Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A°. 1904.
WEEEBLAD VOOB NEDEKLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nnmmer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
- - - . ' . ? ?_! «i - . ' " ' "?'''? '.-.'' ?" .
Abonnement per 3 maanden /' 1.50,-fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Alzonderüjke Nummers aan de "Kiosken verkrijgbaar 0.12'/»
Dit blad il yerkrijgbaar Kiosk 10 onlevard des Cajracines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 14 Februari.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, etke regel meer / 0.20
Reclames per regel » 0.40
Annonces uit Duitschlaml, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen dooi
de firma KU13OLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I H H O D Di
VAN VBBBE E* VAN NABIJ: De Oorlog in het
Verre i'osten. Een belangryke kwestie.
Wettelijke regeling der Accountancy, III, door J.
J. Hoogewerff. Brief u t trechf, door Ja» van
't Btibht -KUNSTEN LETTEREN: Het schou
wend» leren", door W. Graadt van Roggen, beoor
deeld door N T«n Suchtelen. De Avoadgaarde,
door W. Onmdt van Boegen. RECLAMES.
VOO* DA***: Een «takje levenegef chieden s der
pttbï»ke opinie do..r Elise A. Haighton, Herin
neringen aan Clrika von Levetzow. Goedkoop
Volk»-8an»toriom. door Haentjes Nederl.
weverytentoon&telling te Haarlem, door B. W. P. Jr.
J?t>togrgfle-Y»n Menrs, door G. Eens vo'ks zegen,
door mr. J. A Levy Allerlei, door Caprice.
FEUILLETON: De grot van Genovevft I van Clara
Viebig, door M, v. O..?UIT DE NATUUR door
E, Heimans FINANOIEELE EN
OECONOMISCBE KBONIEK. door D. Stigier. - INGEZON
DEN. DAMBÜBBIEK, door C H. Broekkamp.
Albertine Madeleine vau Schalkwijk SCHAAK
SPEL. PEN EN POTLÓOD-KBASSEN.
ADVEBTENT1EN.
HtlllMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIII
De Oorlog in het Verre Oosten.
De tijden liggen lang achter ons, waarin
oorlogen op deftig-oöicieele wijze werden
Begonnen met eene oorlogsverklaring, die
het sein gaf tot eene mobilisatie van
troepen. Ook in dit opzicht heeft Japan
zich een modernen staat getoond en zijn
geduchten tegenstander zonder eenige
waarschuwing een paar rake klappen
toebedeeld.
In ons aammer van 20 December
schreven wij, naar aanleiding van
Rusland's voorlaatste antwoord op de
Japansehe protestnota: men beweert, dat
Rusland zich niet geheel intransigent
heeft getoond; dat in dit antwoord al
wat Mandschoerije betreft met stilzwijgen
wordt voorbijgegaan, maar dat de regeering
van den Czar geen bezwaar maakt, om
het zuiden van Korea onder . Japanechen
invloed te laten blijven, mits zij dan zelve
in het noorden .de vrije hand behoudt.
Zulke concessiën zijn gemakkelijk te doen,
omdat zij door Japan toch niet zullen
worden aanvaard. Te St. Petersburg is
men natuurlijk overtuigd, dat Japan de
geleidelijke expansie van het Czarenrijk
niet zal kunnen tegenhouden. Waarschijn
lijk ziet men dit in Japan ook wel in,
en dit gevoel van onmacht maakt de stem
ming niet beter.
Rusland^zal zeker niet zoeken naar
een casus belli: het kan wachten. De
groote vraag is nu maar, of Japan, dat
aan zijn voorbeeldeloos snelle ontwikke
ling een zeer sterk gevoel van eigenwaarde
heeft ontleend, zich 'zal schikken in het
waarschijnlijk onvermijdelijke."
Japan heeft dit niet gedaan.
Het zou een dwaasheid zijn, te ont
kennen, dat Rusland zich, evenals Japan,
gedurende de laatste maanden op
omvangrijke wijze op een oorlog heeft voor
bereid. In zoover kon elk der beide
regeeringen zich beroepen op door den
tegenstander reeds genomen maatregelen,
die een lijdelijk toezien harerzijds niet
langer mogelijk maakten. Toch is er in
de manier, waarop de Japanners den
oorlog met een nachtelijken aanval hebben
begonnen, iets achterbaks", dat een
onaangenamen, imfairen indruk maakt, ook
op hen die gewoonlijk de leer toepassen,
dat wie niet sterk is, slim moet zijn.
Rusland is in dit geval zeker niet vrij
te pleiten van een zekere zorgeloosheid.
In het volle, wellicht overdreven bewust
zijn van zijne macht, heeft het klaar
blijkelijk geen offensief optreden van
Japan verwacht. "Want het is een dwaas
heid, met sommige al^te ijverige vrienden
van Rusland aan te 'nemen, dat het op
het verlies van een deel zijner vloot
voorbereid zou zijn geweest, en zijn
pantserschepen willens en wetens zou
hebben opgeofferd, om tijd te winnen
voor eene schitterende revanche te land.
Het Russische eskader, dat thans, op weg
is naar de wateren van Japan, is onge
twijfeld te laat afgezonden, óók in het
geval, dat met die afzending niets anders
dan een demonstratie werd bedoeld. Japan
heeft Rusland verrast; dat is niet meer
te ontkennen.
Maar nu P Zou Japan in ernst méenen,
dat het in dezen strijd overwinnaar kan
blijven? Of zou het redenen hebben om
te verwachten, dat het in dien strijd
niet alleen tegenover Rusland zal blijven
Clf OQTÏV
Rusland is vaak vergeleken met den
kolos met de voeten deels van ijzer,
deels van leem," waarvan Nebukadnezar
droomde. En inderdaad, het groote Cza
renrijk draagt door bestendiging van
middeleeuwsche toestanden, van absolu
tisme en despotisme, van onverdraag
zaamheid, van veilheid, de kiemen des
verderfs in zich, die slechts door een,
kan het zijn geleidelijken, maar in elk
teval algeheelen ommekeer kunnen
woren uitgeroeid. Maar, vergeten wij het
niet, de voeten van den kolos waren
volgens den profeet Daniël niet geheel
van leem, maar deels van ijzer. En Daniël,
wiens zienersgaven die van een diplo
maat waren, voorspelde den val van het
beeld eerst voor het vijfde koninkrijk,
het gedeelde koninkrijk, dat van ijzer
vermengd met modderig leem, niet voor
dat van Nebukadnezar, wien hij hoffelijk
toevoegde: Gij zijt dat gouden hoofd."
De onderdanen van den Czar van
Rusland beschouwen, tot dusver, in
overgroote meerderheid, ook hem als het
gouden hoofd. De God des hemels h'eeft
u een koninkrijk, macht en sterkte en
eer gegeven, en overal waar
menschenkinderen wonen, heeft hij de beesten des
velds en de vogelen des hemels in uwe
hand gegeven, en hij heeft u gesteld tot
een heerscher over al dezelve." Het heilig,
onaantastbaar gezag van den Czar, des
poot zoo ge wilt, maar vadertje" voor
den eenvoudigen Rus, is geen grond
wctsparagraaf, maar een geloofsartikel. En
daarom is wat ook de toekomst moge
brengen,?het Russische leger voorloopig
nog eene ontzaglijke macht, een gewillig
werktuig in de hand van den Czar,
offervaardig, fatalistisch, en do leuze der
kruisridders vervangend door de Czar
wil het!"
De energie, waarmede Japan in de
laatste veertig jaren zich heeft ge
uropeaniseerd" is bewonderenswaardig. Maar
niet ongestraft doorloopt een volk in
enkele jaren een weg, waarvoor anderen
eeuwen noodig hebben. Niet slechts om
dat het onderscheid tusschen den Ooster
ling en den Westerling veel meer van
inwendigen dan uitwendigen aard is,
omdat zelfs een ontzaglijke dosis van
wetenschap en techniek en discipline in
een zoo korte spanne tij ds wel het indi
vidu, maar niet het ras veranderen kan.
Doch vooral omdat zulk een snelle om
mekeer leidt tot eene zelfoverschatting,
en een welvervulde rol voor een blijvende
roeping doet aanzien. Wat Japan thans
beoogt, is de hegemonie over het gele
ras. En het gele gevaar, reeds voor eenige
jaren naar aanleiding van den Bokser
opstand door Keizer Wilhelm in beeld
gebracht, zou ongetwijfeld dreigend
worden, indien Japan in het tegenwoordig
conflict de overhand behield.
Zullen er Europeesche mogendheden
gevonden worden, die in geval van nood
Japan willen bijstaan?
Het is niet te ontkennen, dat van
Engelsche en ook van Amerikaansche
zijde Japan in zijn verzet tegen Rusland
is gesteund, al is het dan ook niet offi
cieel. Rusland met zijn egoïste politiek
heeft in en buiten Europa weinigvrienden.
Maar iedereen weet, dat de inmenging
van n enkele Europeesche mogendheid
in dezen strijd tusschen Rusland en Japan
den oorlog in het Verre Oosten tot een
Europeeschen oorlog; moot maken. En
voor die verantwoordelijkheid zullen,
naar wij hopen en verwachten, de staats
lieden en de natiën evenzeer terugdeinzen.
Een belangrijke kwestie
Te Deventer, in het krankzinnigen
gesticht, is opgenomen een jongen uit
het Almelooschc Weeshuis : dut Wees
huis, waarover in den la.ntstcn tijd meer
malen in de dagbladen werd geschreven.
Afgescheiden van de weeshuiskwestie
te Almeloo, meeneri wij over de plaatsing
van dien jongen in en het niet ontslaan
van hem uit het krankzinnigengesticht.
de beide volgende bescheiden hier te
moeten afdrukken.
Op den 22en December 1903 heb ik Mr.
Jacob Christiaan Roosenburg, Officier van
Justitie bij de Arrondissements Rechtbank
te Zutphen, vergezeld van den heer G.
Oosterbaan, Inspectuur der Volksgezondheid
te Zwolle, ingevolge art. 6 der wet van
27 April 1884 (Staatsblad No. 96) gelijk dat
is gewijzigd bij art. 40 der Gezondheidswet,
bezocht het Krankzinnigengesticht De
Brinkgreve" te Deventer. Vergezeld van Dr. Ie
Rütte, eerste geneesheer, bezochten wij de
verschillende patiënten. De eerste genees
heer vestigde onze aandacht op den patiënt
Willem Xijhoff uit Stad Almelo, opgenomen
krachtens machtiging van den president der
Arr. Rechtbank te Almelo. Hoewel deze
patiënt imbecil is, kwam het den geneesheer
voor, dat hij geene gestichtsverpleging noodig
had, daar hij zeer wel in de Maatschappij
zoude kunnen verkeeren. Wij konden ons
met dat gevoelen zeer goed vereenigen; ook
ons kwam het uit de houding en antwoorden
van den patiënt voor dat in deze ontslag
raadzaam was. De eerste ondergeteekende
heeft daarop lieden ingevolge art. 28 2°van
do Krankzinnigenwet op onverwijld ontslag
van den patiënt bij het Bestuur van het
gcótiuht aangedrongen.
Zutphen, 23 December 19C3.
Zwolle, 24 December, 1903.
De Inspecteur der Volks- De officier van
gezondheid, Juttitie,
(gei.) G. OOSTEKBAAN. (gel.) ROOSENBURG.
Uitgegeven voor woordelijk gelijkluidend
uittreksel.
De Secretaris-Generaal ran
Binnenlandsclit'. Zaken,
DlJCKMEESTER."
Zutphen, 14 Januari 1904.
Mijnheer de Redacteur!
In het Tweiitirh Zondagsblad van 10 Jan.
1904 komt een ingezonden stuk voor van
den heer N. Fr. Snel, waartegen ik protest
moet aanteekenen, voor zoover daain sprake
is van de niet-krankzinnigheid van Willem
Nijhof, opgenomen in het onder mijn toe
zicht staand Krsuikz. Gesticht De.
Brinkgreve." Zoowel de eerste Geneesheer van dat
gesticht, als de Inspecteur v. d. Volksgezond
heid en ik /elf zijn er van overtuigd, dat
genoemde Xijhof lijdende is aan krankzinnig
heid, zoodat Dr. van der AVilk zeer terecht
een geneeskundige verklaring van krankzin
nigheid heeft afgegeven en het Hoofd der
l'olitie de zjiak minder juist beoordeeld heeft.
Vau een verklaring, dat Xijhof liet gesticht
als hersteld zoude mogen verlaten, is ten
mijnen Parkette niets bekend, zoodat deze
verklaring waarschijnlijk in de hitte van den
strijd iii het brein van den heer N. Fr. Snel
ontstaan is. Is het daarmede zijn bedoeling
geweest den Regenten van het Weeshuis,
den heer Officier van Justitie en Dr. van
der \Vilk onaangenaam te zijn, dan is het
doel niet bereikt.
Het is geenszins mijn bedoeling mij in
de Almelosche geschillen te mengen, doch
ik achtte mij verplicht ter wille ran de
waarlie'.d het bovenstaande in het midden te
moeten brengen.
L", Mijnheer de Redacteur, dankende voor
de mij verleende plaatsruimte.
Hoogachtend,
J. C. ROOSENBURG,
Officier van Juntitie."
Naar aanleiding van; «ïze beide-
rerklaringen, opgenomen in het T-irentsch
Zondagsblad van Zondag 7 Februari,
hebben wij twee vragen te stellen:
lo. Indien de officier van justitie J. C.
Roozenburg de twecspraak tusschen zijn
beide verklaringen niet weet op te hqffen;
m. a. w. indien, wat wij niet hopen, noch
/onder nader bewijs zouden durven aan
nemen, deze officier van justitie de eerste
of de tweede maal een valsch getuige
nis heeft afgelegd; wat gebeurt er dan
met zulk een officier van justitie ?
Blijft het toezicht op een krankzinnigen
gesticht hem dan toch krachtens zijn
ambt toevertrouwd of wordt hij, als
onbetrouwbaar uit zijn verheven ambt
gezet ? _
Hier is, allereerst voor den goedennaam
van den Zutphenschcn officier van justitie,
een allen twijfel te niet doende ophel
dering noodig.
De 2de vraag, die wij wenschen te
stellen, is deze :
Aangenomen, dat de tot dusver niet
weersproken verklaring van den officier
van justitie Iloozeiiburg en den inspec
teur der volksgezondheid G. Oosterbaan,
inderdaad aldus op 23 en 24 December
is afgelegd, hoe is het dan mogelijk, dat
de patiënt Willem Nijhoff nog als krank
zinnige in het gesticht bleef, en blijft
gedwongen te vertoeven ?
De officier van justitie te Zutphen
heeft in gevolge van art. 28 2e al. van
de krankzinnigenwet, op onwicijld ont
slag bij het bestuur van het krankzin
nigengesticht aangedrongen, eti de patiënt
zit daar ? nog, ofschoon de gemeente
Almeloo hem zeer gaarne weder iu haar
midden zou ontvangen.
Zoo lezen wij in 't Tirmtxch
ZondaysUad:
X'u zit Willem X'ijlioff verward in een
hocus pocus van medische" (voor do leekcn
synoniem met onzinnige") opvattingen, met
het mogelijk gevolg dat hij zijn leven lang
het vrije leven zal moeten blijven missen,
011 dat die gemeente of instelling, die anders
met ? l per week had kunnen volstaan, eenige
tientallen van jaren f l per dag zal mogen
offeren.
Kii bovendien zal bij zeer velen in deze
provincie en daarbuiten het innig vertrouwen
geknot worden, dat er in het vrije Xederland
recht te verkrijgen is, ook voor die stumpers
die den kruisweg daarheen niet kennen."
Indien dergelijke zaken mogelijk zijn,
wat kan er dan al niet meer gebeuren
met personen, die ten onrechte in een
krankzinnigengesticht worden opgesloten,
en waarvan de terugkomst in de maat
schappij, door familieleden of belang
hebbenden, ongewenscht wordt geacht?
Wettelijke regeling der
Accountancy.
III.
Belangrijk in dit verband is, wat 't
hoofdartikel in 't Januari-nummer van
de Accountant" hieromtrent zegt:
Bovendien make men «zich niet al te
bezorgd omtrent het gemis aan toezicht,
dat bij ons beroep zou heersenen. Het
publiek is in dat opzicht een zeer
gestreng rechter, gestrenger dan eenige
Raad van Tucht zou kunnen zijn. Een
accountant, die te kort schiet in zijn
taak, of zondigt tegen de wetten van
stand, wordt door dat publiek met een
zwarte kool gemerkt, en heeft dienten
gevolge geen kans meer. Dit is zoo
sterk, dat er in onze kringen behoefte
ontstaan is aan een andere
samenstelling van den Raad van Tucht, niet
zoozeer opdat die zou kunnen
vonnissen, maar opdat die het noodige gezag
zou hebben om te kunnen vrijspreken."
In 't algemeen is 't waar, dat de publieke
opinie rechter in hoogste instantie is,
maar vaak ontbreken haar de noodige
gegevens. En daarin kan eene eerlijke,
onomkoopbare critiek, die niet finantiëel
bij de te beoordeelen maatschappijen of
zaken is geïnteresseerd, voorzien. Op
't nut dier critiek wees ik reeds in mijn
vorig artikel. Teekenend is 't nu, dat,
waar de bona fide accountant deze critiek
met vreugde moet begroeten en haar van
eventueele tekortkomingen moet helpen
zuiveren, opdat een rationcele toestand
geboren worde, de accountants in 't alge
meen en in 't !STed. Inst. in 't bijzonder
nogal eens op die critiek gebeten zijn, wat
o. a. uit 't Algemeen Weekblad voor het
Handel*-, Crediat- en Verzekerinystrezen
van 28 Januari en uit de generaliseerende
aanvallen van De Accountant op
rfefinanciëele critiek duidelijk blijkt.
Wat verder de publieke opinie als
rechter betreft, meerdere Ie klasseleden
van 't Inst. staan met een zwarte kool
gemerkt." Voorloopig zie ik er van af,
voorbeelden te noemen, ook met het
oog op den omvang van deze artikelen.
Bovendien wil ik allen schijnvan personen
te willen treffen, vermijden. Noodzaakt
men mij, de waarheid mijner beweringen
met voorbeelden uit den laatsten tijd aan
te toonen, dan wete men, dat men 't
noemen van namen zelf uitlokte. In
betrokken kringen kunnen deze voor
beelden niet onbekend zijn. 't Gevaar
lijke van dit herhaaldelijk falen van Inst.
leden is, dat 't publiek daa'rin eene
veroordeeling van de accountancy in 't
algemeen ziet. Oorzaak hiervan is de
meergemelde identih'ceeiïng; gevolg, dat
door deze fout 't Inst. afbreekt, wat
't zelf door propaganda had opgebouwd.
Treurig gevolg: 't publiek vertrouwen
geschokt.
Te anderer plaatse is er op gewezen,
dat 't falen van eenige vertegenwoordigers
van 't beroep wél die vertegenwoordigers,
maar allerminst 't beroep veroordeelt.
De ontwikkeling der accountancy is
den leiders van 't Inst. boven 't hoofd
gegroeid, zooals ook sommige handelsver
houdingen eenigcn accountants boven 't
hoofd gegroeid zijn, zoodat zij 't terrein
hunner controle niet overzagen en faalden.
Hier voelen wij sterk 't gemis aan
goed handelsonderwijs; de
handelshoogeschool zal in dezen eene groote rol hebben
te spelen, 't Ligt echter thans buiten
mijn bestek hierover uit, te weiden, 't Punt
dient evenwel ten stelligste te worden
gememoreerd.
Over de andere organisaties kan ik
kort zijn. Geschoeid op nagenoeg dezelfde
leest als 't Inst., hebben zij in hoofdzaak
dezelfde fouten begaan en daarom zullen:
Nederlandsehe Bond, Nationale Organi
satie en Nederlandsche Academie even
zeer falen.
De Algemeene Nederlandsche Bond van
Accountants en Boekhouders (een ander
lichaam dan de Nederlandsche Bond van
Accountants) stelt zich in zooverre op een
juist standpunt, dat hij als accountant
alleen den public" erkent. Deze jonge
vereeniging heeft echter voor de accoun
tancy nog niets kunnen doen.
De krachtsversnippering, die reeds uit
't groote aantal organisaties spreekt, blijkt
ook uit de vele bladen. J)c Accountant,
Accountancy, de Nederlandsche Accoun
tant, de Administratieve Controleur en
de Bondxbcmier, de laatste drie officieel
orgaan, resp. van den Ncd. Bond, de
Nat. Org. en den Alg. Ned. Bond van
Ace. en Boekh.
En geen van deze bladen geeft waarlijk
pracoisch en systematisch-gerangschikt
studiemateriaal, propaganda-lectuur en
artikelen over organisatie; ofschoon A
ccountanci/ bovenaan staat en veel belooft.
't Is echter te betwijfelen, of dit blad
ook buiten de vakkringen in 't publiek
komt en dus in alle opzichten tot
rationeele ontwikkeling der accountancy zal
kunnen bijdragen.
Wat hebben de accountants te doen
om hunne zaak te bevorderen ? is de
vraag die ik thans te beantwoorden heb.
De accountants hieronder te
versta:m de public-accountants" die van
't vak hun hoofdberoep, maken, Want
van hen moet de meeste actie uitgaan,
omdat zij 't beroep vertegenwoordigeu
en zij de direct-belanghèbbenden zijn.
Zich vereenigen!
Maar nóg eene vereeniging oprichten
staat gelijk met 't onlangs beproefde
middel om de zoozeer gewenschto n
heid in de praktijk-examens in boekhouden
en correspondentie te bereiken door 't
reeds te grooto aantal examens te ver
meerderen ! Men is langs anderen weg
geslaagd en ook die weg is hier de
aangewezene: Federatie»
De ,publics' in de verschillende orga
nisaties, in overleg met de ongeorgani
seerde ,publics', moeten eene federatie,
of zoo 't kan, eene fusie der ver
schillende organisaties tot stand brengen.
Daarbij moet de scheiding, als boven
bedoeld, worden ingevoerd. Dit laatste
is een onafwijsbare, eisch.
't Examen vnn 't Inst. met eenige
herziening kan blijven gehandhaafd voor
zoover betreft de examen-eischen. . Er
worde echter op aangestuurd, ('t geen
blijkbaar reeds eenigszins geschiedt), dat
't examen vooral kijk geeft op de
practische waarde van den candidaat. Ver
band worde gezocht met. de Federatie
in zake praktijk-examens (hare diploma's
zouden te gebruiken zijn als
toelatingsvereischte rcsp. vrijstelling). Dat andere
accountants-organisaties, zooals reeds ge
schiedt, óók examens afnemen en
lichtere is een groot gevaar; men
lette slechts op de verwarring ontstaan
door 't groote aantal praktijkexamens in
boekhouden en handelscorrespondentie.
De opleiding worde beter ter hand
genomen. Laren wij hopen, dat hier
spoedig sprake kan zijn van verband
met. de handelshoogeschool.
Een Raad van Tucht worde uit de
meest heterogene bestanddeelen samen
gesteld en zij actief: Zij wachte niet
op aanklachten, maar grijpe op eigen
initiatief in, waar noodig.
De federatie (resp. fusie) werke mee
om publicatie van verslagen en balanse»
te doen toenemen, om eischen te stellen
voor balansonderteekening door den ac
countant en voor den inhoud van zijn
rapport; en om eene eerlijke, bevoegde
critiek in stand te houden. Juist die
critiek kan veel doen ter bevordering
der accountancy, waaruit blijkt, dat zij
de accountancy sympathiek en niet
antipathiek behoort te zijn, en vice versa.
't /ofl zelfs niet ongewenscht zijn, een
gedeelte van 't officieel orgaan aan die
critiek dienstbaar te maken, resp.
rechtstreeksche samenwerking met bestaande
bladen tot stand te brengen.
Dit alles in afwachting eener
wette.lijke regeling, die, men houde dit in
't oog, wel examens en titels kan
sanctioneeren, maar zonder voortdurende
actie van de belanghebbenden zelf een
doode letter blijft.
Hoe eene dergelijke wettelijke regeling
zou kunnen zijn, zal ik in een volgend
artikel uiteenzetten.
Of 't particulier initiatief faalde of
niet, 't hangt grootendeels af van de
vraag, wat men ervan verwachtte. Er
is in de Tweede Kamer over accoun
tancy gesp roken, de aandacht is op de
accountancy gevestigd: overwinningen
van 't particulier initiatief", 't Verdient
intusschen de aandacht, dat de vakbladen,
en niet name Accountancy, klagen,.
dat 't particulier initiatief is
gefaaldIn welke opzichten er nog zeer veel te
wenschen blijft en te doen rest, meen
ik boven te hebben aangetoond. En
tevens heb ik trachten aan te wijzen,
langs welken weg men zal moeten gaan
en welke fouten te vermijden zijn, wil men
niet weer op dezelfde klippen stranden.
En, zooals gezegd, ook na eene wette
lijke regeling heeft 't particulier initiatief
zich in deze richting te bewegen.
(Slot VOlgt.) J. J. IIOOGEWERFF.
* #
*
In artikel II komt eene bewering voor,
die niet letterlijk juist is. De statuten
van 't Ned. Inst. zeggen:
Tot het examen van het Instituut
worden uitsluitend assistenten
toegelaten, behoudens bijzondere gevallen ter
beoordeeling van het bestuur."
Nu, bijzonder is 't geval in quaestie?;
maar de inconsequentie, om de betrokken
ex-assistenten na goedkeuring door de Al
gemeene Vergadering toe te laten, wordt
er niet minder om.
Brief nit trecbt,
door JAX VAN 'T STICHT.
De kolommen-lange advertenties, waarmede
sedert maanden al onze Hollandsche
Dag