Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ko. 1389
Wie heeft niet gaarne de buste van een
dichter, met wie men vele tijden bijna dageliks
verkeert, op zy'n kamer? Als de dichter zo'n
goede, ja onmisbare vriend var^ ons is ge
worden, de man, naar wie de trots op onze
taal zich richt, is dat verlangen dan niet
bijna een behoefte ge worden? Welnu, zouden
«r niet velen zijn, die gaarne onze geestige
?en rijke Joost in hun kamer zagen? Doch
waar hem te vinden? Het was verleden j aar,
?dat ik de volgende, droeve ervaring moest
opdoen. Ik liep in Den Haag langs een be
kende kunstwinkel, die behalve schilderijen,
etsen enz. ook busten verkoopt. Daar zag ik
o.a. die van Schiller en Goethe. Ik ging naar
binnen om enige inlichtingen en maakte van
de gelegenheid gebruik om te vragen, of zij
een buste van Bembrandt hadden. Antwoord,
neen! Nu, dat kan ik me noch voorstellen, zijn
talrijke, prachtige zelfportretten maken.een
buste bijna overbodig. Een niet fraaie staat
anders in het Louvre, maar dat paleis is in
zjjn geheel te mooi om een aanmerking te
verdragen; het bezit wel andere beeltenissen
van Rembrandt. Daarop vroeg ik, of ze er
geen Vondel hadden. Neen; men geloofde
ook niet, dat er een in de handel was. Dat
is toch zeer onaangenaam, merkte ik op,
want dat is noch wel een Nederlander. Ja
maar u moet ook bedenken, men heeft bijna
uitsluitend busten van dichters en musici,
zoals Goethe en Mozart." Nu, maar Vondel
\ras ook een dichter, zeide ik heel verbaasd.
Pardon, mijnheer," antwoordde de zeer neus
wijze, hij *as een schrijver." Ziehier, het
moge ongelooflik schijnen, de naakte waarheid.
De onverbeterlike bemerkte wel spoedig een
grote vergissing gemaakt te hebben, maar,
niet veel woorden meer: Als ik ooit
ge"twflfeld had aan de treurigheid van onze
toestanden, dan was die twijfel tans toch ge
heel opgeheven.
Het is op het oogenblik, dat ik klaag, een
belangrijk tijdstip. Want vele tekenen wijzen
er op, dat een algehele verandering in die
toestand mogelik is en waarschijnlik op til.
Na de welgeslaagde voordrachten van
Royaards mag als de eerste belangrijke verbete
ring de opvoering van Jeftha beschouwd
worden. Ere hiervoor aan ons toneel! Het
is alleen jammer, dat die Jeftha-opvoeringen
niet doorgezet zijn. Het is gezegd, dat het
publiek ds schou\vburg niet in- of
uitgekritizeerd wordt. Er schuilt in die bewering
veel waars, doch hij gaat niet volkomen op.
Ten eerste is de kritikus volstrekt niet
machteloos, indien schrijver geen invloed
kan uitoefenen, waar blijft dan de schrijver
van het toneelstuk, die toch ook schrijver is.
Men kan de liefde trachten op te nekken
voor de vele schoonheden, die in een stuk
zijn aan te wijzen, en voral, waar vele stem
men hierover opgaan, kan dit helpen. Een
«tuk als de Jeftha boezemde aanvankelik
natuurlik een zeker wantrouwen in. Het was
zo dikwels gezegd, dat wij Nederlanders nooit
een treurspeldichter hebben gehad. Laatst
noch door een van onze hoogleraars, die
veel aan vergelijkende literatuurstudie doet
en deze ramp nader beschouwde. Hij is een
uit de velen en zelfs Potgieter, die de be
roemde bladzij over Vondel schreef, zag in
deze, onder de ongunstige invloed van Huet,
voornamelik de leerdichter, aldus de lier- en
treurspeldichter, die voor ons bijna uitsluitend
het belang uitmaken, geheel over boord
werpend. Men kan dus begrijpen, dat het
verwondering moest baren, waar zulk een
gedachte: We hebben geen treurspeldichter"
in ons volk is vastgeroest, dat men besloot
een spel van Vondel op te voeren, de Jeftha
(?Heb jij er wel eens van gehoord' zullen
velen gezegd hebben), een stuk, dat de slaap
der eeuwigheid reeds scheen te sluimeren.
Daar stond dus de voor Vondelvereerders
verheugende, voor een groot deel van het
publiek onbegrepen tijding, dat de Jeftha,
een treurspel vau Vondel, in studie was ge
nomen. Mocht men toen reeds op volle zalen
rekenen ? Neen immers, neen. De- Gijsbrecht,
dat ging, al is het ook het meest aange
vallen stuk van die dichter (zie Huet), een
stuk over Amsterdam ligt het dichtst in
ieders bereik, maar Jeftha ! Welnu, het
heugelik feit greep dan toch plaats. In den aan
vang was een besluiteloze of tegenstrijdige
kritiek te verwachten. Daar waren er, die,
?ondanks, dat zij niets weerlegden, gevoelden,
dat Vondel in zijn recht is, en Huet en
Jonckbloet ongelijk hebben; zij hieven zich
boven deze twee beoordelaars uit en loofden
hogelik het stuk, terwijl anderen, onder de
invloed van die twee kwade rechters, hun
volle hulde aanvankelik onthielden. De
slechte droom van de knolleutuin der Neder
landse letterkunde" zal echter spoedig voor
goed ophouden de laatste Nederlander te
kwellen. Doch, wat er van zij, de uitslag was
over het geheel schitterend te noemen. Van
alle zijden verhieven zich de stemmen,
spoedig zweeg iedere aanmerking en men
was het eens over de waarde van het stuk;
waar zoveel voorgang was, mocht men ver
wachten, spoe lig ook een grotere massa vau
het publiek te trekken, voral, indien het
toneel zijn voordeel deed met de op- en
aanmerkingen betreffende de opvoering. Op
dit goede tijdstip echter werden de opvoe
ringen gestaakt, de laatste was, naar ik
meen, voor een besloten kring. Ik weet
hiervan de redenen niet, doch ik geloof, dat
de schouwburg beter had gedaan het ijzer
t-; smeden, toen het heet was. Laat ons
liopen, dat de staking, die mijns inziens een
fout was, geen nadelige gevolgen zal hebben.
Men moet van de ogenblikken gebruik weten
te maken.
Na de Jeftha en, met Nieuwjaar, de
gebruikelike Gijsbrecht, trok een nieuw treur
spel de aandacht, de Lucifer, die spoedig
zijn 250e jaardag zal vieren, geprezen als
het meesterwerk van onze letterkunde. Hot
stuk kon echter niet door het Nederlands
Toneel vertoond worden, die daarvoor geen
verwijt verdient. AVilde deze het immers
geven en noch wel op zo 'n gewichtige dag,
?dan zou de opvoering ook prachtig moeten
wezen en hiertoe was het toneel noch niet
in staat, dank zij de verwaarlozing, waaraan
dit stuk sedert een paar eeuwen heeft
blootgestaan. Die jaardag was een verrassing, een
-vroegtijdige, maar nuttige verrassing, die de
.-.-staat van zaken noch eens in het helderste
?licht stelt en aantoont, hoeveel er noch kan
? en moet gebeuren, eer n toneel n studie
? n publiek zich tot Vondel opgewerkt hebben.
Vergelijk met dit Vondelfeest bijv. liet aan
staande feest in Spanje naar aanleiding van
? de 300ste jaardag van Don Quichote. Dit
: stuk, dat volstrekt geen toneelstuk i-°, geheel
anders dus dan Lucifer, dat pasklaar ligt,
wordt voor die gelegenheid voor het toneel
? omgewerkt en de deelneming aan liet feest
izal algemeen zijn, de staat trekt zelfs gelden
uit. Hetgeen echter goed begrepen is, is de
opvoering, die de studenten te Utrecht geven;
het is een blijk van takt, nu een officiële
opvoering door de hoge eisen niet kan
plaats hebben, dat de studenten met elkander
zijn overeengekomen, en tevens is het een
goed teken, wijl zühet geslacht vertegen
woordigen, dat ons de toekomst zal brengen.
Daartegenover staat, dat men elders de
Lucifer fragmentaries zal voordragen. Kun
stenaren zijn uitgenodigd om de belangrijkste
delen voor te dragen in een kring van ge
nodigden. Hier zijn, mijns inziens, twee laak
bare beperkingen. Ten eerste die belang
rijkste gedeelten"; ik kan me voorstellen,
dat iemand in een studie over het treurspel
het deel, dat hij voor het ogenblik behan
delt, een der belangrijkste delen van het stuk
noemt, doch dit sluit niet uit, dat ook de
andere delen hoogst belangrijk zijn, en dat
men door weglating van verschillende delen
slechts een zeer onvolledige voorstelling van
het treurspel kan geven, blijk gevende niet
genoeg doorgedrongen te zijn in de
onrepbare harmonie van dit heerlike stuk. Boven
dien, het is niet te lang (tenzij een enkel
kunstenaar de taak op zich neemt), en de
datum vraagt alles. Voorts, waarom een be
sloten kring, is Vondel niet voor ons allen,
behoort hij niet het gehele volk toe? Welke
de redenen mogen geweest zijn, die tot die
twee beperkingen geleid hebben, het feit is
te betreuren. Een waardiger hulde aan Vondel
moet uitgesteld worden.
Doch laat ons niet ontevreden wezen. Er
is veel, dat men op prijs moet stellen. Er
is een vooruitgang in belangstelling waar
te nemen, al is die vooruitgang, en vooral
de kennis en wetenschap van 's dichters
werken, noch onvoldoende. Het is best
mogelik, dat men zich over vijftig jaar ver
bazen zal over de huidige toestand, maar
vooruitgang is er, en om tot die over vijftig
jaar te geraken, moeten we het tegenwoor
dige passeren. Alle begin is moeilik. Ik zeg
begin. En is dit niet juist? De Vondel be
oefening is altijd slepende geweest en eerst
in de toekomst zal men van een krachtige
herleving kunnen spreken. Voor zulk een
herleving is in de eerste plaats nodig, dat
men de werken van de dichter goed kent.
Dit nu is niet het geval. Een enkel gedicht,
een enkel treurspel (de Gijsbrecht van Amstel
door de heer Simons) mogen scherp bekeken
zijn, de Lucifer op een uitmuntende studie
van een buitenlander bogen, personen als
Potgieter. Beets, G. Kalft", Verwey e, a.
uitstekende bladzijden over Vondel geschre
ven hebben, een juiste kennis omtrent zijn
uitgebreide werken, die niet allen dezelfde
waarde hebben, bestaat noch niet. De beste
gids is, geloof ik, de hoogleraar Kalfi', die
vele juiste aanwijzingen geeft in zijn ver
schillende boeken over onze letterkunde.
Moge een ieder belangstellende die ter hand
nemen, en de lezing aanvullen met het boekje,
over Vondel uitsluitend niet zijn beeltenis
ten voeten uit gevend, gelijk de schrijver
bescheiden opmerkt, maar zijn buste. Bewijst
het feit, dat de eerste oplaag zo snel is
verkocht, niet duidelik, dat er werkelik be
hoefte aan een Vondelbuste bestaat?*)
Er zijn op het ogenblik twee punten van
groot belang. Ten eerste het feit, dat een
krachtige Vondelherleving in aantocht is,
en voorts de vraag, wat die ons brengen
kan. Het feit wordt aangeduid door veel,
zér veel: de voordrachten van Geboortklok
en Lucifer door Royaards, het ten tonele
brengen van sluimerende stukken, het op
richten van een Vondelmuseum, de belang
stelling in het buitenland, het vorinen-van
een Vondelvereeniging, het groot aantal niet
geestdrift geschreven artikelen in talrijke
bladen (slechts de grote tijdschriften blijven
achter), enz. Naast De Dietsche Warande"
heeft een ander tijdschrift zich een naam
uit Vondel's werken gekozen. Het ware zeer
te wenschen, dat liet blad, dat zulk een
gulden titel op het voorhoofd draagt, dit
steeds met ere kon doen; daartoe brengt
niet bij een tegen de moderne poëzie zo
weinig eervol optreden, want zo noem ik het
liedjesvervuilen, zo ook het kwaadhartig
afbreken van de poëzie van Albert Verwey, '
aan wie de Vondelbeweging zo veel te danken
heeft; wil het afkeuren, wijl het zijn poëzie
niet mooi vindt, goed, doch laat dan alle
kwaad- en enghartigheid thuis. Gelukkig,
dat vele andere artikelen in dit blad beter
op hun plaats waren. ? Wij moeten oen
Vondelverering inderdaad 011 niet in naam
hebben. Wat kan die ons brengen ?
Laat ons dan beginnen met te zeggen, dat
we ons niet tot Vondel alleen moeten be
perken. \\'e moeten trachten een goed begrip
te krijgen en een eindelik juiste kritiek en
kennis, die ons verering mee zal brengen,
van onze letterkunde van de 14e eeuw af
tot de l!te eeuw toe. We staan tans ver
genoeg van die tijdperken af, en onze letter
kunde is daarna i o vaak van richting ver
anderd, dat we ons taus juiste begrippen
omtrent' de voortbrengselen van die tijden
kunnen vormen, daarbij zo uitstekend ge
holpen door buitenlanders, om twee te noemen,
van Noppen en Hofi'man von Fallersleben,
de laatste voor het oud-Nederlandse lied.
\Ve zullen bij de vele dichters dier
tijden talrijke schatten kunnen opdelven,
verzamelen, belangrijk meer dan tans ons
gemeen bezit zijn. \Vijl we op zo grote
afstand juister liet blijvende van het
vergankelike onderscheiden, zullen die schatten,
lang verwaarloosd of niet scherp afgetekend
en onderscheiden van de menigvuldige andere
voortbrengselen, voor ons weer fonkelnieuw
worden, ons allen met vreugde vervullen.
We zullen vinden, dat we niet alleen goede
schilders gehad hebben. De belangstelling,
die een ieder voor het Rijksmuseum en
het Mauritshuis toont, zal dan ook ten deel
vallen aan de wel geschifte eu bestudeerde
werken.
Tevens zullen we een eerste, brede, vaste
grondslag voor onze kritiek verkrijgen,
waarop we dan wellicht over die lüe eeuw
heen, die zo zonderling is geweest in de
geschiedenis onzer letteren, kunnen
vooitwerken naar de moderne tijden. Niemand
toch zal beweren, dat de kritiek op onze
moderne letterkunde, vornl onze poëzie, vol
doet. Het talrijk aantal verschillen, vaak de
allergrootste en vreemdste tegenspraken doen
die op een waar doolhof gelijken. De enigen,
die vroeger een zekere vastgesloten kring
vormden, zijn reeds lang gescheiden en hebben
vaak de hevigste meningsverschillen. Het is
een witte raaf als tegenwoordig allen het over
") Jeftha, Gijsbrecht, Lucifer, waar blijft
de Samson vertaling door van N'oppen ?
Deze zal de algemene aandacht op een vierde
treurspel vestigen.
een vers eens zijn; maar nochtans geven de
meesten, en dit zijn niet de besten, hun
mening op een belachelik hooghartige wijze.
Wat voor de ene een vampyr is, prijst de
ander ons aan als een bekoorlike nimf, en
omgekeerd, wat de andere voor een zielloze,
houten fetisj uitkrijt, is voor de ene een
levende genius vol ziel en gloed. Ook over
tuigt men elkander niet. Zelfs worden de
afstanden met de tijd vaak groter. Het tijd
schrift, dat in binnen- en buitenland steeds
de grootste bekendheid geniet, heeft zijn
kritiek toevertrouwd aan een jongeman, die
voortdurend bokkekapriolen maakt, en deze
moeten nu het prestige van onze huidige
kritiek verbeelden. Merken de beoordelaars,
zelfs die, welke hem het meest genegen zijn,
op, dat zijn verzen verstandsverzen zijn en
niet gedicteerd door een innerlike gevoels
beweging, hij zal de eerste wezen om een
ander afwezigheid van gevoel in zijn gedichten
te verwijten. Het is klaar, dat iemand, wien
het zelf voor een groot deel aan gevoel ont
breekt, niet in staat zal zijn dit wel bij een
ander te vinden. Even klaar nu is liet, dat een
kring, die noch geen voldoend heldere, juiste,
rechtvaardige begrippen bezit omtrent de
verzen, die eeuwen geleden geschreven zijn,
onmogelik een juiste beoordeling kan geven
van de talrijke verschijnselen van eigen tijd.
Wij moeten n onze kritiek n onze poëzie
in het innigste verband zien te brengen met
ons verleden; het gevaar, dat hier vroeger
noch aan verbonden mocht zijn door de te
grote invloed van Latijnse en Griekse school,
is tans volkomen geweken.
Zo ook vermijden we een dood pad in te
slaan of in zodanige uitersten te vervallen,
dat een ieder op een gegeven oogenblik de
kluts.of liever zijn kluts kwijtraakt, en voor
de vogels zal prediken.
Een natuurlike en gezonde bodem moeten
we aanleggen, waarop we ons klein paradijs
kunnen kweken, en doen we dit, dan zal
zich het heugelik verschijnsel voordoen, dat
we op hetzelfde ogenblik begiftigd worden
met drie letterkundeu, n.l. onze oude, die
verjongd, das nieuw wordt, onze moderne
en bovendien nog de Vlaamse. Is dit niet
rnooi ?
En moge het zinnebeeld daarvan zijn een
Vondelbuste, die zijn blijde intocht houdt,
niet alleen in de winkels maar ook in onze
huiskamers.
Parijs, Louwmaand. VAN EI.RIXG.
Amsterdamsch Jaarboekje voor 1904 onder
redactie van E. W. MOES, directeur in
'sRijks Prentenkabinet te Amsterdam.
L. J. Veen, Amsterdam.
Van dit jaarboekje verscheen het achtste
der nieuwe serie. Gebrek aan belangstelling
is voorzeker ds oorzaak, dat het er in den
loop der jaren niet dikker op is geworden
en nu reeds een vijftig tal bladzijden minder
telt dan het eerstverschenene van 181)7,
waarbij eeiiige wisselwerking van
kooplust eu inhouds-belangrijkheid niet te mis
kennen valt. Zou werkelijk de belangstelling
der Amsterdammers voor de geschiedenis
hunner stad tanen? 't Ware te bejammeren,
want de liefde voor de woonstee en het ge
loof in hare toekomst kenschetsten zich
immer door de belangstelling in hare ge
schiedenis. Waar de-'.c faalt, valt niet langer
te hopen op eenigen prikkel om voor de
nakomelingschap te bewaren wat grootsch
en heerlijk was in het verleden, wordt gemist
de drang om den nazaat nog iets meer na
te laten dan een gevalden buidel en de aan
beveling : te zorgen dat men er zelf komt
O, Amsterdam, o groote stad,
'k Wou dat je meer courage hadt!"
Maar ligt dan daarin niet een aanwijzing
voor den redacteur om dit jaarboekje voor
% nog te doen wezen dan een magazijn
van historische aanteekeningen en merk
waardigheden. Niet om hetgeen de verschil
lende medewerkers aanbieden zal ik hun of
den redacteur hard vallen, integendeel, maar
wel om hetgeen ons door sommige hunner
wordt onthouden. Niet door den heer 1). C.
Meyer Jr., wiens opstel
Prenteiiverzamelingen over Amsterdam" volkomen af is, en
die ook ditmaal wederom toont, hoe goed
hij het karakter van een dergelijk jaarboekje
begrijpt; ook niet door den zeer
gewaardeerden directeur van het penningkabinet,
den heer H. J. de Dompièrre de Chaufepie
in zijn bijdrage over de Amsterdamsche
iuwelijks-peimingen in de ISe eeuw", eti
evenmin geldt mijne opmerking het zoo
sympathieke in memoriam, gewijd aan den
kortelings overleden gemeente-secretaris den
heer A. van der Eist Azu., wiens portret in
het jaarboekje is opgenomen. \Vèl meen ik
te mogen zeggen, dat de heer Ed. van Biema
de gelegenheid heeft verzuimd om een aardig
stukje uit 't leven onzer grootvaders van liet
begin der l!)e eeuw te leveren. Nu toch geeft
hij ons niets dan een simpel afschrift van
het Plan tot het daarstellen van een etablis
sement onder den naam van stads grote
Sociëteit" van 'J Dec 1818. ? Hoe hadden
wij te gast kunnen gaan aan een schets van
het Amsterdamsche leven uit die dagen !
.Slechts in de lijst van zijn tijd is dit
societeitsplan te begrijpen; eerst daardoor
wordt het teekenend. En er gebeurde juist
zooveel in die dagen, zooveel (lat Ie tont
Amslt:rtl<im 'keer op keer in beroering bracht.
Faillissement op faillissement; de beurs werd
zóó geschokt dat op den 2()en November het
Beursbericht in de Arnsterdamsche Courant"
moest luiden: ofschoon er tot hoogere
prijzen dan die vau gisteren veel kooplnst wa«,
is er echter, ingevolge getroti'en overeen
komst geen algemeene affaire geweest, er zijn
dientengevolge geen prijzen genoteerd", en
met de stedelijke financiën was het zoo
droevig gesteld, dat om de achterstallige
schuld te verevenen, de turf belasting vau
n tot 2l/2 stuiver per ton werd opgedreven.
Toch richtte men jnist in die dagen maat
schappijen, sociëteiten en colleges op alleen
over die echte Anisterdamsche colleges van
den gegoeden burgerstand uit de eerste helft
der li)e eeuw zou een aardige en hoogst be
langrijke bijdrage voor het jaarboekje te
schrijven vallen; toch vierde men eeuw
feesten, bij welke gelegenheden het gemis
aan een feestzaal welke o. a. die sociëteit
van 1818 zon hebben gegeven ? dubbel zal
zijn gevoeld, zoo ze niet mede een aan
leiding zijn geweest voor dat societeitsplan.
Wat de heer L. J. van Beuningen van
Helsdingen mededeelt over eene werkstaking
der Gemeente-werklieden te Amsterdam in
het jaar 1(>72 moge a propos zijn, het geeft
m. i. aanleiding om een zeer verkeerd denk
beeld te vormen van den gemoedstoestand
der Amsterdammers in het jammer jaar. De
looneii der gemeente-werklieden alzoo
vertelt de schrijver moesten pecuniae
causa worden besnoeid; dit deed hen
samenrotten, en met het wachtwoord solidariteit" (?)
eene organisatie vormen tegen de onder
kruipers'^?) Aldus scholen züin optocht samen,
en zouden zij allicht tot feitelijkheden zijn
overgegaan, hadde niet een kalm woord van
burgemeester Coenraad van Beuningen hen
tot andere gedachten gebracht.
Het vertelde is vermoedelijk geheel juist,
doch nu schrijvers conclusie?
Welk eene gemoedelijke behandeling in
zaken en welk contrast met den
hedendaagschen maatschappelijken toestand."
Hadde de redacteur hier niet den heer
van Beuningen van Helsdingen moeten wij
zen op de beroeringen van Amsterdam ge
durende de zomermaanden van 1672, toen
af en toe het optreden van de mindere klasse
allerminst getuigde van gemoedelijkheid. Het
te hoop loopen tegen Johan Maurits, en daarna
tegen de afgevaardigden ter Staten-Generaal,
zoo min als de bedreiging vóór het huis
van de Ruyter, beteekende niets bij het ver
zet der gemeente tegen de regenten. Wie
denkt hier niet aan het rijmpje, waarmede
het Versoeck van de Borgers der stadt
Amsterdam" in Augustus besloot:
Oranje moet groot
De AVitten syn doot
Tot Borgers glory
Vivat Victory
Dat's kort bescheyt, de Borge/st houden 't
Landt, '
De opperdieven behalen oneer en schandt,"
of was het verzoekschrift der honderd burgers
meest werklieden dat daarop in de
Kloveniers-doelen werd te voorschijn gebracht,
dan gemoedelijk gesteld ?
Dit te gelooven of te beweren geeft aan
leiding tot een averechtsch geschiedenis
schrijven, hetwelk niet onopgemerkt mag
blijven. Niet genoeg kan vooral in onze
dagen herhaald dat het niet vervullen
der beloften, welke de omwenteling van
1672 en daarna die van 1748 in zich sloot
geleid heelt tot al de ellende en al het jam
mer van het patriotten-tijdperk.
Dit opmerkende vraag ik tevens : wie geeft
ons toch eens een goed geschreven populaire
geschiedenis van Amsterdam, een boek dat
met graagte zal worden gelezen door ieder
Amsterdammer, die den weg niet kan vin
den in den catalogus eener historische bi
bliotheek, en deze tocli is bij mangel aan
eene volledige geschiedenis vau Amsterdam
zooals C. van der Vijver die op zijne wijze heeft
gegeven voor de kennis der stadshistorie
onontbeerlijk. Bouwstoü'en genoeg zijn voor
handen; wie durft den arbeid aan?
Ook het amsterdAiusche jaarboekje bevat
die bouwstoffen; dit jaar door de bijdragen
van den heer J. W. Enschede bevattende
aanteekeningen over de boekverkoopers
Colijn en Colom", van den heer Jan Kalf,
over Alexander Baert, tapijtmaker," en van
den redacteur zelven, die een en ander me
dedeelt betreffende David Mostaert en zijn
album amicorum".
Maar. ... ik stelde die vraag al eenige
jaren geleien hooren dergelijke weten
schappelijke aanteekeningen hier thuis?
Wordt dit boekje op die wijze niet zooals het
allerminst bedoeld kan wezen een toe
voegsel op Oud Holland" of' Xijhoff's bij
dragen ?"
Geeft nu het jaarboekje m. i. niet wat het
behoorde te geven, nogmaals zij het in her
innering gebracht dat de schuld daarvan
moet liggen bij de Amsterdammers, die zich
te onverschillig houden voor de historie van
hunne stad. Eerst als die Amsterdammers
zullen liegrijpen, wat zij verplicht zijn aan
het verleden, waaraan zij het heden hebben te
danken en ook te wijten, eerst dan zal het
mogelijk we/en een goed jaarboekje te doen
verschijnen. Zelfs voor een geleerde, zoo ij verig
en kunstlievend als de lieer Moes wordt
anders de taak te zwaar, eu voor een onder
nemend uitgever als de heer Veen te be
denkelijk. A. N. J. F.
Dr. P. P.ï.AWiMlTli8m,t
{Ingezonden}.
Maandagavond l Februari 1904 is te
Leuven (België) overleden dr. Alberdingk
Thijm, geb. te Amsterdam in 1827, jongste
broeder van oiueii Vondel-vriend J. A. Al
berdingk Thijm, die hem vijftien jaar geleden
vóór-ging naar die lichtende
Nirwana-oorden, waar liefde en kunst in goddelijke
oneindigheid, in hoogste volmaaktheid en
onafgebroken zaliging ons wachten...
Dr. I'aul Alberdingk Thijm studeerde te
Amsterdam en werd te Utrecht bevorderd
tot doctor in de letteren op het proefschrift:
Iets over Magn. Aur. Cas?iodorius Senator
en zijn eeuw." Hij huwde in 18(j:> met de
dochter van professor Gfroerer de, in
Duitschland zeer bekende geschiedschrijver
van de Freiburgsche universiteit.
Van 18G4?1870 was hij leeraar aan't gym
nasium te Maastricht, en van 1870 tot op
heden hoogleeraar aan de universiteit te
Leuven. Hij schreef' veel in de }\'aclitcr,
De, Amsterdam nier, Hpei'tatur, Ih'l.fort, D/elsclie
Wuraiidu. Zijn voornaamste geschiedkundige
werken waren : Karel de Groote en zijn eeuw"
en de Geschiedenis der kerk in de Neder
landen". Voor dit laatste werk kreeg hij de
gouden medaille van de Belgische regeeiiug.
Hij was ridder in de Gregorius- en Leopold
orden. Naast zijne geschiedkundige studies,
had hij een groote voorliefde voor de muziek,
waarvan hij een trouw beoefenaar was. Niet
tegenstaande zijn ernstige levensopvatting en
zijn innig godsdienstige neigingen was hij
een geestig man, een aangenaam causeur met
een onuitputtelijken voorraad aardige
anecdotes, vol schilderachtige effecten en humor.
Hij was een hartelijk en trouw vriend, erg
gehecht aan huis en haard" zoodat zijn
heengaan voor vrouw en dochter een aller
smartelijkste, onaanvulbare leegte laat; zij
zullen zich troosten, gesteund door 't geloof
in 't eeuwige weerzien, inaar de wond zal
niet genezen ...
Ken betere hand dan de mijne zal zijn
denken, zijn werken beschrijven; tot mijn
schande moet ik bekennen dat ik nooit iets
van hem las ; in een sclirijrersfsanilie als de
onze, is 't moeilijk tijd te vinden om elkaar
te lezen . . .
Met deze paar woorden over zijn heengaan
op te teekenen, heb ik een bloem willen leg
gen op 't graf van den geliefden broeder
mijns vaders.
CATIIARINA AUÏEUDIXGK THIJM.
van Heer Jurriaan" wordt wekelijks in
aangename herinnering gebracht door het
bekende tijdschrift, dat door de firma H. D.
Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem wordt
uitgegeven. De talrijke, meestal voortreffelijk
geïllustreerde artikelen, welke dit Weekblad
bevat, zijn natuurlijk voor een goed deel van
buitenlandschen oorsprong, maar door be
kwame hand in het Nederlandsch overge
bracht. En in het bijblad Op den uitkijk"
wordt in beknopten vorm de actualiteit ge
huldigd en vooral ook aan het nieuwste op
het gebied van land- en volkenkunde in
Nederland eene goede plaats ingeruimd.
NIEUWE UITGAVEN.
Stemvorming en Staatszorg, naar het Duitsch,
door E. O. NOBNAGEL, door AKIJ BELINFANTE.
Amsterdam, Jacq. van Cleef.
Onze letterkundigen", 5e afl., Cornelk
Noordwal, door ANNA DE SAVOKSIN LOHMAN.
Amsterdam, L. J. Veen.
Johannes de Speelman, door J. HUF VAN
BUREN. Twee deelen, Amsterdam, P. N. van
Kampen & Zn.
Het Indische vlechtwerk voor export, met 30
af b., door J. A. LOEBKK Jr. Uitgegeven door
de Vereeniging Oost en West. Den Haag.
Bamboe-ornament der Kajan-Dajaks, met 21
af b., naar voorwerpen uit de collectie dr. A.
Nieuwenhuis in het R. Museum te Leiden,
door J. A. Loeber Jr. Uitgegeven door de
Vereeniging Oost en West". Den Haag.
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen",
Lijst van Boeken, een leiddraad bij de samen
stelling of aanvulling der Volksbibliotheken.
Amsterdam, S. L. VAN LOOY.
Verspreide Opstellen, van Prof. HECTOH TREUB.
Haarlem, de Erven F. Bohn.
Verplichte Verzekering tegen Ziekte, door dr.
K. H. ROMBOUTS. Haarlem, de Erven F. Bohn.
Inhoud van Tijdschriften:
Onze Eeuw, 2e afl.: De linkerzijde en het
algemeen kiesrecht, door mr. L. J. Plemp van
Duiveland. Anti-marxistische wedijver,
door jhr. mr. D. J. de Geer. Naar aanleiding
van het begrootingsdebat, door mr. S. van
Houten. Een avond, door Gerard van
Eckeren. Lucretius, door prof. D. J. J. Hart
man. Verzen, van Edward B. Koster.
Willem van Oldunbarnevelt, door prof. H. C.
Rogge. _
Ue A'A'e Eeuw, 2e afl. : Hulde aan Joseph
Israëls, door L. v. Deyssel. Op het kasteel,
door Stijn Streuvels. Reisindrukken, door
mr. P. Muller Fzn. Shelley's gedichten
van het jaar 1810, door Albert Verwey.
Het geestelijk grondbezit en de steden van
Hollands Noorderkwartier in de 16e eeuw,
door dr. II. E. van Gelder. Bij den kapper en
in de restauratie, door L. van Deyssel.
Muziek, door J. C. Hol.
De Hollandsche Herue. No. l : Moederweelde.
Wereldgeschiedenis. ? Belangrijke onder
werpen. Karakterschets. Revue der
Tijdschrif,en. Het boek van de maand.
itiiiliiiiiiliiiiliiiiiiiiiiimiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiimiiiliillllllllMB
40 cents per regel.
MllllimilllllllllMIIIIIIIIIUIIIIimmillllllllllllllllllllll
lllllllllllllllnai
TRA DE
MARK
COGNAC.
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnkandelaars e*
bij de vertegenwoordigers
KOOTMAXK & ISttl IJVIER,
Wynhanüelaars te Amsterdam.
Hoofd-Depöt
VAH
Dr. JAEGER'S O RIS,
flormaal-ffolartitóeiL
K. F. DEUSCHXE-BEMGIM,
Amsterdam, Kalverstr. 1SÏ,
Eenig specialiteit in des*
artikelen in geheel Neder).
Piano-, Orpl- en BteiefcliaiÉl
JIEYKOOS «fc KAL.SHOVKN,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS enPIANINO's in Koop en in Huur
Repareeren Stemmen Ruilen.
Wilt U we'.en hoe gespeeld maet worden?
Ungarische
Rhapsodie
No. 14 v. LISZT.
Sonate
Appassionata van
BEKTIIOVKW.
Scherzo, B-moll
van CIIOPIN,
enz., enz.
uien vervoege zich tot een degelyk 1'iiuiist
of tot de P II O N O L, A (let vooral op
den naam), want anders krijgt U te genieten :
broddelwerk van middelmatige pianisten en
slechts arrangementen van alle andere piano
speelapparaten. Twijfelaars aan deze
onomstootelijke waarheid vervoegen zich: Maat
schappij Phonola", \V. NAESSEXS, Passage 14,
's-Hage. Prijs der Phonola ? 550. Piano's
verkrijgbaar vanaf ? 325.
De Aarde en haar Volken.
Wanneer men verre reizen doet, dan kan
men wat verhalen." Dit gevleugeld woord
CHOCOLAT-VJBEN
ARTISTIQUE"
LE PLUS DELICIEUX
CHOCOLAT POCR CROQUER.