De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 7 februari pagina 4

7 februari 1904 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

l DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ko. 1389 Wie heeft niet gaarne de buste van een dichter, met wie men vele tijden bijna dageliks verkeert, op zy'n kamer? Als de dichter zo'n goede, ja onmisbare vriend var^ ons is ge worden, de man, naar wie de trots op onze taal zich richt, is dat verlangen dan niet bijna een behoefte ge worden? Welnu, zouden «r niet velen zijn, die gaarne onze geestige ?en rijke Joost in hun kamer zagen? Doch waar hem te vinden? Het was verleden j aar, ?dat ik de volgende, droeve ervaring moest opdoen. Ik liep in Den Haag langs een be kende kunstwinkel, die behalve schilderijen, etsen enz. ook busten verkoopt. Daar zag ik o.a. die van Schiller en Goethe. Ik ging naar binnen om enige inlichtingen en maakte van de gelegenheid gebruik om te vragen, of zij een buste van Bembrandt hadden. Antwoord, neen! Nu, dat kan ik me noch voorstellen, zijn talrijke, prachtige zelfportretten maken.een buste bijna overbodig. Een niet fraaie staat anders in het Louvre, maar dat paleis is in zjjn geheel te mooi om een aanmerking te verdragen; het bezit wel andere beeltenissen van Rembrandt. Daarop vroeg ik, of ze er geen Vondel hadden. Neen; men geloofde ook niet, dat er een in de handel was. Dat is toch zeer onaangenaam, merkte ik op, want dat is noch wel een Nederlander. Ja maar u moet ook bedenken, men heeft bijna uitsluitend busten van dichters en musici, zoals Goethe en Mozart." Nu, maar Vondel \ras ook een dichter, zeide ik heel verbaasd. Pardon, mijnheer," antwoordde de zeer neus wijze, hij *as een schrijver." Ziehier, het moge ongelooflik schijnen, de naakte waarheid. De onverbeterlike bemerkte wel spoedig een grote vergissing gemaakt te hebben, maar, niet veel woorden meer: Als ik ooit ge"twflfeld had aan de treurigheid van onze toestanden, dan was die twijfel tans toch ge heel opgeheven. Het is op het oogenblik, dat ik klaag, een belangrijk tijdstip. Want vele tekenen wijzen er op, dat een algehele verandering in die toestand mogelik is en waarschijnlik op til. Na de welgeslaagde voordrachten van Royaards mag als de eerste belangrijke verbete ring de opvoering van Jeftha beschouwd worden. Ere hiervoor aan ons toneel! Het is alleen jammer, dat die Jeftha-opvoeringen niet doorgezet zijn. Het is gezegd, dat het publiek ds schou\vburg niet in- of uitgekritizeerd wordt. Er schuilt in die bewering veel waars, doch hij gaat niet volkomen op. Ten eerste is de kritikus volstrekt niet machteloos, indien schrijver geen invloed kan uitoefenen, waar blijft dan de schrijver van het toneelstuk, die toch ook schrijver is. Men kan de liefde trachten op te nekken voor de vele schoonheden, die in een stuk zijn aan te wijzen, en voral, waar vele stem men hierover opgaan, kan dit helpen. Een «tuk als de Jeftha boezemde aanvankelik natuurlik een zeker wantrouwen in. Het was zo dikwels gezegd, dat wij Nederlanders nooit een treurspeldichter hebben gehad. Laatst noch door een van onze hoogleraars, die veel aan vergelijkende literatuurstudie doet en deze ramp nader beschouwde. Hij is een uit de velen en zelfs Potgieter, die de be roemde bladzij over Vondel schreef, zag in deze, onder de ongunstige invloed van Huet, voornamelik de leerdichter, aldus de lier- en treurspeldichter, die voor ons bijna uitsluitend het belang uitmaken, geheel over boord werpend. Men kan dus begrijpen, dat het verwondering moest baren, waar zulk een gedachte: We hebben geen treurspeldichter" in ons volk is vastgeroest, dat men besloot een spel van Vondel op te voeren, de