De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 7 februari pagina 8

7 februari 1904 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1389 et de Ie Figure lussuriose", een thans uiterst zeldzaam boekje. De er in voor komende oudere" prentjes zouden, volrs Floegel (Greschichte des Burlesken 90) door Giulio Romano geteekend zijn. Ik vermoed nu, dat men met opzet de naam Romano" in verband ge bracht heeft met R o m e i n", de Hooghe (hij onderteekent dikwijls alleen?Romein") en daaruit het derde punt der beschul diging geconstrueerd heeft. Hoe dit zij, zijn vroeger Orangistisch optreden tegen de Amsterdamsche reterliggende plans. Daarmee bereikt hij een artistiek geheel, wat men zelden op andere spotprenten vindt. Heel in de verte doet hij mij soms aan James Glllray denken; maar ten eenenmale missen zijn personen de getypeerde karakter- en stemming» weergave van Gillray's physionomieën. Zijn etsen vertoonen een, eveneens elders zelden voorkomende werking van ver schieten, niet in den Vredeman de Vriesstijl, maar losjesweg, doorzichtig, een weinig gecomponeerd. Op den voorgrond VI. Vignet van Europe nooit voor Een". (1702) genten, had hem blijkbaar even verbit terde binnenlandsche vijanden bezorgd, als zijn spotprenten tegen Jacobuslvan Engeland en vooral tegen Lodewijk XIV, buitenlandsche. De etsjes in de Esopus" zijn te klein om een juist begrip te krijgen van de maklijkheid, de gratie zelfs waarmede de Hooghe talrijke personagies kan groepeeren. Dit is ontegenzeggelijk het hoofd kenmerk in de Hooghe's composities. Er is iets los' in de juiste verdeeling van menschengroepen over voorgrond en aehmeest donker gehouden figuren, waar leven, actie in kan zitten. Maar daartegenover staat zijn opper vlakkigheid, zijn haastig werken zonder afwerken. En ook hierin nadert hij Grillray, die even fel Frankrijk's Keizer met zijn hoon en spot vervolgde, even karakteris tiek den Engelschen nationaliteitshaat representeert, als vóór hem Romein de Hooghe Frankrijk's Koning, Lodewijk XIV, tot het mikpunt van zijn satire vond en trof. (Wordt vcrrohjd). H. E. GREVE. I>r. E. LAURILLARD, ter gelegenheid zijner 50-jarige ambtsbediening. iDg in Arti, Onder voorbehoud dan van wat ik reeds verleden week opmerkte dat de keus uitgelezener had kunnen zijn heeft de maat schappij Arti met deze tentoonstelling een zeer lofwaardige daad gedaan. Indien we daarin hebben te zien hulde aan een afge storven kunstenaar, was ze daartoe ook wel verplicht. Poggenbeek is onder de vertegenwoordigers der Generatie, die al zoovele jaren geleden, voorgoed haar gezag gevestigd heeft, wel niet een der machtigen, toch zeker een der eigenlijksten. Hij heeft zeer deugdelijk aan de weelde van den kunstuitbloei in het laatste kwartaal der 19e eeuw bijgedragen, naar zijn aard en vermogen en in groote oprechtheid. Het samenvinden van zoovele zijner wer ken is een werkelijke oogenlust. 't Rond wandelen langs die met kleine stukken volgehangen wanden geeft een zintuigelijke vergasting gelijk het drentelen door een hovenierstuin, waar je telkens je voetstappen inhoudt bij het nazoeken van vroolij k-kleurige ?bloemen, de een echter meer naar uw smaak dan de ander. Maar de korte telkens her haalde verrukking bij zoo verscheiden schoonheids-nuances, doet niet de ontvangen indrilkken verwerken tot symboliseering van kleur, noch trachten de vormen in rythmisch lijnverloop te styleeren, al mocht de verschijning van enkele ook wel inniger verteederen. Diep bezonken' ontroering is hier niet te zoeken, wel dartel uitwellende aandoeningen der dagelijksche levensvreugde. De moderne kunst, die wij als groot om haar levend verlangen naar schoonheid erkennen, heeft in Poggen beek een der warmste huldigers gehad, en een der zuiverst-overtuigenden van haar princiep heeft hij zich betoond in eigen, verdienstelijken arbeid. Zijn nadere hoeda nigheid is te vinden in smaak verfijning en beschaving van voordracht. Maar hij draagt niet voor in lange strofen, hij reciteert kortgeregelde verzen in delikaterijmvloeiingmet treffende woordjes tot geestige aanduiding van zinsinhoud. Deze tentoonstelling kan het overtuigend doen zijn: de volle dracht van Poggenbeeks fijn talent is na te wegen in zijn studies, dat is: in de vlotte uiting van zijn indrukken ondergaan van het hollandsche buiten. Want al heeft hij ook meermalen in 't buitenland gezichten genomen", al heeft hij ook wel straat-scènes geschilderd, wat daarin zijn kunstenaarsaard als schoonheid heeft geliefd, 't is in overzetting der bekoring van het kleurleven in de vaderlandsche buitenstreken ontdekt. Op zijn .wandelingen langs hollandsche vaartwegen, door hollandsche polders en weilanden en buurtjes, heeft zijn vermogen tot onderscheiden der pittoreske verschijnin gen, zijn eigene wijze van zien, zich ontwik keld. En tot verfijnd klourziener geworden, koos hij wel gaarne tot motief de buitengezichten onder blijden zonneschijn; maar toch ook veel andere malen gaat zijn gemoedsaard zich wiegen in een stemming van vreedzame intimiteit bij het wijlen aan slootjes en in veenen onder het laat-namiddaglicht van een herfstdag. Met gelijke blijmoedigheid en uit een zelf de penseel schilderde hij dan in Normandi de studie (No. 2) waar de huisjes aan den weg zoo open in de zon staan, in Belgiëhet gezicht op Dinan (No. 146) waar uit de dooreenmengeling van huis- en boompartijen over heuvelende terreinen, 't al onder het onbe lemmerd uitvloeiend zonlicht, de waarde en onderlinge verhoudingen der kleuren in hel der uitblinkende noten en de gedaanten der dingen, der lichte huisjes vooral, in vlotte en veerkrachtige schildering werd aange duid, als in Holland ? waar het zonlicht strak treffend een boerenhuisgevel de donkere steenmuren heeft doet ontgloeien in diep kleurbronzen, ofwel hoe weer in anderen staat en gezien tegen een van hitte doorzengde blauwe lucht, het rustieke steen-bouwsel kan geroosd staan onder dag-lange zongloeiïng, of dan weer het zonlicht breed uitwaaiend zijn stralen over onbeschutte velden, markeerend tegen het stevige weide-groen gedaanten van koeien in helle licht en donkere vlakken. In alle gedaanten en naar verschillende om standigheden trof hem de uitwerking van het zonlicht op de uiterlijkheid der buitendingen; 't frappeerde hem ook als hij het door struiken heenschietend, in grillig lichten-schaduwspelen zag bereiken de oude muur van een hofstee, waar een boerinnetje bui ten de laaiende zonnegloed, het veiligst plekje tot rustig neerzitten heeft gevonden. De blijmoedigheid van heldere zonnedagen kwam ook vooral uitbundig zich uiten in studie's van speel- of cafétuinen (No. 23 in 't bijzonder) waar zware boomen hun wijde takken voor gasten beschuttend hebben uit gebreid en de zonnestralen door dichte laag afhangende bladervolten, gebroken in zoovele lichtscheringen over den grond in de lom merende diepte heimelijke hoekjes van gezel lige beschaduwing te raden geeft. Ook wel voelde hij in langoureuser gest eind heid bij hollandsche weiden de bekoring van kleurdommeling over donkere hoekjes nabij dichte bladerwanden, waar een koe rustig staat buiten het sterke licht van de lucht; of de teederheid van subtiele uitwuiving der ijle wilgentakjes tegen het dunne lichtrag van een effen gedekte lucht. In zooveel verschijningen onder zooveel momenten, en nog zooveel meer, heeft Pog genbeek aangeduid wat de markante zijden zijn van de bekoring der hollandsche landen. En bij zijn zuiver ontspruitende impressie's gaf hij de aanduiding daarvan 't volkomenst in zijn studie's. Hij was een zeer fijn aanvoeler en een gedistingeerd uitzegger, maar hij moest zich spontaan kunnen uiten: zijn gecomponeerde schilderijen en ook meestal zijn ver-doorgevoerde aquarellen zijn, hoe gesoigneerd ook dikwijls, van minder inner lijke voldragenheid. Voor zijn ontwikkeling heeft hij behalve de groote hollandsche voor beelden, Mauve in 't bijzonder, be studeerd den uitingsvorm van moderne franschen; Corot en Daubigny in't bijzonder stelde hij zich wel tot toonbeeld. Als belangwekkend in zijn verzamelde werk op deze tentoonstelling dient nog vooral ge wezen te worden opzijnserieusedierstudie's. Zij zijn er wel om te doen blijken hoe hij aan alle eischen van correct teekenen en détailleerend schilderen, als een goed onder legd plastisch kunstenaar heeft weten te vol doen. Ze zijn heel mooi soms; rnaar toch allerkostelijkst boven alle is zeker, om de exquise schildering en gevoelige teekening, met zoo intensieve uitdrukking van alle karakteristieke details., het Kalfje (Xo. 101). W. STKEXIIOFF. flltmilliiiiiiiiiuiiiiiimiiiiitiimmiimmiiiii UIT DE NATUUR. LI. Wat de jonge herten moeten weten. Alweer is er een nieuw boek van Williain Long verschenen, een vervolg op zijn Woo<J Folk Series en 't moet volgens de recensies nog mooier zijn, dan wat hij tot nu toe van de dieren van het woud en de vogels van de lucht heeft geschreven. Ik heb Long al bij mijn lezers geïntroduceerd met een vrije vertaling: Hoe de dieren sterven"; laat mij u thans een paar staaltjes geven van wat hij over 't leven der dieren biedt. Uit de School of the Woods" kies ik allereerst een hoofdstuk dat mij bijzonder interesseert, omdat het bijna uitsluitend van dieren spreekt, die wij bij ons ook in 't wild kuniien aantreffen en waardoor ik Long's waar nemingen nu wel niet kan toetsen naar de echtheid en de waarde, dat zou oneer biedig en verwaand zijn, maar toch kan ver gelijken met die van andere schrijvers en met mijn eigene. De opmerkingen en waarnemingen, die er in voorkomen over de Noord-Amerikaansche dieren, die ik zelf alleen bij naam ken, zal ik vrijmoedig overslaan, voor zoover ze met het eigenlijk onderwerp niets te maken heb ben. Ook de meeste Indiaansche namen en enkele andere bijzonderheden, die aan het boek stellig een voor West-Canadeezen aan genaam aroma moeten geven, laat ik weg, daar zij mij voor ons onbegrijpelijk lijken en zij in plaats van indruk te maken, storend zouden werken. Long's eigenaardigen schrijf trant juist weergeven kan ik niet; maar ik zal, hetzij dan op mijn manier, nauwgezet navertellen. Nog altijd begrijp ik niet hoe ik ze in 't oog heb kunnen krijgen, zoo volmaakt waren ze verborgen. Ik volgde een beek, die mij door zijn ruischen mee lokte tot in het diepst van het groote dichte woud. Een dikke boom lag dwars over mijn pad en had door zijn val een natuurlijke brug over 't stroompje geslagen. Nu is een brug 'n ding dat bijzonder ge schikt is om een water te passeeren, dat begrijpt de domste van de boschbewoners; daarom ging ik zitten op den bemesten stam, om eens te kijken wat voor buren ik wel had en wat voor pootjes den boom wer kelijk als brug gebruikten. Vlak naast mijn zitplaats zijn de indruk ken merkbaar van groote klauwen. Niemand anders dan een beer kan zulke diepe pren ten drukken in de zachte schors. En zie daar is 't mos los gescheurd en afgegleden onder zijn gewicht. Aan de andere zijde ligt een hoopje schub ben van een pijnappel, dat zijn de krullen van een eekhoornwerkplaats, in 't rond ge strooid alsof de eekhoorn ze in der haast van zijn roode voorschoot had gestreken om naar beeroom te kijken, die net voorbij kwam. Daarnaast loopt een bunsingspoor; duidelijk is de plek te onderscheiden waar 't dier een aantal kikkers digereerde. En hier, aan een knoest, die mijn elleboog raakt, hangt een lang krullerig haar, dat vertelt mij hoe ook de vos van den omgevallen boom gebruik maakt, als hij geen lust heeft natte voeten te krijgen. Juist vóór mij was een andere boom bijna evenwijdig met het riviertje neergevallen. Hij lag dicht bij den rand en zoo, dat ik niet begreep, waarom hij er niet inviel. De wortels vormden een groote don kere naar mij toegekeerde holtf, waarover scheerling blaren als dra perieën neerhingen. Wat een heerlijk plekje voor een hol," dacht ik, niemand zou je daar binnen kunnen zien. Maar, alsof 't was om mijn gedachten tegen te spreken, net vindt een zonnestraal ^^. de plek en brengt er vreemde hel dere glimmeringen van lichten scha duw in, die spelen en dansen om de wortels en stambrokken. Prachtig" riep ik uit, toen 't licht S op het bruine molm viel en dit bestippelde met wit en geel. De zonnestraal ging weg, maar scheen .. wat van zijn licht achtergelaten te hebben want daar zag ik nog altijd dat goudbrnine molm met de witte en gele vlekjes er op. Ik hurkte neer om er dieper in te kunnen kijken, strekte mijn hand uit en toen veranderde liet molm opeens in zacht pelshaar ; de witte en gele glinilichten op het bruine molm bleken de gestippelde velletjes te zijn van twee jonge hertjes, die daar heel stil en rustig ineengedoken lagen, precies zooals hun moeder ze verstopt had, voordat ze heenging. Ze waren nog maar een paar dagen oud. Beide hadden hun kiuderjurkje aan en beide hadden bovendien hun toovermanteltje om, want ze behoefden maar plat neer te gaan liggen om zich onzichtbaar te maken. De vreemde stippelteekening, net het effect van licht en schaduw als de zon door het loof kijkt, verborg de hertekalfjes volkomen, zoolang ze zich onbeweeglijk hiel den en het zonlicht op zich lieten spelen. Hun kleine kopjes waren een heerlijke studie voor een schilder, teer, mooi van lijn, bevallig van vorm. eii lijn van tint, en dan die groote zachte oogen vol nieuwsgierige onschuld; als ze je aankijken gaat het recht door naar je hart. Er leeft in de bosschen geen enkel schepsel dat je zoo gauw en zoo sterk zich weet in te nemen, als een jong hertje. Eerst waren ze schuw en bleven ze liggen zonder beweging hoegenaamd. Het instinct van gehoorzaamheid het voornaamste en de vlekken op hun velletjes heusch niets anders waren dan plekjes heldere zomerzonneschijn. sterkste instinct van elk schepsel in de wil dernis deed ze trouw opvolgen wat moe der hun had bevolen : Blijf waar je bent en houd je onbeweeglijk tot ik terugkom. Eventjes na de ontdekking, schoof ik zachtjes het scheerlinggordijn op zijde; mijn oogen zagen ze en mijn hand raakte ze aan; ze hielden hun kopjes plat tegen den grond gedrukt en beweerden dat ze een deel uit maakten van den bruinen boschgrond en dat Ik gevoelde, dat ik een ge vaarlijke indringer was, dat ik dadelijk weg behoorde te gaan en de diertjes verder onge moeid moest laten; maar de teere schepseltjes waren zoo mooi zooals ze daar lagen in dat wonderlijk hol. Eerst keken beurtelings angst en verwon dering uit de donkere glanzige oogen, toen begonnen die oogen nieuwsgierig en speelsch te doen als van een kindje dat kiekeboe met je wil spelen. Lastig toch ; wij ontwik kelde menschen kunnen nooit iets schoons zien zonder de begeerte te voelen opkomen er heel dicht bij te gaan, het aan te raken, het te bezitten zoo mogelijk. En hier straalde een schoonheid zooals ik zelden had gezien; al voelde ik dat het ver keerd van mij was, dat het ook niet goed was voor de mooie dieren, ik k-on er niet van daan komen. De groote menschenhand, die hen aanraakte bracht de dieren nog niet op de gedachte van gevaar. Ik tastte naar de plek achter de ooren, waar herten zoo gaarne gekrauwd worden, mijn vingers gleden over de ruggen met een zacht lief koozend golvend bewegen, mijn palm sloot zachtjes om hun vochtig snuitje en zij staken hun tong uit en likten; het spoor van zoutigheid aan een menschen hand smaakte hun. Op eens hieven ze den kop op. Ze vergaten hun eerste les : dat ze n waren en moesten blijven met den bodem; keerden zich om, zagen naar mij op met hun groote onschuldige vraagoogen Het was vreemd, ik ontroerde, was ontdaan. Als 't noodig was geweest, had ik op dat mo ment mijn leven gewaagd om ze te beschermen. Toen ik eindelijk, na ze naar hartelust geaaid en gestreeld te hebben, opstond en heen wilde gaan, strompelden ze op de been en kwamen buiten hun huisje. Moeder had ze beduid, dat ze liggen moesten blijven; maar nu was er een ander aardig dier bij ze gekomen, dat heel lief en vriendelijk voor ze was en dat ze vertrouwden net als hun moeder. De gedachte in hun kopjes was leesbaar in de oogen, en telkens als ze mijn hand likten kon je zien, dat dit 't lekkerste was, dat ze tot nu toe hadden geproefd. Als ik wegging liepen zij me na, met een klaag toontje riepen zij mij terug. Als ik stilstond kwamen ze dicht bij mij, drukten en vleiden zich teaen mij aan, aan eiken kant n en zij staken hun kopjes omhoog om weer ge streeld en gekrauwd te worden. Zooals ze daar stonden, drukdoend, een en al verwondering, boden ze een prachtige gelegenheid om bij een levend schepsel het effect van zijn eerste indrukken van de wereld te bestudeeren. Hun ooren hadden reeds al de gewoonten van het hert, dat zenuwachtig trillen en ronddraaien, dat spit sen en trompetmaken bij elk geluid. Een blad ritselt, een twijgje schuift op zij, de beek ruischt iets sterker, nu een tak be klemd raakt in de strooming ; op dat alles on middellijk reageeren mijn hertjes. Oogen, ooren. nèuze'n, alles vraagt naar de oorzaak Amerikaansch Cylinder-Bureau, beide onderkasten met laden, uitstekend van kwaliteit en inrichting, 127 cM. lang /*65.?. Bureau Minister, eikenhout, prima eigen fabrikaat 150 X 80 cM. met schuifladen /'(»«».?. Amerikaansche Sectie-Kasten, bij uitstek geschikt voor Boekenkasten, zoowel als voor verzamelingen van allerlei aard. Beste fabrikaat bij meest voordeelige prijzen. Men vrage gratis toezending der Speciale Prijscourant voor Kantoor-Inrichtingen DE l'IIOF.MX , m Spnislraal. Amsterdam. Panorama-Gebouw. Amsterdam, Plantage. Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil derijen, Perzische Tapijten. Vaste prijzen. Toegang vrij. i BINNEN INRICHTINGTOT MEUBELEERING EN -VERSIERING ^DER- WONING 12O-ROKIN 12 Etsen van WILM STEELINK, Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN, Bibliothecaris te Utrecht Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst in rood kader met vele vignetten en handteekeningen, kost dit prachtwerk (groot folio form.) gebonden slechts - ?12.50.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl