest, en bon alleen dan geneigd nog eens
op deze zaak terug te konien indien de direc
tie van het Binnenhuis niij niet degelijker
argumenten kan aantooneu en bewijzen dat
liet werk vau haar medewerkster in waarlijk
belangrijke opzichten van hot mijne verschilt,
of' dut het namaken van de ontwerpen der
vroegere artistieke leiders van Amstelhoek,
al werd genoemde firma door aankoop dan
ook eigenaar hiervan, uit een aesthetisch oog
punt beschouwd, iets anders dan namaak is.
R. W. P. Jr.
«iiiiiiiiiiiimmitmiiiiuiiiiuiiiimimiiiiMiiimmmiiimiiimiiitiimimMi
Een receptie bij den Sultan.
II. (Slot).
Uuur verschijnt do Sultan, die zich na zijn
gebed in de moskee in zijn particuliere ver
trekken luid teruggetrokken om (naar men
ons zuide; /Ach te ontnuchteren 011 een ont
bijt to gebruiken. Een eenvoudig, ineenge
doken manneke. Zijn vaal-muiskleurige jas
stak wónder-simpel af bij de goud-plakkaten
op de borsten dor honderden van
huldebetooiiors. Alleen do roode fez boven zijn
zwartgebaard gelaat gaf eenig relief aan zijn weinig
imposante verschijning. Er is in zijn optreden
niet 't minst wat naar 't vorstelijke" zweemt:
in elke beweging en eiken blik leest men:
ik vind die drukte vervelend ??maar 't
schijnt tej moeten. Ik onderwerp mij." Onder
begeleiding van de vroolijke tonen der mu
ziek, die in de zaal nedergolft uit een loge
weer boven de onze gelegen, en onder 't af
gebeten geroep: Heil, lang leve onze
Padischa!" schrijdt hij alleen voort naar den
voor hem , bestemden zetel. Hij wenkt n
der, generaals (men zei me dat het Osman
Pacha, de held van Plewna was) en deze
ontvangt uit de handen van een kamerheer
de sjerp niet gouden franje, waarop de kus
eigenlijk voor des Sultans hand bestemd,
moet ,worden,,gedrukt.
De parade j. vangt aan, steedsj onder bege
leiding van het orchest dat een uitgebreid
repertoire van operadeuntjes en [marsenen,
benevens een groote mate van Ausdauer"
on lucht in de longen tot zijn beschikking
blijkt te hebben.
Vooraf een woord over den Turkschen
groet. Onze eerbiedigste groet, ons sierlijkst
en meest overdreven huldebetoon, onze diepste
révóroiico is niots, vergeleken bij den groet
der Turken, dio een hoog symbolische
beteekonis heeft. Een Turk zinkt door op zijn
linkerknie, raapt stof van den grond op, wrijft
dat eerst togen zijn voorhoofd, daarna togen
zijn borst om te kennen to geven : ik buig mij
voor u neder, wentel mij voor u in liet stof zoo
diep ik kan," en hij herhaalt die handeling
twee, drie malen. Er zijn er, die dit plecht
statig verrichten en langzaam; die het als
een soort godsdienstige handeling beschou
wen. Maar er zijn er óók, die hot zeer snel
achtereen doen, 011 door sleur of aangeboren
vlugheid er zich zeer spoedig van afmaken.
Dan heeft do beweging van 't doorbuigen op
de knie, eenige malen herhaald, en van 't
wuiven mot de hand langs de borst 011 hoofd
ontzaglijk veel vau wat wij kikkeren"
iioemeii. En wanneer verscheiden personen dit
achter elkander doen, 011 op een afstand
reeds mede beginnen, dan wordt een hoogst
komisch efléct te weeg gebracht; vooral
wanneer de muziek daarbij nog de vroolijkheid
verhoogt.
Zij die het eerst vóórtraden behoorden tot
de oorste soort, die dor plechtstatige!!. De
Groot-vizier vernedert zich niet tot vlugheid
van beweging. Een echte Turk komt niet uit
zijn plooi. Stijf en stram, als vormde de laag
goudborduursel een gipsvorband om zijn lede-,
maten, bracht hij zijn groet. De Sultan, die
tijdens hot eerbetoon onbeweeglijk, als een
kip in zijn voeren, ineengedoken bleef zitten
op zijn troontje, wenkte daarna den hoogsten
waardigheidsbekleder van zijn rijk dat hij
achter zijn zetel zou gaan staan. Op hem
volgde de Opper-Eunuch, Ie (iardieii de la
Salie de Sa Majesté," een vieze, dikke, pad
achtige neger, met lange, slungol-achtige
armen, dio (naar ik steeds heb opgemerkt)
aan al do eunuchen in het Ooston eigen zijn.
Behangen met de linten on ridderorden op
zijn zwarte gokloede jas (allo van Oostersche
vorsten, daar geen Europeosch koning of
keizer don man onderscheidingen waardig
keurt] maakt hij een bout-kleurigon
wonderlijkeii indruk. Ook hij behoort tot de
statiggruotondeii on ook/iy krijgt zijn plaats achter
don troon. Immers hij is een man van invloed
011 gewicht. Dat weten de hoogstgeplaatsten,
on roods vóór don aanvang van de receptie
haddon wij opgemerkt hoe men er op bedacht
was den vetten iiogor niet to krenken of
hem niet in den weg te loopou. Du schrik,
dio zich aftookendo op 't gelaat van 0011 paar
kolonels, die hij op don schouder tikte opdat
ze oven buaii zoudon maken om hom to laten
voorbijgaan, wus belachelijk om te zien.
Na dio bewakers van 't wereldsche rijk 011
van het rijk dor liefde, verschoon do minister
van niiantië'n, in Turkije zeker een dor moei
lijkste ambten, zoo niet het lastigste. De
iSultau richtte oonige vriendelijke woorden
tot hom on liet hom ook achter zijn troon
postvatten. Zou Z.M. in geldnood vorkocreu
en den steun van don beheerder der schatkist
noodig hebben?
En nu ging hot déiilédoor. De loopors op
don vloer deden dubbelen dienst: als middel
tegen vallen en als wegwijzer. De diagonalen
in den vierhook waren het pad waarlangs
men tot dos sultans troon naderde en wezen
ook don weg, hoe men tot den uitgang moest
geraken. Dat terugwijken geschiedde oveneens
buigend, achteruit kikkerend 011 groetend,
steeds met het gelaat naar den troon gewend.
Velen begonnen reeds to huppelen en te
springen zoodra zij den diagonaal-loopor had
den bereikt, terwijl nog n of moor anderen
bezig waren don vorst hun groot to brengen.
Zoo had men vaak op n oogenblik vior of
meer springende, kikkerende, huppende, bui
gende, van goud glinsterende militairen op
weg naar den troon, en een even groot getal
zich achteruit werkende grootmachtigoii.
Bij een der kussende hoeren groep een
onaangenaam incident plaats. Hot vuur, waar
mee hij de hem door Osman Pacha voor
gehouden sjerp kuste deed de gouden franje
daarvan in zijn trossen verward raken, en
hoe ze beiden rukten on trokken, de innige
verbinding was onverbreekbaar. Eindelijk
de seconden zullen den ongelukkigeii kolonel
wel een eeuwigheid hebben toegeschenen
bracht een forsche ruk verlossing on Z.M. riep
Osman Pacha tot zich, zeker om te weten
wie die onhandige stoü'el mocht wezen. Of
't den kolonel een aanteekening op zijn
conduite-staut heeft gekost en in zijn promotie
heeft geschaad?
Hoeveel sprongen daar in die twee, drie
uren wel gemaakt zijn, 't is niet te zeggen,
evenmin hoeveel gouden heeren er hunne
opwachting maakten. Maar het getal van
generaals, admiraals en kolonels liep in de
honderden: tusschen de zeven 011 achthonderd
telde ik er zeker. Merkwaardig was hot onder
scheid van groet tusschen de Turken en de
generaals van Duitschen en Oostenrykschen
landaard in Turkschen dienst. Terwijl de eer
sten, geen buiging diep^genoeg.achtten, bleven
de laatsten voortstappen met opgeheven hoofd,
maakten voor den sultan een kleine bnijging,
wuifden met hun hand langs hoofd enjborst,
en trokken zich op dezelfde wijze terug.
Hoe meer het einde van de lange reeks
bezoekers naderde, des te sneller deed de
muziek haar noten-tempo schetteren, en des
te grooter werd de zenuwachtige haast, waar
mee gebogen, gesprongen, gehuppeld en ge
kikkerd werd. Ten slotte word 't een ware
wedloop, een steeple-chase, waarbij 't te ver
wonderen was dat geen val of mis-sproiig
de orde der dingen verstoorde. Plotseling
staakte de muziek haar vaart, toen do laatste
der militairen zijn groet had gebracht.
-Xa het wereldlijk komt het geestelijk
element aan het woord, of liever tot do
begroeting: van spreken was geen sprake.
En in dezelfde volgorde van voornaam
heid als bij de militairen, brengen
ook de met de tulband voorziene uit
verkorenen hun groet. In de eerste plaats
de Sjeik ui Islam, in zijn hel-wit gewaad,
waarboven de donkere, prachtig geteekende
kop heerlijk mooi uitkomt. Lang niet zoo
talrijk als de militairen zijn de geestelijken
en bij hen gaat de statigheid en deftigheid
niet verloren door overdreven ijver on pot
sierlijke bewegingen. Vooral de groene tul
banden der afstammelingen van Mohammed
(ze hebben zich in den loop der tijden
bijzonder talrijk ontwikkeld) worden mot
eerbied ontvangen, en tot op den laatsten
man der geestelijke rij wordt hot passend
decorum trouw bewaard.
Nauwlijks zijn de laatste wuivende burnoos
en tulbanden voor den troon verdwenen of
de Sultan staat op, en gevolgd door de enkele
bevoorrechten die een plaats hadden ge
vonden achter zijn troon, hij begeeft zich uit
de zaal, nagegalmd door den ónstenimigeii
roep uit duizend kelen: Heil, lang leve onze
Padischa!" Eigenaardig, onbegrijpelijk-
nklinkend geluid, samensmeltend als van n
stem.
N og een enkelen blik wierpen wij uit onze
loge op de goudzee in de zaal. Onvergetelijke
uren, die ons een blik gunden op een plechtig
heid, die wij niet gedroomd hadden ooit te
zullen bijwonen. Eigenaardige vertooning van
een aantal hooggeplaatsten, waarvan wij zulk
een menigte in 't arme Turksche rijk niet
hadden bevroed. Maar hoeveel harten vol
zorg en ontevredenheid over onbetaalde
soldij en wedde, klopten wellicht onder die
gouden borduursels?
Doch we moesten de plaats verlaten die
ons zoozeer had geboeid. Den weg terug
vinden door dat labyrint van gangen en zalen
en trappen en terrassen: het was geen licht
werk. Wij volgden den stroom van mede
bezoekers niet, we verdwaalden opzettelijk.
Immers dat dwalon schonk ons de gelegen
heid een blik to slaan in het inwendige van
het paleis dat anders zeker voor ons ontoe
gankelijk zou zijn gebleven. Kii zoo dwaalden
we rond, door reeksen van vertrekken, allen
op gewoon Europeesche wijze gemeubeld, met
versieringen en draperieën door
rneubelmakershand iiangebracht, juist zooals wij ze iu
onze streken in rijke woningen aantrefl'en. Wat
we verwacht hadden: Aziatische pracht, ver
fijnde woelde, Oosterschoii smaak geen spoor
er van. Slechts de zich overal vertoonende
fez herinnerde er aan, dat we ons in het
Oosten bevonden.
Eindelijk stonden we weer iu den tuin, en
de zacht-blauwe kleur van den Bosporus deed
goed aan onze vermoeide blikken. Een tocht
in een caïk lokte ons aan, en beloofde ver
ademing na de inspanning. De geregelde
riemslag der forsche Turksche roeiers bracht
kalmto. De heldere weerspiegeling van het
witte paleis Dolman Bachtsjéin het water
vlak zou niet doen vermoeden, wanneer men
het niet wist, dat op ditzelfde oogenblik
daarbinnen een gouden rneuschenmenigte
krioelde vol van eerzucht en begeerlijkheid,
intriges en ijverzucht. En in de stille af
zondering van zijn vertrekken zat de
Bohoerscher van al wat Muzelman heet neer, ver
moeid van de plechtigheid, waarbij hij do
onbewegelijke hoofdpersoon was geweest, ver
moeid van al dat goudgeflonker en
wapengeflikker, waarover hij wellicht zelf treurig
moest glimlachen, als over een verguldsel,
dat zooveel ellende en kwaad moet bedekken.
Utrecht.
N. J. SINGELS.
IIMIIIIIflIllllllllllllltlllllllllllllllllllHlllltllllllllllllllllllllltlMMIIIIIIIItllllll
Wodaii en Lok"
Wodan en Loke" heeft 'n nog onuitgegeven
gedicht van dr. J. B. Schepers, waarvan de
dichter zelf Vrijdagavond 27 Nov. gedeelten
heeft voorgelezen aan de leden van het
Leesmuseum voor Vrouwen te Amsterdam. Onuit
gegeven is het gedicht nog, dat, heb ik 't
goed begrepen, uit twee delen zal bestaan.
Spoedig hoop ik 't eerste deel,Baduhenna, waar
van we iets te horen kregen, uitgegeven ie
zien met 't oog op tweeërlei: l«. voor onze
middelbare scholen en gymnasiën, waar 't
een uitstekend leesboek worden kan, 2«. voor
Zuid-Afrika, waar het mede, dunkt mij, 'n
toekomst heeft. Ook Schepers' Bragi in 1901
in z'n geheel verschenen dringt langzaam maar
MEUBEL-BAZAR
SINGEL 263-283.
by de Paleisstraat
Kantoor-Meubelen enz.
140 X 80 ? es.
Telefoon 8968. J. MEIJERINK MEIJER.
MASSIEF EIKEN.
L BINNEN-:
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN -VERSIERING
^DER-WONINGiS
I2O ? ROKIN ? 12O
PlFAIENCEFe
l EN TEGEL f
U-J FABRIEK t
IÏOLLAND
l NAAML-VENN-CEV-T6
k. UTRECHT
???MtaB__>«?^?^_^
ND,
re J
LJ