De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 7 februari pagina 7

7 februari 1904 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No.1389 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Esopus in Europa." Het eerste, Hollandsche, satiriekgeïllustreerde weekblad. 't Lijkt mij niet ongeschikt mijn onder werp in te leiden met een interessante uitspraak over satirieke kunst, ongeveer uit het begin der 17e eeuw: een meening, die een besliste afkeuring over deze soort kunst uit, en dus vooreerst als piquant repoussoir dienst kan doen. Maar ze geeft mij bovendien gereede aanleiding 't een en ander op te merken over onze Hollandsche karikatuur van vóór 1700, I. Titelvignet van Esopus in Europa". (1701) het jaar van verschijnen van de Esopus in Europa", ongetwijfeld het eerste satiriek-geïllustreerde periodiek in deze en overige Europeesche landen. ('/Af vign. I). Niemand minder dan de weiervaren, weldegelijke schilder-schrijver Karel van Mander meent, naar aanleiding van een mogelijk satiriek uit te leggen schilder stuk van Herry Bles, te moeten verklaren, dat de Gonst geen Spotster behoorde te s ij n". Een meening dus, die naar ik acht ten onrechte tot op heden nog veel serieuse kunste naars laag doet neerzien pp de, tot in onze dagen met propagandistische bij-oogmer ken beoefende spotzieke kunst. Begrijpelijk is, dat Yan Mander, kunst man der weelderige na-Reuaissance, zwerend'bij rijke, academisch-zwellende, overdreven vormen, overladen decors en een nagemaakt gespierd klassicisme, on mogelijk een welwillend oog heeft kun nen hebben voor de spichtige spotprent van zijn tijd en volk. Want de politieke spotprenten van tegen 16Ü, voornamelijk gericht tegen alarmeerende vredesgeruchten en hier in den lande onbegeerde onderhandelingen over een Bestand, zijn nog niet veel meer dan de allereerst» stamelingen van een pas ontwaakt politiek-bewust leven. Daarbij kan men op merken, dat de toenmalige karikatuur nog voor een goed deel gewikkeld lag in de windsels van het oudere pamflet, waar, eigenlijk gezegd, zelfs de Holland sche spotprent der 17e en 18e eeuw nog nauwelijks uitgegroeid is. Men stelle zich zoo'n spotprent uit de 17e eeuw voor als een tableau-vivant van meer of minder bevallige groepee ring, in den regel overladen met personagies, allegorische beelden, symbolieke beesten, die elk op verwarrende wijze onze aandacht vragen. Daar waar een soort nheid van handeling bereikt, een middelpunt van belangstelling gezocht is, blijft toch elk der personagies een flink deel van ons interesse eischen, omdat elk van haar, geheel volgens den wil van den teekenaar, een rol te spelen, een opmerking te maken heeft. Men zou onze spotprenten situatie-kaarten kunnen noemen, een politiek overzicht met satirieken opzet. Dikwijls is nog een vervolg-scène, soms een voorspel op dit tableau in ander daartegen of daarnaast te beweren heeft. Dikwijls spelen zoo levenlooze voorwerpen mee: een kous, een degen, een stuk papier. Vervolgens kan hij bij elk der figuren een nummer of letter plaatsen, verwijzend naar een onder de prent gedrukten tekst in dicht of proza. En ten slotte kan dikwijls de tekst zoo uitgebreid zijn, dat van zeven a acht pagina druk gelegenheid gevraagd wor den moet om een ruimere excursie te kunnen maken op het gebied van de politiek van den dag. Zóó de Esopus in Europa". Schlagende", voor zich zelf sprekende voor stellingen vindt men niet dik wijls. Zeer te recht heeft mr. Cohen in zijn dissertatie (Beleediging door Caricaturen, 1896) opgemerkt, dat de prent, b ij gebrek aan periodieken, ondergaan moest in de bijgeschre ven teksten. De prenten zijn meest illustratie van een beknopt politiek over zicht, en om deze puzzles te kun nen genieten, moet dan ook aandacht, geduld en plenty tijd bij den politieken tinnegieter der 17e eeuw ver ondersteld, ge worden zijn als conditiones sine qua non. Maar, maakt dit alles voor ons, die zoo geheel anders gewend zijn, het tijdroovende doorbladeren van karikaturen uit dien tijd niet aantrekkelijker, dik wijls zijn die teksten de eenige, en dan welkome sleutels om de geheimen van de prent te bereiken. Zij alleen maken dikwijls mogelijk tot de finesses door te dringen en toespelingen in de teekening te toetsen aan historische fata en anecdota. * * * Maar ook om nog een an dere reden zou men achteraf geneigd kunnen zijn, die woor den van Van Mander, de Gonst geen Spotster behoorde te sij n", aan te vullen met: en vooral niet in H o 11 a n d". Wel ligt in die puriteinsche uitspraak een zich en ernstige menschen verheven achten boven de toegepaste kleine kunst, die zich aan een ieder, zelfs den minst goedlachsehen, den minst ingewijde, begrij pelijk en aantrekkelijk tracht te maken. Wij voelen maar al te wel de zwaargedegen levenswijsheid, als van een vaderlijke vermaning aan een jong scholier, zich vooral niet te blameeren met de excen trieke Muze, doch liever het fatsoen-, en de paden des levens recht te houden. Maar er is toch meer. Want, al ligt zeker in die raadgeving vooral een weten wat academisch, wat passend, wat secuur is, toch zal ieder, die, nieuwsgierig geworden naar de vruchten dezer waarschuwing, zich zet tot het doorbladeren van Hollandsche spotprenten, ook een bijna profetische wijsheid in die woorden meenen te vin den, gegrond op kennis van ons volks karakter in de 17e eeuw, gegroeid in-, gevormd door het milieu van een h a rid e l s s t a a t. Het is wel verleidelijk te zeggen, dat Van Mander vooruitzag, dat in de door drukpersvrijheid en afwezigheid van vele poli tieke banden mér dan omlig gende staten voor een welig op schietende poli tieke karikatuur geschikte han delsrepubliek, de herleefde kunst zeer spoedig als een rentabele, immers onbeconcurreerde tak van nationale in dustrie en inter nationalen hundel zou worden herkend. Dat het in de lijn onzer economische op voeding lag de onze teekenaars minder een tempel, als wel een pakhuis. ' * * # Dit verklaart eigenlijk al voor een groot deel, waarom wij ons in ons eigen pakhuis nog altijd even lastig orienteeren als een-kat in een vreemd: waarom wij nog altijd een leesbare geschiedenis der Hol landsche karikatuur missen. Want wat wij op dit gebied bezitten is bijna uit sluitend cataloguswerk, en, is het geen aantrekkelijke arbeid een inventaris van een pakhuis op te maken, deze te lezen is het evenmin. Men vindt een overzichtelijk resuméin bovengenoemde dissertatie van mr. Cohen; een hoofdstuk in Die Karikatur" van E. Fuchs, en, sinds korten tijd, populairhistorische monografieën van dr. H. Brug mans en dr. W. WT. van der Meulen in Elseviers Tijdschrift. Verder verspreide uitlatingen bij Flögel-Ebeling, Champfleury [Jules Fleury], Wright, GrandCarteret. De laatste beloofde voor jaren een monografie over de Hollandsche karikatuur, bij welke belofte het tot heden bleef. Tamelijk belangrijk om het bijeengebrachte inateriaal, doch meer voor de Zuidelijke Nederlanden dan voor ons, is het boek van L. Maeterlinck: La peinture satirique dans la peinture flamaude"; en ook het in 1895 verschenen werk van G. Veyrat, waarin een hoofd stuk over de Hollanders, dient faute de mieux genoemd. En dit is bij mijn weten vrijwel alles, wat over de Hollandsche sprotprent ge schreven is. * * * Zooals gezegd, is ook de Esopus in Europa" feitelijk niet meer dan een serie pamfletten met min of meer toepasse lijke titelprent, zooals er zoo talloos vele verschenen, b. v. in den tijd vóór het Bestand. Ook onderscheidt zich de Esopus niet van wat vóór haar op karikatuurgebied verscheen, hetzij door een nieuwe wijze van uitdrukking, dan wel door een af zonderlijke spraak of een eigenaardig kenmerk. Het zijn geen bijzondere, zelfgevonden regels, volgens welke wordt aangevallen, geen opmerkelijke princi pieel afwijkende lijnen, die de teekenpen IV. II. Vignet van Twist tusscheii de Spaansche Ginet, en Fransche Mazet door Aesopus in Europa". (1701) een vrijgebleven bovenhoek der plaat ingemetseld; vaak speelt een tweede bedrijf op een achterplan, dan weer in een schilderij aan den wand. Op zich zelf is de voorstelling dikwijls duister, niet alleen voor ons, wien de actualiteit der feiten ontschiet, maar zij moet dit ook voor het groote publiek van toen geweest zijn. Om dit te verhelpen staan den teeke naar enkele wegen open: of hij vindt nog ongebruikte ruimte om lange teksten tusschen de personen in te schuiven: wat die denkt en deze zegt, wat een clandisie van gansch Europa ook voor dit arti kel na te streven, om eenmaal alle landen te voorzien van de alom ge wilde kunst, zooals wij het Zuiden van koren, het Noorden van wijnen voorzagen. De Hollandsche graveernaald heeft dan ook later, minder scherp dan wel in den breede, de lijn der politieke satire voortgezet, daar waar Duitschland en Frankrijk deze hadden afgebroken. Zij liet een uitgebreid, historisch onmisbaar materiaal na, maar schiep geen kunst: geheel in den geest van dien tijd bouw den voor de spotzieke, excentrieke Muze III. Vignet van Byeenkomst der Moogendheden in het Hof van den Leeuw" (1701) trok. Evenals vóór de Esopus vinden we hier allegorie, symboliek, travestie en parodie terug als traditioneele kleedij, waarin de karikatuur zich ouder het publiek mengt. De dieren sprekend en handelend als personen, als karakters van verschillende naties op te laten treden, (Zie vign. III) is al zeer oud: bij Wright en Champfleury kan men voorbeelden van Egyptische karikatuur in dit genre vin den, uitgebreider in de monografie van Beauregard (La caricature Egyptienne, 1894) eu onlangs gaf Rob. de la Sizeranne o. a. een interrcssant overzichtje van den adelaar in de symbolieke karikatuur in zijn Le miroir de la vie", beginnend bij oen genius op een basrelief van Khorsabad en eindigend met den Wilhelm II van Caran d'Ache (uit L'Album). En zoo vinden wij ook hier dieren uit de heral dieke wereld naast kararakters, landen en personen typeerend, sprekend en handelend als nationaliteiten. Zoo is Frankrijk, of liever Lodewijk XIV meest afgebeeld als tijger, Holland door een leeuw, Engeland als eenhoorn. De ade laar met den bliksem is het symbool voor het Duitsche keizerrijk, do adelaar met den scepter voor Pruisen. De olifant representeert Denemarken, de beer Zwe den, de kat (De Katten = Hessen) de Duitsche vorsten, de griffioen Baden. Dan vindt men dikwijls nog de marmot voor het koninkrijk Savoye, de kakatoe voor Portugal. Ook historische personen treden in de gedaante van dieren op. Zoo vindt men den kuykedief" (Philips V), den koekoek (Jacob Stuart, den Engelschen preten dent), den sperwer (keurvorst van Beie ren), den pitoor" (Vendóme), enzoovoort. Men /iet, een gansche menagerie. Het lastigste is echter, dat dikwijls in ver schillende nummers, der serie van pam fletten, met dezelfde dieren verschillende personen bedoeld zjjn, zoodat alleen een tamelijke kennis van historische fata uit leg kan geven op deze zeventiende-eeuwsche genesis.. Kan men de typen dezer dierenkarak ters terugvinden in de fabels van Aesopus en Phaedrus, in Indische fabels, in den Reynaert, Isegrimus, in het dierene pos, minder duidelijk is het ontstaan en de geschiedenis van het sprekend en handelend laten optreden van leven looze voorwerpen, wat Floegel-Ebeling fantastische Travestie" noemt. Zoo vin den wij hier een Samenspraak tusschen de Wichelstok, Smeltkroes en de Monsterrol" (Zie vign. IV), tusschen Valies, de Myter en het Bonnet", de Ongersche (Hongaarsche) Pallasch, de boere Caraffa en Hoerensmeerdoos", de Fransche De gen, de Sleutel, en het Bonnet tot Luyk". Allegorische voorstelling vinden we in de twee nummers, gewijd aan den dood van Willem III. Pholomeus, Copernicus, Dirk Rembrandt van Nierop, Antonio Magino, Alphonsus X, koning van Spanje, tre den nog eens op. Natuurlijk ook toenmaals leven de politieke per sonen, zooals kardinaal Porto Carrero, Jacob Stuart, Lodewijk XIV, madame de Maintenon. Beelden aan de heidensche go denwereld ont leend (Apollo voor Lodewijk XIV, Ie Roi soleil"), tooverkollen, figuren uit de heilige geschiedenis (St. Christoffel voor Lodewijk XIV). Ten slotte willekeurige personen van verschillenden landaard, Indianen, hovelingen, courtisanes, ma trozen, soldaten, niet als figuranten of zwijgende personen, doch als echte dramatis personae. Het is oen zeer ruim materiaal, waarover de teekenaar be schikte, eeu groote fantazie, een rijke kennis van toestanden en personen. Maar mag hier alles in grooter mate voorhanden zijn, al is hier alles ar tistieker, levendiger bijeen in deze revue : nieuwe gegevens, nieuwe karikatuurvormeu vindt rnen niet. Het is nog iets anders, wat deze prenten hoogst belangrijk voor ons maakt. Want er zijn zekere ver schilpunten, die het beweren rechtvaardigen, dat deze serie van 40 pamfletten als de zeer vroege, alleenstaande voorlooper mag aangemerkt worden van de latere, 19e eeuwsche satirieke bladen. Vooreerst werden de pren ten door nzelfden bekenden, in buiten- en binnenland gehaten teekenaar, Romein de Plooghe, geleverd, terwijl de tekst misschien van dezelfde hand is. Vervolgens is er n vast uitgesproken, streng in het oog gehouden eenheid van doel en van actie te onder kennen, zóó zelfs, dat men vermoeden mag, dat hier be taalde partijpolitiek aan het werk is. En ten slotte als derde en gewichtigste factor dit: voor 't eerst in de karikatuurgeschiedenis is de uitgave van prent met tekst bedoeld als een periodieke, en wel eeu wekelijkschc; het voornemen was, zooals de voorrede dat zegt, aan u 's w e k elijks in een genoeglijke Fabel een nutte zedeles voor te houden". Deze drie kenmerken tezamen geven het recht te zeggen, dat hier oen nieuwe, bijna moderne vorm van karikatuurpu blicatie aangetroffen wordt. Pamflet- en spotprent-verzamelingen vindt men ook vroeger en later: uit den tijd van het Bestand de bekende Bijen korf", na den actiehandel Het groot Tafereel der Dwaasheid'.' Maar eerst nadat ze verschenen, zijn pamfletten en prenten bij elkaar uitgege ven, zooals ook in het begin der 19e eeuw de spotpreuten op Na poleon, te Weimar gezamelijk nog eens uitge geven werden. Hier echter is een plan de cam pagne opgesteld, een concentratie, een middelpunt van actie gezocht, niet ongelijk aan het vooraf vast gestelde plan deisatirieke pers (la Caricature en Charivari) in Frankrijk tegen Karel X en Louis Philippe. Toch is het wenschelijk niet al te en thousiast deze serie als stamvader onzer hedendaagsche satirieke pers te proclameeren, evenmin als men de gechargeerde portretten van Dusart (?les Heros de la Ligue" 1691) ook eerstelingen van Hollandschen bodem in dit genre in al te nauw genealogisch verband mag brengen met de physionomie-karikaturen van Daumier of Grill. Bij genoemde portrettenreeks van Dusart is iedere basis van gelijkenis uitgesloten en zoekt men daar dus een onmisbaren, piquanten factor te vergeefs. En evenzoo mist men bij de genoemde serie van De Hooghe de ver scheidenheid van vormen, een inhaerente eigenschap onzer moderne satirieke bla den. Een tweede verschilpunt ligt in den te uitgebreiden, te weinig samenhangenden tekst in pamfletvorm, dien wij niet meer kennen: het is meer de Witz-illustratie, die langzamerhand de hoofdschotel onzer moderne karikatuur is gaan uit maken. En ten slotte ligt in de geheele Vignet van Saamenspraak tusschen de Wichelstok. Smeltkroes PII de ilonsterrol". (17ol) serie een sterk karakter van gelegenheidsuitgave, die geheel vreemd is aan onze, meer op perpetueel-lucratieven grondsla-g ondernomen moderne karikatuur. Mis schien nadert de Esopus naai- het uiterlijk het dichtst de uitgave van de bekende, naar ik meen van Katholieke zijde, ver spreide vlugschriftjes met prentjes van Van Geldorp tijdens de jongste groote stakings-na weeën. Er ligt tusschen de verschijning van de Esopus in Europa" en die van het eerste satirieke weekblad in modernen zin, la Caricature" van Philipou (4 Nov. 1830), of misschien ook van la Silhouette" van 1829, eeu te groote afstand van tijd om aan eenige stamboomreconstructie te mogen deuken. Epochemacheiid" is dit zeldzame pro duct van Romein de Hoosjhe dus niet geweest. Daarom staat de Esopus geheel afgescheiden in de Hollandsche karika tuurgeschiedenis en ook als een afzon derlijk, superieur geheel in het oeuvre van den teekenaar, dat toch ook voor een groot deel uit spotprenten bestaat. * * * i Dit oeuvre is bijna geheel compleet aanwezig in het Teyler's Museum te Haarlem en zal een welkome hulpbron kunnen zijn vofcr een nog samen te stellen monografie over den besten spotprentteekenaar der 17e eeuw. Zoolang een modern kritisch onderzoek naar zijn leven tot de pia desiderata behoort, moe ten wij ons vergenoegen met wat Immer zeel en Kramm over hem vertellen. Het schijnt vast te staan, dat hij te 's-Gravenhage geboren is, volgens den eerste in 1638, den ander iu 1646. Hij leefde tot 1708. Uit zijn werk leeren wij hem kennen als verklaard partijganger der Oranjes, aanhanger van Willem III, wiens politiek systeem hij door zijn spotprenten in bin nen- en buitenland propageerde en in bevattelijk-populairen vorm onder het groote publiek bracht. Als publiek per soon ontmoeten wij hem als commissaris van Willem III, over zijn privaat leven worden we vrij onvolledig en misschien valsch ingelicht door twee pamfletten (Tiele 9080 en 9134). Het laatste, Ro mein de Hooge voor den rechterstoel van Apollo", van de hand van den tcekenaar, is als verdediging opgesteld tegen de Vignet van Het Geschil Tusschen de Eransehe Haan en Lombaardsche Hennen, Beslegt door Jupiter". aantijgingen van het eerste pamflet. Naar aanleiding dezer verdediging werd hij in rechten vervolgd en werden hem ten laste gelegd: lo afschuwelijke en abomi nabele godslasteringen, 2o verscheiden diefstallen en andere boevenstukken, 3o het etsen en uitgeven van ontuchtige prentjes." De rechters schijnen echter omgekocht geweest te zijn en bovendien zou men door een ander de bewuste ontuchtige plaatjes hebben laten etsen. Ze zouden gediend hebben (geen enkel er van is bekend) ter illustratie van Pietro Aretino's II libro dei sonnetti

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl