De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 24 januari pagina 3

24 januari 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

t v No.1387 DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. ii de Hooflstai Djnderdag 14 dezer werd der Sa'chsische Prin ;enraub" van Leander Sohiegel andermaal uitgevoerd in het Concertgebouw. Thans maakte het werk deel uit van een gewoon programma en was het dientenge volge veel beter geplaatst dan op de novi teiten-matinee. waarover ik eenigen tijd ge leden refereerde. Ook was het sedert die matinee klaarblijkelijk door het orchest eenige keeren meer gespeeld; want alles klonk nu veel phantasievoller, veel minder stijf. Thans waren ook een paar notenvoorbeelden in liet programmaboek afgedrukt echter naar mijne meening niet genoeg. Zoo miste ik b.v. liet schoone motief, dat na de echo weerklinkt en aan het slot van het werk, eenigszins gewij zigd, een groote rol speelt. Niettemin hielpen de motieven den toehoorder toch tot een juister en beter begrip van het werk, zoodat ditmaal SchlegePs compositie een veel gun stiger indruk maakte, dan bij haar eerste uitvoering. Bij. de beschrijving van het werk in het programmaboek, ontmoet ik een paar zinnen die op bijzondere wijze mijn aandacht trekken. De componist schrijft: de waarde van een programma, weegt dunkt mij zwaarder bij den componist dan bij den toehoorder. Ik kan dit niet eens zijn met den heer Schlegel. Een programma toch, in djn zin zooals do heer Schlegel dit beschreven heeft en waarbij een toren wachter een lied aanheft en later alarm blaast en waarbij het vorsten huis en het volk gebeden aanheffen, heeft ook voor den toehoorder wel degelijk waarde. Deze toch vraagt zich af wat die trompetmotieven en die bazuin-melodie beleekeneu. Doch daar zouden wij heuseh weder terecht komen bij de questie die, tijdens Mahler's verblijf hier, de gemoederen bezig hield. De lieer Schlegel wil echter blijkbaar dat de toehoorder niet al te veel notitie neemt van zijn programma. Eigenaardig is wat hij schrijft aan het slot van zijn toelichting . . . men zul nogthans met weinig verbeeldingskracht aan dit werk een geheel ander onderwerp uit het rijk der Balladen ten gronde kunnen leggen". Dit nu is inderdaad een zeer liberale opvatting van programmaziek! Overigens wil ik aannemen dat de omgeving van het slot te Altenburg en liet ridderlijk milieu der zestiende eeuwsche edelen op de phantasie van den tuoudichter grooter invloed hebben uitgeoefend dan de gebeurtenis, die door hem zelf als niet zeer poëtisch en lyrisch dor wordt gekenschetst. Men zal dus goed doen bij het aanhooren van dit werk, zicli maar geheel te stellen op het standpunt van absolute muziek en dan zal men den componist met belangstelling volgen en getroffen worden door mooie epi sodes uit zijn werk. Wel vond ik de instru mentatie hier en daar nog wat dik en te weinig sonoor, tengevolge van het gebruik der vele lage bas-instrumenten, doch de phantasievollere uitvoering hielp den toe hoorder daar veel gemakkelijker over heen, dan bij den eersten keer. Als solist werkte mede de violist Frauz Ondricek. Hij speelde het concert van Brahms, variaticn op thema's uit Rossini's Moise" van Paganini en, als toegift, de bekende aria op de G-snaar uit Bach's Suite. Ondanks dat Ondricek in het ITa.ntlelM.ad is komen betoogen, dat zijn opvatting van Brahms' concert, volgens liet oordeel van dien meester en dat van den \Vceiier kritiker Hanslick de juiste is (wanneer beide mannen dat oordeel hebben uitge sproken deelt de virtuoos niet mede) ben ik toch zoo vrij te beweren, dat naar mijn meeniiig, 1.1. Donderdagavond, den 14den Januari 11)04, de wedergave van genoemd concert in artistiek opzicht zeer veel te wenschen overliet. Voor alles was de geest van Brahms niet aanwezig: maai' ook het passagespel was zóó dun en zóó weinig opgewassen tegen het orchest, in tegenstel ling met de voordracht van vele andere kunMJiiiiliiililJiililiniiifiiiiiittiiiliiiiin IIIIHIIII DE HEILIGE VAX CLAHA VIEB1G. Vit het Dttitxcli. door M. v. O. (Mot). Ilij sprak geen woord, zijn blik vermoed den haren en bleef dwalen over den kalen muur. Zijn zwijgen gaf haar moed : O! goede, beste domené! u was altijd zoo vriendelijk tegen me. Ik heb 't aan Barthu! geschreven maar hij hoeft niet geantwoord. Toen ze me uit de kliniek ontslagen hadden, besloot ik dadelijk weg te gaan naar huis. Mn laatste gold heb ik voor 't spoorkaartjo uit gegeven, van 't station mocht ik op een kar meerijden. Ik heb gedacht: als Barthel me ziet, zal hij oen beter inzicht van alles krij gen. Van avond ben ik pas aangekomen laat .'k schaamde me, bij' dag te komen ik zie 'r zoo uit Eerst was I!a rthel allén thuis maar toon kwam zij. en toen toon was alles u't. Ze hebben me de deur uitgejaagd ! . . . En nu en uu " mot oeu hopeloozen blik keek ze om zich heen, waar moet ik heen? Ik ben nog /.oo zwak. Geld heb ik ook niet meer ze zullen me uitlachen... o! stellig lachen zo me uit .' . . . maar u, domenó, u is zoo goed ? zoo vroom !" Ze krampto zich vast aan zijn gewaad, ze schreide bij schokken en stooton on tusschon haar tranen door bespiedde zij elke veranring op zijn gelaatstrekken. Hij had haar aangehoord, zonder zich te bewegen, zijn handen hingen slap neer, vast waren zijn lippen gesloten. Maar in zijn ziel bruischto en kookte een hevige toorn en onmachtige woede, die zijn keel toesnoorde en hem ijskoud maakte. Hij voelde geen op welling van medelijden met dit gebroken schepsel; hij dacht slechts aan dat frisschu, blozende meisje met de verwonderde oogen en daarvoor had hij haar hoen laten gaan van haar afgezien?... Hij kwam zichzelf als bestolen voor. die lichtzinnige! die rampzalige ! die . . . toornige, bestratfeiide stenaars, die ons vroeger dit concert hebben doen genieten, dat men in waarheid niet mag zeggen bij Ondricek'g spel een echten Brahms te hebben gehoord. Dat de violist tegen groote viool-moeilijkheden rijkelijk opgewassen is, bewees hij met Paganini's variatiön. Die verouderde en in onze hedendaagsche programma's niet meer thuis behoorende virtuozenkunsten wer den door hem met glans voorgedragen. Dit maal had het publiek gelijk toen het den kunstenaar daarna met een krachtiger applaus beloonde, dan na de voordracht van Brahms' concert. Door liet orchest werden de ouvertures lm Hochland" van Gade en Tannhauser" van Wagner, onder leiding van don heer Mengelberg, met hot bekende meesterschap gespeeld. Zaterdag-avond 1.1. woonde ik een gedeelte b:j van den Liederen-avond, door Gerard Zalsmau in gezelschap van den pianist Dirk Schafer, gegeven. Opnieuw werd ik getroffen door d^n schooiien klank van Zalsman's stem in het piano. De liederen Eroundliche Vision"'eu Allerseelen" van liichard Strauss o. a. werden prachtig voorgedragen. Maar ook andere stukkeu b. v. Verborgenheit" van Hugo Wolf en verschillende fragmenten uit Heimliche Aufforderung" van Strauss gelukten den zanger goed. Het mooie lied van Diepenbrock Es war ein König in Thule" had met iets meer zekerheid kunnen gezon gen zijn. Daar waar de heer Zalsman zich iu groote kracht moet uiten, eu speciaal op de vocaal o, in het hooge register, b.v. bij do woorden O kom du wunderbare" klonk de stem ietwat heesch. Zouden de spieren hiertegen den sterken luchtaandrang niet opgewassen zijn, of had de zanger misschien met een kleine indispositie te kampen? Misschien was hij ook al eenigszins vermoeid door het groote aantal liederen dat hij toen reeds luid voorgedragen, o. a, de geheele Dichterliebe" van Schumann. De uitspraak, die overigens wel duidelijk was, moet nog meer doordrongen worden van het duitsche idioom. Zoo wordt de sch hier en daar nog te veol uitgesproken als on-;e sj. Ook kunnen enkele vocalen en dubbelklanken in de lagere en middentonen meer open gezongen worden. liet woord Schraaus" b.v. behoort zeer open te klinken. Bij de geminatie van consonanten, zij de heer Zalsman voorzichtig. Als men bij dit ge wichtig onderdeel der uitspraak niet met beleid te werk gaat, kunnen eigenaardige verwarringen ontstaan. Zoo hoort meu meestal zingen in Brahms' Magelone-lied IJuhe Snssliebchon" uutreue Liebe wacht," in plaats van und treuo Liebe wacht". In het vierde lied van Jeusen's Dolorosa-cyclus" j ontmoet men de woorden ,.sonder Harm und { sonder Keue". Op onze HoIIandsche noren maakt het een hoogst zonderlingen indruk, in plaats van de laatste twee woorden te hooren: ,.'zonder uie(n)". Do heer Zalsman had in Strauss' lied Al lerseelen" te zingen: ,,1'nd lass uns wieder von der Liebe reden, Wie einst im Mai." Deze laatste regel nu klonk bij allo drie de strophen, als: Wie einst im Ei." Hot is duidelijk, dat de m dient gezon gen te worden als Auslant," on ..An'.ant", zoo;\ls de Dnitsehers zeggen. Overigens hooft de heer Zalsman een be slist groot succes behaald, waarmede ik hem van harte geluk wensch. De hoer Dirk Schafer begeleidde de liede ren prachtig. Ik kan mij dan ook best voor stellen, dat zijn voordracht van Beethoven's E-dur sonate, op. 101), superieur is geweest. ANT. AVI:I:K.\M!'. Knostnürerlifiii. Do heer Pool heeft gemeend inijj; schrijven. eenigeii tijd geleden in dit blad opgenomen, niet te moeten beantwoorden. Hij zal daar zijn goede redenen vuur hebben: wat mij betreft, ik kan de/.e houding noch zeer ver standig noch bizonder gelukkig vinden, vooral nu ze gepaard gaat niet een voor ons geval typeerende publicatie over het werk van den woorden drongen xieh op zijne lippen, met j geweldige inspanning hield hij ze terug. Tot vuisten wilden de handen zieh ballen, tot dreigende vuisten, maar iiij dwong ze, zich te vouwen. Niet alzoo ! En toen de vingers zieh in elkaar strengelI den, voelde hij ook de geheele kracht der ; heiligheid teruggekomen; hij had zieh beheerscht. Zonder zijn blik van den wand af te wenden sprak hij : Wat wilt go van mij ?" Ze wist niet wat ze uit. zijn toon moest opmaken was daar medelijden in 7 Ze ; luisterde scherp. Zijn stem klonk al- 041 den kansel. Ze huilde en jammerde: Och, h.-lp me toch, domino. Spreek u met Bartin-1. hij zal me niet verstouten, hij moet zich eerst wat bezinnen. Wat u hem zegt, zal hij zeker doen. Morgen, is 't niet? En laat u mij voor \an nacht d.-i;ir in de keuken zitten, nietwaar dotniné? ik kan niet verder -?geen stap meer 'k ben zoo zwak ze luclu-ii t:ie , uit en 't is zoo koud!" Haar tanden klapperden. Toe, domme ! ik smeek u!" liet ! scheeu aisol' zij zieii aan zi]'n \MC!CH wiïde ; worpen, maar hij hield haar terug. ! (fa hei'ji .'" Zijn loon bleef rn-!ig als van te voren. ..Maak hier geen scène. < ia heen ... j wal sta je nog te talmen '."' ! Ze keek hem aan als had ze hem niet verstaan. j Alleen voor van ir.ieltt 't i- y.oo kond! in de keuken, of daar op de ; trap laat me maai' daar zitten .'" (ia naar het dorp, daar heb je toch keni nissen," zeide hij gedwongen. Klop ze op: die zullen je daar Wol laten overnachten, liet spijt me," voegde hij er haperend hij. maar i ik kan mijn gemeente geen aanstoot geven. Ga «lus heen." Ze schudde aAvijzeud het hoofd, haai' bleeke lippen sloten zich krampachtig en werden l als versteend. Hij trok zijn schouders ,.>?,.? i alleen haar weerspannigheid zag hij en nie! haar wanhoop. Ze waggelde, haar dolle oogen v, erden onrustig verward; ze tastte naar de u deurknop. drukte die neer. l>'eeds voelde zij een koude luchtstroom maar keerde zi''h i>u-k'u;:om : Jlekiior me?bestraf me -?:jj;;.;r -; iir me niet weg!" Kï> leen. np >.-i!^ !.!??:'!?_: ! Scheld me toch uit domino ! ?--.-':,"ld mi u'.; ! architect J. A. Pool Jr, in het Januarheft" van de Innendekoration." DW reproducties toch bij dit artikel zijn een misschien nog beter bewijs voor de ge grondheid van mijn klucht over ongeoor loofde artistieke onteigening", dan de vroeger verschenen afbeeldingen in Hollandsche tijd schriften. Bovendien zijn er in den laatsten tijd nog enkele feiten aan te wijzen (ik bedoel: tte verkoop van de modellen van het Amstelhoek aardewerk aan den architect Lambeck en den ingenieur Brauns, de verkoop van kopenverkmodellen Amstelhoek. en tenslotte de voorwaardelijke overname van het filiaal van Amstelhoek in Parijs, door den heer Pool) welke feiten in mindere of meerdere mate een illustratie zijn of zullen worden van de door mij gewiaakte misstanden, en in elk geval rechtvaardigen, dat ik nog eens op dit onverkwikkelijk thema terugkom. Xu het artikel van liet Binnenhuis, in een der vorige nummers opgenomen, aanleiding zou kunnen geven tot d? veronderstelling dat het ook in deze quaestie om {'utiliteiten gaat, zoo wil ik hieronder vóór alles een kleine, onvolledige opsomming geven tot nadere toelichting. Ouder de reproductie's in dit blad gepu bliceerd bij een artikel over St. Maarten zijn: in I. De o cirkelvullingen van J. de Graaf (Blaricum). De onderkast van het groot bull'et (eiken) behalve de L' kleine cirkelvulliugen op het paneel en de 'l deur trekkers vuil ..... W. Pcnaat. (Voor het dressoir geldt hetzelfde). De boekenkast op enkele kleinigheden na een zui vere navolging van . . .H. P. Berlage. ?. In schets van een klein vertrek zijn de stoelen op '2 onwezenlijke kleinig heden na van, .... \\'. Penaat. H et, typische sn ij werk aan Bull'et links beneden op hetzelfde blad van . . .de Graaf. Tafeltje iu eetkamer op hetzelfde blad van . . . Mol. Van de geulkoperen deurgropeu zijn er van . . de Graaf en 4 van Sluyterman ? In de Huiskamer zelfde blad staat een stoeltje van W. Penaat. In de Jliit.lunilxrlir Jicnii' '2~i Oct. I"o;; (de reproduc ties zijn zeer onduidelijk en laten slechts toe weinig met zekerheid te constateereni. bl. (174. Baii(|iiutte op ach tergrond dito. (Zij kwam ook mot een dressoir van mij voor op de expositie onlangs in Maatschappij van Bouw kunst door Pool gehouden). bl. (M'i. Stoel met bekleede rug on bank op achter grond van dito. Typische vormen van de meubels uitliet Binnenhuis, bekende kapoplossing enz. Binnenhuis. bl. d7(>. Tabunret en ver schillende kenmerkende details van ',\'. Penaat. Beslag op de kast ach terwand JanKiseiiloefl'el (Voor een deskundige zou het koperwerk zeker aan leiding, tot opmerkingen geven). bl. (>7ü. Armstoel op den voorgrond van W. Penaat. Innen dekoratiou. bl. '24. Stoel en de helft van het Bureautje dito. bl. 27. Armstoel uitgezonderd 'de voorstijl die recht door loopt van dito. Stoelen en bank van . dito. ! Dit laatste is vooral oen typisch voorbeeld van com binatie. Ze is opgebouwd uit een rustbank, gangbank en ariustoelen van mij, waarvan o. a. de foto's zeei' broederlijk naast andere op de tentoonstelling in Maat schappij van Bouwkunst geëxposeerd werden. Deze opsomming zou nog met een serie details en bedekte copie vermeerderd kunnen worden, maar ze lijkt mij zoo reeds voldoende. (Men' zal opgemerkt hebben, dat mijn naam wel wat onbescheiden vaak daarop voorkomt. Wanneer men echter bedenkt, dat ik deug delijk bewijsmateriaal noodig had, zal men dit wel willen verontschuldigen.) Ik heb mij afgevraagd of een dergelijke gedetailleerde herhaling van mijn beschuldiging wol noodig of wenschelijk was, er zit iets bijzonder onaangenaams in, vooral nu het door een kunstnijvere. zelf wel moet geschieden (de critiek schijnt zich met zoo iets niet in te laten.) Er zijn echter redenen te over, om een dergelijke aanval te rechtvaardigen. Behalve dat het reeds op zichzelf een groote onbillijkheid is het werk van collega's tegen hun zin en hun bedoeling in te expïoiteeren, is een dergelijk ongeoorloofd gebruik van vormen van u.teenloopende richtingen en artisten, de juiste manier om de reeds toch niet sterke positie van den kunstnijvere uitermate te verzwakken. (Wanneer de heer Pool bedoelde vormen en modellen, die hij blijkbaar waardeert, mede te, helpen ver spreiden en de ontwerpers te steunen, dan zijn er werkelijk nog wel andere wegen, als die door hum ingeslagen). Wij staan hier in Holland nu aan 't begin van de periode, dat de kunstnijverheid door slimme kooplieden en fabrikanten als een schoon object voor winstmakerij beschouwd wordt. Men zal daar wel niet aan kunnen ontkomen, misschien is dat zelfs niet noodig, maar zeker is het wensehelijk, dat de plaats van den ontwerper, die zijn werk in de eerste plaats maakt uit overtuiging en liefde tot de noodzakelijke arbeid van de hervor ming van het interieur on de geheele om geving, niet zwakker maar steviger gemaakt wordt. Hij toch zal in de eerste plaats kunnen waken tegen een gevaar, dat de kunstnijverheidhuweging bedreigt, nl. het verknoeien en verhanselen van modellen en intenties, doordat, die modellen van den ontwerper (dikwijls voor zij rijp zijn.) on dan nog zonder diens aanhoudende zorg on toewijding worden gereproduceerd, terwijl daardoor tuch niet bereikt wordt liet algemeen maken van vor men, die uitteraard een meer dan gewone mode waarde bezitten. Ten slotte nog dit: mijn bedoeling met dit schrijven was allenniusz door onvrucht bare eigemlomsbewij/.ei'ij het eerlijk en nood wendige voort werk eu op- en verwerken van de resultal,e-n van de arbeid van anderen en van mij af te keuren, maar door het begin van een klein, doch noodzakelijk, zuiverings proces-, de kunstnijverheidbewegiiig wat ge zonder en sterker te maken. W. PENAAT. Een niaitwaardif lioeL .lux t'iiu'r L'li'iin'x (iHi'itiaoii, Kin militarisches Zeitbil l vou Eentnant Bn.si-:. l il'Yilz von der Kvr,->urg') Wiener Verhu: iw»4. Het lot van dramas, waarvan de opvoering verboden wordt, ei' \<m boekwerken, die vanj wege de regeering worden geconfisqueerd,'is dikwijls al heel wonderlijk. ^\iet alleen gaan zulke dwangmaatregelen de verspreiding er van niet tegen en verminderen zij den invloed, dien er van uitgaat, ..oeg'enaamd niets, maar juist door dergelijke vuivolgingon word; het i publiek er op atlent ircmaakt, ook hut buiten land wordt opmerkzaam en zeer tegen haar bedoeling in, werkt de overheid ten slotte in niet geringe mate mede tot de meerdere publiciteit on de grootere verspreiding van wat zij zoo gaarne verbannen on vernietigd gezien bad. Zoo werden, om maar enkele voorbeelden te noemen, Hauptman'-; )IV/'(T, nadat do op; voering ei' van in Berlijn door de politie belet, was, eerst recht bekend en kwamen spoedig daarop in (-ene vertaling te Parijs voor liet voetlicht. ])as Tlia1 t'.'S Lclicnn, d'e jolige Pusse van .Max Dreyer, heeft, sedert men er toepassingen op du huwelijkstragedie van de Saksische kroonpriuses. in heeft willen zien en haar dientengevolge van het tooneel te Berlijn geweerd heeft, een reeks van her' drukken beleeft en het onlangs verschenen inilitarische Zeitbild" van luitenant Bilse, waarvan thans het 21 ??30ste duizendtal in Weener nadruk verschenen is, zal, nu men den schrijver uit het Duitsche leger heeft verwijderd en tot een gevangenisstraf van zes maanden veroordeeld "heeft, niettegen staande het onverantwoordelijk slechte papier, den onduidelijken druk en de on-voldoende correctie overal lezers vinden, waar Duitsche legertoestanden ook maar e'enige belangstel ling verwekken. En dat is zoowat overal. Ziehier dan het door al deze gestrengheid bereikte resultaat! Een boek, dat anders voor zeker ook wel eenig opzien zou gebaard hebben, maar waarvan men nooit beslist zou hebben kunnen uitmaken, uit hoeveel deelen phantasie en hoeveel deelen werkelijkheid do inhoud bestond, nu plotseling door den krijgs raad van Metz tot authentiek bewijsstuk van de in het Duitscho leger heerschende mis standen bevorderd! Dit leger tot welk i ver dediging men zoo krachtdadig was opgekomen, voor langen tijd in zijn innerlijksto wezen geiepreciecrd en de obscure luitenant en beklagenswaardige auteur, want wie zegt ons, dat niet edelaardige bedoelingen bij hom hebben medegewerkt tot het schrijven en uitgeven van zijn boek'! tot eeu martelaar verheven! Zoo begaat de Duitsche regeering wel eens meer handelingen, die wel verre van aan het beoogde doel te beantwoorden, beter onge daan waren gebleven en dien zij op stuk van zaken wel als niet te herstellen domheden zal moeten erkennen. Maar niet om uitslui tend hierop te wijzen wordt dit artikel ge schreven ; liever wenscht het eens te onder zoeken, in hoeverre dit product van groote innerlijke indiguatie opgenomen dient te wor-len in de boekenkast van den litterairontwikkelde, of het met andere woorden uitsluitend als tendonz-geschrift beschouwd moet worden, dan we! of het buitendien nog letterkundige betekenis heeft. » Uit alles blijkt, dat men met een eerstelingsvverk van een nog jeugdigen schrijver te doen heeft, zoowel uit den stijl, die alles behalve vlekkeloos en hier en daar zelfs niet zonder fouten is, als u:t den opzet van het geheel. Met prijzenswaardige zelfkennis spreekt IJilse dan ook ni-.;t van een roman maar van oen Zoitbild", doch zelfs van uit dit stand punt beschouwd, geeft het gereede aanleiding tot aanmerkingen en zou men o. a. kunnen betoogen. dat do beschrijving van liet leven en doe.ii der otlicierswerekl er eeu onbehoorlijk groote plaats inneemt in vergelijking met de ruimte, die, toch niet bloot bij toeval? bostee l is aan het voorvoercu van militairen van minderen rang. Ook moet men maar op goed geloof aannemen, dat de bedoelde garnizoensplaats werkelijk zulk een onmogelijk. ongenietbaar nest is als de schrijver beweert, want niet, de minste poging werd 5,0 laan om ons dit door beelden en kleuren aan schouwelijk te maken. Daarentegen verrast het boek door een levendigheid en geest in de gesprekken, die klaarb'ijkelijk naar de j natuur bestudeerd zijn on verraadt het bier i en daar een humor, die be'.vijst, dat de j mge i auteur, die toch het plan had den militairen dienst te verlaten om zich te Berlijn aan de schilderkunst te wijden, niet van artistiekeii ' aanleg ontb'.oot is. Op eeu muziekavondje, teu huize van den ritmeester Kór.ig maken wij kennis met onge veer al de hoofdpersonen van dit militaire milieu. De gastheer en zijn gade met den Obcrleutnanf. Bloitbrou, in wion Bilse zich zelf geteekend hooft, zijn zoowat, de eenige fatsoenlijke karakters in dit eigenaardige gezelschap. Verder treffen wij er mevrouw Kalde aan, ook de vrouw van een ritmeester. klein eu sierlijk van iigunr met het gezicht eines ungezogenen Knaben,"' de latere heldin van groteske liefdesavonturen, en mevrouw Stark, korpulent en smakeloos gekleed, reeds een heel eind in de vijftig, wier eonig streven het is haar luien, onbokwamun echtgenoot zoo spoedig mogelijk tot majoor bevorderd te zien on die daartoe gebruik maakt van een toevallig over den kolonel'verkregen macht on iu het vroege morgenuur in plaats van haar mail do manschappen van hot escadron nagaat en op do stang rijdt. Eindelijk de Ycims van den kring mevrouw Eeimami, ik heb 't verdiend. Vroeger hebt u u over zoo iets toch ook geërgerd. daarom, scheld ; me genist uit, maar laat me voöTrlezeu nacht ? daar blijven zitten ik weet nel, u is als heilig terwijl ik . . ." Slap gleed haar hand van den deurknop, terwijl hol hoofd op j de borst zakte. Ileknor me dan toch !" Het staat niet aan ons, te richten. Ga naar het dorp. Morgen zal ik met je broer spreken, maar nu. ga ga in Godsnaam!" ij ij school' haar over den drempel als een «illoo> voorwerp. Toen sloot hij de deur. Van buiten kwam geen toon meer. Ilij was alleen. Huiverig, rillend van kou ging hij terug naar zijn -tndoervortrek. Ilij iiet zich op zijn stoel neei'giijden. steunde het hoofd in de hand en slaardu in den opengeslagen bijbel. Hier \\as hij gebleven : ..Wie heilig .is, zij ouk verder heilig. Zie ik kom spoedig en mijn loon niet mij !" Zijn handen vouwde hij over het boek en met een z«aren. -tonnenden zucht boog hij het voorhoofd op den tafel rand. Zijn hoofd gloeide. zijne MUpen klopten. Pieper, >ieeds dieper zonk hij \ oorovor, gleed van zijn stoel en liet zich op zijn knieën neer. Het donkere hoofd l \\erd nu vol do^r het lamplicht beschenen, eenige vroeg-witte haren mengden zich tnsschen de dof bruine lokken; de groene kap ] wierp een ziekelijk-bleeken weerschijn op de in elkaar gekraiupte, huilden niet de gezwol len blauwe aderen. En hij bad : Hoor! De eerste maal heb ik haar laten heengaan, n woord van mij zon haar terug gebonden hebben. Ik heb het niet uitgespro ken. En wederom heb ik heden geen woord gezegd, geen woord van verwijt, van gerechten toorn. Ik heb haar in vrede hoen laten gaan. Ik heb over mijzelf gezegevierd, zoowel iu liefde als in toorn, ik heb over mijzelf geze gevierd zoowel lieden als vroeger. Hoer, is het zóó goed geweest? Wanneer komt Gij met uw loon! lieer! Heer!'' I.ung bad hij. ..Zie. ik kom spoedig ..." Een zacht ruisehen ging door het vertrek. een koude luchtstroom blies door de open geb!e\iii deur hem in den nek. Ilij richtte zich 0,0 d .-i;; r. kiakeml. sprong het venster open. door den druk van een geweldigen «indruk. Du vlam der lamp sloeg opwaarts uit het glas?on werd uitgedoofd. Een stroom van helder maanlicht vulde het vertrek. En in dat blauwe tooverachtige schijnsel opende de lijdende. Heiland zijn oogen; de rand om het beeld was niet meer geheel wit neen, vlekken waren er op. langwerpige vlek ken als van vergoten tranen, sommigen don ker als van geronnen bloed ' En steeds druppelden er nog meer neer van den door nenkroon . . . Do klok sloeg elf slagen rrr rrr . Plotseling klinkt daarbuiten oen hoesch geschreeuw ! Xog eens. en nog een- ! Een roepen en haastig gedraaf van met spijkers beslagen schuinen. Het jaagt voorbij, on reut rent . ..Wat is er gebeurd ?" Kisnor boog zich uit het raam, zoo hevig opgeschrikt dat zijn knieën knikten en zijn hart als niet hamerslagen bonsde. ..Wat is er toch gebeurd?" Een der voorbij ijlende mannen hield stil : met den duim wees hij over zijn schouder heen. Daar is 'r een ingevallen 'n vrouwspersoon ! Wij " de man. was buiten adem, we hebben bijten in 't ijs gehakt, voer onze netten 't is zóó licht wij zagen 'r haar naar toe loopen wo waren aan den anderen kant -^ we schreeuwen haar toe maar ze schijnt niet te hooreii. Kijk 's domino," hij keerde zich naar het moor en woes mot de geheele hand ..th'uir heeft Jakob al een grooto bijt gehouwen, ziet n? daar midden in ziet u, hoe licht? Daar stond ze nou zo knielde neer en gleed 'r in!.,. Dat arme schaap!" klonk 't nog uit den mond van den visscher Ze klopten aan do naaste huizen, haalden touwen, stokken, haken, angstkreten klonken in den nacht, heen en weer roepen, vragen, antwoorden; luid rumoer waar hot even te voren nog zoo vreedzaam was. Bij do wilgenboomen stond de predikant. hij had het in huis niet uit kunnen houden ; daar stond hij met anderen on staarde, vorder op het moer, waar een groep mannen bezig waren. De lichte juchtsiioeuw was wegge vaagd, glanzend als staal lag de ijsoppervHikte. De lucht was snijdend koud; de niet toegeknoopto overjas des predikant* zwol op door den noordenwind, de kou drong hom door merg eu been. Hot onbedekte haar werd door de rijp als verzilverd en toch gloeide zijn voorhoofd of het borsten zou. Eisnor hield zieh aan de wilgen vast. zon der steun kon hij niet staan, oen ontzettende angst, dood hem sidderen; zelfs zijn lippen trilden. Wie is ze? Weet niemand 't? 'u Vrouws persoon, zegje ? Wie kan 't zijn ?" In angstige nieuwsgierigheid en spanning vragen do menschon het elkaar af. Eén weet het. Geen twijfel is haast meer mogelijk. Hij staart met oogen die uit hun kassen puilen, iiij voelt de met rijp bedekte takken als doudenvingers in zijn hand. Do maan glanst als een ronde, goi;d-i;'oele schit terende schijf nu staat zo vlak, midden boven het meer. Haar stralen glinsteren in het donkere water aan do bijt on woelen en boren al dieper en dieper. Do mannen wer ken mot de iangu stokken, schreeuwen elkaar iets toe nu halen ze iets op drui pend, vonkelend komt hot uit de groofe zwarte opening, een regen van zilveren druppels om zich heen spattend slap hangen de armen. Xu wordt ze op de ']]?.vlakte neergelegd. Eisner is als versteend, geen blik kan hij van haar afwenden... Maanlicht overal rondom 't heldere maanlicht in bijna wreede klaarheid. Lang zaam daalt do gouden schijf, nu is ze achter de levonlooze druipende gestalte een aureool vormend om dat hoofd van haar gelaat stroomen tranen neer... En om haar voorhoofd ziet hij een doornenkroon . . . waar bloed van afdruppelt .. . Bloed en tranen vermengen zich. En haar rechterhand heeft zo opgeheven, de wijsvinger strekt ze beschul digend on dreigend uit... Zien zo 't allen dan niet? Hooron ze niet do stem van Boven die hem toornig toeroept: ..Zie, ik kom, Gij hebt mij nooit verstaan!" Met een doordringende!! kreet zakte domino Kisnor in elkaar. 11 ij was bewusteloos. Achter do drenkelinge aan, werdhij ',\e-jgedrau'cn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl