Historisch Archief 1877-1940
No. 1388
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD T O O R NEDERLAND.
JOZEF ISRAËLS, naar de lithografie door Jan Veth in 1893 voor het Weekblad de Amsterdammer geteekend.
Israêls-tentoonstellingen.
Aanvangende bij de firma Buffa, die ter
gelegenheid van Israëls' jubileum haar expo
sitie-zaaltje gevuld heeft met een
ongeveertwintigtal werken van den meester. Als een
attractie zij allereerst gewezen op een zelf
portret, daar het van zeer jongen datum is.
Weer een typische portret-proeve van Israëls,
als ieder ander stuk schilderwerk onbevangen
aangepakt, zoo maar onbesuisd
ineengesmeerd, zonder eenig spoor van voorbedach
ten rade, onergdenkend over de moeilijk
heden van de teekening, die hier een ge
trouwe vormafbeelding van het model
opeischt; maar daar is toch weer wel wat
minder glansrijk dan andere keeren, bijv.
bij het portret van Veltman het onbe
twistbare resultaat tot uitdrukking te zijn
geraakt, van wat in een menschengelaat de
grondtrekken van het type, de essentie van
het vleesch-wezen uitmaakt.
De collectie, gevormd uit schilderijen,
aquarellen en enkele krijtkrabbels, wordt
overheerscht door de Zandkruiers, eenige
weken geleden in dit blad reeds besproken.
Gelukkig is nu het glas, dat aanvankelijk
?voor het stuk was aangebracht, verwijderd.
Om welke redenen dan al het aanbrengen
van glas voor schilderijen kan aanbevolen
werden, is er toch zeker een andere over
wegende reden, waarom het te ontraden is:
het schaadt de volle genieting van het schil
derwerk. Het smoort de kleurwerking in
zijn innigste tonen, maakt diffuus de accen
ten van de intietieve penseelzetten, de rijp
heid is niet meer tot in de nerven van de
verf door te speuren, het geheel krijgt
een tintje der zwijmelende teerheid van een
donzige pastei.
Om zijn technische kracht werkelijk ver
bazingwekkend, is hier een schilderij, die,
oppervlakkig gesproken, kan aangeduid wor
den als een studie voor de bekende
Koffiedrinkster. 't Is een compleete Israëls als
weinig andere. De kwaliteiten, die den grond
toon van dit schilderstalent uitmaken, zijn
JOZEF ISÜAEI.S.
naar eene houtsnede in l'Illustration (1%4).
hierbij in vollen omvang, en over het gcheele
stuk in allergelukkigst evenwicht, ontwikkeld.
Geen achterbaksche bedoeling naar de uit
werking van een gemoedstrefl'end onderwerp
hier; in het schilderwerk nergens een spoor
van onbezielde toepassing der ervaring; het
heele stuk, door loutere schildersdrift, gewor
den tot n vaste geslotenheid, als onver
stoorde uiting van een innigst ondervonden
indruk. De indruk in eersten aanslag wel
ontvangen bij de sjofele gedaante der
oude vrouw, met haar langs zoovele jaren
van een ploeterend leven allengs ineenzinkend
lichaam en in zijn trekken vermarteld
gezicht; de verweerde handen houden een
kom koffie omvat, die zij onder den neus
bracht om er de hittende damp van weg te
blazen.
Maar die indruk dan overslaande in den
puren schilderslust, zich verlekkerend aan
de schilderachtige uitschijning van het beeld
met haar vale gelaatskleur, de vergrauwde
vingerstompen aan 't vuistknookje, de wanor
delijke kleertodden om haar armelijk lichaam.
Verder in de omgeving; de tafel voor haar
met het blikken kannetje, geliefd om zijn fel
uitschichtend hooglicht, de versombering der
voorwerpen in de dikke waden van een met
rook bevrachtte atmospheer, die de omtrek
ken van alle gedaanten vernevelen doet. In
dien chaos van grauwe tinten is ruimte uitge
drukt, zoo intens, dat nergens de verf zich
aan het oog opdringt. En willen we weer even
nagaan de techniek en bij details verwijlen, is
het gedeelte der handen, die de witte kom
oragrijpen, een wonder van schildering. Dit
stuk kan in 't algemeen als voortreffelijke
studie gelden voor de atmospherische uit
drukking, die in Israëls binnenhuizen zoo
krachtig kan zijn.
'Daar zijn veel andere werken, die sterk
komen getuigen van Israëls groote beteekenis
in de moderne kunstopleving.
Een enkel ook, dat kan dienen als chrono
logisch aanvoegsel bij een overzicht zijner
ontwikkeling, 't Is het boerinnetje, dat met
een kerkboekje in de handen, van kerk naar
huis weerkeert. Misschien een twintig, vijf en
twintig jaar geleden geschilderd, is het als
een aanmerkelijke voorwaartsche schrede in
zijn ontwikkeling te beschouwen, sinds Israëls
het hard-kleurige strandgezicht met twee
kinderen schilderde, dat in 't stedelijk mu
seum hangt. Een landschap, waar in den
avond een vrouw en een knaapje op weg
zijn naar hun huis, dat overlangs gezien, in
massale silhouette krachtig staat tegen een
lichtende avondlucht, geeft de visie van het
buiten zooals die alleen Israëls eigen is.
Zijn impressionnabele schildersnatuur voegt
zich daar altijd gereedelijk naar zijn
menschelijkheid met licht uitwakkerende emotie. De
figuren, nooit een vormelijke stoffage, zijn
steeds n met het landschap. Het in schemer
donkerende landschap met zijn verlaten velden
en het aleenige afgelegen huis, is opgevat
naar de stemming verwekt door 't zien van
het huiswaarts keerende oudje, leunende op
den schouder van het knaapje. In een geheel
.anderen kleuraard, het thema van blond licht
tot vertolking van wijdschheid over en kalme
zee, is weer de sensatie gegroeid bijhet motef
van een visschersvrouw met haar zoontje,
die turen over de verre wateren naar het bij
den horizont dobberend vaartuigje. En als
krachtige herhaling van het bekende schil
derij de Ankerdragers, is er een aquarel
waar de geheimvolle diepten van een
somberende zee met hooge holle golven te door
dringen zijn gegeven.
Bij dit werk raken we aan de grandioze
momenten in liet streven van Israëls.
Als treffende proeve van zijn aquarel l eer
kunst is hiur op te merken een badende
jongen. De opvatting van het
naakt-schilderen is hier even onsehoolsch als bij het
portret; maar het is werkelijk een naakt
lichaam, nu gezien als een ongewoon ver
schijnsel van het blanke vleesch in het om
ringende landschap en toch op zeer waar
schijnlijke wijze zijn lichte kleur bij de
omgevende donkere groenen aanpassend.
Weinig modernen hebben als Israëls met
de dunne materie van waterverf zulke rijpe
kleursubstantie weten te verkrijgen. Het
papier door herhaaldelijk sponsen zoo afge
beuld, lijkt soms in kleurstof te zijn omgezet.
Nog eenige andere aquarellen en ook
schilderijen zijn bij Bull'a te zien, maar
voor een korte vermelding van deze
«x-legenheids-tentoonstelling, zij de aanduiding van
deze enkele reeds voldoende.
Bij van Gogh een zeer kleine maar zinrijke
Israëls-tentoonstelling; buiten enkele kleinere
stukjes die niet zoo bijster gewichtig zijn.
bestaat ze uit... twee schilderijen, die in
het oeuvre van den meester mijlen ver uit
een gelegen zijn. Het eerste is nog geheel
uit zijn beginperiode, toen zijn' aspiratie's
onverdeeld gericht waren naar de
academisch-romantische kunst. Het werk is ge
noemd Méditation", verbeeld door de figuur
van een nabij een beekje gezeten jong
meisje, in peinzende houding. De zedige
maagd is gekleed in een wit linnen kleed,
dat kuisch haar boezem bedekt, maar toch
bij den ontblooten arm, die het hoofd steunt
en het onbedekte halsgedoelte de bekorende
blankheid van haar lichaam onderstellen
laat. De pose is nobel en van sierlijke pratio
ook de vorm van arm en handen, de
droomneiging van het hoofd; alles echter als brave
navolging van aesthetische voorschriften.
Het bovengedeelte der figuur baadt in
licht, de reinheid van haar voorhoofd is
overtuigend, maar tegelijk werd aldus ge
legenheid gevonden een luid sprekend effect
van licht en donker te bejagen waar zij uit
komt tegen een dichte, donkere boschpartij.
Maar daar een ieder kan gaan kijken behoef
ik niet nader het stuk te omschrijven; en,
omdat Israëls toen reeds Israëls was, zijn er
natuurlijk ook wel ontkiemende kwaliteiten
na te speuren. Alleen wil ik maar wijzen op
het contrast van dit idealistisch product der
groene jaren met het andere geëxposeerde
werk uit de rijpe periode, dat tevens een der
meest fameuse uitingen van Israëls is: Langs
velden en wegen." Deze twee werken nu in
onmiddellijke nabijheid, doen met verbazing
navragen zijn ontwikkeling naar zoo afge
legen kant. Het in lompen gehulde oude
wijf, met haar vergrauwde tronie,
voortsjokkend naast haar hondenkar, langs triestige
velden, is reeds om het onderwerp de anti
pode van de vlekkelooze maagdenfiguur aan
den oever van een poëtischen boschvijver.
In het eerste echter werd een naar waar
achtigheid van overtuiging krasse af beelding
gegeven van het leven in zijn rauwe werke
lijkheid, in het tweede werd, buiten de natuur
om, en naar een hersenschimmig schoonheids
ideaal, het leven gedacht als de verschijning
van een schoon wassen beeld. Deze twee
werken kenteekenen niet alleen het uitgangs
punt in den gang van Israëls kunstuiting, zij
verwijzen ook naar de invloeden, die op zijn
ontwikkeling hebben ingewerkt; en zoowel
naar den inhoud als naar den vorm. Toch
zijn in Israëls latere werken nog de idealis
tische neigingen van de Méditation" na te
speuren. En bij dit onschuldig maagdengelaat
in 't bijzonder, lijkt me nog wel een verre
verwantschap te bestaan met de argelooze
en naïef uitstarende visschersmeisjes, die hij
schilderde op later leeftijd. Maar verder op
de essentie van deze afwijking en overeen
komst in te gaan is het hier niet de plaats,
temeer daar ik elders reeds beschouwingen
van dien aard gaf.
Vertel ik alleen nu nog, dat het Prenten
kabinet ook zijne hulde aan den tachtigjarigen
meester heeft* willen brengen en uit zijne
portefeuilles ter expositie heeft gepakt, wat
liet aan etsen en teekeningen rijk was.
W. STEENHOKF.
Hulde aan Jozef Israëls.
Ter gelegenheid van den tachtigsten
verjaardag van Neerlands grootsten
meester, bieden wjj onzen abonnés een
fraaie premie aan.
Deze premie bestaat uit een prachtig
uitgevoerde lithographie naar débe
kende schilderij van Israëls, David en
Saul", uitgevoerd in 14 kleuren, op de
ateliers van de drukkerij Senefelder.
Deze lithographie (drukoppervlakte
54 X 36) zal geëncradeerd een sieraad
voor elk salon zijn. Terw(jl de handels
waarde meer dan zes gulden bedraagt,
wordt de lithographie aan onze abon
nés voor ? 1.50, franco per post in
koker, aangeboden. De toezending
geschiedt na ontvangst van een
postwissel a ? 1.50 naar volgorde der
ingekomen aanvragen. Er zijn slechts
1000 afdrukken van deze lithographie
gemaakt, en de steenen zijn daarop
afgeslepen.
De lithographie wordt geëxposeerd
bij de voornaamste boekhandelaren te
Amsterdam.
De Uitgevers
van ,,De Amsterdammer
Weekbl. v. Nederland".
e.
Tentoonstelling van werken door J. S
Keyer oüPreijer.
Bij een beschouwing over deze tentoon
stelling moeten we beginnen er op te wijzen,
dat zij uit twee deelen bestaat: werk uit
vroeger tijd, studies en schilderijen en de
schilderijen (binnenhuizen) van jongen datum.
Het werk uit deze beide perioden staat vrij
scherp tegenover elkaar. Het oudere zegt ons
reeds*bij den eersten aanblik uit welke school
Kever is voortgekomen en hoe hij vooral aan
Mauve heel veel te danken heeft gehad. Maar
al treedt Kevers persoonlijkheid niet sterk
naar voren, toch zien we aanstonds, dat we
hier niet met een navolger te doen hebben,
die getracht heeft zijn schilderijen het uiterlijk
van die der groote meesters te geven.
Hij heeft alleen hun mooi zeer diep ge
voeld en zag onbewust de natuur onder hun
suggereerenden invloed. In zooverre was zijn
werk eerlijk en oprecht en kon er innigheid
zijn tusschen hem en zijn kunst. De aan
doening, die de beweegkracht van het schep
pen moest zijn was aanwezig, al kwam zij niet
rechtstreeks van de natuur, maar via de kunst
van anderen tot hem. En wist hij door geen
sprekende resultaten van eigen visie zijn werk
tot iets sterk individueels te stempelen, hij
was toch te waarachtig en te innig voelend
kunstenaar om niet door fijne, toch wel echt
persoonlijke trekjes een eigenaardige bekoring
aan zijn werk te verleenen, die het beslist
onderscheidde van dat van zijn grooten voor
ganger.
Uit dezen tijd zijn hier enkele voortreffe
lijke studies. Het liefst is mij no. 18 Aard
appelen rooien". Hoezeer ook weer een
Mauve-variant is er toch veel eigens in dit
stukje; die twee oude menschjes zijn zuivere
Kever-typen. Er is iets wat weemoedig aan
doet in het gedoe van die oudjes. Het
knokige vrouwtje stelt zich met .al de restjes
van haar krachten te weer om den zak om
hoog te houden, waarin de oude man ernstig
en behoedzaam de aardappelen uitstort.
Die twee figuurtjes zijn met veel liefde en
innigheid waargenomen, waarvan de terug
slag merkbaar is in de gevoelige, kuische
schildering. Even vlot en trouwhartig, wat
forscher is de lenig geschilderde studie no. 2.
Bij het varkenshok". Grootscher van opvat
ting hoewel niet zoo knap geschilderd is zij n
andere studie Aardappelen rooien," een
man neergehurkt naast zijn mand, allén op
't groote, wijde land. Deze studies hangen in
't voorzaaltje, waar mij nog opviel een land
schap no. 14 dat bekoorde door zijn groote
discretie.
In de achterzaal tusschen het nieuwere
werk vindt men nog een vroege studie no. 6.
In den boomgaard", de zich geheel aan
sluit bij de voorgaande en een kloek
visschen stilleven (veel beter dan het groote
in de voorzaal), kordaat gepenseeld, royaal
van factuur, rijk van kleur, een stuk levens
lust vol brio en gezonde kracht. Een sober
schilderijtje no. 9. Aardappelen schillen"
en een ander geval buiten Twee zusjes"
een paar meisjes in den boomgaard hebben
beide dat kenmerk van echtheid, waarmee
zoo prettig vertrouwelijk de overtuiging van
een schilder tot ons spreken kan.
En dat is het wat het hier tentoonge
stelde latere werk ten eenenmale mist. O,
zeker, het is niet zonder deugden. Zij zijn
met namen te noemen: zijn kïeurenregister
heeft zich uitgebreid en doet Kever kennen
als een geboren colorist; er is harmonie en
behagelijkheid in zijn compositie, de
lichtverdeeling (hoewel heel systematisch, altijd
dat blonde kinderkopje met het hoogste
licht, de rest stil er om heen) geeft rust
aan zijn schilderijen, zonder de levendigheid
er aan te ontnemen; kortom we hebben
hier te doen met stukken die voldoen aan
de meeste eischen, die men tegenwoordig
aan een schilderij stelt. Zij zijn dan ook
het type van hetgeen de kunstsmaak thans
als gangbare schilderijen aanduidt. Maar
toch, en daar moet ik met nadruk op wijzen,
schijnen zij iets anders dan zij zijn. We
vinden hier de tot methoden geworden
eigenaardigheden van groote voorgangers, den
kernloozen nabloei van een eens zoo beziel
de kunstuiting. Als het oog bevredigd is
door het samenspel van kleurtjes en toontjes,
als we verder zoeken, mér eischen dan
virtuoselijk gespeel met verf, als die
stemminkjes, die gevoelige kleur verloopjes blijken
te berusten op weten, op weten allén en
alles tot stand blijkt gekomen te zijn buiten
het gemoed van den schilder om, dan wordt
zoo'n stemmig Hollandsen schilderij ons een
ergerlijke onoprechtheid en oogverblindende
pralerij met rijke deugden die armoede moeten
verbergen. We voelen dan dat de dag ten
einde gaat; het licht dat van deze groote
school uitstraalde neigt ter kimme, een
schoon schijnsel is het afscheid, een schijnsel
dat het oog nog boeien kan, maar dat geen
warmte, geen leven meer brengt.
J. W. N.
Tot nadere beschouwing zij nu al vast op
de belangwekkendheid gewezen van de
Poggenbeek-tentoonstelhng in Arti. 't Bezoek
bleek me, naar den enkelen keer althans dat ik
er heen kon gaan te oordeelen, maar matig.
Al is het misschien wel jammer dat bij het
groote aantal werken niet principieel getracht
werd naar het samenbrengen van een keur
collectie, 't is een Eere-tentoonstelling
de waarde van dezen fijnkleur-voelenden en
gedistingeerd-uitvoerenden kunstenaar komt
in zooveel werken zoo glansrijk zich open
baren, dat geen, die even een schilderij
aanaanproeven kan, deze tentoonstelling onge
zien mag laten verloopen.
W. S.
Keramische kunst.
In de litezaal van de groote kunstten
toonstelling te Dresden zullen naast schil
derijen en beeldhouwwerken eenige uitmun
tende voortbrengselen der keramische kunst
worden ondergebracht. Ook uitgezochte
keramische producten van Nederlandschen
oorsprong kunnen daartoe worden ingezonden.
Verder kunnen in de afdeeling voor edele
metalen eveneens werken uit onedel metaal
vervaardigd, welke door hunne kunstwaarde
uitmunten, worden ondergebracht.
De gedelegeerde der afdeeling kunstam
bachten voor Nederland, de heer E. A. von
Saher, te Haarlem, is gaarne bereid, daar
omtrent de gewenschte inlichtingen te geven.
Niet geheel onverwacht, niet als een don
derslag bij helderen hemel, trof' ons het
doodsbcricht van Frans Coenen; maar toch
het verrast steeds wanneer een liguur, die
een belangrijke periode vertegenwoordigt uit
ons muziekleven, van ons weggeroepen wordt.
Met het heengaan van Coenen worden bij
ons vele herinneringen verlevendigd aan
vroeger dagen, toen Coenen het middelpunt
uitmaakte van een breeden kring kunstenaars
en dilettanten, die in hem hun spiritueelen
leider erkenden. De Dinsdagavonden en ook
een tijdlang de Zondagochtenden, zagen in de
welbekende woning van den heer Coenen op
de Prinsengracht bij de Spiegelstraat, gere
geld de beoefenaars van kamermuziek bijeen
en niet zelden gebeurde het dat een of andere
buitenlandsche beroemdheid, die toevallig in
de hoofdstad vertoefde, luister bijzette aan
de/.e bijeenkomsten, welke ondanks hunne
ernstige tendens , toch steeds een gezellig
karakter droegen.
Coenen heeft gedurende den tijd dat hij
te Amsterdam gevestigd was, niet zoo sterk
in de publiciteit gewerkt als zijn tijdgenoot
Verhulst. Trad deze als directeur der
Caeciliaen Felix-concerten en van de zangvereeiiiging
van Toonkunst sterk op den voorgrond,
Coenen heeft daarentegen als directeur van
het Conservatorium en de Muziekschool der
Maatschappij tot bevordering der Toonkunst
veel invloed uitgeoefend ten goede, vooral
voor jonge kunstenaars, wien hij een vaderlijk
raadsman en een deelnemend vriend was.
? Het karakter van Frans Coenen was van
onkreukbare eerlijkheid en trouw. Men kon
er zeker van zijn dat Coenen nooit iets zou
zeggen of doen, dat tegen zijn gemoed
indruischte. Had hij iets af te keuren dan deed
hij het; echter op een wijze, die nooit iets
krenkends had. Men bespeurde het aan den
ernst van zijn zacht vermanende stem dat hij
liever zou prijzen. Kon hij dat doen, dan
geschiedde zulks zonder eenige terughoudend
heid en met al de warmte van zijn gevoelige
natuur.
De omgang met Coenen zal bij allen, die
het voorrecht hadden met hem te verkeeren,
in de beste herinnering blijven, want hij was
een voornaam kunstenaar die zijn kunst zoo
hoog mogelijk stelde en die zijn uiterlijken
levenswandel den afglans deed zijn van zijn
kunstopvatting.
Coenen vereerde met al het vuur van zijn
hart de groote klassieken, niet het minst de
helden op het gebied der kamermuziek, welk
genre door hem reeds werd beoefend toen
het nog bijna geheel onontwikkeld was hier
te lande. Naast de trits Haydn, Mozart en
Beethoven waren het vooral Schumann en
Bralims, die zijn bewondering wegdroegen.
Maar ook de oude meesters uit de
vocaalperiode, waren door hem gekend en bemind.
Schrijver dezer regelen zal zich steeds dank
baar blijven herinneren de aanmoediging,
die hij van Coenen mocht ondervinden, bij
het stichten van zijn a cappellakoor. Totdat
Coenen de hoofdstad verliet in ISitó, was hij
een geregeld bezoeker van de uitvoeringen
van gewijde muziek en herhaaldelijk gaf' hij
blijk ook geheel ingewijd te zijn in den geest
der oude meesters.
Tegenover de nieuwere muziek stond hij
ietwat vreemd. Coenen was geen Wagneriaan,
maar hij was ook geen partijman en het genie
van Wagner werd door hem zonder voorbe
houd erkend.
Zoo rustig als het rijpere gedeelte van
Coenen's leven is geweest, zoo veelbewogen
was zijn jeugd.
Den 20en December 182(i is Coenen geboren
te Rotterdam. Hoewel zijn muzikale aanleg
zich eerst openbaarde op zijn 10e a lle jaar
en men zelfs vóór dien tijd twijfelde aan de
j juistheid van zijn gehoor, had hij toch na
j zijn lle jaar reeds zooveel vorderingen
geI maakt op de viool, dat hij op dertienjarigen
leeftijd mocht spelen op een der concerten