Historisch Archief 1877-1940
t v
No.1387
DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
ii de Hooflstai
Djnderdag 14 dezer werd der Sa'chsische
Prin ;enraub" van Leander Sohiegel andermaal
uitgevoerd in het Concertgebouw.
Thans maakte het werk deel uit van een
gewoon programma en was het dientenge
volge veel beter geplaatst dan op de novi
teiten-matinee. waarover ik eenigen tijd ge
leden refereerde. Ook was het sedert die
matinee klaarblijkelijk door het orchest eenige
keeren meer gespeeld; want alles klonk nu
veel phantasievoller, veel minder stijf. Thans
waren ook een paar notenvoorbeelden in liet
programmaboek afgedrukt echter naar mijne
meening niet genoeg. Zoo miste ik b.v. liet
schoone motief, dat na de echo weerklinkt en
aan het slot van het werk, eenigszins gewij
zigd, een groote rol speelt. Niettemin hielpen
de motieven den toehoorder toch tot een
juister en beter begrip van het werk, zoodat
ditmaal SchlegePs compositie een veel gun
stiger indruk maakte, dan bij haar eerste
uitvoering.
Bij. de beschrijving van het werk in het
programmaboek, ontmoet ik een paar zinnen
die op bijzondere wijze mijn aandacht trekken.
De componist schrijft: de waarde van een
programma, weegt dunkt mij zwaarder bij
den componist dan bij den toehoorder.
Ik kan dit niet eens zijn met den heer
Schlegel. Een programma toch, in djn zin
zooals do heer Schlegel dit beschreven heeft
en waarbij een toren wachter een lied aanheft
en later alarm blaast en waarbij het vorsten
huis en het volk gebeden aanheffen, heeft
ook voor den toehoorder wel degelijk waarde.
Deze toch vraagt zich af wat die
trompetmotieven en die bazuin-melodie beleekeneu.
Doch daar zouden wij heuseh weder terecht
komen bij de questie die, tijdens Mahler's
verblijf hier, de gemoederen bezig hield. De
lieer Schlegel wil echter blijkbaar dat de
toehoorder niet al te veel notitie neemt van
zijn programma. Eigenaardig is wat hij schrijft
aan het slot van zijn toelichting . . . men zul
nogthans met weinig verbeeldingskracht aan
dit werk een geheel ander onderwerp uit
het rijk der Balladen ten gronde kunnen
leggen". Dit nu is inderdaad een zeer liberale
opvatting van programmaziek!
Overigens wil ik aannemen dat de omgeving
van het slot te Altenburg en liet ridderlijk
milieu der zestiende eeuwsche edelen op de
phantasie van den tuoudichter grooter invloed
hebben uitgeoefend dan de gebeurtenis, die
door hem zelf als niet zeer poëtisch en lyrisch
dor wordt gekenschetst.
Men zal dus goed doen bij het aanhooren
van dit werk, zicli maar geheel te stellen op
het standpunt van absolute muziek en dan
zal men den componist met belangstelling
volgen en getroffen worden door mooie epi
sodes uit zijn werk. Wel vond ik de instru
mentatie hier en daar nog wat dik en te
weinig sonoor, tengevolge van het gebruik
der vele lage bas-instrumenten, doch de
phantasievollere uitvoering hielp den toe
hoorder daar veel gemakkelijker over heen,
dan bij den eersten keer.
Als solist werkte mede de violist Frauz
Ondricek. Hij speelde het concert van Brahms,
variaticn op thema's uit Rossini's Moise"
van Paganini en, als toegift, de bekende aria
op de G-snaar uit Bach's Suite.
Ondanks dat Ondricek in het ITa.ntlelM.ad
is komen betoogen, dat zijn opvatting van
Brahms' concert, volgens liet oordeel van
dien meester en dat van den \Vceiier
kritiker Hanslick de juiste is (wanneer
beide mannen dat oordeel hebben uitge
sproken deelt de virtuoos niet mede) ben
ik toch zoo vrij te beweren, dat naar mijn
meeniiig, 1.1. Donderdagavond, den 14den
Januari 11)04, de wedergave van genoemd
concert in artistiek opzicht zeer veel te
wenschen overliet. Voor alles was de geest
van Brahms niet aanwezig: maai' ook het
passagespel was zóó dun en zóó weinig
opgewassen tegen het orchest, in tegenstel
ling met de voordracht van vele andere
kunMJiiiiliiililJiililiniiifiiiiiittiiiliiiiin IIIIHIIII
DE HEILIGE
VAX
CLAHA VIEB1G.
Vit het Dttitxcli. door M. v.
O.
(Mot).
Ilij sprak geen woord, zijn blik vermoed
den haren en bleef dwalen over den kalen
muur. Zijn zwijgen gaf haar moed : O! goede,
beste domené! u was altijd zoo vriendelijk
tegen me. Ik heb 't aan Barthu! geschreven
maar hij hoeft niet geantwoord. Toen ze me
uit de kliniek ontslagen hadden, besloot ik
dadelijk weg te gaan naar huis. Mn
laatste gold heb ik voor 't spoorkaartjo uit
gegeven, van 't station mocht ik op een kar
meerijden. Ik heb gedacht: als Barthel me
ziet, zal hij oen beter inzicht van alles krij
gen. Van avond ben ik pas aangekomen
laat .'k schaamde me, bij' dag te komen
ik zie 'r zoo uit Eerst was I!a rthel
allén thuis maar toon kwam zij.
en toen toon was alles u't. Ze
hebben me de deur uitgejaagd ! . . . En nu
en uu " mot oeu hopeloozen blik keek ze
om zich heen, waar moet ik heen? Ik ben
nog /.oo zwak. Geld heb ik ook niet meer
ze zullen me uitlachen... o! stellig lachen
zo me uit .' . . . maar u, domenó, u is zoo
goed ? zoo vroom !"
Ze krampto zich vast aan zijn gewaad, ze
schreide bij schokken en stooton on tusschon
haar tranen door bespiedde zij elke
veranring op zijn gelaatstrekken.
Hij had haar aangehoord, zonder zich te
bewegen, zijn handen hingen slap neer, vast
waren zijn lippen gesloten. Maar in zijn ziel
bruischto en kookte een hevige toorn en
onmachtige woede, die zijn keel toesnoorde
en hem ijskoud maakte. Hij voelde geen op
welling van medelijden met dit gebroken
schepsel; hij dacht slechts aan dat frisschu,
blozende meisje met de verwonderde oogen
en daarvoor had hij haar hoen laten
gaan van haar afgezien?... Hij kwam
zichzelf als bestolen voor. die lichtzinnige!
die rampzalige ! die . . . toornige, bestratfeiide
stenaars, die ons vroeger dit concert hebben
doen genieten, dat men in waarheid niet
mag zeggen bij Ondricek'g spel een echten
Brahms te hebben gehoord.
Dat de violist tegen groote
viool-moeilijkheden rijkelijk opgewassen is, bewees hij
met Paganini's variatiön. Die verouderde
en in onze hedendaagsche programma's niet
meer thuis behoorende virtuozenkunsten wer
den door hem met glans voorgedragen. Dit
maal had het publiek gelijk toen het den
kunstenaar daarna met een krachtiger applaus
beloonde, dan na de voordracht van Brahms'
concert.
Door liet orchest werden de ouvertures
lm Hochland" van Gade en Tannhauser"
van Wagner, onder leiding van don heer
Mengelberg, met hot bekende meesterschap
gespeeld.
Zaterdag-avond 1.1. woonde ik een gedeelte
b:j van den Liederen-avond, door Gerard
Zalsmau in gezelschap van den pianist Dirk
Schafer, gegeven. Opnieuw werd ik getroffen
door d^n schooiien klank van Zalsman's stem
in het piano. De liederen Eroundliche
Vision"'eu Allerseelen" van liichard Strauss
o. a. werden prachtig voorgedragen. Maar
ook andere stukkeu b. v. Verborgenheit"
van Hugo Wolf en verschillende fragmenten
uit Heimliche Aufforderung" van Strauss
gelukten den zanger goed. Het mooie lied
van Diepenbrock Es war ein König in Thule"
had met iets meer zekerheid kunnen gezon
gen zijn.
Daar waar de heer Zalsman zich iu groote
kracht moet uiten, eu speciaal op de vocaal o,
in het hooge register, b.v. bij do woorden
O kom du wunderbare" klonk de stem
ietwat heesch. Zouden de spieren hiertegen
den sterken luchtaandrang niet opgewassen
zijn, of had de zanger misschien met een
kleine indispositie te kampen? Misschien
was hij ook al eenigszins vermoeid door het
groote aantal liederen dat hij toen reeds luid
voorgedragen, o. a, de geheele Dichterliebe"
van Schumann.
De uitspraak, die overigens wel duidelijk
was, moet nog meer doordrongen worden
van het duitsche idioom. Zoo wordt de sch
hier en daar nog te veol uitgesproken als
on-;e sj. Ook kunnen enkele vocalen en
dubbelklanken in de lagere en middentonen
meer open gezongen worden. liet woord
Schraaus" b.v. behoort zeer open te klinken.
Bij de geminatie van consonanten, zij de heer
Zalsman voorzichtig. Als men bij dit ge
wichtig onderdeel der uitspraak niet met
beleid te werk gaat, kunnen eigenaardige
verwarringen ontstaan. Zoo hoort meu meestal
zingen in Brahms' Magelone-lied IJuhe
Snssliebchon" uutreue Liebe wacht," in
plaats van und treuo Liebe wacht". In het
vierde lied van Jeusen's Dolorosa-cyclus"
j ontmoet men de woorden ,.sonder Harm und
{ sonder Keue". Op onze HoIIandsche noren
maakt het een hoogst zonderlingen indruk,
in plaats van de laatste twee woorden te
hooren: ,.'zonder uie(n)".
Do heer Zalsman had in Strauss' lied Al
lerseelen" te zingen:
,,1'nd lass uns wieder von der Liebe reden,
Wie einst im Mai."
Deze laatste regel nu klonk bij allo drie
de strophen, als:
Wie einst im Ei."
Hot is duidelijk, dat de m dient gezon
gen te worden als Auslant," on ..An'.ant",
zoo;\ls de Dnitsehers zeggen.
Overigens hooft de heer Zalsman een be
slist groot succes behaald, waarmede ik hem
van harte geluk wensch.
De hoer Dirk Schafer begeleidde de liede
ren prachtig. Ik kan mij dan ook best voor
stellen, dat zijn voordracht van Beethoven's
E-dur sonate, op. 101), superieur is geweest.
ANT. AVI:I:K.\M!'.
Knostnürerlifiii.
Do heer Pool heeft gemeend inijj; schrijven.
eenigeii tijd geleden in dit blad opgenomen,
niet te moeten beantwoorden. Hij zal daar
zijn goede redenen vuur hebben: wat mij
betreft, ik kan de/.e houding noch zeer ver
standig noch bizonder gelukkig vinden, vooral
nu ze gepaard gaat niet een voor ons geval
typeerende publicatie over het werk van den
woorden drongen xieh op zijne lippen, met
j geweldige inspanning hield hij ze terug. Tot
vuisten wilden de handen zieh ballen, tot
dreigende vuisten, maar iiij dwong ze, zich
te vouwen. Niet alzoo !
En toen de vingers zieh in elkaar
strengelI den, voelde hij ook de geheele kracht der
; heiligheid teruggekomen; hij had zieh
beheerscht. Zonder zijn blik van den wand af
te wenden sprak hij : Wat wilt go van mij ?"
Ze wist niet wat ze uit. zijn toon moest
opmaken was daar medelijden in 7 Ze
; luisterde scherp. Zijn stem klonk al- 041 den
kansel.
Ze huilde en jammerde: Och, h.-lp me
toch, domino. Spreek u met Bartin-1. hij zal
me niet verstouten, hij moet zich eerst wat
bezinnen. Wat u hem zegt, zal hij zeker doen.
Morgen, is 't niet? En laat u mij voor \an
nacht d.-i;ir in de keuken zitten, nietwaar
dotniné? ik kan niet verder -?geen stap
meer 'k ben zoo zwak ze luclu-ii t:ie
, uit en 't is zoo koud!" Haar tanden
klapperden. Toe, domme ! ik smeek u!" liet
! scheeu aisol' zij zieii aan zi]'n \MC!CH wiïde
; worpen, maar hij hield haar terug.
! (fa hei'ji .'" Zijn loon bleef rn-!ig als van
te voren. ..Maak hier geen scène. < ia heen ...
j wal sta je nog te talmen '."'
! Ze keek hem aan als had ze hem niet
verstaan.
j Alleen voor van ir.ieltt 't i- y.oo
kond! in de keuken, of daar op de
; trap laat me maai' daar zitten .'"
(ia naar het dorp, daar heb je toch
keni nissen," zeide hij gedwongen. Klop ze op:
die zullen je daar Wol laten overnachten, liet
spijt me," voegde hij er haperend hij. maar
i ik kan mijn gemeente geen aanstoot geven.
Ga «lus heen."
Ze schudde aAvijzeud het hoofd, haai' bleeke
lippen sloten zich krampachtig en werden
l als versteend. Hij trok zijn schouders ,.>?,.?
i alleen haar weerspannigheid zag hij en nie!
haar wanhoop.
Ze waggelde, haar dolle oogen v, erden
onrustig verward; ze tastte naar de u deurknop.
drukte die neer. l>'eeds voelde zij een koude
luchtstroom maar keerde zi''h
i>u-k'u;:om : Jlekiior me?bestraf me -?:jj;;.;r -; iir
me niet weg!" Kï> leen. np >.-i!^ !.!??:'!?_:
! Scheld me toch uit domino ! ?--.-':,"ld mi u'.; !
architect J. A. Pool Jr, in het Januarheft"
van de Innendekoration."
DW reproducties toch bij dit artikel zijn
een misschien nog beter bewijs voor de ge
grondheid van mijn klucht over ongeoor
loofde artistieke onteigening", dan de vroeger
verschenen afbeeldingen in Hollandsche tijd
schriften.
Bovendien zijn er in den laatsten tijd nog
enkele feiten aan te wijzen (ik bedoel: tte
verkoop van de modellen van het
Amstelhoek aardewerk aan den architect Lambeck
en den ingenieur Brauns, de verkoop van
kopenverkmodellen Amstelhoek. en tenslotte
de voorwaardelijke overname van het filiaal
van Amstelhoek in Parijs, door den heer
Pool) welke feiten in mindere of meerdere
mate een illustratie zijn of zullen worden
van de door mij gewiaakte misstanden, en
in elk geval rechtvaardigen, dat ik nog eens
op dit onverkwikkelijk thema terugkom.
Xu het artikel van liet Binnenhuis, in een
der vorige nummers opgenomen, aanleiding
zou kunnen geven tot d? veronderstelling
dat het ook in deze quaestie om {'utiliteiten
gaat, zoo wil ik hieronder vóór alles een
kleine, onvolledige opsomming geven tot
nadere toelichting.
Ouder de reproductie's in dit blad gepu
bliceerd bij een artikel over St. Maarten zijn:
in I. De o cirkelvullingen van J. de Graaf
(Blaricum).
De onderkast van het groot
bull'et (eiken) behalve de L'
kleine cirkelvulliugen op
het paneel en de 'l deur
trekkers vuil ..... W. Pcnaat.
(Voor het dressoir geldt
hetzelfde).
De boekenkast op enkele
kleinigheden na een zui
vere navolging van . . .H. P. Berlage.
?. In schets van een klein
vertrek zijn de stoelen op
'2 onwezenlijke kleinig
heden na van, .... \\'. Penaat.
H et, typische sn ij werk aan
Bull'et links beneden op
hetzelfde blad van . . .de Graaf.
Tafeltje iu eetkamer op
hetzelfde blad van . . . Mol.
Van de geulkoperen
deurgropeu zijn er van . . de Graaf
en 4 van Sluyterman ?
In de Huiskamer zelfde
blad staat een stoeltje van W. Penaat.
In de Jliit.lunilxrlir Jicnii'
'2~i Oct. I"o;; (de reproduc
ties zijn zeer onduidelijk en
laten slechts toe weinig met
zekerheid te constateereni.
bl. (174. Baii(|iiutte op ach
tergrond dito.
(Zij kwam ook mot een
dressoir van mij voor op
de expositie onlangs in
Maatschappij van Bouw
kunst door Pool gehouden).
bl. (M'i. Stoel met bekleede
rug on bank op achter
grond van dito.
Typische vormen van de
meubels uitliet Binnenhuis,
bekende kapoplossing enz. Binnenhuis.
bl. d7(>. Tabunret en ver
schillende kenmerkende
details van ',\'. Penaat.
Beslag op de kast ach
terwand JanKiseiiloefl'el
(Voor een deskundige zou
het koperwerk zeker aan
leiding, tot opmerkingen
geven).
bl. (>7ü. Armstoel op den
voorgrond van W. Penaat.
Innen dekoratiou.
bl. '24. Stoel en de helft van
het Bureautje dito.
bl. 27. Armstoel uitgezonderd
'de voorstijl die recht door
loopt van dito.
Stoelen en bank van . dito.
! Dit laatste is vooral oen
typisch voorbeeld van com
binatie. Ze is opgebouwd
uit een rustbank, gangbank
en ariustoelen van mij,
waarvan o. a. de foto's zeei'
broederlijk naast andere op
de tentoonstelling in Maat
schappij van Bouwkunst
geëxposeerd werden.
Deze opsomming zou nog met een serie
details en bedekte copie vermeerderd kunnen
worden, maar ze lijkt mij zoo reeds voldoende.
(Men' zal opgemerkt hebben, dat mijn naam
wel wat onbescheiden vaak daarop voorkomt.
Wanneer men echter bedenkt, dat ik deug
delijk bewijsmateriaal noodig had, zal men
dit wel willen verontschuldigen.) Ik heb mij
afgevraagd of een dergelijke gedetailleerde
herhaling van mijn beschuldiging wol noodig
of wenschelijk was, er zit iets bijzonder
onaangenaams in, vooral nu het door een
kunstnijvere. zelf wel moet geschieden (de
critiek schijnt zich met zoo iets niet in te
laten.) Er zijn echter redenen te over, om
een dergelijke aanval te rechtvaardigen.
Behalve dat het reeds op zichzelf een groote
onbillijkheid is het werk van collega's tegen
hun zin en hun bedoeling in te expïoiteeren,
is een dergelijk ongeoorloofd gebruik van
vormen van u.teenloopende richtingen en
artisten, de juiste manier om de reeds toch
niet sterke positie van den kunstnijvere
uitermate te verzwakken. (Wanneer de heer
Pool bedoelde vormen en modellen, die hij
blijkbaar waardeert, mede te, helpen ver
spreiden en de ontwerpers te steunen, dan
zijn er werkelijk nog wel andere wegen, als
die door hum ingeslagen).
Wij staan hier in Holland nu aan 't begin
van de periode, dat de kunstnijverheid door
slimme kooplieden en fabrikanten als een
schoon object voor winstmakerij beschouwd
wordt. Men zal daar wel niet aan kunnen
ontkomen, misschien is dat zelfs niet noodig,
maar zeker is het wensehelijk, dat de plaats
van den ontwerper, die zijn werk in de
eerste plaats maakt uit overtuiging en liefde
tot de noodzakelijke arbeid van de hervor
ming van het interieur on de geheele om
geving, niet zwakker maar steviger gemaakt
wordt.
Hij toch zal in de eerste plaats kunnen
waken tegen een gevaar, dat de
kunstnijverheidhuweging bedreigt, nl. het verknoeien
en verhanselen van modellen en intenties,
doordat, die modellen van den ontwerper
(dikwijls voor zij rijp zijn.) on dan nog zonder
diens aanhoudende zorg on toewijding worden
gereproduceerd, terwijl daardoor tuch niet
bereikt wordt liet algemeen maken van vor
men, die uitteraard een meer dan gewone
mode waarde bezitten.
Ten slotte nog dit: mijn bedoeling met
dit schrijven was allenniusz door onvrucht
bare eigemlomsbewij/.ei'ij het eerlijk en nood
wendige voort werk eu op- en verwerken van
de resultal,e-n van de arbeid van anderen en
van mij af te keuren, maar door het begin
van een klein, doch noodzakelijk, zuiverings
proces-, de kunstnijverheidbewegiiig wat ge
zonder en sterker te maken.
W. PENAAT.
Een niaitwaardif lioeL
.lux t'iiu'r L'li'iin'x (iHi'itiaoii, Kin
militarisches Zeitbil l vou Eentnant Bn.si-:.
l il'Yilz von der Kvr,->urg') Wiener
Verhu: iw»4.
Het lot van dramas, waarvan de opvoering
verboden wordt, ei' \<m boekwerken, die
vanj wege de regeering worden geconfisqueerd,'is
dikwijls al heel wonderlijk. ^\iet alleen gaan
zulke dwangmaatregelen de verspreiding er
van niet tegen en verminderen zij den invloed,
dien er van uitgaat, ..oeg'enaamd niets, maar
juist door dergelijke vuivolgingon word; het
i publiek er op atlent ircmaakt, ook hut buiten
land wordt opmerkzaam en zeer tegen haar
bedoeling in, werkt de overheid ten slotte
in niet geringe mate mede tot de meerdere
publiciteit on de grootere verspreiding van
wat zij zoo gaarne verbannen on vernietigd
gezien bad.
Zoo werden, om maar enkele voorbeelden
te noemen, Hauptman'-; )IV/'(T, nadat do
op; voering ei' van in Berlijn door de politie
belet, was, eerst recht bekend en kwamen
spoedig daarop in (-ene vertaling te Parijs
voor liet voetlicht. ])as Tlia1 t'.'S Lclicnn, d'e
jolige Pusse van .Max Dreyer, heeft, sedert
men er toepassingen op du huwelijkstragedie
van de Saksische kroonpriuses. in heeft willen
zien en haar dientengevolge van het tooneel
te Berlijn geweerd heeft, een reeks van her'
drukken beleeft en het onlangs verschenen
inilitarische Zeitbild" van luitenant Bilse,
waarvan thans het 21 ??30ste duizendtal in
Weener nadruk verschenen is, zal, nu men
den schrijver uit het Duitsche leger heeft
verwijderd en tot een gevangenisstraf van
zes maanden veroordeeld "heeft, niettegen
staande het onverantwoordelijk slechte papier,
den onduidelijken druk en de on-voldoende
correctie overal lezers vinden, waar Duitsche
legertoestanden ook maar e'enige belangstel
ling verwekken. En dat is zoowat overal.
Ziehier dan het door al deze gestrengheid
bereikte resultaat! Een boek, dat anders voor
zeker ook wel eenig opzien zou gebaard
hebben, maar waarvan men nooit beslist zou
hebben kunnen uitmaken, uit hoeveel deelen
phantasie en hoeveel deelen werkelijkheid do
inhoud bestond, nu plotseling door den krijgs
raad van Metz tot authentiek bewijsstuk van
de in het Duitscho leger heerschende mis
standen bevorderd! Dit leger tot welk i ver
dediging men zoo krachtdadig was opgekomen,
voor langen tijd in zijn innerlijksto wezen
geiepreciecrd en de obscure luitenant en
beklagenswaardige auteur, want wie zegt ons,
dat niet edelaardige bedoelingen bij hom
hebben medegewerkt tot het schrijven en
uitgeven van zijn boek'! tot eeu martelaar
verheven!
Zoo begaat de Duitsche regeering wel eens
meer handelingen, die wel verre van aan het
beoogde doel te beantwoorden, beter onge
daan waren gebleven en dien zij op stuk van
zaken wel als niet te herstellen domheden
zal moeten erkennen. Maar niet om uitslui
tend hierop te wijzen wordt dit artikel ge
schreven ; liever wenscht het eens te onder
zoeken, in hoeverre dit product van groote
innerlijke indiguatie opgenomen dient te
wor-len in de boekenkast van den
litterairontwikkelde, of het met andere woorden
uitsluitend als tendonz-geschrift beschouwd
moet worden, dan we! of het buitendien nog
letterkundige betekenis heeft. »
Uit alles blijkt, dat men met een
eerstelingsvverk van een nog jeugdigen schrijver te
doen heeft, zoowel uit den stijl, die alles
behalve vlekkeloos en hier en daar zelfs niet
zonder fouten is, als u:t den opzet van het
geheel. Met prijzenswaardige zelfkennis spreekt
IJilse dan ook ni-.;t van een roman maar van
oen Zoitbild", doch zelfs van uit dit stand
punt beschouwd, geeft het gereede aanleiding
tot aanmerkingen en zou men o. a. kunnen
betoogen. dat do beschrijving van liet leven
en doe.ii der otlicierswerekl er eeu onbehoorlijk
groote plaats inneemt in vergelijking met de
ruimte, die, toch niet bloot bij toeval?
bostee l is aan het voorvoercu van militairen
van minderen rang. Ook moet men maar op
goed geloof aannemen, dat de bedoelde
garnizoensplaats werkelijk zulk een onmogelijk.
ongenietbaar nest is als de schrijver beweert,
want niet, de minste poging werd 5,0 laan
om ons dit door beelden en kleuren aan
schouwelijk te maken. Daarentegen verrast
het boek door een levendigheid en geest in
de gesprekken, die klaarb'ijkelijk naar de
j natuur bestudeerd zijn on verraadt het bier
i en daar een humor, die be'.vijst, dat de j mge
i auteur, die toch het plan had den militairen
dienst te verlaten om zich te Berlijn aan de
schilderkunst te wijden, niet van artistiekeii
' aanleg ontb'.oot is.
Op eeu muziekavondje, teu huize van den
ritmeester Kór.ig maken wij kennis met onge
veer al de hoofdpersonen van dit militaire
milieu. De gastheer en zijn gade met den
Obcrleutnanf. Bloitbrou, in wion Bilse zich
zelf geteekend hooft, zijn zoowat, de eenige
fatsoenlijke karakters in dit eigenaardige
gezelschap. Verder treffen wij er mevrouw
Kalde aan, ook de vrouw van een ritmeester.
klein eu sierlijk van iigunr met het gezicht
eines ungezogenen Knaben,"' de latere heldin
van groteske liefdesavonturen, en mevrouw
Stark, korpulent en smakeloos gekleed, reeds
een heel eind in de vijftig, wier eonig streven
het is haar luien, onbokwamun echtgenoot zoo
spoedig mogelijk tot majoor bevorderd te
zien on die daartoe gebruik maakt van een
toevallig over den kolonel'verkregen macht
on iu het vroege morgenuur in plaats van
haar mail do manschappen van hot escadron
nagaat en op do stang rijdt. Eindelijk de
Ycims van den kring mevrouw Eeimami,
ik heb 't verdiend. Vroeger hebt u u over
zoo iets toch ook geërgerd. daarom, scheld ;
me genist uit, maar laat me voöTrlezeu nacht ?
daar blijven zitten ik weet nel, u is als
heilig terwijl ik . . ." Slap gleed haar
hand van den deurknop, terwijl hol hoofd op j
de borst zakte. Ileknor me dan toch !"
Het staat niet aan ons, te richten. Ga
naar het dorp. Morgen zal ik met je broer
spreken, maar nu. ga ga in Godsnaam!"
ij ij school' haar over den drempel als een
«illoo> voorwerp. Toen sloot hij de deur.
Van buiten kwam geen toon meer. Ilij was
alleen.
Huiverig, rillend van kou ging hij terug
naar zijn -tndoervortrek. Ilij iiet zich op zijn
stoel neei'giijden. steunde het hoofd in de
hand en slaardu in den opengeslagen bijbel.
Hier \\as hij gebleven :
..Wie heilig .is, zij ouk verder heilig.
Zie ik kom spoedig en mijn loon niet mij !"
Zijn handen vouwde hij over het boek en
met een z«aren. -tonnenden zucht boog hij het
voorhoofd op den tafel rand. Zijn hoofd gloeide.
zijne MUpen klopten. Pieper, >ieeds dieper
zonk hij \ oorovor, gleed van zijn stoel en liet
zich op zijn knieën neer. Het donkere hoofd l
\\erd nu vol do^r het lamplicht beschenen,
eenige vroeg-witte haren mengden zich
tnsschen de dof bruine lokken; de groene kap ]
wierp een ziekelijk-bleeken weerschijn op de
in elkaar gekraiupte, huilden niet de gezwol
len blauwe aderen. En hij bad :
Hoor! De eerste maal heb ik haar laten
heengaan, n woord van mij zon haar terug
gebonden hebben. Ik heb het niet uitgespro
ken. En wederom heb ik heden geen woord
gezegd, geen woord van verwijt, van gerechten
toorn. Ik heb haar in vrede hoen laten gaan.
Ik heb over mijzelf gezegevierd, zoowel iu
liefde als in toorn, ik heb over mijzelf geze
gevierd zoowel lieden als vroeger. Hoer, is
het zóó goed geweest? Wanneer komt Gij
met uw loon! lieer! Heer!''
I.ung bad hij.
..Zie. ik kom spoedig ..."
Een zacht ruisehen ging door het vertrek.
een koude luchtstroom blies door de open
geb!e\iii deur hem in den nek. Ilij richtte
zich 0,0 d .-i;; r. kiakeml. sprong het venster
open. door den druk van een geweldigen
«indruk. Du vlam der lamp sloeg opwaarts
uit het glas?on werd uitgedoofd. Een stroom
van helder maanlicht vulde het vertrek. En
in dat blauwe tooverachtige schijnsel opende
de lijdende. Heiland zijn oogen; de rand om
het beeld was niet meer geheel wit
neen, vlekken waren er op. langwerpige vlek
ken als van vergoten tranen, sommigen don
ker als van geronnen bloed ' En steeds
druppelden er nog meer neer van den door
nenkroon . . .
Do klok sloeg elf slagen rrr
rrr .
Plotseling klinkt daarbuiten oen hoesch
geschreeuw ! Xog eens. en nog een- ! Een
roepen en haastig gedraaf van met spijkers
beslagen schuinen. Het jaagt voorbij, on
reut rent .
..Wat is er gebeurd ?"
Kisnor boog zich uit het raam, zoo hevig
opgeschrikt dat zijn knieën knikten en zijn
hart als niet hamerslagen bonsde.
..Wat is er toch gebeurd?"
Een der voorbij ijlende mannen hield stil :
met den duim wees hij over zijn schouder
heen. Daar is 'r een ingevallen 'n
vrouwspersoon ! Wij " de man. was buiten
adem, we hebben bijten in 't ijs gehakt,
voer onze netten 't is zóó licht wij
zagen 'r haar naar toe loopen wo waren
aan den anderen kant -^ we schreeuwen
haar toe maar ze schijnt niet te hooreii.
Kijk 's domino," hij keerde zich naar het
moor en woes mot de geheele hand ..th'uir
heeft Jakob al een grooto bijt gehouwen, ziet
n? daar midden in ziet u, hoe licht? Daar
stond ze nou zo knielde neer en gleed
'r in!.,. Dat arme schaap!" klonk 't nog
uit den mond van den visscher
Ze klopten aan do naaste huizen, haalden
touwen, stokken, haken, angstkreten klonken
in den nacht, heen en weer roepen, vragen,
antwoorden; luid rumoer waar hot even te
voren nog zoo vreedzaam was.
Bij do wilgenboomen stond de predikant.
hij had het in huis niet uit kunnen houden ;
daar stond hij met anderen on staarde, vorder
op het moer, waar een groep mannen bezig
waren. De lichte juchtsiioeuw was wegge
vaagd, glanzend als staal lag de ijsoppervHikte.
De lucht was snijdend koud; de niet
toegeknoopto overjas des predikant* zwol op door
den noordenwind, de kou drong hom door
merg eu been. Hot onbedekte haar werd
door de rijp als verzilverd en toch gloeide
zijn voorhoofd of het borsten zou.
Eisnor hield zieh aan de wilgen vast. zon
der steun kon hij niet staan, oen ontzettende
angst, dood hem sidderen; zelfs zijn lippen
trilden.
Wie is ze? Weet niemand 't? 'u Vrouws
persoon, zegje ? Wie kan 't zijn ?" In angstige
nieuwsgierigheid en spanning vragen do
menschon het elkaar af.
Eén weet het. Geen twijfel is haast meer
mogelijk. Hij staart met oogen die uit hun
kassen puilen, iiij voelt de met rijp bedekte
takken als doudenvingers in zijn hand. Do
maan glanst als een ronde, goi;d-i;'oele schit
terende schijf nu staat zo vlak, midden
boven het meer. Haar stralen glinsteren in
het donkere water aan do bijt on woelen en
boren al dieper en dieper. Do mannen wer
ken mot de iangu stokken, schreeuwen elkaar
iets toe nu halen ze iets op drui
pend, vonkelend komt hot uit de groofe
zwarte opening, een regen van zilveren
druppels om zich heen spattend slap
hangen de armen. Xu wordt ze op de
']]?.vlakte neergelegd. Eisner is als versteend,
geen blik kan hij van haar afwenden...
Maanlicht overal rondom 't heldere
maanlicht in bijna wreede klaarheid. Lang
zaam daalt do gouden schijf, nu is ze achter
de levonlooze druipende gestalte een
aureool vormend om dat hoofd van haar
gelaat stroomen tranen neer... En om haar
voorhoofd ziet hij een doornenkroon . . . waar
bloed van afdruppelt .. . Bloed en tranen
vermengen zich. En haar rechterhand heeft
zo opgeheven, de wijsvinger strekt ze beschul
digend on dreigend uit... Zien zo 't allen
dan niet? Hooron ze niet do stem van Boven
die hem toornig toeroept: ..Zie, ik kom,
Gij hebt mij nooit verstaan!"
Met een doordringende!! kreet zakte
domino Kisnor in elkaar. 11 ij was bewusteloos.
Achter do drenkelinge aan, werdhij
',\e-jgedrau'cn.