De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 14 februari pagina 2

14 februari 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

WSV f tf. ft DE A,MSTEmi*AMME.R WEEKBLAD VOOR E D E K L A ff D. 1390 ei Weekbladen overstelpt worden door een paar Amerikaansche geneesheeren (?), van wie de n oude of vóór hun tijd versleten mairnen met zijn geneesmiddelen weer zoo totaal "wil opknappen, dat zij zich zullen gevoelen alsóf ze zóó van d'r moeder afkomen; terwijl de ander de geheele nenschheid, van welke kunne of leeftijd , ook, herstellen wil van alle denkbare kwalen, waarvoor de hier Jevende dokters en professoren geen raad weten maken den indruk, dat die (genees)heeren nogal succes hebben met hun adverteeren, dat ze zich zooveel kosten kunnen veroorlooven. De voor de hand liggende gevolgtrekking, dat hier heel wat versleten heertjes rondloopen en er een massa alsonherstelbaar opgegeven" zieken hun leven voortslepen, kan in het midden gelaten wor den. Het aanbod dier Amerikanen is dan ook verlokKelijk ! Men heeft maar te schrijven met het volste vertrouwen in den dokter s. v. p. en er aan te denken dat een brief naar Amerika met 12 % cent moet gefrankeerd worden en ontvangt per ommegaande een monsterpakje met geneesmiddelen, wier ge bruik onmiddellijk de weldadige uitwerking zal doen blijken. Ten behoeve van -een sedert geruimen tijd Igdend familielid, die uit hare jeugd eene hhj<Je ervaring heeft van een spoedige en wojjijörwofle genoziug door een geneeskun dige, die lezen noch schrijven kon, en dien tengevolge BOg altijd haar hoop gevestigd heeft óp een dergelijke genezing ten be hoeve en op aandringen van deze dame schreef Jan van 't .Sticht ook eens aan dezen mensohenredder, den tweeden der bedoelde gpneesheeren, dr. James W. Kidd, medical directoj, Fort Wayne, Ind. U. P. Ik gaf de verschijnselen den ziekte op en zoo spoedig moge|iik .ontving ik antwoord door een brief vergezeld^van een pakje geneesmiddelen, een prospectus en aanbevelingen. Die prospectus hield prachtige photografiën in van het pri vaat-bureau van den doctor, waar deze zit te sikpen of te peinzen over het heil der mensehen; van deszelfs- privaat-secretaris; van de apotheek ; van het expeditiebureau, waar honderden kanden bezig zijn de ge neesmiddelen ter verzending naar alle oor den dar wereld gereed te maken, enz. enz. De geneesmiddelen bestonden uit eenige capsules, wier inhoud mij onbekend is, en de met een fype-writer geschreven brief was in zeer correot Hollandsen, opgesteld, zoodat we het voorrecht blijken te hebben door een onzer eigen landgenooten bedut te worden. (Nu, die kent zijn Pappeuheimers). Euiin, het is ook hetzelfde wie ons bijden neus neem t! De brief behelsde.dat Z. WelEd.zeergeleerde's groote belangstelling was opgewekt door de kwaal der dame en dat hij zich dadelijk beijverd had daarvoor een afdoend geneesmiddel samen te stellen. Maar ik zou zelf wel be grijpen dat de kleine hoeveelheid van het kostbare geneesmiddel, dat hij mij als proef zond' natuurlijk geen algeheele herstelling kon bewerken. Voor een volledige behandeling en daaruit beslist voortvloeiend herstel tot gezondheid eu kracht, waren veel meer ge neesmiddelen noodig, die hij mij zonder verzuim zenden zou als ik hem eerst de som van ?20 deed toekomen. Hij raadde mij aan dat ten spoedi^te te doen, want hij had ernstig over het geval nagedacht en het bestudeerd en was- tot de conclusie gekomen dat de patiënte leed aan locomotor afeixia. En: de ramp was. niet te overzierf als-ze daarmede nog lang bleef rondloopen. Een jong student in de medicijnen, dien ik 'den brief liet lezen, dreef den spot met mïjn dwaas vertrouwen (zooals hij het noemde) in die kwakzalverij en beweerde dat locomotor ataxia bete^kende: attaque van een locomo tief. Nu, deze jongeling had geen klassieke opleiding genoten, kende dus geen latijn en ik beschouwde dus zijne vertaling als jokkernij. Maar ik zond geen twintig gulden naar Amerika eii ' antwoordde ook niet eens, wat IIÜWIIIIHmilllllmlIHmimlllllllHnllmlIMIIIIHItllMIIHHIiminm De grot van Genoveva, VAX CL A RA VIEBIG. Naar Itct Dwitsch, door M. v. "I. O. Even buiten het dorp ligt de hofstede van Simeon Pfalzel. Op de open, vlakte van oen zach't-neerglooiende berghelling is het huis gebouwd, vanwaar men 't uitzicht heeft op een bekoor lijk dal, waarin de kleine Kijll een zijtak van de Moezel ? dan eens vroolijk kabbelt als een beek, dan weer stil eu statig als 'n rivier voortstroomt. Simeon Efalzcl is geen rijk 'man. Hot dak boven zyn hoofd is slechts van stroo, de muur rondom de hofstede is vervallen, in den stal staan maar enkele maguru kooien, een oude haan kraait op don mesthoop eu de twee ploegpaarden zijn afgebeulde houkigo knollen. Geen wonder dat de boer stuursch eu brommig is, even als zijn vrouw, die boven dien bedeeld is met een krop aan haar hals. De eerste lentewinden waaien om den Pfalzelhof en rukken met overmoedig geweld aan de scheeve vonsturluiken, zoodat ze klap peren, terwijl de poortdeur in de verroeste hengsels knarst. 't Is April. Als 'H lachend kind iu sneeuwwitte windsels, ligt het dorpje Ehrang tusschen de bloeiende boomgaarden, alle tuinen zijn in. pralend, schitterend wit ge tooid ; als. donzig sneeuw ligt 't op alle takken. Voor de poort van de hofstede stonden drie gestalten, twee mannen en een vrouw, die schuw door een reet gluurden. De man nen hadden lang steil haar en droegen blauwe kielen en ronde vilthoeden; over hun schou ders hing een bundel van blikwerk, muizenvallei» enz. Arme Slowakkeii waren 't; do vrouw ??'u. donker type had pikzwarte oogen, vroeg-venvelkte gelaatstrekken eu droeg in 'n stuk zeildoek 'n kind op dun rug. Allen zagen er moe, hongerig en ellen dig uit; z-e waren uit 't dorp gejaagd en nu probeerden ze hier, van de eenzaam gelegen boerderij, wat af te bedelen. Ze stieten de poortd«ur open; een ruigharige hond sprong hen met woedend geblaf tegemoet en van uit den stal naderde grommend een tweede. 'n Schelle vrouwenstem krijschte aan 't venster en onmiddellijk schoot ook de boer .uit 't huis, gewapend met een stevigen knup pel, dien hij dreigend zwaaide: Hola! pak mij wel spijt, omdat als ik mij beklaagd had dat het^ zoo duur was, de menschenredder uit zuivere philantropie er misschien de helft nog wel van zou hebben laten vallen. Intusschen, dezer dagen kreeg ik weeireen schrijven van dr. James W. Kidd. En dit bewijst wel het beste als het nog bewijs noodig had wat een gewetenlooze beur zensnijders daar aan de overzijde van de groote plas gevestigd zijn. Xu blijkt de doctor geheel vergeten te zijn dat zijne hulp voor eene vrouwelijke patiënte werd inge roepen en pakt hij mij zelf bij mijn locomotor ataxia. Kerel, schrijft hij ongeveer, ik begrijp niet dat je mijn aanbod niet hebt aangeno men. Je beseft de gevolgen niet die een verwaarloozing van je ziekte moet na zich slepen. Ik ben zeker dat ik je zal herstellen; ik stel veel belang in uw geval en heb veel moeite en kosten. Gauw dus! Betalingen kunnen gedaan worden per aangeteekende brief, postwissol of wissel betaalbaar aan dr. J. W. Kidd". Wat een aardige man toch om het z'n mede-Christenen zoo gemakkelijk te maken! Maar ik doe het toch niet.... en breng duzu correspondentie alleen ter algemeene kennis om lichtgeloovige landgenooten tegen die Amerikaansche philantropen te waarschuwen. * - * Als deze brief het licht ziet dan heeft (den 12 Februari) onze algemeen geachte Stations chef C. G. de Kok, van wien ik hut voorrecht had voor eeuige jaren in dit blad eene be knopte levensbeschrijving te geven, het feest zijner 40jarige ambtsvervulling gevierd. Bij die gelegenheid werden den aclitenswaardigen man, zoowel van de zijde der ambtenaren en superieuren, als van die der burgerij (waaruit zich eene commissie van 30 notabelen met den burgemeester aan het hoofd had guvormd) zooveel bewijzen van waardeering geschonken, als maar zelden aan een amb tenaar die in zulk een moeilijken dienst zijn plicht met nauwgezetheid vervult, is ten deel gevallen. * * * Een ander jubilaris (ook al een gesigna leerde" in dit bladj deheer K. K, van lloü'en, herdacht dezer dagen zijn dertigjarig jubilee als drukkerspatroon en hij ondervond bij die gelegenheid eveneens veel blijken van waar deering. Die hij van zijn personeel ontving beantwoordde hij op de hum eigene, edel moedige wijze, door voor elk zijner werklieden eene gratificatie te deponeeren, wulku hun in staat zul stellen dezen zomer, gedurende een driedaagsch verlof met behoud van tractement, een reisje met familie te gaan ondernemen. 4r -* Mijne gesignaleerdcn" maken het over 't algemeen vrij goed. door W. GEAADT VAN [zijn vele oorzaken, ethische, aesthctische, of zoo men liever wil ekonomiesche, die óns geslacht hebben gemaakt tot een individualistiesch. En het eerste gevolg van ons individualisme is het overwegen der persoonlijke lyriek in onze kunsten. Er ziju weinigen onder onze kunstenaars, en vooral onder de dichters, die niet voor lang of voor altijd in hun.individualisme blijven bevangen. Vooral onder de dichters, want zij zijn het meest meegaande, het gauwst en het sterkst beïnvloed. De zwakken ouder ons jongeren, voor wie de geweldige woeling, de groote MI immuun u i nu M m n i m je weg! bedel volk ! zigeuners! vagebonden! Wat ? Honger ? Brood ? We hebben zelf niks te vreten ! loop naar den duivel !!" Zonder iets te zeggen trok het drietal af en sloop vlug de poort weer uit. De mannen liepuu den boschweg, die be neden naar het dal voerde, maar de vrouw volgde langzaam, aarzelend, met loome schreden, af 011 toe nog verlangend omkij kend, 't Kleine kind op haar rug begon jam merlijk te schreien. Toen hurkte ze neer aan den wug, schoof den bundel van haar rug naar voren, sloeg haar rok er om heen, suste en wiegde 't kind zachtjes hten en weer. Ze staarde duf-onverschillig vóór zich, du wind blies door haar dunne voddige kleurun, de vaal-roodu doek gloed van 't hoofd in den nuk. Pst: Pstt:" Ze hoorde niut. Pst! Pstt.'" Daarboven bij den afgebrokkelde!! muur stond een gustalte on wenkte. De vrouw richtte zich op, keek schuw rondom zich... daarop sloop ze haastig naderbij. 't Was een groote stevige boerennieid, die haar geroepen had en nu na links en rechts uitgekeken tu hebben van onder haar omslagdoek een stuk droog bruin brood tevoorschijn haalde, du1', ze haar snel toereikte. Daar , daar heb je wat!" Dankje ! Dankje !'' murmelde de vreemde vrouw en boet dadelijk met graagte in 't harde brood ; een windstoot woei de vlekken zwart haar over haar gezicht en mond met de witte tanden. Uu ! ! zóó koud! arm klein kind heeft koud '." Met een onbeschrijfulijku uitdrukking ble ven de oogen der boerenmeid op hot kleine schepseltje rusten. Plotseling rukte, ze den grooteu omslagdoek, die haar omhulde, van du schouders un wierp dien over 't kind. Oh ! !" De vreemde lachte blij en gruup do hand der meid. Goede vrouw '. hee-l goedu vrouw !" wees eerst naar zichzelve, toen op du andere, daarbij beteekenisvol met 't hoofd knikkend : Ach, goede vrouw nog zoo jong, zal ook gauw klein, kindje hebben .'... God zegene haar!" De andere sidderde onwillekeurig, knikte stilzwijgend en bleef onbewegelijk de vrouw naturen, die haastig het bosch inliep en in du avondschemering achter de struiken ver dween. Even zag ze nog den rooden hoofd doek doorschemeren eu boorde ze van uit de t verte het klagelijk geschrei van 'u kiuder- [ stemmetje ... Jezus Maria !" liet meisje bij den muur rilde als door innerlijke ontroering en drukte du lippen vast op elkaar. veldslag dezer tijden niet anders is als eeJl verbijsterend visioen, welks beteekenis zij vruchteloos trachten te doorgronden; deze teere en steeds-droomende geesten welke de reëele glans der wereld pijnt en verblindt; zij zijn het die het zekerst dwalen naar die my stieke duisternissen van het individualisme waar zij hopen vertroosting te zullen vinden. Zij kunnen het leven niet aan, zij durven niet te zien, bij het eerste angstvallige schou wen wenden 'dj zich af in smart en vertwij feling. Niet de rust der overwinning zouken zij, maar de berusting, de gelatenheid der onderwerping. En du sterken wenden zich af uit verachting. De jonge dichters droomden van een rustig schoon of een trotschu glorie hunner inner lijkheid. Wat zij in den chaos buiten zich niet zagen en waanden ook nimmer te kunnen zien, dat zochten zij in zich zelf. In eigen ziel zonden zij het diep-ve.rlangde vinden, het stabiele schoon, du groote kracht, de god heid zelf. Maar wat hebben de meesten govondm? en wat hebben zij in hunne isolatie geschapen? Onze quasi- diepgevoelde, intens-iïoorleefde smarten, wat hebben zij in ons gerijpt? Als kinderen hebben wij gewild wat ternauwer nood du grootsten der menschen in oprecht heid kunnen, zich zelf schouwen. En in dwaze zulf-verheerlijking en aanbidding hebben wij ons geëxalteerd tot die ijdelste! en mcust inhoudslooze ziels-uiting, tot dit jammerlijk ridikule steimnings-gedaas der moderne lyriek. Wie hebben de groote echte lyriek bogrepen? Xiutzij die in hun zolf-schouwingslechts vonden wat hun ijdele en voorbarige begeerte wilde vinden, hut eigen schoon en opper machtig Ik. Xiet die zeer-gevoeligen wier armelijke zwakheid zich verborg achter de gansch fictieve schoonheid hunner subtiele sensaties. Niet het zottu heir onzer zichzelf beminnende, bejammerende, vertroostende, louterende, verzaligende, verdoemende lyrici. De groote lyriek wordt in ons geboren wanneer wij onze zelf-verdwazing overwonnen hebbun. Wanneer wij. in het eigen zelf schou wend daar weer terug vinden die wereld van geweld en strijd die wij eerst schuwden of verdoemden. Wanneer wij, die droomden, ontwaakten en hut zijn leerden aanschouwen door onze ziel heen en onze ziel door hut zijn. Want dan zal, hoe fel ook ons Ik. be wogen worde en hou hevig ons Ik zich nüe, (hu uiting zelf toch het individueel nietige niet meer omvatten, maar voor du munschheid openliggen als een 'apokalyps van het groot gebeuren der wereld. Xaar het mij voorkomt heeft Graadt van Roggen de groote lyriek, do wereld-lyriek, nog niet gevonden, lij wil het groote. hut wijde, het algemuene schouwen, maar te zeer bevangen in zijn quasi-mystieke zelf-bogo.erto, ziet bij slechts zuiden moer dan liet kleine, enge, persoonlijke, liet is zijn verdriet, /..'ju ontroering, zijn wijshuid die wij vinden in zijn verzen en daarom laten zij ons onbe wogen. Kan liet ons schelen of een dichter klaagt over ziju s:narten of zijn vreugden zegent, zoo het niet in waarheid des menschen smart en vreugde is die hij uit? De ziul der menschheid hebben de dichters uittebeeltlen. Graadt van Roggen is nog bevangen in die banale mystiek waarin de meesten onzer oen deel hunner jeugd verdroomen en verdazen. Hij is vol vage en naïeve verlangens naar het reine, ware, schuine. Hij wil rein gaan door dit zondig leven." Hij wil goed zijn, hij wil een hooger luveu," hij veracht de stof, hij bidt: doe mij het lichaam haten als verderflijk wijl h;t mij innerlijke vrede rooft. Eu hij is goed, hij is sereen; eens zelfs treedt'zijn ziel in opperste vorreining.' En toch, wij apprecieeren zijn deugd niet, laat staan de Deugd. Hij lijdt en draagt en duldt klaarblijkelijk zeur veel, maar wij hebbeu niet 't minste meegevoel; hij philosophecrt over diepe en wijze dingen, maar het inturus ItllMIIMmHIHIMMIUIIIHItMIIMMIIIMIMIItHlllmUIMIIIlnlIMltllMllttllllll» Dat was Barbara Iloltzer, de meid van den Pfalzerhof, die daar in den lentewind buiten stond eu voor zich uit staarde. Uaar jeugdig, bruin verbrand gelaat was smal en ingeval len, geen kleur was op haar wangen ; om haar mond lag een trek van verdriet en koppigheid, iu de diep-donkere, groote oogeu een angstig vragende blik. Toen Barbara 'n jaar geleden bij Simeon Pfalzel in dienst trad, had ze er heul anders uitgezien. Vlug eu met blozende wangen had ze toen de kippen achterna gejaagd, zingend de koeien naar het v el d gedreven; dartel huppelend was ze op haar bloote voeten het steile pad naar du Kijll benedon op-en-af geloopen met de watertobbe op 't hoofd of de volgepakte mand op den rug. Ze had er altijd wul wat ernstig uitgezien voor 'u meisje van twintig jaar, on koppig was ze als kind al geweest; geen wonder, als men geen vader of moeder meer heeft en van klein af tusschen vreemde mensclien opgroeit, die zich nauwelijks om ju. bekommeren, 't Lachen had ze. toch niet verleerd, toen . . .? maar nu was dat uit heeleniaal uit! Barbara drukte da handen stijf tegen du borst en zuchtte diep... Alles uit! Zou 't niet 't beste ziju als zo naai- benedon liep eu in di! Kijll sprong? Die bruiste en schuimde nu zóó ! . . . Wanneer ze haar oogen dicht kneep 011 er midden in sprong, was 't water diep genoeg om er in te verzinken mot al haar leed un nood ! . .. .Maar noen ! neen ! dat zou een gruwelijke zonde zijn ! De pastoor had haar immers guluerd : Gij zult niet dooden !" Bah ! wat gaat 't in e eigenlijk aan, wat diégezegd heeft !" De eigenzinnige trek om Barbara's mond werd duidelijker zichtbaar, met ongeduldig gebaar streek ze do blonde haarlokken van het lagu voorhoofd. Als ik sterven wou. zou diu 'r me niet van weerhouden, en geen bijbel en geen kerk! Wat daarna komt, weten wuniutonal moest ik in 't eeuwige vagevuur dat kan niet erger branden dan die pijnen hier!" Met du vlakke hand sloeg zu zich op de borst: Ja, hier ! . . . hier .'. . ." Tranoii glinsterden in haar oogen en terwijl ze weer voor zich uit staarde, vielen ze in groote druppels langs haar blueke wangen ; maar haar lippen plooiden zich nu tot 'u glimlachje eu ze vouwde haar handen saam: Maria, moeder Gods. gezegende onder du vrouwen, vergeef me mijn zonde! Ik ben slecht geweest, maar in mijn angst un ver driet is 't toch alsof ik 'n gruotu vreugde voel ... Ik zal niet meer zoo allén on zoo eenzaam zijn : ik zai iets in mijn armen heb ben, wat van mij is... mij toebehoort... seert OHS niet. Waarom niet? Omdat het nog Graadt van Roggen is die verlangt en lijdt en schouwt, en niet de wereldziel die uit hem leeft. Wanneer wij in 't stadium onzer metamorplfbsen zijn waarin thans Graadt van Roggen schijnt te leven, zijn onze verzen over 't al gemeen slecht. Want alleen echte, forsche gedachten en visies vinden du zuivere taal die hem kan uiten. Zijn onze gedachten grootenduels banaal en onoorspronkelijk, onze taal zal het in den regel ook zijn. En zoo is 't ook wiet te verwonderen dat wij iu dezen bundel verzen tugekomen, en zeer talrijke, als b v.: Zooals een aiel verglijdt uit 't droeve aardsche Bleven, Met zachte melodie zit-h naar den hemel 3tuwt. of: Ik kende uw liöfde niet en twijfel was mijn doel." of: Mijn liefste kind, wilt toch gedachtig wezen Dat reinheid wel d» hoogste schoonheid is." Een zin, misschien van pa.s in den mond van ee,n eenigszins bejaard paodagoog of een propagandist voor Ruin J.even" maar diu ons iji een gedicht hindert als een suntimeiiteele phrasu. Maar nu i^ hut verwonderlijk hoe deze dichter toch bijna doorloopond schrijft in een taal die ver boven de door haar verklankte gedachten stait. Door de aanstel lerige artisticiteit onzer meeste lyrici is hij weinig beïnvloed. Wel zijn er enkele uitzonderingen zooals 47 en 21 waar hij zich opschroeft tot de bijzonderheid van een upto-date proza-poëem, maar als regel zyn zijn woorden gewoon, zijn zinnen simpel en strengrythnüsch gebouwd. En dit maakt hun dikwijls schoon un sympathiek. Deze verzen hinderen zelden door hunnen vorm; zij konden allen goed zijn als Graadt van Koggen maar voeldu wat du groote lyriek is. Of liever als hij 't maai1 goed wist, want hij voelt- 't wel degelijk, getuige de volgende verzen : ,.Toen uit de onbewustheid van de eerste Kn blanke levensjaren kwam gestegen De liefde...." en: Zoo stil. zoo wceningloos, Zoo zonder khu-ht noch tranen Zooals een vrouw soms is Die moodor Nonli'ii gaat. eu dit zeer schoono : O lïoOi-nen, ruisr-hende in den nacht, Wat staat ge in uw doode pracht Zoo rustig-schoo:te ; Wat staart ge met verstard gezicht stilpeinzend in 't maue-licht, Koclomvloeiend uw krone? (!-raadt van Roggen zal wel. als de meest moderne dichters, bij do lyriek blijven staan. Van harte wensch ik hem dan toe dat hij de echte, de algeiueene moge bei eiken; en ook een dieper, echte mystiek. Want dan alleen zul hij zijn taal zoo schoon kunnen maken, en voortdurend, a?s zij thans slechts in enkelen zijner verzen is. De Jïh'gii'ïn van YICTOIÏDE MEYERE. Uit gave van H. van Komburgh te Utrecht un P. J. van Mulle te Antwerpen. Van den Vlaamschun dichter Victor de Meyore, die reeds een bundel eerste gedich ten" en een drama in verzen" Gunlauy en H el g a, de wereld inzond en die ? volgens een voorafgaand berichtje weder een bundel nieuwe gedichten" en een roman Burgers van Pullaer" iu bewerking heeft, van dezen jongen sympathiekun Arbeiil-redactour, die zoo menige bladzijde van dit tu vroeg gestorven tijdschrift vulde met degelijk proza en mooie ver/en, is een bundel gedichten verschenen, De Avon'dgaarde", een klein bundeltje van Als Itij me niet trouwen kan ... niet trouwen wil ..." zu knarste op haar tanden un haar oogen vonkelden dan moet hij 't laten! Ik heb dan m'n kind, dat hub ik, dat kan nie mand me afnemen . . . en ik zal 'r zóó blij mee zijn ! . . ." Zu wierp 'i hoofd in dun nuk en ging terug door de poortdeur, die zeinut een harden slag toosmeet. Mut langzame, loome schreden liep ze naar het huis. 't Was reeds duister op de deel; van 't dorp klonk zwak't gelui van de avondklok. Barbara sloeg 'n kruis un stiet Je lage kamer deur open: Geloofd zij .Tuzus Christus!" Simeon Pfalzel en zijn vrouw mompelden nauwelijks hoorbaar dun wudergrout. Alleen de jonge boer, die aan 't hoofdeinde van du tafel zat, antwoordde hardop : In eeuwigheid, amen !" Maar hij keek daarbij de binnen komende niet aan en ook zij hield haar blik stijf op den grond gericht. Zwijgend zotte ze zich aan tafel en doopte haar tinnen lepel in de aarden schaal met karnemelk; zu at met graagte on du in hun schil gekookte aardappelen, die voor haar plaats op de tafel lagen, waren in 'n ommuziun verdwenen. Er werd guun woord gesproken. De twee ouden zaton mot stuursche gezichten toe te kijken naar hut haastige, bijna gulzige eten van Barbara, terwijl do boerin met duidelijk merkbaar wantrouwen haar blik vestigde op hot figuur van haar dienstmeid. Du zoon des huizes, do mooie Lorciiz, schui felde onrustig op zijn stool heen eu weer, word telkens rood of bh'ok. Zijn hand trilde zóó, dat de karnemelk van zijn lepel morste, uur die zijn mond bereikte. .Hij kuchte en bij 't opscheppen stootte zijn lepel tegen die van de meid aan. . . Hoe verzon die Barbara 't toch? Ze zat daar weer zoo onge geneerd ! . . . waar had zu haar omslagdoek gelaten ? Die dood zu anders nooit af, van wegu haar zware verkoudheid !" . . . en nu had ze hum niet om! Onder tafel zocht zijn voet den hare en met waarschuwunde.ii druk zette hij zijn zwareu lederen schoen op haar vout. Zij hief haar hoofd op uu keek hum strak a;m. liuar bleek gelaat zag er in dt.> scheme ring nog valer uit. onder haar oogen tee kenden zich donker-blauwe kringen ... Huere Jezus! wat zag zu er uit! De jonge man voelde zijn hart hevig bonsuu ... o ! al.s ze maar zweeg ! . . . Met vadur was er geen schertsen uu als Anna, de dochter van dun rijkeu pachter van den Ramstoin er 's achter kwam... Die was te Trier bij de nonnen op kostschool geweest, 011 eerst onlangs thuis gekomen . . . on zóó vroom eu preutsch... Dio zou dan -tellig niets moer van hem willen weten! En hij had toch veel nog geen 80 pag., maar in die weinige blad zijden verborgen houdend een schat van mooie, innige gedachten, uitgezegd in zuivere klanken en droef- gedragen melodie : Uw lied, waarin 'k gesteag iets w*dervind van u : een simpeL woord, een zochten lach." ??,- * Men heeft het in dezen tijd zoo gauw over een gebeurtenis in de litteratuur" ; ach, ?iiiiiiimmtiiiiiiiiimitrittitiiiiiimmiiiiiiimmiiiiiiiiiiimltiiitHilltiM» 40 cents per regel. mnitiiiiiHiiiiimmmmmiiiitiirtiimitHitrMiftrftiHiffiHiiililllilllHM P1H)\OIA. PHOAOLV. PMWV. De PHCKXOLA overtreft alle bestaande pianospeelapparateu, omreden zij' een om vang heeft van 72 tonen. (An deren slechts 58 a (15 tonen). Verder kan men de melodie tegenover de lifgeh-aitiig laton uitkomen. Alleen de PHONOLA is in staat te garandeeren, dat de pianostukken van haar repertoire onarewyuigd, «lus niet verminkt zijii. Prijs ? .ïO . liitsliiit.'iid te zien en te hooren bij Mij. l'IJOXOLA W. "XAKSSKXS, Passage 14, 's Hage. Hoofdagenten Piano's SCIIIEDJIAYEK & FEUKICII. Piano-, Orpl- ei l i:\UOO* «fc Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS enPIANLNO's in Koop en in Huur Repareeren Stemmen Ruilen. Xaar men ons mededeelt zullen de zoo welbekende Scliaerwuijdcrbosscheu yelegun iu de onmiddellijke nabijhcil van het station der Xederl. Centraal Spoorweg-Ma at jt'hai)pij geëxploiteerd worden tot Villapark. ]Joor het iianloirgcüvan een 2D M. breode boulevard v.<\\ tevens een zeer mooie en korte verbinding tot stand komen van het dorp Zeist naar het lluii ter Heide, Amersfoort, Bniirn etc. Dit nieuwe park, waarvan den aanleg iets grootsch belooft, zal zoowel voor Zeist als voor de vele familiën welke zich steeds meer en meer te Zeist ves tigen een groote aanwinst zijn. CHOCOLAT-VKEN JBTBTPE'' LE PLUS DELICIEUX CII0COLAT POÜR CROQUER. iiiiiiiiiimmiiii geld noodig vél geld zelfs hij had genoeg van dat zich afslooven 011 afbeulen hij was immers de mooie Lorenz! Vervloekt schuw gloed ziju blik afwisselend van xijii moeder naar het meisje, en in zijn oogen glom een zonderling mengsel van bezorgd heid en haat, vrees en hartstocht... Als Barbara maar eerst weg was . . . weg moest ze, tot eiken prijs maar waarheen V Geld kon hij haar niet geven, vader hield hem zóó kort ! Werken, moest hij als '11 knecht un hij bezat geen pfennig! Dat moest anders worden! Ongeduldig trok de knappe jongen aan ziju zware snor en woelde met zijn lin kerhand in zijn krullebol. Als zij maar eerst weg was! En toch... als hij haar daar zoo zitten zag met 't blonde hoofd voorover ge bogen on die donkere wimpers op het bleeke gelaat, dan schoot 't bloed hom naar hot hoofd, t Liefst had hij haar dan in zijn sterke armen willen sluiten en haar zoenen ... zoonon op die vast opuun gukloiude lippen, tot diu open waren . . . on haar dan wegstooto-n!... O! Zij was do steen dus aanstoots op zijn levunswug, zu moest weg ! Mot een vloek stond do jonge man driftig op en wierp zijn lepel op tafel. Wat is er ?" vroeg de moeder, beu ju klaar met eten ? en waar ga je heen?" Waar zou Lorenz anders hoen gaan?" muusmuilde du oudu Simuon, terwijl zijn perkamontachtig gelaat zich iu ontelbare plooien vertrok, natuurlijk naar don Rarnstein, om Anna 't hof te maken ! 't Wordt tijd, dat ur wat van komt! we, hebben goid noodig ia de boerderij ! . . . Wat ? . . . zui je wat, Harbu ?" Hut meisje had zich met 'n onderdrukten kreet opgericht en schreed, naar du duur ; nu koorde ze zich half om : ..N'uun, boer, de koeien brullen ... 't is voertijd." Haar stem klonk toonloos, maar toch met iets als eun ingehouden mokken ur in. ..'t Is tijd dat ik ga." Ja, dat geloof ik ook !" De boer lachte spottend en stiet zijn vrouw met den elleboog aan. Zeg ero.Ls, meid, hoe gaat 'tmetjevurkoudheid? ju hebt van daag geen dook om! Je doet beter met 'r een om te slaan ... Ik wou je mutooii zoggen, dat je met den eersten Mei weg kunt gaan ! zulk liederlijk vrouw volk wil ik niet in m'n huis hebben. Heb je 't verstaan?" Barbara gaf geun antwoord; ze stond als verlamd iiaet de armen slap neerhangend. 't Was zoo stil iu het duistere vertrok, dat het tikken van de muurUok geweldig luid klonk. Niemand bewoog zich. Du boor stond met ziju vereelte hand op de tafel geleund, zijn vrouw streek half verlegen haar gekreukte schort glad, terwijl du zoon aan zijn snor draaide. (]]'ordt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl