Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1389
et de Ie Figure lussuriose", een thans
uiterst zeldzaam boekje. De er in voor
komende oudere" prentjes zouden,
volrs Floegel (Greschichte des Burlesken
90) door Giulio Romano geteekend
zijn. Ik vermoed nu, dat men met opzet
de naam Romano" in verband ge
bracht heeft met R o m e i n", de Hooghe
(hij onderteekent dikwijls alleen?Romein")
en daaruit het derde punt der beschul
diging geconstrueerd heeft.
Hoe dit zij, zijn vroeger Orangistisch
optreden tegen de Amsterdamsche
reterliggende plans. Daarmee bereikt hij
een artistiek geheel, wat men zelden op
andere spotprenten vindt. Heel in de verte
doet hij mij soms aan James Glllray
denken; maar ten eenenmale missen zijn
personen de getypeerde karakter- en
stemming» weergave van Gillray's
physionomieën.
Zijn etsen vertoonen een, eveneens elders
zelden voorkomende werking van ver
schieten, niet in den Vredeman de
Vriesstijl, maar losjesweg, doorzichtig, een
weinig gecomponeerd. Op den voorgrond
VI. Vignet van Europe nooit voor Een". (1702)
genten, had hem blijkbaar even verbit
terde binnenlandsche vijanden bezorgd,
als zijn spotprenten tegen Jacobuslvan
Engeland en vooral tegen Lodewijk XIV,
buitenlandsche.
De etsjes in de Esopus" zijn te
klein om een juist begrip te krijgen van
de maklijkheid, de gratie zelfs waarmede
de Hooghe talrijke personagies kan
groepeeren. Dit is ontegenzeggelijk het hoofd
kenmerk in de Hooghe's composities. Er
is iets los' in de juiste verdeeling van
menschengroepen over voorgrond en
aehmeest donker gehouden figuren, waar
leven, actie in kan zitten.
Maar daartegenover staat zijn opper
vlakkigheid, zijn haastig werken zonder
afwerken. En ook hierin nadert hij Grillray,
die even fel Frankrijk's Keizer met zijn
hoon en spot vervolgde, even karakteris
tiek den Engelschen nationaliteitshaat
representeert, als vóór hem Romein de
Hooghe Frankrijk's Koning, Lodewijk
XIV, tot het mikpunt van zijn satire vond
en trof.
(Wordt vcrrohjd). H. E. GREVE.
I>r. E. LAURILLARD, ter gelegenheid zijner 50-jarige ambtsbediening.
iDg in Arti,
Onder voorbehoud dan van wat ik reeds
verleden week opmerkte dat de keus
uitgelezener had kunnen zijn heeft de maat
schappij Arti met deze tentoonstelling een
zeer lofwaardige daad gedaan. Indien we
daarin hebben te zien hulde aan een afge
storven kunstenaar, was ze daartoe ook wel
verplicht.
Poggenbeek is onder de vertegenwoordigers
der Generatie, die al zoovele jaren geleden,
voorgoed haar gezag gevestigd heeft, wel
niet een der machtigen, toch zeker een der
eigenlijksten. Hij heeft zeer deugdelijk aan
de weelde van den kunstuitbloei in het
laatste kwartaal der 19e eeuw bijgedragen,
naar zijn aard en vermogen en in groote
oprechtheid.
Het samenvinden van zoovele zijner wer
ken is een werkelijke oogenlust. 't Rond
wandelen langs die met kleine stukken
volgehangen wanden geeft een zintuigelijke
vergasting gelijk het drentelen door een
hovenierstuin, waar je telkens je voetstappen
inhoudt bij het nazoeken van vroolij k-kleurige
?bloemen, de een echter meer naar uw smaak
dan de ander. Maar de korte telkens her
haalde verrukking bij zoo verscheiden
schoonheids-nuances, doet niet de ontvangen
indrilkken verwerken tot symboliseering van kleur,
noch trachten de vormen in rythmisch
lijnverloop te styleeren, al mocht de verschijning
van enkele ook wel inniger verteederen. Diep
bezonken' ontroering is hier niet te zoeken,
wel dartel uitwellende aandoeningen der
dagelijksche levensvreugde. De moderne kunst,
die wij als groot om haar levend verlangen
naar schoonheid erkennen, heeft in Poggen
beek een der warmste huldigers gehad, en
een der zuiverst-overtuigenden van haar
princiep heeft hij zich betoond in eigen,
verdienstelijken arbeid. Zijn nadere hoeda
nigheid is te vinden in smaak verfijning en
beschaving van voordracht. Maar hij draagt
niet voor in lange strofen, hij reciteert
kortgeregelde verzen in delikaterijmvloeiingmet
treffende woordjes tot geestige aanduiding
van zinsinhoud.
Deze tentoonstelling kan het overtuigend
doen zijn: de volle dracht van Poggenbeeks
fijn talent is na te wegen in zijn studies,
dat is: in de vlotte uiting van zijn indrukken
ondergaan van het hollandsche buiten. Want
al heeft hij ook meermalen in 't buitenland
gezichten genomen", al heeft hij ook wel
straat-scènes geschilderd, wat daarin zijn
kunstenaarsaard als schoonheid heeft geliefd,
't is in overzetting der bekoring van het
kleurleven in de vaderlandsche buitenstreken
ontdekt.
Op zijn .wandelingen langs hollandsche
vaartwegen, door hollandsche polders en
weilanden en buurtjes, heeft zijn vermogen
tot onderscheiden der pittoreske verschijnin
gen, zijn eigene wijze van zien, zich ontwik
keld. En tot verfijnd klourziener geworden,
koos hij wel gaarne tot motief de
buitengezichten onder blijden zonneschijn; maar toch
ook veel andere malen gaat zijn gemoedsaard
zich wiegen in een stemming van vreedzame
intimiteit bij het wijlen aan slootjes en in
veenen onder het laat-namiddaglicht van een
herfstdag.
Met gelijke blijmoedigheid en uit een zelf
de penseel schilderde hij dan in Normandi
de studie (No. 2) waar de huisjes aan den
weg zoo open in de zon staan, in Belgiëhet
gezicht op Dinan (No. 146) waar uit de
dooreenmengeling van huis- en boompartijen over
heuvelende terreinen, 't al onder het onbe
lemmerd uitvloeiend zonlicht, de waarde en
onderlinge verhoudingen der kleuren in hel
der uitblinkende noten en de gedaanten der
dingen, der lichte huisjes vooral, in vlotte
en veerkrachtige schildering werd aange
duid, als in Holland ? waar het zonlicht
strak treffend een boerenhuisgevel de donkere
steenmuren heeft doet ontgloeien in diep
kleurbronzen, ofwel hoe weer in anderen staat
en gezien tegen een van hitte doorzengde
blauwe lucht, het rustieke steen-bouwsel kan
geroosd staan onder dag-lange zongloeiïng, of
dan weer het zonlicht breed uitwaaiend zijn
stralen over onbeschutte velden, markeerend
tegen het stevige weide-groen gedaanten van
koeien in helle licht en donkere vlakken.
In alle gedaanten en naar verschillende om
standigheden trof hem de uitwerking van
het zonlicht op de uiterlijkheid der
buitendingen; 't frappeerde hem ook als hij het
door struiken heenschietend, in grillig
lichten-schaduwspelen zag bereiken de oude muur
van een hofstee, waar een boerinnetje bui
ten de laaiende zonnegloed, het veiligst
plekje tot rustig neerzitten heeft gevonden.
De blijmoedigheid van heldere zonnedagen
kwam ook vooral uitbundig zich uiten in
studie's van speel- of cafétuinen (No. 23 in
't bijzonder) waar zware boomen hun wijde
takken voor gasten beschuttend hebben uit
gebreid en de zonnestralen door dichte laag
afhangende bladervolten, gebroken in zoovele
lichtscheringen over den grond in de lom
merende diepte heimelijke hoekjes van gezel
lige beschaduwing te raden geeft.
Ook wel voelde hij in langoureuser gest eind
heid bij hollandsche weiden de bekoring van
kleurdommeling over donkere hoekjes nabij
dichte bladerwanden, waar een koe rustig
staat buiten het sterke licht van de lucht;
of de teederheid van subtiele uitwuiving
der ijle wilgentakjes tegen het dunne
lichtrag van een effen gedekte lucht.
In zooveel verschijningen onder zooveel
momenten, en nog zooveel meer, heeft Pog
genbeek aangeduid wat de markante zijden
zijn van de bekoring der hollandsche landen.
En bij zijn zuiver ontspruitende impressie's
gaf hij de aanduiding daarvan 't volkomenst
in zijn studie's. Hij was een zeer fijn
aanvoeler en een gedistingeerd uitzegger, maar
hij moest zich spontaan kunnen uiten: zijn
gecomponeerde schilderijen en ook meestal
zijn ver-doorgevoerde aquarellen zijn, hoe
gesoigneerd ook dikwijls, van minder inner
lijke voldragenheid. Voor zijn ontwikkeling
heeft hij behalve de groote hollandsche voor
beelden, Mauve in 't bijzonder, be
studeerd den uitingsvorm van moderne
franschen; Corot en Daubigny in't bijzonder
stelde hij zich wel tot toonbeeld.
Als belangwekkend in zijn verzamelde werk
op deze tentoonstelling dient nog vooral ge
wezen te worden opzijnserieusedierstudie's.
Zij zijn er wel om te doen blijken hoe hij
aan alle eischen van correct teekenen en
détailleerend schilderen, als een goed onder
legd plastisch kunstenaar heeft weten te vol
doen. Ze zijn heel mooi soms; rnaar toch
allerkostelijkst boven alle is zeker, om de
exquise schildering en gevoelige teekening,
met zoo intensieve uitdrukking van alle
karakteristieke details., het Kalfje (Xo. 101).
W. STKEXIIOFF.
flltmilliiiiiiiiiuiiiiiimiiiiitiimmiimmiiiii
UIT DE NATUUR.
LI.
Wat de jonge herten moeten weten.
Alweer is er een nieuw boek van Williain
Long verschenen, een vervolg op zijn Woo<J
Folk Series en 't moet volgens de recensies
nog mooier zijn, dan wat hij tot nu toe van
de dieren van het woud en de vogels van
de lucht heeft geschreven. Ik heb Long al
bij mijn lezers geïntroduceerd met een vrije
vertaling: Hoe de dieren sterven"; laat mij
u thans een paar staaltjes geven van wat
hij over 't leven der dieren biedt. Uit de
School of the Woods" kies ik allereerst een
hoofdstuk dat mij bijzonder interesseert,
omdat het bijna uitsluitend van dieren
spreekt, die wij bij ons ook in 't wild
kuniien aantreffen en waardoor ik Long's waar
nemingen nu wel niet kan toetsen naar de
echtheid en de waarde, dat zou oneer
biedig en verwaand zijn, maar toch kan ver
gelijken met die van andere schrijvers en
met mijn eigene.
De opmerkingen en waarnemingen, die er
in voorkomen over de Noord-Amerikaansche
dieren, die ik zelf alleen bij naam ken, zal
ik vrijmoedig overslaan, voor zoover ze met
het eigenlijk onderwerp niets te maken heb
ben. Ook de meeste Indiaansche namen en
enkele andere bijzonderheden, die aan het
boek stellig een voor West-Canadeezen aan
genaam aroma moeten geven, laat ik weg,
daar zij mij voor ons onbegrijpelijk lijken
en zij in plaats van indruk te maken, storend
zouden werken. Long's eigenaardigen schrijf
trant juist weergeven kan ik niet; maar ik
zal, hetzij dan op mijn manier, nauwgezet
navertellen.
Nog altijd begrijp ik niet hoe ik ze in 't
oog heb kunnen krijgen, zoo volmaakt waren
ze verborgen.
Ik volgde een beek, die mij door zijn
ruischen mee lokte tot in het diepst van
het groote dichte woud. Een dikke boom
lag dwars over mijn pad en had door zijn
val een natuurlijke brug over 't stroompje
geslagen.
Nu is een brug 'n ding dat bijzonder ge
schikt is om een water te passeeren, dat
begrijpt de domste van de boschbewoners;
daarom ging ik zitten op den bemesten
stam, om eens te kijken wat voor buren ik
wel had en wat voor pootjes den boom wer
kelijk als brug gebruikten.
Vlak naast mijn zitplaats zijn de indruk
ken merkbaar van groote klauwen. Niemand
anders dan een beer kan zulke diepe pren
ten drukken in de zachte schors. En zie
daar is 't mos los gescheurd en afgegleden
onder zijn gewicht.
Aan de andere zijde ligt een hoopje schub
ben van een pijnappel, dat zijn de krullen
van een eekhoornwerkplaats, in 't rond ge
strooid alsof de eekhoorn ze in der haast
van zijn roode voorschoot had gestreken
om naar beeroom te kijken, die net voorbij
kwam. Daarnaast loopt een bunsingspoor;
duidelijk is de plek te onderscheiden waar
't dier een aantal kikkers digereerde. En
hier, aan een knoest, die mijn elleboog raakt,
hangt een lang krullerig haar, dat vertelt
mij hoe ook de vos van den omgevallen
boom gebruik maakt, als hij geen lust heeft
natte voeten te krijgen.
Juist vóór mij was een andere boom bijna
evenwijdig met het riviertje neergevallen.
Hij lag dicht bij den rand en zoo, dat ik
niet begreep, waarom hij er niet inviel. De
wortels vormden een groote don
kere naar mij toegekeerde holtf,
waarover scheerling blaren als dra
perieën neerhingen.
Wat een heerlijk plekje voor een
hol," dacht ik, niemand zou je daar
binnen kunnen zien. Maar, alsof 't
was om mijn gedachten tegen te
spreken, net vindt een zonnestraal ^^.
de plek en brengt er vreemde hel
dere glimmeringen van lichten scha
duw in, die spelen en dansen om
de wortels en stambrokken.
Prachtig" riep ik uit, toen 't licht S
op het bruine molm viel en dit
bestippelde met wit en geel. De
zonnestraal ging weg, maar scheen ..
wat van zijn licht achtergelaten te
hebben want daar zag ik nog altijd
dat goudbrnine molm met de witte
en gele vlekjes er op.
Ik hurkte neer om er dieper in
te kunnen kijken, strekte mijn hand
uit en toen veranderde liet molm
opeens in zacht pelshaar ; de witte
en gele glinilichten op het bruine
molm bleken de gestippelde velletjes
te zijn van twee jonge hertjes, die
daar heel stil en rustig ineengedoken
lagen, precies zooals hun moeder ze
verstopt had, voordat ze heenging.
Ze waren nog maar een paar dagen
oud. Beide hadden hun kiuderjurkje
aan en beide hadden bovendien hun
toovermanteltje om, want ze behoefden maar
plat neer te gaan liggen om zich onzichtbaar
te maken. De vreemde stippelteekening, net
het effect van licht en schaduw als de zon
door het loof kijkt, verborg de hertekalfjes
volkomen, zoolang ze zich onbeweeglijk hiel
den en het zonlicht op zich lieten spelen.
Hun kleine kopjes waren een heerlijke
studie voor een schilder, teer, mooi van lijn,
bevallig van vorm. eii lijn van tint, en dan
die groote zachte oogen vol nieuwsgierige
onschuld; als ze je aankijken gaat het recht
door naar je hart. Er leeft in de bosschen
geen enkel schepsel dat je zoo gauw en zoo
sterk zich weet in te nemen, als een jong hertje.
Eerst waren ze schuw en bleven ze liggen
zonder beweging hoegenaamd. Het instinct
van gehoorzaamheid het voornaamste en
de vlekken op hun velletjes heusch niets
anders waren dan plekjes heldere
zomerzonneschijn.
sterkste instinct van elk schepsel in de wil
dernis deed ze trouw opvolgen wat moe
der hun had bevolen : Blijf waar je bent en
houd je onbeweeglijk tot ik terugkom.
Eventjes na de ontdekking, schoof ik
zachtjes het scheerlinggordijn op zijde; mijn
oogen zagen ze en mijn hand raakte ze aan;
ze hielden hun kopjes plat tegen den grond
gedrukt en beweerden dat ze een deel uit
maakten van den bruinen boschgrond en dat
Ik gevoelde, dat ik een ge
vaarlijke indringer was, dat ik
dadelijk weg behoorde te gaan
en de diertjes verder onge
moeid moest laten; maar de
teere schepseltjes waren zoo
mooi zooals ze daar lagen in
dat wonderlijk hol. Eerst keken
beurtelings angst en verwon
dering uit de donkere glanzige
oogen, toen begonnen die oogen
nieuwsgierig en speelsch te
doen als van een kindje dat
kiekeboe met je wil spelen.
Lastig toch ; wij ontwik
kelde menschen kunnen nooit iets schoons
zien zonder de begeerte te voelen opkomen
er heel dicht bij te gaan, het aan te raken,
het te bezitten zoo mogelijk.
En hier straalde een schoonheid zooals ik
zelden had gezien; al voelde ik dat het ver
keerd van mij was, dat het ook niet goed was
voor de mooie dieren, ik k-on er niet van
daan komen.
De groote menschenhand, die hen aanraakte
bracht de dieren nog niet op de gedachte
van gevaar. Ik tastte naar de plek achter de
ooren, waar herten zoo gaarne gekrauwd
worden, mijn vingers gleden over de ruggen
met een zacht lief koozend golvend bewegen,
mijn palm sloot zachtjes om hun vochtig
snuitje en zij staken hun tong uit en likten;
het spoor van zoutigheid aan een menschen
hand smaakte hun. Op eens hieven ze den kop
op. Ze vergaten hun eerste les : dat ze n
waren en moesten blijven met den bodem;
keerden zich om, zagen naar mij op met hun
groote onschuldige vraagoogen
Het was vreemd, ik ontroerde, was ontdaan.
Als 't noodig was geweest, had ik op dat mo
ment mijn leven gewaagd om ze te beschermen.
Toen ik eindelijk, na ze naar hartelust
geaaid en gestreeld te hebben, opstond en
heen wilde gaan, strompelden ze op de been
en kwamen buiten hun huisje. Moeder had
ze beduid, dat ze liggen moesten blijven;
maar nu was er een ander aardig dier bij
ze gekomen, dat heel lief en vriendelijk voor
ze was en dat ze vertrouwden net als hun
moeder. De gedachte in hun kopjes was
leesbaar in de oogen, en telkens als ze mijn
hand likten kon je zien, dat dit 't lekkerste
was, dat ze tot nu toe hadden geproefd. Als
ik wegging liepen zij me na, met een klaag
toontje riepen zij mij terug. Als ik stilstond
kwamen ze dicht bij mij, drukten en vleiden
zich teaen mij aan, aan eiken kant n en
zij staken hun kopjes omhoog om weer ge
streeld en gekrauwd te worden.
Zooals ze daar stonden, drukdoend, een
en al verwondering, boden ze een prachtige
gelegenheid om bij een levend schepsel het
effect van zijn eerste indrukken van de
wereld te bestudeeren. Hun ooren hadden
reeds al de gewoonten van het hert, dat
zenuwachtig trillen en ronddraaien, dat spit
sen en trompetmaken bij elk geluid. Een
blad ritselt, een twijgje schuift op zij, de
beek ruischt iets sterker, nu een tak be
klemd raakt in de strooming ; op dat alles on
middellijk reageeren mijn hertjes. Oogen,
ooren. nèuze'n, alles vraagt naar de oorzaak
Amerikaansch Cylinder-Bureau,
beide onderkasten met laden, uitstekend van kwaliteit en
inrichting, 127 cM. lang /*65.?.
Bureau Minister,
eikenhout, prima eigen fabrikaat 150 X 80 cM. met
schuifladen /'(»«».?.
Amerikaansche Sectie-Kasten,
bij uitstek geschikt voor Boekenkasten, zoowel als voor
verzamelingen van allerlei aard. Beste fabrikaat bij meest
voordeelige prijzen. Men vrage gratis toezending der
Speciale Prijscourant voor Kantoor-Inrichtingen
DE l'IIOF.MX , m Spnislraal. Amsterdam.
Panorama-Gebouw.
Amsterdam, Plantage.
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Perzische Tapijten.
Vaste prijzen. Toegang vrij.
i BINNEN
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN -VERSIERING
^DER- WONING
12O-ROKIN
12 Etsen van
WILM STEELINK,
Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN,
Bibliothecaris te Utrecht
Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst
in rood kader met vele vignetten en
handteekeningen, kost dit prachtwerk
(groot folio form.) gebonden slechts
- ?12.50.