De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 24 januari pagina 8

24 januari 1904 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1387 H. M. DE KONINGIN-MOEDEB. (Naar eene opuaine van de Heeren De Lavieter & Co. te 's-Gravenhage). f Voor H. M. Koningin Emma is een tijd aangebroken van droeve en blijde herinneringen, nu het vijf en twintig jaar geleden is, dat zij met Willem III in het huwelijk trad en als diens echtgenoote Nederlander werd. Wij hebben reeds bij een aankondiging van dit herinneringstijdperk gezegd, dat hierbij voor H. M. moeilijk sprake kan zijn van een jubileum in den gewonen zin, wijl haar huwelijk door den dood van Willem III ontbonden is. Dit neemt echter niet weg, dat het Nederlandsche volk met alle ingetogenheid, die de om standigheden voorschrijven, met de kieschheid door den goeden smaak gevorderd, gaarne bij deze gelegenheid Emma nog maals een hulde bewijst, gelijk haar, vyf jaar geleden, bij het eindigen van haar Regentschap, werd aangeboden. Gedurende den tijd door de KoninginMoeder in Nederland doorgebracht, heeft zij zich doen kennen als een brave, goed hartige, verstandige vrouw; men kan van haar zeggen: in haar hooge positie staat zij als een vlekkelooze; zij heeft geen vijanden, haar treffen geen ver wijten. Zij heeft, naar hare opvatting, fedaan wat in haar vermogen was, om et Koningschap voor verval te behoetimillllllllllMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllll UIT DB NATUUR. XLIX. Onze wintervogeltjes, II. Nog gemakkelijker dan de meezensoorten ajjn de andere kleine insectenvogels te onder scheiden, die 's winters bij het lokvoer in den tuim willen komen. De trouwste bezoeker na de pimpel, is de allemansvrind roodborst. Zoodra hij merkt dat alles veilig is, wordt hij stamgast en ge draagt zich vrij aanmatigend tegen zijn hongerige medeleden van de sociëteit. Altijd ? aantrekkelijk en interessant zijn de vlugge bewegingen van dit mooie vogeltje met zijn roestroode borst en keel. De groote ronde gitoogen Btaan meer naar voren dan bij de meeste kleine vogels 't geval is; daardoor kijkt ge het roodborstje, dat u aanziet, vlak van voren in de beide glinsterende kralen; dat geeft iets verstandigs aan 't uiterlijk van 't dier; daarbij komt de menigte houdingen, die bijna alle sierlijk zijn en die wisselen met elke aandoening, met schrik, nieuws gierigheid, afgunst, vertrouwelijkheid en tevre denheid en nog heel wat gemoedstoestanden meer, waarvoor het roodborstje vatbaar is. Ik heb wel eens hooren beweren dat een vogeloog geen uitdrukking bezit; wie van het tegendeel overtuigd wil worden of althans een uitzondering wil leeren kennen, moet maar eens van nabij op 't roodborstje letten. Bij de meeste, vooral bij de mannetjes, vallen de zwarte oogen nog binnen het rood; ze steken daardoor scherp en duidelijk af, en zeer opmerkelijk zelfs is het veranderen van de uitdrukking in die oogjes, wanneer het den, en door haar voorbeeld, dat is in daden, getoond, hoe het nog schitteren kan, wanneer het zich tot ijverige plichts betrachting, en bovenal tot het beoefenen der hoogste maatschappelijke deugden geroepen rekent. Een koningin-weduwe als Emma, zóó algemeen geëerd, en in zulke mate mee levend met het volk van haar tweede vaderland; zóó bereid om alles steun te verleenen, wat, naar zij meent, dien niet ontberen kan, ziedaar een zeldzaamheid. Haar te bezitten, is voor het Nederlandsche volk een voorrecht; en dat het bewijzen wil dit te waardeeren, spreekt van zelf. Ook wij, die ter wille van een groot algemeen belang kritiek moesten oefenen op de wijze, waarop zij, die zich daartoe opwierpen, het huldebetoon heb ben geregeld, zouden niet gaarne geacht worden, te kort te schieten in het op prijs stellen van de deugden, welke koning Willem's weduwe ten toon spreidt. Emma, de beminnelijke weldoenster", is een uitstekende vrouw. Nog een lang leven wordt haar van harte toegewenscht. Niemand in ons land, die zich aan het brengen van dit hoogste en eerlijkste aller huldebewijzen onttrekt. diertje uit den genoegelijken stand op n poot, terwijl 't neuriet; ook als't uit zijn ruststand, waarbij het een molligdikkertje lijkt, plotseling in den slanken vorm overgaat en 't zich nieuws gierig uitrekt, om te zien wat daar ginds gebeurt, of wel de kat in 't oog te houden, die in den tuin er naast over de schutting loopt. Ik Roodborstje. heb nu een paar roodborstjes in observatie, die uit de hand voedsel nemen; met elke week neemt hun zang in kracht, maar ook in scherpte toe. Ik hoor ze 't liefst in 't vroege voorjaar; voor mijn oor is het timbre van sommige goede zangers onder de roodborstjes 's zomers onaangenaam schel. Ook de kleuren wisselen nog al; mijn beide loges zijn jonge mannetjes: gele spiegel vlekjes op de bronsgrauwe vleugels en een blauwgrijze strook tusschen rood en brons; maar dat rood is bij de eene niet half zoo warm en krachtig van tint als bij de andere; die zou een geelborst kunnen heeten. Even gezellig en goedsmoeds als Roodborst is Klein Jantje, het winterkoninkje. Die Winterkoning. komt geregeld bij 't voer, maar hij neemt zijn portie liever mee dan het hapje in den tuin op te eten. Leuk is het te zien, hoe zoo'n winter koninkje met opgewipten staart om den voer bak heendraait en een heele poos doet of 't hem in 't geheel niet schelen kan wat daar in ligt, en hij alleen gekomen is, om wat met de Goudhaantje. andere snoepers te kijven; tot hij opeens toeschiet en meteen er van door gaat. Ook haalt soms n en 't zelfde winterkoninkje het lek kers uit het bakje en brengt het aan een soort genoot, misschien 't wijfje, dat voorzichtiger of schuwer van aard is en niet naderbij durft komen. Hun schetterliedje laten ze nu al weer hooren. Klein Jantje is bruin met mooie lichte en regelmatige vlekjes; hij is niet veel grooterdan ons goudhaantje met zijn goudgeel schedelstreepje. Dit komt midden in den winter maar zelden, tegen 't voorjaar veel meer. Het is het kleinste vogeltje van Europa. In 't bakje komt het niet, maar wie sparreboomen of ander hoog wintergroen in den tuin heeft, Jioom km ip**\ kan ze vaak op visite krijgen door in de boomen aan dunne touwtjes nootjes, kleine stukjes kaas of vet op te hangen of, op een breinaald gestoken, vast te binden. Ook onze beide stam-acrobaten boom kruiper en boomklever, gaan alleen bjj feilen honger er toe over, mee te eten van 't ge nadebrood ; de klever nog eerder dan de kruiper. Ze lusten ook 's winters zoo goed als geen zaad, en houden zich bij de vleeschkost, die tegen den boom is gespeld. Ze zijn al op een afstand van elkaar te onder scheiden ; de boomkruiper lijkt net een muis die tegen een boomstam oploopt; de boom klever is een mooie kleurige bal, blauwgrijs van boven, geelrood van onder, met een spijker er in: de groote spechtachtige bek; hij alleen verstaat, zooals ik al gezegd heb, Boomklever. de kunst met den kop naar onder langs een boomstam naar beneden te loopen. Zijn be trekkelijk korte pooten en zeer groote teenen maken hem dit vrij gemakkelijk. Bij deze vijf kleintjes kunnen zich de groote zwarte lijsters, ook merel ofgieteling genoemd, wel eens aansluiten, maar meestal blijven ze liever trouw aan hun gewone kost, die ze onder de rottende bladeren weghalen. Ligt er dik sneeuw, dan komen ze hun deel eisuhen en dat is niet het geringste, 's Mor gens in de vroegte wil ook een houtduif of ringduif wel eens komen kijken en dan mag de zaadbak opnieuw gevuld worden. Zijn er kauwtjes in de buurt dan hebben die er spoedig de lucht van dat er iets te halen is en dat wordt lastig; bemerken ook de bonte en de zwarte kraaien of eksters, en, bij dooi weer, spieeuwen, den buit, dan komen zij's avonds of in de vroegte er op af. Hun aanwezigheid is niet bevorderlijk voor 't bezoek der kleine pietjes. Een enkel maal wil ook een specht wel mee genieten en de geelgors die op een zeer groote bonte kanarie lijkt, neemt dankbaar wat zaad aan. Al die groote zwarte of kleu rige vogels kent iedereen wel; maar wan neer door de ooggetuigen eiken avond of weer aan 't eind van den voertijd de lijst wordt opgemaakt van alle gasten die zich geregeld of bij uitzondering hebben vertoond, dan wordt er meestal n vergeten, die een beter lot verdient. Dat is de bastaardnachtegaal, 't Is zijn eigen schuld, hij komt heel stilletjes langs den grond en door de heggen en de struikjes aangeslepen, wacht liefst tot er een heele bende musschen aan 't pikken is en neemt dan bescheiden aan, wat die ruziemakers vermorsen of verstrooien. Van boven is hij zelf net een musch, of eigenlijk nog eenvoudiger van tint en teekening; zijn borst is wat blauwachtiger grijs dan bij de musch en hij is hoewel slanker, niet veel grooter; maar 't snaveltje is de echte insectenpriem. Toch schijnt 't dier 's winters liever zaad te eten; ik heb er op 't oogenblik een in de volière die de meelwormen aan de pimpels gunt en Kastfrd-Nachtegaal. met de vinken nooit anders dan uit den zaadbak eet. Zijn liedje heb ik nog niet ge hoord, ook niet het preludium ; wel uit hij zoo nu en dan en zoo 't schijnt geheel ongemotiveeid, een volmaakt gei'soleerden en scherpen, hoogen toon, die veel op een gil lijkt. Misschien is 't wel een wijfje, wat tegen den zangtijd wel zal blijken, E. HEIMANS. CORRESPONDENTIE. Mej. M. W. Uw beukeblaren zijn aangetast door een galmug. De pop, die overwintert, boort in 't voorjaar met twee hoorntjes door de harde gal heen. Het blad is dan bijna ver gaan. Als de gallen niet in overgroote massa's en haast op elk blad voorkomen is het gevaar voor schade niet groot. * * WelEd. Heer. Naar aanleiding van uw schrijven in de Groene over de mijt in de meubels, ben ik zoo vrij u het volgende mede te deelen; wellicht dat u en uw lezers er eenig profijt van hebben kunnen. Als apotheker en scheikundige is men hier de vraagbaak van een ieder, wanneer ze met het een en ander in moeilijkheden verkeeren. Daaromtrent zou ik u al aardige staaltjes, uit mijn nog maar zevenjarige praktijk kun nen mededeelen. Zoo werd ik ook een keer geroepen bij een familie, die een villa be woonde, in het Bosch en die, na een heerüjke zomersche reis in Zwitserland, al hun genoe gen en hunne vernieuwde levenslust ver gald zagen, doordat hun huis van ouder tot boven onder de mijt zat. Aanvankelijk werd het alleen in een provisiekast ontdekt, en toen ik na eene beschouwing onder 't mi croscoop uitgemaakt had, dat het een mijt was, toog ik aanstonds aan 't werk om al die flesschen met heerhjk ingemaakte vruchten en groenten te bevrijden van de diertjes. Ik deed dit door afwassching, onder de noodige voor zorgen, met eene l pCts. sublimaatoplossing en zwavelde vervolgens de kast. Den volgen den dag waren ze in een andere kast versche nen en ook die werd evenzoo behandeld, doch toen, o schrik! vertoonden zij zich in den geheelen salon. Ik spoot de zittingen van onderen in met een oplossing van kamfer in terpentijn (met een vinaigre" spuit), doch tegen die geweldige vermenigvul diging mocht niets baten. Ten einde raad, bij 't vernemen, dat ook de huis kamer al besmet was, nam ik een paar mijten mee, maakte daarvan een mi croscopisch praeparaat en zond dat aan den heer prof. Ritzema Bos, die zoo welwillend was mij spoedig daarop te antwoorden. Hij drukte het stellig vermoeden uit,' dat tijdens het op reis zijn der familie, het vochtige huis niet was gelucht en de mijten in de provi siekast een beerlijken voorraad voedsel hadden kunnen vinden. De eenige raad was, onmiddellijk de kachels zetten en met tusschenpoozen met open ramen goed sto ken. Het was Augustus, dus niet eene gewenschte maand om daaraan gevolg te geven, doch het moest en het hielp. Binnen eenige dagen waren ze totaal verdwenen. Een der gelijk geval kwam hier nog eens voor en had bijna aanleiding tot een rechtzaak gegeven, toen eene dame met hare meubeltj es eene nieuwe woning had betrokken, en na eenigen tijd hare meubels onder de mijt zag zitten. Die dame klaagde de eigenaar aan, als zou de mijt in het huis geweest zijn en de huisheer verweet de dame, dat zij ze met hare meubels had medegebracht. Goed stoken was ook hier het eenige dat hielp. U zelf heeft al in uw schrijven een ver moeden, dat het aan den vochtigen toestand geweten moet worden en daarom meende ik u dit even te moeten schrijven als zijnde het eenige afdoende middel. Beleefd groetend, verblijf ik hoogachtend, Uw dienaar, Assen. R. KARSTEK. Amerikaansch Cylinder-Bnrean, beide onderkasten met laden, uitstekend van kwaliteit en inrichting, 127 cM. lang ?*?)«>.?. Bureau Minister, eikenhout, prima eigen fabrikaat 150 X 80 cM* met schuifladen /'(»5.?. Amerikaansche Sectie-Kasten, bij uitstek geschikt voor Boekenkasten, zoowel als voor verzamelingen van allerlei aard. Beste fabrikaat bij meest voordeelige prijzen. Men vrage gratis toezending der Speciale Pr jscourant voor Kantoor-Inrichtingen M I'IKIEMX", 254 Spuistraat, Amsterdam. Panorama-G-e'bouw. Amsterdam, Plantage Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil derijen, Perzische Tapijten. Vnttte prijzen. Tofffany L BINNEN INRICHTINGTOT MEUBELEERING EN -VERSIERING 85DER- WONING 120-ROKIN-12©. 12 Etsen van WILM STEFLINK, Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN, Bibliothecaris te Utrecht Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst in rood kader met vele vignetten en handteekeningen, kost dit prachtwerk (groot folio lorm.) gebonden slechts Z. DEENIK, J. J. TIM JR., W. LANGHOUT GZN., CH. S. GILHÜ1JS c.s., Makelaars, zullen op Maandag 25 Januari 19O4, des avonds na 5J uur, in Frascati", ten overstaan van den Notaris W. KRABBENDAM in Veiling brengen: Het Gebouw genaamd Het Grand Théatre", met de daarin aanwezige Décoratiën, en verdere Toon t'el m ati s» Toestellen en Machinerieën, met een daarnaast gelegen WtJMiELHU'S, beide met hunne Erven, staande en gelegen te Amsterdam, aan de A HKTELSTRAiT gl en 23, ter gezamenlijke'grootte van $ Aren 59 f'eiitiaren, en in n koop, met eene gevelbreedte van 23 Meter, en achter uitgang aan den 4mstel en aan de WHgeiistraat. Nog te bezichtigen op den Verkoopdag van 2 tot 4 uur. Veïlconditiën enz. bij den Notaris W. KRABBENDAM, Weesperzijde 34.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl