Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
1387
met haar v\jf en twintig jaren nog frisch
gelijk een roos, elastisch en slank,
hartstochtelijk en wellustig, steeds met haar man, den
?eersten, luitenant in twist en tweedracht
levend, in het verloop van het verhaal een
priesteres der vrjje liefde. En nu de heeren.
Hier noemen wij in de eerste plaats den
iolonel vön Kronau met kromme beenen,
?verweerd gelaat «n tranende oogen, op onge
hoorde wijze zijne onderhoorigen
tiranniseerende waar het kleinigheden geldt, maar te
laf om op te treden ter beteugeling van
groote euveldaden uit vrees van een mogelijk
schandaal en een daarop volgende
pensionneering. Volgen de luitenants Pornmer, Muller,
Kolberg, Leiman en Borgert, van wie vooral
de laatste bestemd is om, in verbinding met
mevrouw Leiman, een groote rol te spelen.
Bijna zonder onderscheid leven zij boven hun
middelen en zitten zij dus diep in de schulden;
de zoo hoog geroemde kameraadschap, jene
Zierde des deutschen Heeres," uit zich bij
hen in het elkaar wederszijds belasteren,
verkleinen en afbreken ten einde zoodoende
zelf naar boven te komen. Ook zijn zij, hoewel
geen verklaarde dronkaards, toch allen lief
hebbers van een meer dan rijkelijk glas bier
of wijn, het gevolg van het verblijf in een
klein garnizoen, en behandelen zij hun
min?deren soms onrechtvaardig en wreed.
Deze verschillende karakters nu, doorBilse
voor 't meerendeel zeer goed en raak
geteekend, bewegen zich gedurende eenige
maan?4en door elkaar. Hun faits et gestes" vormen
den voornaainsten inhoud van het boek en
niet altijd is de schrijver in het cornbjnaeren
«r van even gelukkig geslaagd. Daardoor
vervalt zijn werk in drie deelen, die slechts
losjes samenhangen. Ja het middelste deel,
?de droevige geschiedenis van den
uauwgezetten en plichtijverigon sergeant Schmitz, mis
schien wel het meest treffende en dichterlijk
behandelde gedeelte, is er goed beschouwd
slechts tusschen geschoven en verbreekt op
in 't oogvallende wijze den toch al zwakken
samenhang van het geheel, een blijk te meer,
dat de luitenant op letterkundig gebied een
beginneling is.
Tóch is hij er uitnemend in geslaagd ons
de verveling en de leegte, die in de kleine
garnizoensplaatsen heersenen, het gebabbel
en geklets en, erger nog, de slechte practijken
op sociaal en zedelijk gebied niet haar diep
liggende gevolgen in levendige kleuren voor
oogen te stellen. Luitenant Borgert, de o! zoo
levendige, gezellige en amusante kameraad,
maar die met hoager eu lager geplaatsten
zijn verfoeilijk spel drijft, die tot aan den
hals toe in schulden stekend op het laatste
oogenblik, wanneer hem het water aan de
lippen is gestegen, zijn rijke meubelen, die
nog onbetaald zijn, maar waarop hij reeds
gelden heeft opgenomen, aan een joodschen
handelaar legen contanten weet van "de
hand te doen o:n er dan met de vrouw
van zijn boezemvriend, die reeds meer dan
?eens borg voor hem gebleven is, van door te
gaan, hij moge al voor een gedeelte een beeld
der phantasie zijn, maar al te levendig voelen
wij, dat er in de wereld, waarin hij verkeert,
?dergelijke wezens kunnen voorkomen, ja er
misschien niet eens zoo'n buitengewone zeld
zaamheid behoeven te zijn.
Alleen in de ons beschreven militaire
wereld en niet ook in alle andere maat
schappelijke kringen ? Deze vraag schijnt
gewettigd en het antwoord er op kan niet
anders luiden dan dat men zeer zeker ook
elders zulk? individuen zal aantreffen. Hoe
wel dit grif toegevend moet men evenwel
erkennen, dat de militaire stand in
Duitschland na de veldtochten van 18G6 en 1870/71
nog altijd met een soort van aureool om
geven is die voor dezen gevaarlijk kan worden,
ja het misschien reeds is, wijl hij er te veel
door op den voorgrond wordt geplaatst en
er dientengevolge hem te hooge eisenen
worden gesteld, wat het ophouden van zijn
maatschappelijke positie betreft. Aan den
officier valt het trouwens ook gemakkelijker
gelden op te nemen dan aan den burger;
de geldschieters weten maar al te goed, dat
zij van officieren meestal hun geld terug
krijgen, wijl er anders hun betrekking mee
gemoeid kan zijn-. (Jok brengt het vegeteeren
in kleine garnizoenen, waar slechts weinig
intellectueel leven kan bestaan en waar men
uit den aard der zaak dagelijks omgaat met
kameraden, die er warmpjes inzitten, óók
voor den minder bedeelde op den duur een
verhoogden levensstandaard mede, terwijl
men er, wat dames gezelschap betreft, bijna
uitsluitend op de vrouwen van zijn collega's
is aangewezen, wat wederom tot liaisons
kan voeren, die, het verslag van de zittingen
van den krijgsraad in zake Bilse bewijst
het, .volstrekt niet alleen in de verbeelding
van den schrijver aanwezig behoeven te zijn.
Voegt men eindelijk hieraan toe, dat ver
schillende militaire autoriteiten al licht ge
neigd zijn een oogje toe te drukken, waar
het reinigen van een Augiasstal, een nuttig
werkje, maar dat toch stank om zich ver
spreidt, hun juist daarom eene vermaning,
ja misschien wel hunne betrekking zou
kunnen kosten, dan heeft men verschillende
elementen bijeen, die maken, dat het leven
'van den Duitschen ollicier, die door een
ongelukkig toeval in zoo'n negerij aan de
grenzen te land komt, door tal van verlei
dingen en gevaren omgeven is, waai tegen
hij zal hebben te worstelen, maar die niet
een ieder van zijn kaste te allen tijde zal
kunnen overwinnen. Men blijft ten slotle
toch mensch, ook al is men ollicier.
Hoe het met dit alles in grooter garni
zoenen gesteld is, vertelt Bilse, die ook in
Kassei gediend heeft, niet en kan dus buiten
"beschouwing blijven. Hetgeen hij van Forbaeh
meedeelt, is van dien aard, dat aan de over
heden, zoo zij al reeds niet op de hoogte
van de toestanden in dergelijke plaatsen
waren, toch eindelijk wel de oogen moeten
zijn opengegaan. En zoowel de beschrijving
der gebeurtenissen, die volgens het verslag
van den krijgsraad geenszins uit de lucht
gegrepen zijn, vooral niet voor hem, die de
kunst verstaat van tusschen de regels te
lezen, als de daaraan vastgeknoopte beschou
wingen worden gegeven op dien toon van
?waarheid, die allen twijfel omtrent de waar.
lieid opheft en mede een van de artistieke
..eigenschappen van het boek is.
Wij mogen veilig aannemen, dat nu onder
..de algemeene aandacht gebracht is wat zeker
niet onbekend was aan enkelen, de gevolgen
van dezen vermetelen stap niet zullen
uiti blijven. De zittingen van den krijgsraad
j hebben uitgemaakt, dat hot door Bilse
ontIhulde in hoofdzaak waarheid bevat en het
Duitsche legerbestuur kan deze waarheid
niet negeeren.
Maar bovenal zal men dienen acht te slaan
op zoo menige juiste opmerking, zoo menigen
gulden wenk; die de officier, dien men
als een onwaardige uit het leger heeft
gestooten, ten beste geeft. Of zou men misschien
de ooren willen sluiten voor de volgende
woorden van den ritmeester König, die overal
weerklank zullen vinden waar het gevaar
voor misstanden als de door Bilse beschrevene
bestaat:
Man sollte nicht so viele Minderwertige
nach diesen kleinen Grenzstationen schicken,
sondern in erster Linie einwandfreie Offiziere
mit anstiindiger Gesinnuug und tadelloseni
Vorleben.
Und das ganz besonders, wenn man diese
Grenzgarnisonen als so gewichtig bezeichnet,
denn leichtsinnige Sumpfhühner werden in
der Regel keine brauchbaren Offiziere sein,
wenn man im Ernstfalle erhöhte
Anforderungen an ihre Leistungsfiihigkeit stellt.
Aber jeder halt es für eine ganz besondere
Strafe oder wenigstens für eiii gewaltiges
Pech an die Grenze zu kouamen, und schon
das verleidet ihin die ganze Lust am
Solda tenspieleu.
Bei dein jetzigen System müsste es
Grnndsatz sein, keinen Oftizier langer als zwei,
höchrtens drei Jahre in eine Grenzstation
zu belassen. Dann würde sich die Armee vor
viel Schaden sichern, sowohl hinsichtlich
ihrer Leistungsfiihigkeit als auch-besonders
ihres Kufes. Ausserdem wiire eine schreiende
Ungerechtigkeit aus der Welt geschafft."
Alles bij elkaar genomen is Aus einer
kleinen Garnison een goed boek, nog in vele
opzichten het werk van den aanvanger ver
radend, rnaar niet van talent ontbloot. Verre
boven den vorm verheffen zich echter inhoud
en strekking, die beide van dien aard zijn,
dat Duitschland en waarschijnlijk wel
Duitschland niet alleen er in het vervolg
rekening mede zal moeten houden.
Am'ersfoort, 8 Jan. 1904.
W. X. COENEN.
BrDDEtière D ra Rem
Het boekje van den veelgelezen en veel
besproken Académicien over den schrijver der
Origines du Cliristieinisme en der Histoire
d'Ixra'él zal voor velen die het ter hand
namen, geloof ik, een teleurstelling zijn. 1)
Men kou niet verwachten dat de man die
la Itanqaeroute de la science proklauieerde,
Kenan, den vertegenwoordiger der weten
schappelijke levensbeschouwing, onbevangen
zou beoordeelen : bot standpunt der twee
schrijvers is daartoe te verschillend. Maar
wél kon men verwachten dat iemand als
Brunetière die voorgeeft een ernstig man te
zijn, althans een poging zou hebben gedaan
om het werk van een tegenstander met eenige
kalmte en kennis van zaken te bespreken,
dat hij. zelfs in een gelegenheidsgeschrift,
zich de moeite zou hebben gegeven om
althans een bij benadering juist beeld van
dien tegenstander te ontwerpen, eer hij hem
veroordeelde. Dat heeft de heer Brunetière
niet gedaan. Tot zijn verontschuldiging moet
gezegd worden dat zijn Lettres werden opge
steld in der haast, naar aanleiding van de
onthulling van liet standbeeld te Tréguier,
op verzoek der redaktie van een konservatief
Bretonsch blad en op een oogeublik dat
Brunetière de geschriften van den man dien
hij beoordeelde niet bij de band had. Maar
het is moeilijk te verklaren dat iemand van
Bruuetière's naam de aldus neergeschreven
artikelen iii boekvorm uitgaf zonder eenige
wijziging dan eeu aauteekeiiing hier en daar
aan den voet der bladzijden. Natuurlijk be
wijst soms een opmerking over den in
vloed van Henriette Kenan op de denkbeel
den van haar broeder, over hetgeen Renan
aan Littréontleende dat men hier met
een geoefend kritikus te doen heeft; maar
de enkele goede bladzijden doen de leegte
en de lichtvaardigheid van het overige maar
al te zeer uitkomen.
Het is mijn bedoeling niet Brunetière's
geheele beschouwing van Kenau te bespre
ken; ik kies slechts een paar voorbeelden.
Vooreerst een punt dat thans de algemeeno
aandacht trekt, naar aanleiding van
Chamberlains (Irundlayen des XlXen Jahrhunderts
en de in Duitschland onlangs opgedolven
geschriften van den paradoxaïon Franse.heii
geleerde De Gobineau: de rassen-theorie.
Brunetièro stelt het voor alsof Kenau zijn
leven lang een aanhanger was geweest dier
theorie en beweert dat hij daardoor un des
pairons ou fanteurs Je l'nntisémit'usme is ge
worden (p. 07). Hij bewijst dit l", door een
citaat uit kenaus Hutoire des lanr/ues sémitiques
waar o. a. te lezen staat: La race sémitiqne,
compeirée il la mee iiido-eueo/iéenne. représente
i'éelletitent une comb.'iiaison 'inférieure de Ui
nature humaine ; door een plaats uit l'Antccltrist
(Oriyines da Chrixtianisme deel V) waar, onder
meer, gezegd wordt: // (Ie J ui)') vouluit les
arantai/es d'uue nalioti, min* eire mie iiation,
seins peirtic'tper uu.e cJtanjes drs nafions; door
een plaats eindelijk uit l'Ki/lise ('lirétienne
(Oriyini'x du CLrisiiaii-itniie, 'deel VI): Le <jl<etto
a léjtiMf ie J ui f rtKiinx nne conlrei'nite, renant
du deltors 'jn'ii'iie constf/nenre de i esprit
ta/tnudique. l'it dit alles leidt hij af dat Kenan, na
door zijn taalstudiën tot de rassen-theorie te
zijn gebracht, in die theorie werd bevestigd
door l'aristocriitixnie de xes 'mul: net K en door
Ie pari! liftt'rairc. dat hij van die theorie kon
trekken (p. OU i. Tegenover die rassen-theorie
stelt liruuetière natuurlijk de christelijke leer
van i Ie esseutieele gelijkheid aller menschen
(p. 70, 71).
Tegenover deze voorstelling stel ik het
volgende : Kenan heeft de rassen-theorie in
een werk zijner jeugd gepredikt, maar baar
later zoo gewijzigd dat men kan zeggen
dat hij haar geheel heeft opgegeven on het
in de latere jaren geheel eens was met de, leer
die thans wordt Verkondigd door l'rnnetière
zei veil. De Ilixtuire des lani/nes st'mitii/iti's,
waar de plaats in voorkomt die door de Anti
semieten zoo vaak geëxploiteerd wordt, is
van 1855, en men zal toegeven dat Kenan
sedert dien tijd ruimschoots gelegenheid heeft
gehad van meeiiing te veranderen. Dat is
inderdaad gebeurd. .De twee plaatsen uit
latere werken die Brunetière aanhaalt, heb
ben met de etltnoyntjisclte rassen-theorie niets
gemeen: zij doelen op de historische, stelling
van het Joodscbe volk te midden van andere
volken. Men leze bepaaldelijk het geheele
hoofdstuk Ie Talnm'l(blz. 2.Ï8?258) \n\\l'E(/lise
(J/irctie.nne, waarin de plaats over den Talm uden
bet ghetto voorkomt, men zal zien dat daar
l'esprit talumdique niet wordt voorgesteld als
iets dat met bet Joodsche bloed of oen aan
geboren neiging van den Joodschen geest in
verband staat, maar als een gevolg der
historische stelling van bet Jodendom na do
vernietiging van den Joodschen staat. Mot
de rassen-theorie heeft dat alles niets te
maken.
Brunetière weet wel dat Kenan zich in
later jaren in een geest heeft uitgelaten die
geheel strijdt met de theorie der
Anti-serniten; hij haalt (blz. 07, noot) zolf een voor
dracht aan waarin Kenan zegt dat de vijanden
van het Jodendom over het algemeen de
vijanden zijn van den modernen geest";
maar die' voordracht werd gehouden in de
Societédes Etudes Juives, op verzoek van
Baron Kothschild en zonder Kenaus oprecht
heid in twijfel te willen trekken, gelooft
Brunetière dat men hier met jiatterie te doen
heeft. La vraie pensee de Renan est aiüeurs.
Het is vreemd dat een Brunetière, die
beweert Kenaus werken zoo goed als iemand
to kennen, een geheele reeks plaatsen is ont
gaan waar Kenan de rassen-theorie uitdruk
kelijk bespreekt en haar verwerpt, en dat
in voordrachten eu studiën, waar Baron
Kothschild in de Sociétédes Etudes Juives
volstrekt niet in gemengd waren.
Zoo zegt hij in zijn voordracht l'Islamiume et
la Science. Uet feit van het ras, alles
beheerschend in den aanvang, verliest meer on meer
van zijn gewicht,naarmate de groote algemeene
krachten, Grieksche beschaving, Komeinsche
verovering. Germaansche verovering, Christen
dom, Islam, Kenaissance, wijsbegeerte der
achttiende eeuw, Revolutie, als pietmachines
over de oude variëteiten der menschelijke
familie heenrollen, en ze dwingen zich te
vermengen in min of meer gelijksoortige
massa's" (Discours et conférences, 1570.) Inde
geheele voordracht Ie Judaïsme comme race et
comme reliyion wil Kenan bewijzen dat het
Jodendom, zooals het thans bestaat, voel
minder een ras is dan een godsdienst, gods
dienst die sedert eeuwen aanhangers heeft
gevonden onder de anthropologisch meest
ongelijksoortige rassen ; aan het slot verklaart
Kenan zich uitdrukkelijk tegen het anti
semitisme eu besluit met de woorden:
L'oeuvre du XIX siècle est d'abaltre tmis les
gliettos, et je, ne fais pas inon compliment d ceu.r
qui ailleurs clierclient d les reiner (Discours et
conférences, p. IJ74.) In de eerste bladzijden
van zijn Hisloire d'lsracl stelt hij bovendien
in het licht dat het alleronwaarschijnlijkst is
dat de oude menschengroepen, te midden
van welke zich de grondtalen gevormd heb
ben die de geleerden aanduiden als
LidoEuropeesch (of Indo-Germaanscb) en Semi
tisch, uit een anthropologisch oogpunt geheel
homogeen waren; dat veeleer het tegenover
gestelde moet worden aangenomen (dit denk
beeld was reeds in 1878 door hom uiteen
gezet in oen voordracht geresumeerd in het
Jiulletin liel/doinad<i!re de l'Association
scientijiijue de Fmnce, Maart 1878, p. :<5(S). 2)
Maar de meest krasse uitspraken van Kenan
tegen de rassen-theorie zijn to vinden iii een
voordracht over het denkbeeld der natio
naliteit, waarin o. a. te lezen staat (Discoui's
et conférences, p. 297): La fait de la race,
capital a l'origine, ra... tinijnurs perdant de
son importfiit.ee. L'ltixtoire Itnmai'ne dij/ere
exsentielleinent de la zoolwjie. La mee. n't/ est />as
tout, comme ckez les rnnr/eurs nu les félitix. . .
En de/iors des carai-ici-cs ant/iroj>nlor/ii/ties, il y
a la raison, lei justi^e, lc vrai, ie beent, (jni simt
les meines pour t»ns. Dus geheel dezelfde
leer die thans door Brunetière verkondigd
wordt met zooveel zelfvoldoening en pedan
terie (blz. 71 van zijn boekje), liet schijnt
ongelooflijk dat deze '/AM bekende lezing aan
Brunetière is ontgaan, des te meer omdat
Kenan, in de voorrede van den bundel l lis
cours et conférences, waarin hij die roordrucht
herdrukte, uitdrukkelijk zeidj: te morcean de
ce rolumi' (int/nel, ? attachéIe plus d'importuncc
et sur le</ut l je me perinets d'upjieler t'altenfion
du tecteiir, est la conférence: Ou'est eequ'une
nation? J'en ui pesc i-liaijuc mot uree Ie plus
f/reiiid. soin, c'est ma jieoje-^sion de, lol en, ce i/nt.
touche les cltoses liiüna'nes (geschreven in 1887).
Maar zoo gaat liet als men overhaast en
hartstochtelijk werkt.
Dit is niet de eenige geheel ongegronde ver
zekering die voorkomt 111 Brunetière's boekje
./oo doet hij het voorkomen (p. 29) alsof'
Kenau geen heldere denkbeelden bad over
de mogelijkheid of onmogelijkheid van won
deren, voor hij kennis bad genomen van de
voorrede door Littrégeplaatst voor de tweede
uitgave van zijn vertaling van Strauss' Leliën
.leun. Dat, lionan op zeker tijdstip don invloed
ondervond van de denkbeelden van Littré,
is waar, dat de inleiding van zijn Vie de
,/ésus dch gedeeltelijk aansluit bij de bewijs
voering van Littré, is ook waar. .Maar die
voorrede van Littréis van 18ö:>; en in 1849
schreef Kenan, in zijn artikel Les historicus
ci'itiej/ics de Jc*us : ('e n'ext pus d'uu ra
sii/nii''liient, nut s iL' ton/ l / nxcinlilc d,'S sc/c/tccs
i/todernes, i/ne sort ril immense réxnllut: il n';/ u
/nis de. snriiiitui'e/ i vgl. bel tijdschrift l.u Liheel
de iienser, jaargang 1S49, doel III, p. 4(>.ïi,
dus hetzelfde denkbeeld dat Littrévan zijn
kant, eouige-jaren latei', meer uitvoerig ont
wikkelde. Kenau nam later de plaats onver
anderd over in zijn Etudes d'lusloire rrlii/h'itsc,
en voegde er i2e uit g. blz. 20(i) een noot bij
over de onderscheiding van surmilure! en van
miracle, onderscheiding die Brnnetière hem
verwijt niet te hebben gemaakt.
Ik sta hier niet stil bij de geheel scheeve
beoordeeling van la l'ie de ,/ésus en der
]>iali>yiiex /i/iilosoii/iifjiies. ik stip nog n punt
aan: wat Brunetière schrijft over de
f f roei ti van Kenaus beschouwing der ge.
schiedenis ip. 041, over zijn gebrok aan mede
lijden i p. 80, noot. i pit verwijt is iïelu-el on
verdiend, als men rekening houdt met zoo
menige schooiie bladzijde der OnijmeK dn
Cliri»ti<iiiismc(}>ei>M\\dv\ijk deel II, les Apó/rex).
met de merkwaardige voorrede van die geïllu
streerde volksuitgave van la ]'ie de Jéxnx
(18701, vooral met de geheele (,'excleiedenis run
Israël. De heer Brunetière citeert dat boek
herhaaldelijk, niaur schijnt de strekking er van
volstrekt niet begrepen te hebbeu. Het eigen
aardige van Kenaus Hisloire dn penple d'lxrael
is juist dat, terwijl andere historici in de ge
schiedenis van het Joodsche volk vóór alles
de ontwikkeling zien van bef monotheïsme,
Kenan in de geschiedenis van Israël het eerste
ontwaken ziet van de idee der sociale recht
vaardigheid, van het denkbeeld van eeu
(!odsrijk op aarde. De Joodsche geest, zegt hij
(Histoire d'Israël, dl. V, laatste hoofdstuk) is
opgekomen voor de rechten der onderdruk
ten der slaven, in de antieke wereld van allen
verlaten ; bij heeft op aarde de verwezenlij
king gewild der absolute rechtvaardigheid :
dat is hot onvergankelijke in de nalatenschap
van het Joodsche volk, waardoor het eeuwig
werken zal, evenals < iriekenland door zijn
rationeele wetenschap en wijsbegeerte : ( Grie
kenland heeft geen boek Menoch nagelaten,
geen reeks woedende uitvallen legende wereld
zooals zij nu eenmaal is."
En Renan verklaart niet in te zien waarom
het Joodsche ideaal niet evengoed verwezen
lijkt zal worden als het Grieksche ; hij is van
oordeel dat de menschheid, na veel horten en
stooten, akties en reakties, ten slotte, het
oorlogvoeren en den rassenstrijd moede, een
toestand scheppen zal, waarin de individueele
vrijheid hoofdzaak zal blijven, maar tevens
die vrijheid beperkt zal worden, ten einde
het lot der grooto massa te verzekeren : Avec
d'inéritables reserves, Ie programme juif sera
accompli.'sans del compen.iateur,la justice e.ristera
réellement sur la terre." Deze woorden
schreef Renan elf maanden voor zijn
dood: :!) de férocitédie Brunetière hom ver
wijt, is hier ver te zoeken.
Parijs, einde December 19015.
G-. BUSKEX HVKT.
1) Fer<l!n<md Jirunetière. Cintj lettre» sur
Ernext Renan. Paris, Perrin, in 12 '. 102 bla.
2) lu het boek van Chamberlain, waar de
rassen-theorie in een intellektueel fanatisme
ontaardt, wordt Kenan dan ook op vele
vele plaatsen behandeld als een vijand en
een afvallige.
o) Maar, zal men zoggen, de ]}ialogt/es
phiieisophiques heeft Kenan óók geschreven.
Natuurlijk: Kenan erkent zelf, in de voor
rede van dat boek, dat hij vlagen van
pessimisme had en in n van die vlagen,
na den oorlog van 1870,ontstonden del)ialogucn.
Dat twijfelen en zoekom maakt Kenan
inenschelijk, en juist daarom interessanter dan
andere denkers die hun leven lang wande
lende systemen zijn geweest.
Mnltatnli m zijn yrieDiijes.
Dezer dagen kwam mij een manuscriptje
in handen, dat waarschijnlijk op zijn plaats
zou zijn geweest in de Multatuliana van de
lieeren Kok en Petit en wellicht bij een
herdruk daarin kun worden opgenomen, liet
werd mij gegeven met verlof het te
publiceeren, en de gever was zoo vriendelijk er het
volgende als inleiding aan toe te voegen.
Het was in 1803. Dek" was bij mijn
ouders op bezoek. \Vij zaten allen rond de
theetafel. Ik als kleine jongen van 7 jaar en
mijn vriendje J. v. P. Het is niet Multatuli,
maar Dek, die aan het woord is.
Die zich herinneren <le prettige avondjes,
die Max. met Tint1 en de kinderen doorbracht
in de Assistent-Kesideiit's woning te Lebak,
zullen zich kunnen voorstellen hoe deze bla
den ontstonden. Dek" was altijd bereid tot
helpen met teekenen van bord uurpatronen
voor de dames, of met allerlei snuisterijen
voor ons jongens. Mijn vriendje en ik hadden,
wat het ons beliefde te noemen, een dier
gaarde of bees:enspel. Waarop zich dat
grondde ben ik vergeten, waarschijnlijk op
bijster weinig, zooals dit in den aard ligt
van kinderen. Ons gesnap daarover 's avonds
aan de theetafel schijnt do vis comica" van
Dekker opgewekt te hebben en het komt mij
voor dat hij zelf moet hebben geopperd dat
een lijst der dieren, een catalogus van het
geen vertoond werd, onontbeerlijk was.
Ziedaar dus het ontstaan van het geschriftje
verklaard, l Iet is een zeer gewoon opschrijf
boekje niet blauwe en roode lijnen, waarin
op eenige bladzijden aan het hoofd de namen
van landen geschreven zijn, waaruit blijkt
dat het bij mij in gebruik was als oen hoogst
primitief postzegelalbum.
Mag men dergelijke spontane
theetafeluitingen publiek maken V Toch wel na veertig
jaren en waar het Multatuli geldt.
Dat ik het boekje als kleine jongen be
waarde, is wel een bewijs van den diepen
indruk, dien Dek" ook op jeugdige gemoe
deren maakte."
Lijst van dieren in de menagerie
v a n d e 11 e e r e n
Albertus Jauusius en ('omp.
N <p.
1. l Papegaai die op de koord danst.
2. l reiger niet hangooron.
L' slangen zonder staart.
5 papies,zeergeschikt v.de vroegpreek.
l Lama die snuift (gend. Janus).
l hond wiens mama een kat is.
'.} wurmen die piano spelen..
l' viervoetige wurmen zonder talent.
l ezel ridder van den Ned. Leeuw.
l Leeuw idem van den Ned. Ezel.
l Haas idem van de Mil. W. Orde.
] Olifant slapende in eeu vingerhoed.
l vloo die de ('achonea danst.
l lindwimn, bolvormig.
l vierkante kakkerlak
l iukvis professor in du bolvormige
driehoeksmeting.
'2 mensen zonder gebrok i niet te ver
warren met de heeren directeuren
van "t spul).
'.'. ! ijsbeer. l aanelkaêr
vast!S. l edelmoedige tijger l gegroeid.
!,:>]. ;! philantropiso kelderrotten.
!:.'. l watenvurnipje met stoomverniogen.
!:!. l hoofdbewoner die Alcxamler den
(iroote gebeten heeft (zeer bejaard).
H. l kanguro met dansschoenen.
!."). l bloedzuiger zonder likdoorns.
!(>. 1/2 koe (de andere helft is opgegeten
door n", 21», :5o en :>l').
!7. de andere helft in gips.
!S. l weduw van 'n dollen hond.
!'.). l struisvogel op schaatsen.
Hl. l jakhals (in de wieg gesmoord).
H. l w olfi directeur van 't weduwenfoiidsi.
(2. l schaap met guitar.
! 44. 2 mollen met brillen en lorgnet
i 47. 4 kalven psalniziugende ips. CCXLII,
vers :>?U).
)/?">',!. K) witte muizen in peloton,
exerceerende lading in IL' tempo's.
i(.l. i meelwurm, minister van
binnenlandsche zaken (zeldzaam en droogt.
houtluis in 'n kringetje spuw.
gebraden orang outang.
kikvors, doctor in de wijsbegeerte.
uilen, studenten in idem.
paardevlieg op reis.
krekel met onvergenoogd gelaat.
peinzende aap met toebehooren.
zachtzinnig stekelvarken.
J baviaan met rang' van
kathechiseermeester.
] vos in z'ii overhemd.
l kameel niet kanten lubbeii.
l kip die bard-gekookte eieren legt.
l idem (zuster van de vorige) log
gende zacht-gekookte idems.
2 hanen, zijnde de grootvaders van
genoemde kippen.
] spinnekop izeer melancholiek).
l onderaardse adelaar.
l staatkundige rhinoceros.
l wild zwijn in crinoline.
2 4.
.V i).
10.
11.
12, f4.
!.">. l (i.
17.
IS.
l'J.
20.
21.
84/66. l dozijn ganzen, uit een stuk.
97. l gebit van 'n oud paard (N.B. het
paard zit er aan.)
98. l zebra die aardappelen schilt.
99/100. 2 Heeren directeuren van 't spul.
Verzoek UEd. gunst en recomman
datie.
De entree is bepaald op niemendal.
N.B. Verwacht eerstdaags een oud
speenvarken met 37 jongen (zeer
zeldzaam).
101. *) l garnaal met souspieds.
102. l ekster in groote admiraals-uniform.
t) l schelvis die z'n corset aanrijgt.
l eenhoorn (kamenier bij boven
staande).
3 walvissen met gefrizeerde krullen.
l rups in 't kraambed.
l doosje nageslacht van den laatsten
mastodont.
l os aan de theetafel, zijne vrouw
omhelzende.
l zwijgend platvisje, lid van de tweede
kamer.
l salamander in 'n ijsslee.
l vliegende vis op de wandeling.
l kakatoe met schildpadden halskraag.
l winterkoninkje in Junij.
l levende mummie.
'.'> Leviathans (geboren weezen).
l draak, onderwijzeres in 'n naaischool.
l staart van 'n zeekwal (de kwal is
overleden).
l zeer jong ezeltje, niet pedant.
l vlugge Amsterdammer.
l mislukt genie (staarteloos).
l Chineese hipvogel met blauwe
pluim op z'n hoed (voor de poort).
l dronken braassem (ook zich noe
mende brasem).
J kapelapipelatodikiribietsa (voor do
poort).
J vliegend ei.
l kippedief in gesprek met
pekelharingen.
Voor copie conform,
, W. G. v. N>
*) Het handschrift maakt hier den indruk
van later voortgezet te zijn.
j) Nummers ontbreken van hier af.
NIEUWE UITGAVEN.
Scandia. Maandblad voor .Scandinavische
Taal en Letteren, (bijblad van Lente), onder
redactie van : ilargaretha Meijboom,
's-Gravenhage (Nederland); prof. dr. H. Logeman,
Gent (België); mevrouw D. Logeman?-van
der Willigen, Gent (België). G. Kömelingh,
Groningen.
Jlitllctin van het Koloniaal Museum te
Haarlem No. 29 : het weven in Nederl. Iiidië,
door J. A. LoKBiSH Jr. Amsterdam, J. H. do
Bussy.
]>e Sint Fremciscus X'averius kerk of de
Krijtberg te Amsterdam Itió4?1904, door H.
J. Ai.i.Ak». S. J. Tweede vermeerderde uitgave.
Amsterdam, C. L. van Langenhuysen.
(lesi-liiedenis van bet drama en van het
tooneel in Nederland, door dr. I. A. WORV,
Ie deel. Groningen, J. B. Wolters.
Onze Letterkundii/en, 4e ah1., Jeaime Keijneke
van Stnwe, door FRAXS NKTSCIIER. Amsterdam.
L. .1. Veen.
Wut ten jonge man behoort te weten, naar
het Amerikaanse!!, v au SYIA'ANUS STALL. Am
sterdam, boekhandel vb Höveker &
Wormser. Baarn, H. J. den Boer.
K. <i. BRÖXSTKD, Kiels Glarnliiik. vertaling
van mevrouw B. DE GUA^FI-?VAX C
Baarn, llollaiidia-drukkerij.
40 cents per regel.
iiniiiiiiiiiiiMiiiHtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiii
liitlmitiiliiiliilll
TRADEMARK
RTELL'S OOOHAC.
Dit beroemde merk is
rerkrflgbaar bij alle Wrjnhandelaars ei
bij de vertegenwoordigers
Wjjnhanaelaars te Amsterdam.
Prjjo fan af ? 2,50 per FlescL
Hoofd-Depdt
VAN
Dr. JAEGER'S OBI6,
Noraaal-Wolartilelei
K. F. DEDSCHLE-BBKOBB,
Amsterdam, Kalverstr. 1S7.
Eenig specialiteit in de**
artikelen in geheel Nederl.
Piano-, Omni- en Mnzieüanüel
JIEYROOS «& KA1.8HOVKN,
Arnhem, Koningsplein.
VLKU< fKLS enl'IANINO's in Koop en in Huur
Kepareeren Stemmen ? Kuilen.
Zeker en zonder pijn werkt liet
Echte Kadlauersche EkslerooirenmiddeJ,
/O.öO. Alleen echt met de firma
KKOXENA l'OTIIEEK, Berlin. Depot bij CLÉB A\ &Co.,
Apotb. I'Ol.AK, PI1AKMAC1E l-'
CHOCOLA.T-VEEN
ARTISTIQUE"
LE PLUS DELICIEÜX
CHOCOLAT POUR CROQUER.