Jeftha (?Heb jij er wel eens van gehoord' zullen velen gezegd hebben), een stuk, dat de slaap der eeuwigheid reeds scheen te sluimeren. Daar stond dus de voor Vondelvereerders verheugende, voor een groot deel van het publiek onbegrepen tijding, dat de Jeftha, een treurspel vau Vondel, in studie was ge nomen. Mocht men toen reeds op volle zalen rekenen ? Neen immers, neen. De- Gijsbrecht, dat ging, al is het ook het meest aange vallen stuk van die dichter (zie Huet), een stuk over Amsterdam ligt het dichtst in ieders bereik, maar Jeftha ! Welnu, het heugelik feit greep dan toch plaats. In den aan vang was een besluiteloze of tegenstrijdige kritiek te verwachten. Daar waren er, die, ?ondanks, dat zij niets weerlegden, gevoelden, dat Vondel in zijn recht is, en Huet en Jonckbloet ongelijk hebben; zij hieven zich boven deze twee beoordelaars uit en loofden hogelik het stuk, terwijl anderen, onder de invloed van die twee kwade rechters, hun volle hulde aanvankelik onthielden. De slechte droom van de knolleutuin der Neder landse letterkunde" zal echter spoedig voor goed ophouden de laatste Nederlander te kwellen. Doch, wat er van zij, de uitslag was over het geheel schitterend te noemen. Van alle zijden verhieven zich de stemmen, spoedig zweeg iedere aanmerking en men was het eens over de waarde van het stuk; waar zoveel voorgang was, mocht men ver wachten, spoe lig ook een grotere massa vau het publiek te trekken, voral, indien het toneel zijn voordeel deed met de op- en aanmerkingen betreffende de opvoering. Op dit goede tijdstip echter werden de opvoe ringen gestaakt, de laatste was, naar ik meen, voor een besloten kring. Ik weet hiervan de redenen niet, doch ik geloof, dat de schouwburg beter had gedaan het ijzer t-; smeden, toen het heet was. Laat ons liopen, dat de staking, die mijns inziens een fout was, geen nadelige gevolgen zal hebben. Men moet van de ogenblikken gebruik weten te maken. Na de Jeftha en, met Nieuwjaar, de gebruikelike Gijsbrecht, trok een nieuw treur spel de aandacht, de Lucifer, die spoedig zijn 250e jaardag zal vieren, geprezen als het meesterwerk van onze letterkunde. Hot stuk kon echter niet door het Nederlands Toneel vertoond worden, die daarvoor geen verwijt verdient. AVilde deze het immers geven en noch wel op zo 'n gewichtige dag, ?dan zou de opvoering ook prachtig moeten wezen en hiertoe was het toneel noch niet in staat, dank zij de verwaarlozing, waaraan dit stuk sedert een paar eeuwen heeft blootgestaan. Die jaardag was een verrassing, een -vroegtijdige, maar nuttige verrassing, die de .-.-staat van zaken noch eens in het helderste ?licht stelt en aantoont, hoeveel er noch kan ? en moet gebeuren, eer n toneel n studie ? n publiek zich tot Vondel opgewerkt hebben. Vergelijk met dit Vondelfeest bijv. liet aan staande feest in Spanje naar aanleiding van ? de 300ste jaardag van Don Quichote. Dit : stuk, dat volstrekt geen toneelstuk i-°, geheel anders dus dan Lucifer, dat pasklaar ligt, wordt voor die gelegenheid voor het toneel ? omgewerkt en de deelneming aan liet feest izal algemeen zijn, de staat trekt zelfs gelden uit. Hetgeen echter goed begrepen is, is de opvoering, die de studenten te Utrecht geven; het is een blijk van takt, nu een officiële opvoering door de hoge eisen niet kan plaats hebben, dat de studenten met elkander zijn overeengekomen, en tevens is het een goed teken, wijl zühet geslacht vertegen woordigen, dat ons de toekomst zal brengen. Daartegenover staat, dat men elders de Lucifer fragmentaries zal voordragen. Kun stenaren zijn uitgenodigd om de belangrijkste delen voor te dragen in een kring van ge nodigden. Hier zijn, mijns inziens, twee laak bare beperkingen. Ten eerste die belang rijkste gedeelten"; ik kan me voorstellen, dat iemand in een studie over het treurspel het deel, dat hij voor het ogenblik behan delt, een der belangrijkste delen van het stuk noemt, doch dit sluit niet uit, dat ook de andere delen hoogst belangrijk zijn, en dat men door weglating van verschillende delen slechts een zeer onvolledige voorstelling van het treurspel kan geven, blijk gevende niet genoeg doorgedrongen te zijn in de onrepbare harmonie van dit heerlike stuk. Boven dien, het is niet te lang (tenzij een enkel kunstenaar de taak op zich neemt), en de datum vraagt alles. Voorts, waarom een be sloten kring, is Vondel niet voor ons allen, behoort hij niet het gehele volk toe? Welke de redenen mogen geweest zijn, die tot die twee beperkingen geleid hebben, het feit is te betreuren. Een waardiger hulde aan Vondel moet uitgesteld worden. Doch laat ons niet ontevreden wezen. Er is veel, dat men op prijs moet stellen. Er is een vooruitgang in belangstelling waar te nemen, al is die vooruitgang, en vooral de kennis en wetenschap van 's dichters werken, noch onvoldoende. Het is best mogelik, dat men zich over vijftig jaar ver bazen zal over de huidige toestand, maar vooruitgang is er, en om tot die over vijftig jaar te geraken, moeten we het tegenwoor dige passeren. Alle begin is moeilik. Ik zeg begin. En is dit niet juist? De Vondel be oefening is altijd slepende geweest en eerst in de toekomst zal men van een krachtige herleving kunnen spreken. Voor zulk een herleving is in de eerste plaats nodig, dat men de werken van de dichter goed kent. Dit nu is niet het geval. Een enkel gedicht, een enkel treurspel (de Gijsbrecht van Amstel door de heer Simons) mogen scherp bekeken zijn, de Lucifer op een uitmuntende studie van een buitenlander bogen, personen als Potgieter. Beets, G. Kalft", Verwey e, a. uitstekende bladzijden over Vondel geschre ven hebben, een juiste kennis omtrent zijn uitgebreide werken, die niet allen dezelfde waarde hebben, bestaat noch niet. De beste gids is, geloof ik, de hoogleraar Kalfi', die vele juiste aanwijzingen geeft in zijn ver schillende boeken over onze letterkunde. Moge een ieder belangstellende die ter hand nemen, en de lezing aanvullen met het boekje, over Vondel uitsluitend niet zijn beeltenis ten voeten uit gevend, gelijk de schrijver bescheiden opmerkt, maar zijn buste. Bewijst het feit, dat de eerste oplaag zo snel is verkocht, niet duidelik, dat er werkelik be hoefte aan een Vondelbuste bestaat?*) Er zijn op het ogenblik twee punten van groot belang. Ten eerste het feit, dat een krachtige Vondelherleving in aantocht is, en voorts de vraag, wat die ons brengen kan. Het feit wordt aangeduid door veel, zér veel: de voordrachten van Geboortklok en Lucifer door Royaards, het ten tonele brengen van sluimerende stukken, het op richten van een Vondelmuseum, de belang stelling in het buitenland, het vorinen-van een Vondelvereeniging, het groot aantal niet geestdrift geschreven artikelen in talrijke bladen (slechts de grote tijdschriften blijven achter), enz. Naast De Dietsche Warande" heeft een ander tijdschrift zich een naam uit Vondel's werken gekozen. Het ware zeer te wenschen, dat liet blad, dat zulk een gulden titel op het voorhoofd draagt, dit steeds met ere kon doen; daartoe brengt niet bij een tegen de moderne poëzie zo weinig eervol optreden, want zo noem ik het liedjesvervuilen, zo ook het kwaadhartig afbreken van de poëzie van Albert Verwey, ' aan wie de Vondelbeweging zo veel te danken heeft; wil het afkeuren, wijl het zijn poëzie niet mooi vindt, goed, doch laat dan alle kwaad- en enghartigheid thuis. Gelukkig, dat vele andere artikelen in dit blad beter op hun plaats waren. ? Wij moeten oen Vondelverering inderdaad 011 niet in naam hebben. Wat kan die ons brengen ? Laat ons dan beginnen met te zeggen, dat we ons niet tot Vondel alleen moeten be perken. \\'e moeten trachten een goed begrip te krijgen en een eindelik juiste kritiek en kennis, die ons verering mee zal brengen, van onze letterkunde van de 14e eeuw af tot de l!te eeuw toe. We staan tans ver genoeg van die tijdperken af, en onze letter kunde is daarna i o vaak van richting ver anderd, dat we ons taus juiste begrippen omtrent' de voortbrengselen van die tijden kunnen vormen, daarbij zo uitstekend ge holpen door buitenlanders, om twee te noemen, van Noppen en Hofi'man von Fallersleben, de laatste voor het oud-Nederlandse lied. \Ve zullen bij de vele dichters dier tijden talrijke schatten kunnen opdelven, verzamelen, belangrijk meer dan tans ons gemeen bezit zijn. \Vijl we op zo grote afstand juister liet blijvende van het vergankelike onderscheiden, zullen die schatten, lang verwaarloosd of niet scherp afgetekend en onderscheiden van de menigvuldige andere voortbrengselen, voor ons weer fonkelnieuw worden, ons allen met vreugde vervullen. We zullen vinden, dat we niet alleen goede schilders gehad hebben. De belangstelling, die een ieder voor het Rijksmuseum en het Mauritshuis toont, zal dan ook ten deel vallen aan de wel geschifte eu bestudeerde werken. Tevens zullen we een eerste, brede, vaste grondslag voor onze kritiek verkrijgen, waarop we dan wellicht over die lüe eeuw heen, die zo zonderling is geweest in de geschiedenis onzer letteren, kunnen vooitwerken naar de moderne tijden. Niemand toch zal beweren, dat de kritiek op onze moderne letterkunde, vornl onze poëzie, vol doet. Het talrijk aantal verschillen, vaak de allergrootste en vreemdste tegenspraken doen die op een waar doolhof gelijken. De enigen, die vroeger een zekere vastgesloten kring vormden, zijn reeds lang gescheiden en hebben vaak de hevigste meningsverschillen. Het is een witte raaf als tegenwoordig allen het over ") Jeftha, Gijsbrecht, Lucifer, waar blijft de Samson vertaling door van N'oppen ? Deze zal de algemene aandacht op een vierde treurspel vestigen. een vers eens zijn; maar nochtans geven de meesten, en dit zijn niet de besten, hun mening op een belachelik hooghartige wijze. Wat voor de ene een vampyr is, prijst de ander ons aan als een bekoorlike nimf, en omgekeerd, wat de andere voor een zielloze, houten fetisj uitkrijt, is voor de ene een levende genius vol ziel en gloed. Ook over tuigt men elkander niet. Zelfs worden de afstanden met de tijd vaak groter. Het tijd schrift, dat in binnen- en buitenland steeds de grootste bekendheid geniet, heeft zijn kritiek toevertrouwd aan een jongeman, die voortdurend bokkekapriolen maakt, en deze moeten nu het prestige van onze huidige kritiek verbeelden. Merken de beoordelaars, zelfs die, welke hem het meest genegen zijn, op, dat zijn verzen verstandsverzen zijn en niet gedicteerd door een innerlike gevoels beweging, hij zal de eerste wezen om een ander afwezigheid van gevoel in zijn gedichten te verwijten. Het is klaar, dat iemand, wien het zelf voor een groot deel aan gevoel ont breekt, niet in staat zal zijn dit wel bij een ander te vinden. Even klaar nu is liet, dat een kring, die noch geen voldoend heldere, juiste, rechtvaardige begrippen bezit omtrent de verzen, die eeuwen geleden geschreven zijn, onmogelik een juiste beoordeling kan geven van de talrijke verschijnselen van eigen tijd. Wij moeten n onze kritiek n onze poëzie in het innigste verband zien te brengen met ons verleden; het gevaar, dat hier vroeger noch aan verbonden mocht zijn door de te grote invloed van Latijnse en Griekse school, is tans volkomen geweken. Zo ook vermijden we een dood pad in te slaan of in zodanige uitersten te vervallen, dat een ieder op een gegeven oogenblik de kluts.of liever zijn kluts kwijtraakt, en voor de vogels zal prediken. Een natuurlike en gezonde bodem moeten we aanleggen, waarop we ons klein paradijs kunnen kweken, en doen we dit, dan zal zich het heugelik verschijnsel voordoen, dat we op hetzelfde ogenblik begiftigd worden met drie letterkundeu, n.l. onze oude, die verjongd, das nieuw wordt, onze moderne en bovendien nog de Vlaamse. Is dit niet rnooi ? En moge het zinnebeeld daarvan zijn een Vondelbuste, die zijn blijde intocht houdt, niet alleen in de winkels maar ook in onze huiskamers. Parijs, Louwmaand. VAN EI.RIXG. Amsterdamsch Jaarboekje voor 1904 onder redactie van E. W. MOES, directeur in 'sRijks Prentenkabinet te Amsterdam. L. J. Veen, Amsterdam. Van dit jaarboekje verscheen het achtste der nieuwe serie. Gebrek aan belangstelling is voorzeker ds oorzaak, dat het er in den loop der jaren niet dikker op is geworden en nu reeds een vijftig tal bladzijden minder telt dan het eerstverschenene van 181)7, waarbij eeiiige wisselwerking van kooplust eu inhouds-belangrijkheid niet te mis kennen valt. Zou werkelijk de belangstelling der Amsterdammers voor de geschiedenis hunner stad tanen? 't Ware te bejammeren, want de liefde voor de woonstee en het ge loof in hare toekomst kenschetsten zich immer door de belangstelling in hare ge schiedenis. Waar de-'.c faalt, valt niet langer te hopen op eenigen prikkel om voor de nakomelingschap te bewaren wat grootsch en heerlijk was in het verleden, wordt gemist de drang om den nazaat nog iets meer na te laten dan een gevalden buidel en de aan beveling : te zorgen dat men er zelf komt O, Amsterdam, o groote stad, 'k Wou dat je meer courage hadt!" Maar ligt dan daarin niet een aanwijzing voor den redacteur om dit jaarboekje voor % nog te doen wezen dan een magazijn van historische aanteekeningen en merk waardigheden. Niet om hetgeen de verschil lende medewerkers aanbieden zal ik hun of den redacteur hard vallen, integendeel, maar wel om hetgeen ons door sommige hunner wordt onthouden. Niet door den heer 1). C. Meyer Jr., wiens opstel Prenteiiverzamelingen over Amsterdam" volkomen af is, en die ook ditmaal wederom toont, hoe goed hij het karakter van een dergelijk jaarboekje begrijpt; ook niet door den zeer gewaardeerden directeur van het penningkabinet, den heer H. J. de Dompièrre de Chaufepie in zijn bijdrage over de Amsterdamsche iuwelijks-peimingen in de ISe eeuw", eti evenmin geldt mijne opmerking het zoo sympathieke in memoriam, gewijd aan den kortelings overleden gemeente-secretaris den heer A. van der Eist Azu., wiens portret in het jaarboekje is opgenomen. \Vèl meen ik te mogen zeggen, dat de heer Ed. van Biema de gelegenheid heeft verzuimd om een aardig stukje uit 't leven onzer grootvaders van liet begin der l!)e eeuw te leveren. Nu toch geeft hij ons niets dan een simpel afschrift van het Plan tot het daarstellen van een etablis sement onder den naam van stads grote Sociëteit" van 'J Dec 1818. ? Hoe hadden wij te gast kunnen gaan aan een schets van het Amsterdamsche leven uit die dagen ! .Slechts in de lijst van zijn tijd is dit societeitsplan te begrijpen; eerst daardoor wordt het teekenend. En er gebeurde juist zooveel in die dagen, zooveel (lat Ie tont Amslt:rtl<im 'keer op keer in beroering bracht. Faillissement op faillissement; de beurs werd zóó geschokt dat op den 2()en November het Beursbericht in de Arnsterdamsche Courant" moest luiden: ofschoon er tot hoogere prijzen dan die vau gisteren veel kooplnst wa«, is er echter, ingevolge getroti'en overeen komst geen algemeene affaire geweest, er zijn dientengevolge geen prijzen genoteerd", en met de stedelijke financiën was het zoo droevig gesteld, dat om de achterstallige schuld te verevenen, de turf belasting vau n tot 2l/2 stuiver per ton werd opgedreven. Toch richtte men jnist in die dagen maat schappijen, sociëteiten en colleges op alleen over die echte Anisterdamsche colleges van den gegoeden burgerstand uit de eerste helft der li)e eeuw zou een aardige en hoogst be langrijke bijdrage voor het jaarboekje te schrijven vallen; toch vierde men eeuw feesten, bij welke gelegenheden het gemis aan een feestzaal welke o. a. die sociëteit van 1818 zon hebben gegeven ? dubbel zal zijn gevoeld, zoo ze niet mede een aan leiding zijn geweest voor dat societeitsplan. Wat de heer L. J. van Beuningen van Helsdingen mededeelt over eene werkstaking der Gemeente-werklieden te Amsterdam in het jaar 1(>72 moge a propos zijn, het geeft m. i. aanleiding om een zeer verkeerd denk beeld te vormen van den gemoedstoestand der Amsterdammers in het jammer jaar. De looneii der gemeente-werklieden alzoo vertelt de schrijver moesten pecuniae causa worden besnoeid; dit deed hen samenrotten, en met het wachtwoord solidariteit" (?) eene organisatie vormen tegen de onder kruipers'^?) Aldus scholen züin optocht samen, en zouden zij allicht tot feitelijkheden zijn overgegaan, hadde niet een kalm woord van burgemeester Coenraad van Beuningen hen tot andere gedachten gebracht. Het vertelde is vermoedelijk geheel juist, doch nu schrijvers conclusie? Welk eene gemoedelijke behandeling in zaken en welk contrast met den hedendaagschen maatschappelijken toestand." Hadde de redacteur hier niet den heer van Beuningen van Helsdingen moeten wij zen op de beroeringen van Amsterdam ge durende de zomermaanden van 1672, toen af en toe het optreden van de mindere klasse allerminst getuigde van gemoedelijkheid. Het te hoop loopen tegen Johan Maurits, en daarna tegen de afgevaardigden ter Staten-Generaal, zoo min als de bedreiging vóór het huis van de Ruyter, beteekende niets bij het ver zet der gemeente tegen de regenten. Wie denkt hier niet aan het rijmpje, waarmede het Versoeck van de Borgers der stadt Amsterdam" in Augustus besloot: Oranje moet groot De AVitten syn doot Tot Borgers glory Vivat Victory Dat's kort bescheyt, de Borge/st houden 't Landt, ' De opperdieven behalen oneer en schandt," of was het verzoekschrift der honderd burgers meest werklieden dat daarop in de Kloveniers-doelen werd te voorschijn gebracht, dan gemoedelijk gesteld ? Dit te gelooven of te beweren geeft aan leiding tot een averechtsch geschiedenis schrijven, hetwelk niet onopgemerkt mag blijven. Niet genoeg kan vooral in onze dagen herhaald dat het niet vervullen der beloften, welke de omwenteling van 1672 en daarna die van 1748 in zich sloot geleid heelt tot al de ellende en al het jam mer van het patriotten-tijdperk. Dit opmerkende vraag ik tevens : wie geeft ons toch eens een goed geschreven populaire geschiedenis van Amsterdam, een boek dat met graagte zal worden gelezen door ieder Amsterdammer, die den weg niet kan vin den in den catalogus eener historische bi bliotheek, en deze tocli is bij mangel aan eene volledige geschiedenis vau Amsterdam zooals C. van der Vijver die op zijne wijze heeft gegeven voor de kennis der stadshistorie onontbeerlijk. Bouwstoü'en genoeg zijn voor handen; wie durft den arbeid aan? Ook het amsterdAiusche jaarboekje bevat die bouwstoffen; dit jaar door de bijdragen van den heer J. W. Enschede bevattende aanteekeningen over de boekverkoopers Colijn en Colom", van den heer Jan Kalf, over Alexander Baert, tapijtmaker," en van den redacteur zelven, die een en ander me dedeelt betreffende David Mostaert en zijn album amicorum". Maar. ... ik stelde die vraag al eenige jaren geleien hooren dergelijke weten schappelijke aanteekeningen hier thuis? Wordt dit boekje op die wijze niet zooals het allerminst bedoeld kan wezen een toe voegsel op Oud Holland" of' Xijhoff's bij dragen ?" Geeft nu het jaarboekje m. i. niet wat het behoorde te geven, nogmaals zij het in her innering gebracht dat de schuld daarvan moet liggen bij de Amsterdammers, die zich te onverschillig houden voor de historie van hunne stad. Eerst als die Amsterdammers zullen liegrijpen, wat zij verplicht zijn aan het verleden, waaraan zij het heden hebben te danken en ook te wijten, eerst dan zal het mogelijk we/en een goed jaarboekje te doen verschijnen. Zelfs voor een geleerde, zoo ij verig en kunstlievend als de lieer Moes wordt anders de taak te zwaar, eu voor een onder nemend uitgever als de heer Veen te be denkelijk. A. N. J. F. Dr. P. P.ï.AWiMlTli8m,t {Ingezonden}. Maandagavond l Februari 1904 is te Leuven (België) overleden dr. Alberdingk Thijm, geb. te Amsterdam in 1827, jongste broeder van oiueii Vondel-vriend J. A. Al berdingk Thijm, die hem vijftien jaar geleden vóór-ging naar die lichtende Nirwana-oorden, waar liefde en kunst in goddelijke oneindigheid, in hoogste volmaaktheid en onafgebroken zaliging ons wachten... Dr. I'aul Alberdingk Thijm studeerde te Amsterdam en werd te Utrecht bevorderd tot doctor in de letteren op het proefschrift: Iets over Magn. Aur. Cas?iodorius Senator en zijn eeuw." Hij huwde in 18(j:> met de dochter van professor Gfroerer de, in Duitschland zeer bekende geschiedschrijver van de Freiburgsche universiteit. Van 18G4?1870 was hij leeraar aan't gym nasium te Maastricht, en van 1870 tot op heden hoogleeraar aan de universiteit te Leuven. Hij schreef' veel in de }\'aclitcr, De, Amsterdam nier, Hpei'tatur, Ih'l.fort, D/elsclie Wuraiidu. Zijn voornaamste geschiedkundige werken waren : Karel de Groote en zijn eeuw" en de Geschiedenis der kerk in de Neder landen". Voor dit laatste werk kreeg hij de gouden medaille van de Belgische regeeiiug. Hij was ridder in de Gregorius- en Leopold orden. Naast zijne geschiedkundige studies, had hij een groote voorliefde voor de muziek, waarvan hij een trouw beoefenaar was. Niet tegenstaande zijn ernstige levensopvatting en zijn innig godsdienstige neigingen was hij een geestig man, een aangenaam causeur met een onuitputtelijken voorraad aardige anecdotes, vol schilderachtige effecten en humor. Hij was een hartelijk en trouw vriend, erg gehecht aan huis en haard" zoodat zijn heengaan voor vrouw en dochter een aller smartelijkste, onaanvulbare leegte laat; zij zullen zich troosten, gesteund door 't geloof in 't eeuwige weerzien, inaar de wond zal niet genezen ... Ken betere hand dan de mijne zal zijn denken, zijn werken beschrijven; tot mijn schande moet ik bekennen dat ik nooit iets van hem las ; in een sclirijrersfsanilie als de onze, is 't moeilijk tijd te vinden om elkaar te lezen . . . Met deze paar woorden over zijn heengaan op te teekenen, heb ik een bloem willen leg gen op 't graf van den geliefden broeder mijns vaders. CATIIARINA AUÏEUDIXGK THIJM. van Heer Jurriaan" wordt wekelijks in aangename herinnering gebracht door het bekende tijdschrift, dat door de firma H. D. Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem wordt uitgegeven. De talrijke, meestal voortreffelijk geïllustreerde artikelen, welke dit Weekblad bevat, zijn natuurlijk voor een goed deel van buitenlandschen oorsprong, maar door be kwame hand in het Nederlandsch overge bracht. En in het bijblad Op den uitkijk" wordt in beknopten vorm de actualiteit ge huldigd en vooral ook aan het nieuwste op het gebied van land- en volkenkunde in Nederland eene goede plaats ingeruimd. NIEUWE UITGAVEN. Stemvorming en Staatszorg, naar het Duitsch, door E. O. NOBNAGEL, door AKIJ BELINFANTE. Amsterdam, Jacq. van Cleef. Onze letterkundigen", 5e afl., Cornelk Noordwal, door ANNA DE SAVOKSIN LOHMAN. Amsterdam, L. J. Veen. Johannes de Speelman, door J. HUF VAN BUREN. Twee deelen, Amsterdam, P. N. van Kampen & Zn. Het Indische vlechtwerk voor export, met 30 af b., door J. A. LOEBKK Jr. Uitgegeven door de Vereeniging Oost en West. Den Haag. Bamboe-ornament der Kajan-Dajaks, met 21 af b., naar voorwerpen uit de collectie dr. A. Nieuwenhuis in het R. Museum te Leiden, door J. A. Loeber Jr. Uitgegeven door de Vereeniging Oost en West". Den Haag. Maatschappij tot Nut van 't Algemeen", Lijst van Boeken, een leiddraad bij de samen stelling of aanvulling der Volksbibliotheken. Amsterdam, S. L. VAN LOOY. Verspreide Opstellen, van Prof. HECTOH TREUB. Haarlem, de Erven F. Bohn. Verplichte Verzekering tegen Ziekte, door dr. K. H. ROMBOUTS. Haarlem, de Erven F. Bohn. Inhoud van Tijdschriften: Onze Eeuw, 2e afl.: De linkerzijde en het algemeen kiesrecht, door mr. L. J. Plemp van Duiveland. Anti-marxistische wedijver, door jhr. mr. D. J. de Geer. Naar aanleiding van het begrootingsdebat, door mr. S. van Houten. Een avond, door Gerard van Eckeren. Lucretius, door prof. D. J. J. Hart man. Verzen, van Edward B. Koster. Willem van Oldunbarnevelt, door prof. H. C. Rogge. _ Ue A'A'e Eeuw, 2e afl. : Hulde aan Joseph Israëls, door L. v. Deyssel. Op het kasteel, door Stijn Streuvels. Reisindrukken, door mr. P. Muller Fzn. Shelley's gedichten van het jaar 1810, door Albert Verwey. Het geestelijk grondbezit en de steden van Hollands Noorderkwartier in de 16e eeuw, door dr. II. E. van Gelder. Bij den kapper en in de restauratie, door L. van Deyssel. Muziek, door J. C. Hol. De Hollandsche Herue. No. l : Moederweelde. Wereldgeschiedenis. ? Belangrijke onder werpen. Karakterschets. Revue der Tijdschrif,en. Het boek van de maand. itiiiliiiiiiliiiiliiiiiiiiiiimiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiimiiiliillllllllMB 40 cents per regel. MllllimilllllllllMIIIIIIIIIUIIIIimmillllllllllllllllllllll lllllllllllllllnai TRA DE MARK COGNAC. Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wijnkandelaars e* bij de vertegenwoordigers KOOTMAXK & ISttl IJVIER, Wynhanüelaars te Amsterdam. Hoofd-Depöt VAH Dr. JAEGER'S O RIS, flormaal-ffolartitóeiL K. F. DEUSCHXE-BEMGIM, Amsterdam, Kalverstr. 1SÏ, Eenig specialiteit in des* artikelen in geheel Neder). Piano-, Orpl- en BteiefcliaiÉl JIEYKOOS «fc KAL.SHOVKN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS enPIANINO's in Koop en in Huur Repareeren Stemmen Ruilen. Wilt U we'.en hoe gespeeld maet worden? Ungarische Rhapsodie No. 14 v. LISZT. Sonate Appassionata van BEKTIIOVKW. Scherzo, B-moll van CIIOPIN, enz., enz. uien vervoege zich tot een degelyk 1'iiuiist of tot de P II O N O L, A (let vooral op den naam), want anders krijgt U te genieten : broddelwerk van middelmatige pianisten en slechts arrangementen van alle andere piano speelapparaten. Twijfelaars aan deze onomstootelijke waarheid vervoegen zich: Maat schappij Phonola", \V. NAESSEXS, Passage 14, 's-Hage. Prijs der Phonola ? 550. Piano's verkrijgbaar vanaf ? 325. De Aarde en haar Volken. Wanneer men verre reizen doet, dan kan men wat verhalen." Dit gevleugeld woord CHOCOLAT-VJBEN ARTISTIQUE" LE PLUS DELICIEUX CHOCOLAT POCR CROQUER.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl