Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1387
H. M. DE KONINGIN-MOEDEB.
(Naar eene opuaine van de Heeren De Lavieter & Co. te 's-Gravenhage).
f Voor H. M. Koningin Emma is een
tijd aangebroken van droeve en blijde
herinneringen, nu het vijf en twintig
jaar geleden is, dat zij met Willem III
in het huwelijk trad en als diens
echtgenoote Nederlander werd.
Wij hebben reeds bij een aankondiging
van dit herinneringstijdperk gezegd, dat
hierbij voor H. M. moeilijk sprake kan
zijn van een jubileum in den gewonen
zin, wijl haar huwelijk door den dood van
Willem III ontbonden is. Dit neemt
echter niet weg, dat het Nederlandsche
volk met alle ingetogenheid, die de om
standigheden voorschrijven, met de
kieschheid door den goeden smaak gevorderd,
gaarne bij deze gelegenheid Emma nog
maals een hulde bewijst, gelijk haar,
vyf jaar geleden, bij het eindigen van
haar Regentschap, werd aangeboden.
Gedurende den tijd door de
KoninginMoeder in Nederland doorgebracht, heeft
zij zich doen kennen als een brave, goed
hartige, verstandige vrouw; men kan
van haar zeggen: in haar hooge positie
staat zij als een vlekkelooze; zij heeft
geen vijanden, haar treffen geen ver
wijten. Zij heeft, naar hare opvatting,
fedaan wat in haar vermogen was, om
et Koningschap voor verval te
behoetimillllllllllMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllll
UIT DB NATUUR.
XLIX. Onze wintervogeltjes, II.
Nog gemakkelijker dan de meezensoorten
ajjn de andere kleine insectenvogels te onder
scheiden, die 's winters bij het lokvoer in
den tuim willen komen.
De trouwste bezoeker na de pimpel, is de
allemansvrind roodborst. Zoodra hij merkt
dat alles veilig is, wordt hij stamgast en ge
draagt zich vrij aanmatigend tegen zijn
hongerige medeleden van de sociëteit. Altijd
? aantrekkelijk en interessant zijn de vlugge
bewegingen van dit mooie vogeltje met zijn
roestroode borst en keel. De groote ronde
gitoogen Btaan meer naar voren dan bij de
meeste kleine vogels 't geval is; daardoor
kijkt ge het roodborstje, dat u aanziet, vlak
van voren in de beide glinsterende kralen;
dat geeft iets verstandigs aan 't uiterlijk van
't dier; daarbij komt de menigte houdingen,
die bijna alle sierlijk zijn en die wisselen
met elke aandoening, met schrik, nieuws
gierigheid, afgunst, vertrouwelijkheid en tevre
denheid en nog heel wat gemoedstoestanden
meer, waarvoor het roodborstje vatbaar is.
Ik heb wel eens hooren beweren dat een
vogeloog geen uitdrukking bezit; wie van het
tegendeel overtuigd wil worden of althans
een uitzondering wil leeren kennen, moet
maar eens van nabij op 't roodborstje letten.
Bij de meeste, vooral bij de mannetjes, vallen
de zwarte oogen nog binnen het rood; ze
steken daardoor scherp en duidelijk af, en
zeer opmerkelijk zelfs is het veranderen van
de uitdrukking in die oogjes, wanneer het
den, en door haar voorbeeld, dat is in
daden, getoond, hoe het nog schitteren
kan, wanneer het zich tot ijverige plichts
betrachting, en bovenal tot het beoefenen
der hoogste maatschappelijke deugden
geroepen rekent.
Een koningin-weduwe als Emma, zóó
algemeen geëerd, en in zulke mate mee
levend met het volk van haar tweede
vaderland; zóó bereid om alles steun te
verleenen, wat, naar zij meent, dien niet
ontberen kan, ziedaar een zeldzaamheid.
Haar te bezitten, is voor het
Nederlandsche volk een voorrecht; en dat het
bewijzen wil dit te waardeeren, spreekt
van zelf.
Ook wij, die ter wille van een groot
algemeen belang kritiek moesten
oefenen op de wijze, waarop zij, die zich
daartoe opwierpen, het huldebetoon heb
ben geregeld, zouden niet gaarne geacht
worden, te kort te schieten in het op
prijs stellen van de deugden, welke
koning Willem's weduwe ten toon spreidt.
Emma, de beminnelijke weldoenster",
is een uitstekende vrouw. Nog een lang
leven wordt haar van harte toegewenscht.
Niemand in ons land, die zich aan het
brengen van dit hoogste en eerlijkste
aller huldebewijzen onttrekt.
diertje uit den genoegelijken stand op n poot,
terwijl 't neuriet; ook als't uit zijn ruststand,
waarbij het een molligdikkertje lijkt, plotseling
in den slanken vorm overgaat en 't zich nieuws
gierig uitrekt, om te zien wat daar ginds
gebeurt, of wel de kat in 't oog te houden, die
in den tuin er naast over de schutting loopt. Ik
Roodborstje.
heb nu een paar roodborstjes in observatie, die
uit de hand voedsel nemen; met elke week
neemt hun zang in kracht, maar ook in
scherpte toe. Ik hoor ze 't liefst in 't vroege
voorjaar; voor mijn oor is het timbre van
sommige goede zangers onder de roodborstjes
's zomers onaangenaam schel.
Ook de kleuren wisselen nog al; mijn
beide loges zijn jonge mannetjes: gele spiegel
vlekjes op de bronsgrauwe vleugels en een
blauwgrijze strook tusschen rood en brons;
maar dat rood is bij de eene niet half zoo
warm en krachtig van tint als bij de andere;
die zou een geelborst kunnen heeten.
Even gezellig en goedsmoeds als Roodborst
is Klein Jantje, het winterkoninkje. Die
Winterkoning.
komt geregeld bij 't voer, maar hij neemt zijn
portie liever mee dan het hapje in den tuin op
te eten. Leuk is het te zien, hoe zoo'n winter
koninkje met opgewipten staart om den voer
bak heendraait en een heele poos doet of 't
hem in 't geheel niet schelen kan wat daar
in ligt, en hij alleen gekomen is, om wat met de
Goudhaantje.
andere snoepers te kijven; tot hij opeens
toeschiet en meteen er van door gaat. Ook haalt
soms n en 't zelfde winterkoninkje het lek
kers uit het bakje en brengt het aan een soort
genoot, misschien 't wijfje, dat voorzichtiger
of schuwer van aard is en niet naderbij durft
komen. Hun schetterliedje laten ze nu al
weer hooren.
Klein Jantje is bruin met mooie lichte en
regelmatige vlekjes; hij is niet veel grooterdan
ons goudhaantje met zijn goudgeel
schedelstreepje. Dit komt midden in den winter
maar zelden, tegen 't voorjaar veel meer. Het
is het kleinste vogeltje van Europa. In 't
bakje komt het niet, maar wie sparreboomen
of ander hoog wintergroen in den tuin heeft,
Jioom km ip**\
kan ze vaak op visite krijgen door in de
boomen aan dunne touwtjes nootjes, kleine
stukjes kaas of vet op te hangen of, op een
breinaald gestoken, vast te binden.
Ook onze beide stam-acrobaten boom
kruiper en boomklever, gaan alleen bjj feilen
honger er toe over, mee te eten van 't ge
nadebrood ; de klever nog eerder dan de
kruiper. Ze lusten ook 's winters zoo goed
als geen zaad, en houden zich bij de
vleeschkost, die tegen den boom is gespeld. Ze
zijn al op een afstand van elkaar te onder
scheiden ; de boomkruiper lijkt net een muis
die tegen een boomstam oploopt; de boom
klever is een mooie kleurige bal, blauwgrijs
van boven, geelrood van onder, met een
spijker er in: de groote spechtachtige bek;
hij alleen verstaat, zooals ik al gezegd heb,
Boomklever.
de kunst met den kop naar onder langs een
boomstam naar beneden te loopen. Zijn be
trekkelijk korte pooten en zeer groote teenen
maken hem dit vrij gemakkelijk.
Bij deze vijf kleintjes kunnen zich de
groote zwarte lijsters, ook merel ofgieteling
genoemd, wel eens aansluiten, maar meestal
blijven ze liever trouw aan hun gewone kost,
die ze onder de rottende bladeren weghalen.
Ligt er dik sneeuw, dan komen ze hun deel
eisuhen en dat is niet het geringste, 's Mor
gens in de vroegte wil ook een houtduif of
ringduif wel eens komen kijken en dan mag
de zaadbak opnieuw gevuld worden. Zijn er
kauwtjes in de buurt dan hebben die er
spoedig de lucht van dat er iets te halen is en
dat wordt lastig; bemerken ook de bonte en
de zwarte kraaien of eksters, en, bij dooi weer,
spieeuwen, den buit, dan komen zij's avonds
of in de vroegte er op af. Hun aanwezigheid
is niet bevorderlijk voor 't bezoek der kleine
pietjes.
Een enkel maal wil ook een specht wel
mee genieten en de geelgors die op een zeer
groote bonte kanarie lijkt, neemt dankbaar
wat zaad aan. Al die groote zwarte of kleu
rige vogels kent iedereen wel; maar wan
neer door de ooggetuigen eiken avond of
weer aan 't eind van den voertijd de lijst
wordt opgemaakt van alle gasten die zich
geregeld of bij uitzondering hebben vertoond,
dan wordt er meestal n vergeten, die een
beter lot verdient.
Dat is de bastaardnachtegaal, 't Is zijn eigen
schuld, hij komt heel stilletjes langs den
grond en door de heggen en de struikjes
aangeslepen, wacht liefst tot er een heele
bende musschen aan 't pikken is en neemt
dan bescheiden aan, wat die ruziemakers
vermorsen of verstrooien. Van boven is hij zelf
net een musch, of eigenlijk nog eenvoudiger
van tint en teekening; zijn borst is wat
blauwachtiger grijs dan bij de musch en hij is
hoewel slanker, niet veel grooter; maar 't
snaveltje is de echte insectenpriem. Toch
schijnt 't dier 's winters liever zaad te eten;
ik heb er op 't oogenblik een in de volière
die de meelwormen aan de pimpels gunt en
Kastfrd-Nachtegaal.
met de vinken nooit anders dan uit den
zaadbak eet. Zijn liedje heb ik nog niet ge
hoord, ook niet het preludium ; wel uit hij
zoo nu en dan en zoo 't schijnt geheel
ongemotiveeid, een volmaakt gei'soleerden en
scherpen, hoogen toon, die veel op een gil
lijkt. Misschien is 't wel een wijfje, wat tegen
den zangtijd wel zal blijken,
E. HEIMANS.
CORRESPONDENTIE.
Mej. M. W. Uw beukeblaren zijn aangetast
door een galmug. De pop, die overwintert,
boort in 't voorjaar met twee hoorntjes door de
harde gal heen. Het blad is dan bijna ver
gaan. Als de gallen niet in overgroote massa's
en haast op elk blad voorkomen is het gevaar
voor schade niet groot.
* *
WelEd. Heer.
Naar aanleiding van uw schrijven in de
Groene over de mijt in de meubels, ben ik
zoo vrij u het volgende mede te deelen;
wellicht dat u en uw lezers er eenig profijt
van hebben kunnen.
Als apotheker en scheikundige is men hier
de vraagbaak van een ieder, wanneer ze met
het een en ander in moeilijkheden
verkeeren. Daaromtrent zou ik u al aardige staaltjes,
uit mijn nog maar zevenjarige praktijk kun
nen mededeelen. Zoo werd ik ook een keer
geroepen bij een familie, die een villa be
woonde, in het Bosch en die, na een heerüjke
zomersche reis in Zwitserland, al hun genoe
gen en hunne vernieuwde levenslust ver
gald zagen, doordat hun huis van ouder tot
boven onder de mijt zat. Aanvankelijk werd
het alleen in een provisiekast ontdekt, en
toen ik na eene beschouwing onder 't mi
croscoop uitgemaakt had, dat het een mijt was,
toog ik aanstonds aan 't werk om al die
flesschen met heerhjk ingemaakte vruchten en
groenten te bevrijden van de diertjes. Ik deed
dit door afwassching, onder de noodige voor
zorgen, met eene l pCts. sublimaatoplossing
en zwavelde vervolgens de kast. Den volgen
den dag waren ze in een andere kast versche
nen en ook die werd evenzoo behandeld, doch
toen, o schrik! vertoonden zij zich in den
geheelen salon. Ik spoot de zittingen van
onderen in met een oplossing van kamfer in
terpentijn (met een vinaigre" spuit),
doch tegen die geweldige vermenigvul
diging mocht niets baten. Ten einde
raad, bij 't vernemen, dat ook de huis
kamer al besmet was, nam ik een paar
mijten mee, maakte daarvan een mi
croscopisch praeparaat en zond dat aan
den heer prof. Ritzema Bos, die zoo
welwillend was mij spoedig daarop te
antwoorden. Hij drukte het stellig
vermoeden uit,' dat tijdens het op reis
zijn der familie, het vochtige huis niet
was gelucht en de mijten in de provi
siekast een beerlijken voorraad voedsel
hadden kunnen vinden. De eenige raad
was, onmiddellijk de kachels zetten en met
tusschenpoozen met open ramen goed sto
ken. Het was Augustus, dus niet eene
gewenschte maand om daaraan gevolg te geven,
doch het moest en het hielp. Binnen eenige
dagen waren ze totaal verdwenen. Een der
gelijk geval kwam hier nog eens voor en had
bijna aanleiding tot een rechtzaak gegeven,
toen eene dame met hare meubeltj es eene
nieuwe woning had betrokken, en na eenigen
tijd hare meubels onder de mijt zag zitten.
Die dame klaagde de eigenaar aan, als zou
de mijt in het huis geweest zijn en de
huisheer verweet de dame, dat zij ze met hare
meubels had medegebracht. Goed stoken was
ook hier het eenige dat hielp.
U zelf heeft al in uw schrijven een ver
moeden, dat het aan den vochtigen toestand
geweten moet worden en daarom meende ik
u dit even te moeten schrijven als zijnde het
eenige afdoende middel.
Beleefd groetend, verblijf ik hoogachtend,
Uw dienaar,
Assen.
R. KARSTEK.
Amerikaansch Cylinder-Bnrean,
beide onderkasten met laden, uitstekend van kwaliteit en
inrichting, 127 cM. lang ?*?)«>.?.
Bureau Minister,
eikenhout, prima eigen fabrikaat 150 X 80 cM* met
schuifladen /'(»5.?.
Amerikaansche Sectie-Kasten,
bij uitstek geschikt voor Boekenkasten, zoowel als voor
verzamelingen van allerlei aard. Beste fabrikaat bij meest
voordeelige prijzen. Men vrage gratis toezending der
Speciale Pr jscourant voor Kantoor-Inrichtingen
M I'IKIEMX", 254 Spuistraat, Amsterdam.
Panorama-G-e'bouw.
Amsterdam, Plantage
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Perzische Tapijten.
Vnttte prijzen. Tofffany
L BINNEN
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN -VERSIERING
85DER- WONING
120-ROKIN-12©.
12 Etsen van
WILM STEFLINK,
Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN,
Bibliothecaris te Utrecht
Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst
in rood kader met vele vignetten en
handteekeningen, kost dit prachtwerk
(groot folio lorm.) gebonden slechts
Z. DEENIK, J. J. TIM JR., W. LANGHOUT GZN., CH. S.
GILHÜ1JS c.s., Makelaars, zullen op Maandag 25 Januari 19O4,
des avonds na 5J uur, in Frascati", ten overstaan van den Notaris
W. KRABBENDAM in Veiling brengen:
Het Gebouw genaamd Het Grand Théatre",
met de daarin aanwezige Décoratiën, en verdere Toon t'el m ati s»
Toestellen en Machinerieën, met een daarnaast gelegen
WtJMiELHU'S, beide met hunne Erven, staande en gelegen te Amsterdam,
aan de
A HKTELSTRAiT gl en 23,
ter gezamenlijke'grootte van
$ Aren 59 f'eiitiaren,
en in n koop, met eene gevelbreedte van 23 Meter, en achter
uitgang aan den 4mstel en aan de WHgeiistraat.
Nog te bezichtigen op den Verkoopdag van 2 tot 4 uur.
Veïlconditiën enz. bij den Notaris W. KRABBENDAM,
Weesperzijde 34.