Historisch Archief 1877-1940
WSV
f tf.
ft
DE A,MSTEmi*AMME.R WEEKBLAD VOOR E D E K L A ff D.
1390
ei Weekbladen overstelpt worden door een
paar Amerikaansche geneesheeren (?), van wie
de n oude of vóór hun tijd versleten
mairnen met zijn geneesmiddelen weer zoo totaal
"wil opknappen, dat zij zich zullen gevoelen
alsóf ze zóó van d'r moeder afkomen; terwijl
de ander de geheele nenschheid, van welke
kunne of leeftijd , ook, herstellen wil van
alle denkbare kwalen, waarvoor de hier
Jevende dokters en professoren geen raad
weten maken den indruk, dat die
(genees)heeren nogal succes hebben met hun
adverteeren, dat ze zich zooveel kosten kunnen
veroorlooven. De voor de hand liggende
gevolgtrekking, dat hier heel wat versleten
heertjes rondloopen en er een massa
alsonherstelbaar opgegeven" zieken hun leven
voortslepen, kan in het midden gelaten wor
den. Het aanbod dier Amerikanen is dan
ook verlokKelijk ! Men heeft maar te schrijven
met het volste vertrouwen in den dokter
s. v. p. en er aan te denken dat een brief
naar Amerika met 12 % cent moet gefrankeerd
worden en ontvangt per ommegaande een
monsterpakje met geneesmiddelen, wier ge
bruik onmiddellijk de weldadige uitwerking
zal doen blijken.
Ten behoeve van -een sedert geruimen tijd
Igdend familielid, die uit hare jeugd eene
hhj<Je ervaring heeft van een spoedige en
wojjijörwofle genoziug door een geneeskun
dige, die lezen noch schrijven kon, en dien
tengevolge BOg altijd haar hoop gevestigd
heeft óp een dergelijke genezing ten be
hoeve en op aandringen van deze dame
schreef Jan van 't .Sticht ook eens aan dezen
mensohenredder, den tweeden der bedoelde
gpneesheeren, dr. James W. Kidd, medical
directoj, Fort Wayne, Ind. U. P. Ik gaf de
verschijnselen den ziekte op en zoo spoedig
moge|iik .ontving ik antwoord door een brief
vergezeld^van een pakje geneesmiddelen, een
prospectus en aanbevelingen. Die prospectus
hield prachtige photografiën in van het pri
vaat-bureau van den doctor, waar deze zit
te sikpen of te peinzen over het heil der
mensehen; van deszelfs- privaat-secretaris;
van de apotheek ; van het expeditiebureau,
waar honderden kanden bezig zijn de ge
neesmiddelen ter verzending naar alle oor
den dar wereld gereed te maken, enz. enz.
De geneesmiddelen bestonden uit eenige
capsules, wier inhoud mij onbekend is, en
de met een fype-writer geschreven brief was
in zeer correot Hollandsen, opgesteld, zoodat
we het voorrecht blijken te hebben door een
onzer eigen landgenooten bedut te worden.
(Nu, die kent zijn Pappeuheimers). Euiin, het
is ook hetzelfde wie ons bijden neus neem t!
De brief behelsde.dat Z. WelEd.zeergeleerde's
groote belangstelling was opgewekt door de
kwaal der dame en dat hij zich dadelijk beijverd
had daarvoor een afdoend geneesmiddel
samen te stellen. Maar ik zou zelf wel be
grijpen dat de kleine hoeveelheid van het
kostbare geneesmiddel, dat hij mij als proef
zond' natuurlijk geen algeheele herstelling
kon bewerken. Voor een volledige behandeling
en daaruit beslist voortvloeiend herstel tot
gezondheid eu kracht, waren veel meer ge
neesmiddelen noodig, die hij mij zonder
verzuim zenden zou als ik hem eerst de som
van ?20 deed toekomen. Hij raadde mij aan
dat ten spoedi^te te doen, want hij had
ernstig over het geval nagedacht en het
bestudeerd en was- tot de conclusie gekomen
dat de patiënte leed aan locomotor afeixia.
En: de ramp was. niet te overzierf als-ze
daarmede nog lang bleef rondloopen.
Een jong student in de medicijnen, dien
ik 'den brief liet lezen, dreef den spot met
mïjn dwaas vertrouwen (zooals hij het noemde)
in die kwakzalverij en beweerde dat locomotor
ataxia bete^kende: attaque van een locomo
tief. Nu, deze jongeling had geen klassieke
opleiding genoten, kende dus geen latijn en
ik beschouwde dus zijne vertaling als
jokkernij.
Maar ik zond geen twintig gulden naar
Amerika eii ' antwoordde ook niet eens, wat
IIÜWIIIIHmilllllmlIHmimlllllllHnllmlIMIIIIHItllMIIHHIiminm
De grot van Genoveva,
VAX
CL A RA VIEBIG.
Naar Itct Dwitsch, door M. v.
"I.
O.
Even buiten het dorp ligt de hofstede van
Simeon Pfalzel.
Op de open, vlakte van oen
zach't-neerglooiende berghelling is het huis gebouwd,
vanwaar men 't uitzicht heeft op een bekoor
lijk dal, waarin de kleine Kijll een zijtak
van de Moezel ? dan eens vroolijk kabbelt
als een beek, dan weer stil eu statig als 'n
rivier voortstroomt.
Simeon Efalzcl is geen rijk 'man. Hot dak
boven zyn hoofd is slechts van stroo, de
muur rondom de hofstede is vervallen, in
den stal staan maar enkele maguru kooien,
een oude haan kraait op don mesthoop eu de
twee ploegpaarden zijn afgebeulde houkigo
knollen. Geen wonder dat de boer stuursch
eu brommig is, even als zijn vrouw, die boven
dien bedeeld is met een krop aan haar hals.
De eerste lentewinden waaien om den
Pfalzelhof en rukken met overmoedig geweld
aan de scheeve vonsturluiken, zoodat ze klap
peren, terwijl de poortdeur in de verroeste
hengsels knarst.
't Is April. Als 'H lachend kind iu
sneeuwwitte windsels, ligt het dorpje Ehrang
tusschen de bloeiende boomgaarden, alle
tuinen zijn in. pralend, schitterend wit ge
tooid ; als. donzig sneeuw ligt 't op alle takken.
Voor de poort van de hofstede stonden
drie gestalten, twee mannen en een vrouw,
die schuw door een reet gluurden. De man
nen hadden lang steil haar en droegen blauwe
kielen en ronde vilthoeden; over hun schou
ders hing een bundel van blikwerk,
muizenvallei» enz. Arme Slowakkeii waren 't; do
vrouw ??'u. donker type had pikzwarte
oogen, vroeg-venvelkte gelaatstrekken eu
droeg in 'n stuk zeildoek 'n kind op dun
rug. Allen zagen er moe, hongerig en ellen
dig uit; z-e waren uit 't dorp gejaagd en nu
probeerden ze hier, van de eenzaam gelegen
boerderij, wat af te bedelen. Ze stieten de
poortd«ur open; een ruigharige hond sprong
hen met woedend geblaf tegemoet en van
uit den stal naderde grommend een tweede.
'n Schelle vrouwenstem krijschte aan 't
venster en onmiddellijk schoot ook de boer
.uit 't huis, gewapend met een stevigen knup
pel, dien hij dreigend zwaaide: Hola! pak
mij wel spijt, omdat als ik mij beklaagd had
dat het^ zoo duur was, de menschenredder
uit zuivere philantropie er misschien de helft
nog wel van zou hebben laten vallen.
Intusschen, dezer dagen kreeg ik weeireen
schrijven van dr. James W. Kidd. En dit
bewijst wel het beste als het nog bewijs
noodig had wat een gewetenlooze beur
zensnijders daar aan de overzijde van de
groote plas gevestigd zijn. Xu blijkt de
doctor geheel vergeten te zijn dat zijne hulp
voor eene vrouwelijke patiënte werd inge
roepen en pakt hij mij zelf bij mijn locomotor
ataxia. Kerel, schrijft hij ongeveer, ik begrijp
niet dat je mijn aanbod niet hebt aangeno
men. Je beseft de gevolgen niet die een
verwaarloozing van je ziekte moet na zich
slepen. Ik ben zeker dat ik je zal herstellen;
ik stel veel belang in uw geval en heb veel
moeite en kosten. Gauw dus! Betalingen
kunnen gedaan worden per aangeteekende
brief, postwissol of wissel betaalbaar aan
dr. J. W. Kidd".
Wat een aardige man toch om het z'n
mede-Christenen zoo gemakkelijk te maken!
Maar ik doe het toch niet.... en breng duzu
correspondentie alleen ter algemeene kennis
om lichtgeloovige landgenooten tegen die
Amerikaansche philantropen te waarschuwen.
* - *
Als deze brief het licht ziet dan heeft (den
12 Februari) onze algemeen geachte Stations
chef C. G. de Kok, van wien ik hut voorrecht
had voor eeuige jaren in dit blad eene be
knopte levensbeschrijving te geven, het feest
zijner 40jarige ambtsvervulling gevierd. Bij
die gelegenheid werden den
aclitenswaardigen man, zoowel van de zijde der ambtenaren en
superieuren, als van die der burgerij (waaruit
zich eene commissie van 30 notabelen met
den burgemeester aan het hoofd had
guvormd) zooveel bewijzen van waardeering
geschonken, als maar zelden aan een amb
tenaar die in zulk een moeilijken dienst zijn
plicht met nauwgezetheid vervult, is ten deel
gevallen.
* *
*
Een ander jubilaris (ook al een gesigna
leerde" in dit bladj deheer K. K, van lloü'en,
herdacht dezer dagen zijn dertigjarig jubilee
als drukkerspatroon en hij ondervond bij die
gelegenheid eveneens veel blijken van waar
deering. Die hij van zijn personeel ontving
beantwoordde hij op de hum eigene, edel
moedige wijze, door voor elk zijner werklieden
eene gratificatie te deponeeren, wulku hun
in staat zul stellen dezen zomer, gedurende
een driedaagsch verlof met behoud van
tractement, een reisje met familie te gaan
ondernemen.
4r -*
Mijne gesignaleerdcn" maken het over 't
algemeen vrij goed.
door W. GEAADT VAN
[zijn vele oorzaken, ethische,
aesthctische, of zoo men liever wil ekonomiesche,
die óns geslacht hebben gemaakt tot een
individualistiesch. En het eerste gevolg van
ons individualisme is het overwegen der
persoonlijke lyriek in onze kunsten. Er ziju
weinigen onder onze kunstenaars, en vooral
onder de dichters, die niet voor lang of voor
altijd in hun.individualisme blijven bevangen.
Vooral onder de dichters, want zij zijn het
meest meegaande, het gauwst en het sterkst
beïnvloed. De zwakken ouder ons jongeren,
voor wie de geweldige woeling, de groote
MI immuun u i nu M m n i m
je weg! bedel volk ! zigeuners! vagebonden!
Wat ? Honger ? Brood ? We hebben
zelf niks te vreten ! loop naar den duivel !!"
Zonder iets te zeggen trok het drietal af
en sloop vlug de poort weer uit.
De mannen liepuu den boschweg, die be
neden naar het dal voerde, maar de vrouw
volgde langzaam, aarzelend, met loome
schreden, af 011 toe nog verlangend omkij
kend, 't Kleine kind op haar rug begon jam
merlijk te schreien. Toen hurkte ze neer aan
den wug, schoof den bundel van haar rug
naar voren, sloeg haar rok er om heen, suste
en wiegde 't kind zachtjes hten en weer.
Ze staarde duf-onverschillig vóór zich, du
wind blies door haar dunne voddige kleurun,
de vaal-roodu doek gloed van 't hoofd in
den nuk.
Pst: Pstt:"
Ze hoorde niut.
Pst! Pstt.'"
Daarboven bij den afgebrokkelde!! muur
stond een gustalte on wenkte. De vrouw
richtte zich op, keek schuw rondom zich...
daarop sloop ze haastig naderbij.
't Was een groote stevige boerennieid, die
haar geroepen had en nu na links en
rechts uitgekeken tu hebben van onder
haar omslagdoek een stuk droog bruin brood
tevoorschijn haalde, du1', ze haar snel toereikte.
Daar , daar heb je wat!"
Dankje ! Dankje !'' murmelde de vreemde
vrouw en boet dadelijk met graagte in 't
harde brood ; een windstoot woei de vlekken
zwart haar over haar gezicht en mond met
de witte tanden. Uu ! ! zóó koud! arm klein
kind heeft koud '."
Met een onbeschrijfulijku uitdrukking ble
ven de oogen der boerenmeid op hot kleine
schepseltje rusten. Plotseling rukte, ze den
grooteu omslagdoek, die haar omhulde, van
du schouders un wierp dien over 't kind.
Oh ! !" De vreemde lachte blij en gruup
do hand der meid.
Goede vrouw '. hee-l goedu vrouw !" wees
eerst naar zichzelve, toen op du andere,
daarbij beteekenisvol met 't hoofd knikkend :
Ach, goede vrouw nog zoo jong, zal ook
gauw klein, kindje hebben .'... God zegene
haar!"
De andere sidderde onwillekeurig, knikte
stilzwijgend en bleef onbewegelijk de vrouw
naturen, die haastig het bosch inliep en in
du avondschemering achter de struiken ver
dween. Even zag ze nog den rooden hoofd
doek doorschemeren eu boorde ze van uit de t
verte het klagelijk geschrei van 'u kiuder- [
stemmetje ...
Jezus Maria !" liet meisje bij den muur
rilde als door innerlijke ontroering en drukte
du lippen vast op elkaar.
veldslag dezer tijden niet anders is als eeJl
verbijsterend visioen, welks beteekenis zij
vruchteloos trachten te doorgronden; deze
teere en steeds-droomende geesten welke de
reëele glans der wereld pijnt en verblindt; zij
zijn het die het zekerst dwalen naar die my
stieke duisternissen van het individualisme
waar zij hopen vertroosting te zullen vinden.
Zij kunnen het leven niet aan, zij durven
niet te zien, bij het eerste angstvallige schou
wen wenden 'dj zich af in smart en vertwij
feling. Niet de rust der overwinning zouken
zij, maar de berusting, de gelatenheid der
onderwerping. En du sterken wenden zich af
uit verachting.
De jonge dichters droomden van een rustig
schoon of een trotschu glorie hunner inner
lijkheid. Wat zij in den chaos buiten zich
niet zagen en waanden ook nimmer te kunnen
zien, dat zochten zij in zich zelf. In eigen
ziel zonden zij het diep-ve.rlangde vinden, het
stabiele schoon, du groote kracht, de god
heid zelf.
Maar wat hebben de meesten govondm?
en wat hebben zij in hunne isolatie geschapen?
Onze quasi- diepgevoelde, intens-iïoorleefde
smarten, wat hebben zij in ons gerijpt? Als
kinderen hebben wij gewild wat ternauwer
nood du grootsten der menschen in oprecht
heid kunnen, zich zelf schouwen. En in dwaze
zulf-verheerlijking en aanbidding hebben wij
ons geëxalteerd tot die ijdelste! en mcust
inhoudslooze ziels-uiting, tot dit jammerlijk
ridikule steimnings-gedaas der moderne lyriek.
Wie hebben de groote echte lyriek
bogrepen? Xiutzij die in hun zolf-schouwingslechts
vonden wat hun ijdele en voorbarige begeerte
wilde vinden, hut eigen schoon en opper
machtig Ik. Xiet die zeer-gevoeligen wier
armelijke zwakheid zich verborg achter de
gansch fictieve schoonheid hunner subtiele
sensaties. Niet het zottu heir onzer zichzelf
beminnende, bejammerende, vertroostende,
louterende, verzaligende, verdoemende lyrici.
De groote lyriek wordt in ons geboren
wanneer wij onze zelf-verdwazing overwonnen
hebbun. Wanneer wij. in het eigen zelf schou
wend daar weer terug vinden die wereld van
geweld en strijd die wij eerst schuwden of
verdoemden. Wanneer wij, die droomden,
ontwaakten en hut zijn leerden aanschouwen
door onze ziel heen en onze ziel door hut
zijn. Want dan zal, hoe fel ook ons Ik. be
wogen worde en hou hevig ons Ik zich nüe,
(hu uiting zelf toch het individueel nietige
niet meer omvatten, maar voor du
munschheid openliggen als een 'apokalyps van het
groot gebeuren der wereld.
Xaar het mij voorkomt heeft Graadt van
Roggen de groote lyriek, do wereld-lyriek,
nog niet gevonden, lij wil het groote. hut
wijde, het algemuene schouwen, maar te zeer
bevangen in zijn quasi-mystieke zelf-bogo.erto,
ziet bij slechts zuiden moer dan liet kleine,
enge, persoonlijke, liet is zijn verdriet, /..'ju
ontroering, zijn wijshuid die wij vinden in
zijn verzen en daarom laten zij ons onbe
wogen. Kan liet ons schelen of een dichter
klaagt over ziju s:narten of zijn vreugden
zegent, zoo het niet in waarheid des menschen
smart en vreugde is die hij uit? De ziul
der menschheid hebben de dichters
uittebeeltlen.
Graadt van Roggen is nog bevangen in die
banale mystiek waarin de meesten onzer oen
deel hunner jeugd verdroomen en verdazen.
Hij is vol vage en naïeve verlangens naar het
reine, ware, schuine. Hij wil rein gaan
door dit zondig leven." Hij wil goed zijn,
hij wil een hooger luveu," hij veracht de
stof, hij bidt:
doe mij het lichaam haten als verderflijk
wijl h;t mij innerlijke vrede rooft.
Eu hij is goed, hij is sereen; eens zelfs
treedt'zijn ziel in opperste vorreining.'
En toch, wij apprecieeren zijn deugd niet,
laat staan de Deugd. Hij lijdt en draagt en
duldt klaarblijkelijk zeur veel, maar wij hebbeu
niet 't minste meegevoel; hij philosophecrt
over diepe en wijze dingen, maar het
inturus
ItllMIIMmHIHIMMIUIIIHItMIIMMIIIMIMIItHlllmUIMIIIlnlIMltllMllttllllll»
Dat was Barbara Iloltzer, de meid van den
Pfalzerhof, die daar in den lentewind buiten
stond eu voor zich uit staarde. Uaar jeugdig,
bruin verbrand gelaat was smal en ingeval
len, geen kleur was op haar wangen ; om
haar mond lag een trek van verdriet en
koppigheid, iu de diep-donkere, groote oogeu
een angstig vragende blik.
Toen Barbara 'n jaar geleden bij Simeon
Pfalzel in dienst trad, had ze er heul anders
uitgezien. Vlug eu met blozende wangen had
ze toen de kippen achterna gejaagd, zingend
de koeien naar het v el d gedreven; dartel
huppelend was ze op haar bloote voeten het
steile pad naar du Kijll benedon op-en-af
geloopen met de watertobbe op 't hoofd of
de volgepakte mand op den rug. Ze had er
altijd wul wat ernstig uitgezien voor 'u meisje
van twintig jaar, on koppig was ze als kind
al geweest; geen wonder, als men geen vader
of moeder meer heeft en van klein af
tusschen vreemde mensclien opgroeit, die zich
nauwelijks om ju. bekommeren, 't Lachen had
ze. toch niet verleerd, toen . . .? maar nu was
dat uit heeleniaal uit!
Barbara drukte da handen stijf tegen du
borst en zuchtte diep... Alles uit! Zou 't
niet 't beste ziju als zo naai- benedon liep eu
in di! Kijll sprong? Die bruiste en schuimde
nu zóó ! . . . Wanneer ze haar oogen dicht
kneep 011 er midden in sprong, was 't water
diep genoeg om er in te verzinken mot
al haar leed un nood ! . .. .Maar noen ! neen !
dat zou een gruwelijke zonde zijn ! De pastoor
had haar immers guluerd : Gij zult niet
dooden !"
Bah ! wat gaat 't in e eigenlijk aan, wat
diégezegd heeft !"
De eigenzinnige trek om Barbara's mond
werd duidelijker zichtbaar, met ongeduldig
gebaar streek ze do blonde haarlokken van
het lagu voorhoofd.
Als ik sterven wou. zou diu 'r me niet
van weerhouden, en geen bijbel en geen kerk!
Wat daarna komt, weten wuniutonal moest
ik in 't eeuwige vagevuur dat kan niet
erger branden dan die pijnen hier!" Met du
vlakke hand sloeg zu zich op de borst: Ja,
hier ! . . . hier .'. . ."
Tranoii glinsterden in haar oogen en terwijl
ze weer voor zich uit staarde, vielen ze in
groote druppels langs haar blueke wangen ;
maar haar lippen plooiden zich nu tot 'u
glimlachje eu ze vouwde haar handen saam:
Maria, moeder Gods. gezegende onder du
vrouwen, vergeef me mijn zonde! Ik ben
slecht geweest, maar in mijn angst un ver
driet is 't toch alsof ik 'n gruotu vreugde
voel ... Ik zal niet meer zoo allén on zoo
eenzaam zijn : ik zai iets in mijn armen heb
ben, wat van mij is... mij toebehoort...
seert OHS niet. Waarom niet? Omdat het
nog Graadt van Roggen is die verlangt en lijdt
en schouwt, en niet de wereldziel die uit
hem leeft.
Wanneer wij in 't stadium onzer
metamorplfbsen zijn waarin thans Graadt van Roggen
schijnt te leven, zijn onze verzen over 't al
gemeen slecht. Want alleen echte, forsche
gedachten en visies vinden du zuivere taal
die hem kan uiten. Zijn onze gedachten
grootenduels banaal en onoorspronkelijk, onze
taal zal het in den regel ook zijn. En zoo
is 't ook wiet te verwonderen dat wij iu dezen
bundel verzen tugekomen, en zeer talrijke,
als b v.:
Zooals een aiel verglijdt uit 't droeve aardsche
Bleven,
Met zachte melodie zit-h naar den hemel 3tuwt.
of:
Ik kende uw liöfde niet en twijfel was mijn doel."
of:
Mijn liefste kind, wilt toch gedachtig wezen
Dat reinheid wel d» hoogste schoonheid is."
Een zin, misschien van pa.s in den mond
van ee,n eenigszins bejaard paodagoog of een
propagandist voor Ruin J.even" maar diu
ons iji een gedicht hindert als een
suntimeiiteele phrasu.
Maar nu i^ hut verwonderlijk hoe deze
dichter toch bijna doorloopond schrijft in
een taal die ver boven de door haar
verklankte gedachten stait. Door de aanstel
lerige artisticiteit onzer meeste lyrici is
hij weinig beïnvloed. Wel zijn er enkele
uitzonderingen zooals 47 en 21 waar hij zich
opschroeft tot de bijzonderheid van een
upto-date proza-poëem, maar als regel zyn zijn
woorden gewoon, zijn zinnen simpel en
strengrythnüsch gebouwd. En dit maakt hun
dikwijls schoon un sympathiek. Deze verzen
hinderen zelden door hunnen vorm; zij
konden allen goed zijn als Graadt van Koggen
maar voeldu wat du groote lyriek is. Of
liever als hij 't maai1 goed wist, want hij
voelt- 't wel degelijk, getuige de volgende
verzen :
,.Toen uit de onbewustheid van de eerste
Kn blanke levensjaren kwam gestegen
De liefde...."
en:
Zoo stil. zoo wceningloos,
Zoo zonder khu-ht noch tranen
Zooals een vrouw soms is
Die moodor Nonli'ii gaat.
eu dit zeer schoono :
O lïoOi-nen, ruisr-hende in den nacht,
Wat staat ge in uw doode pracht
Zoo rustig-schoo:te ;
Wat staart ge met verstard gezicht
stilpeinzend in 't maue-licht,
Koclomvloeiend uw krone?
(!-raadt van Roggen zal wel. als de meest
moderne dichters, bij do lyriek blijven staan.
Van harte wensch ik hem dan toe dat hij
de echte, de algeiueene moge bei eiken; en
ook een dieper, echte mystiek. Want dan
alleen zul hij zijn taal zoo schoon kunnen
maken, en voortdurend, a?s zij thans
slechts in enkelen zijner verzen is.
De
Jïh'gii'ïn van YICTOIÏDE MEYERE. Uit
gave van H. van Komburgh te Utrecht
un P. J. van Mulle te Antwerpen.
Van den Vlaamschun dichter Victor de
Meyore, die reeds een bundel eerste gedich
ten" en een drama in verzen" Gunlauy en
H el g a, de wereld inzond en die ? volgens
een voorafgaand berichtje weder een bundel
nieuwe gedichten" en een roman Burgers
van Pullaer" iu bewerking heeft, van dezen
jongen sympathiekun Arbeiil-redactour, die
zoo menige bladzijde van dit tu vroeg gestorven
tijdschrift vulde met degelijk proza en mooie
ver/en, is een bundel gedichten verschenen,
De Avon'dgaarde", een klein bundeltje van
Als Itij me niet trouwen kan ... niet trouwen
wil ..." zu knarste op haar tanden un haar
oogen vonkelden dan moet hij 't laten! Ik
heb dan m'n kind, dat hub ik, dat kan nie
mand me afnemen . . . en ik zal 'r zóó blij
mee zijn ! . . ."
Zu wierp 'i hoofd in dun nuk en ging terug
door de poortdeur, die zeinut een harden slag
toosmeet.
Mut langzame, loome schreden liep ze naar
het huis. 't Was reeds duister op de deel; van
't dorp klonk zwak't gelui van de avondklok.
Barbara sloeg 'n kruis un stiet Je lage kamer
deur open: Geloofd zij .Tuzus Christus!"
Simeon Pfalzel en zijn vrouw mompelden
nauwelijks hoorbaar dun wudergrout. Alleen
de jonge boer, die aan 't hoofdeinde van du
tafel zat, antwoordde hardop : In eeuwigheid,
amen !" Maar hij keek daarbij de binnen
komende niet aan en ook zij hield haar blik
stijf op den grond gericht. Zwijgend zotte ze
zich aan tafel en doopte haar tinnen lepel
in de aarden schaal met karnemelk; zu at
met graagte on du in hun schil gekookte
aardappelen, die voor haar plaats op de tafel
lagen, waren in 'n ommuziun verdwenen.
Er werd guun woord gesproken. De twee
ouden zaton mot stuursche gezichten toe te
kijken naar hut haastige, bijna gulzige eten
van Barbara, terwijl do boerin met duidelijk
merkbaar wantrouwen haar blik vestigde op
hot figuur van haar dienstmeid.
Du zoon des huizes, do mooie Lorciiz, schui
felde onrustig op zijn stool heen eu weer,
word telkens rood of bh'ok. Zijn hand trilde
zóó, dat de karnemelk van zijn lepel morste,
uur die zijn mond bereikte. .Hij kuchte
en bij 't opscheppen stootte zijn lepel tegen
die van de meid aan. . . Hoe verzon die
Barbara 't toch? Ze zat daar weer zoo onge
geneerd ! . . . waar had zu haar omslagdoek
gelaten ? Die dood zu anders nooit af, van
wegu haar zware verkoudheid !" . . . en nu
had ze hum niet om! Onder tafel zocht zijn
voet den hare en met waarschuwunde.ii druk
zette hij zijn zwareu lederen schoen op
haar vout.
Zij hief haar hoofd op uu keek hum strak
a;m. liuar bleek gelaat zag er in dt.> scheme
ring nog valer uit. onder haar oogen tee
kenden zich donker-blauwe kringen ... Huere
Jezus! wat zag zu er uit!
De jonge man voelde zijn hart hevig
bonsuu ... o ! al.s ze maar zweeg ! . . . Met vadur
was er geen schertsen uu als Anna, de dochter
van dun rijkeu pachter van den Ramstoin er
's achter kwam... Die was te Trier bij de
nonnen op kostschool geweest, 011 eerst
onlangs thuis gekomen . . . on zóó vroom eu
preutsch... Dio zou dan -tellig niets moer
van hem willen weten! En hij had toch veel
nog geen 80 pag., maar in die weinige blad
zijden verborgen houdend een schat van mooie,
innige gedachten, uitgezegd in zuivere klanken
en droef- gedragen melodie :
Uw lied, waarin 'k gesteag iets w*dervind
van u : een simpeL woord, een zochten lach."
??,- *
Men heeft het in dezen tijd zoo gauw
over een gebeurtenis in de litteratuur" ; ach,
?iiiiiiimmtiiiiiiiiimitrittitiiiiiimmiiiiiiimmiiiiiiiiiiimltiiitHilltiM»
40 cents per regel.
mnitiiiiiHiiiiimmmmmiiiitiirtiimitHitrMiftrftiHiffiHiiililllilllHM
P1H)\OIA. PHOAOLV. PMWV.
De PHCKXOLA overtreft alle bestaande
pianospeelapparateu, omreden zij' een om
vang heeft van
72 tonen. (An
deren slechts
58 a (15 tonen).
Verder kan
men de melodie
tegenover de
lifgeh-aitiig
laton uitkomen.
Alleen de
PHONOLA is in staat te garandeeren, dat de
pianostukken van haar repertoire onarewyuigd,
«lus niet verminkt zijii. Prijs ? .ïO .
liitsliiit.'iid te zien en te hooren bij Mij.
l'IJOXOLA W. "XAKSSKXS, Passage 14, 's Hage.
Hoofdagenten Piano's SCIIIEDJIAYEK & FEUKICII.
Piano-, Orpl- ei
l i:\UOO* «fc
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS enPIANLNO's in Koop en in Huur
Repareeren Stemmen Ruilen.
Xaar men ons mededeelt zullen de
zoo welbekende Scliaerwuijdcrbosscheu
yelegun iu de onmiddellijke nabijhcil
van het station der Xederl. Centraal
Spoorweg-Ma at jt'hai)pij geëxploiteerd
worden tot Villapark.
]Joor het iianloirgcüvan een 2D M.
breode boulevard v.<\\ tevens een zeer
mooie en korte verbinding tot stand
komen van het dorp Zeist naar het lluii
ter Heide, Amersfoort, Bniirn etc.
Dit nieuwe park, waarvan den aanleg
iets grootsch belooft, zal zoowel voor
Zeist als voor de vele familiën welke
zich steeds meer en meer te Zeist ves
tigen een groote aanwinst zijn.
CHOCOLAT-VKEN
JBTBTPE''
LE PLUS DELICIEUX
CII0COLAT POÜR CROQUER.
iiiiiiiiiimmiiii
geld noodig vél geld zelfs hij had
genoeg van dat zich afslooven 011 afbeulen
hij was immers de mooie Lorenz! Vervloekt
schuw gloed ziju blik afwisselend van xijii
moeder naar het meisje, en in zijn oogen
glom een zonderling mengsel van bezorgd
heid en haat, vrees en hartstocht... Als
Barbara maar eerst weg was . . . weg moest
ze, tot eiken prijs maar waarheen V Geld
kon hij haar niet geven, vader hield hem
zóó kort ! Werken, moest hij als '11 knecht un
hij bezat geen pfennig! Dat moest anders
worden! Ongeduldig trok de knappe jongen
aan ziju zware snor en woelde met zijn lin
kerhand in zijn krullebol. Als zij maar eerst
weg was! En toch... als hij haar daar zoo
zitten zag met 't blonde hoofd voorover ge
bogen on die donkere wimpers op het bleeke
gelaat, dan schoot 't bloed hom naar hot
hoofd, t Liefst had hij haar dan in zijn sterke
armen willen sluiten en haar zoenen ...
zoonon op die vast opuun gukloiude lippen, tot
diu open waren . . . on haar dan wegstooto-n!...
O! Zij was do steen dus aanstoots op zijn
levunswug, zu moest weg !
Mot een vloek stond do jonge man driftig
op en wierp zijn lepel op tafel.
Wat is er ?" vroeg de moeder, beu ju
klaar met eten ? en waar ga je heen?"
Waar zou Lorenz anders hoen gaan?"
muusmuilde du oudu Simuon, terwijl zijn
perkamontachtig gelaat zich iu ontelbare plooien
vertrok, natuurlijk naar don Rarnstein, om
Anna 't hof te maken ! 't Wordt tijd, dat ur
wat van komt! we, hebben goid noodig ia de
boerderij ! . . . Wat ? . . . zui je wat, Harbu ?"
Hut meisje had zich met 'n onderdrukten
kreet opgericht en schreed, naar du duur ; nu
koorde ze zich half om : ..N'uun, boer, de
koeien brullen ... 't is voertijd." Haar stem
klonk toonloos, maar toch met iets als eun
ingehouden mokken ur in. ..'t Is tijd dat
ik ga."
Ja, dat geloof ik ook !" De boer lachte
spottend en stiet zijn vrouw met den elleboog
aan. Zeg ero.Ls, meid, hoe gaat
'tmetjevurkoudheid? ju hebt van daag geen dook om!
Je doet beter met 'r een om te slaan ... Ik
wou je mutooii zoggen, dat je met den eersten
Mei weg kunt gaan ! zulk liederlijk vrouw
volk wil ik niet in m'n huis hebben. Heb
je 't verstaan?"
Barbara gaf geun antwoord; ze stond als
verlamd iiaet de armen slap neerhangend.
't Was zoo stil iu het duistere vertrok, dat
het tikken van de muurUok geweldig luid
klonk. Niemand bewoog zich. Du boor stond
met ziju vereelte hand op de tafel geleund,
zijn vrouw streek half verlegen haar gekreukte
schort glad, terwijl du zoon aan zijn snor
draaide. (]]'ordt