Historisch Archief 1877-1940
No. 1390
DE AMBTERDAMMER WEEKBLAD TOOI KEDERLAKD.
'Goedkoop Volks-Sanatorium.
Na de publicatie van het opstel van
dr. Middelburg en mij in de Groene" van
13 September j.l. hebben wij van velerlei
en van zeer geachte zijde betuigingen
van adhaesie ontvangen, maar ook op
merkingen van ongeloof in de mogelijk
heid van ons plan gehoord.
De eersten nebben ons er toe gedron
gen om tot de (kleine) 3000
collega'smedici in ons land een verzoek om steun
te richten, omdat wij zoo gaarne gezien
hadden, dat wij tot het nemen van deze
weinig kostbare proef- (als de bouw en
de exploitatie van ons
ontwerp-Sanatorium is) door de collega's in staat waren
gesteld.
Hoewel enkelen zeer loffelijk
geldtoezeggingen hebben gedaan, gold bij
de allermeesten het zeker te billijken
bezwaar dat dergelijke inrichtingen door
leeken-menschenvrienden moeten worden
gesticht, niet door de medici, wier werk
kring toch reeds voor een groot deel
van zoo philanthropische aard is.
De betuigingen van ongeloof in het
welslagen, die meestal kwamen van de
zijde van hen die bij de bouw van de
bestaande sanatoria blijkens eigen erken
tenis hebben gefaald, zijn eveneens te
billijken, omdat wij sedert den 13 Sept.
j.l. verzuimden een uitgewerkt ontwerp
of schets te geven.
En nu van neutrale zijde (dr. Burger
in het Tijdschrift van Geneeskunde van
16 Januari j.l.) ons plan om voor slechts
? l per bed en per dag een
Volfcs-Sanatorium te exploiteren" als optimistisch
wordt aangeduid, menen wij niet langer
de oorzaak er van te mogen zijn dat
wetenschappelijke menschen veroordelen
zonder te weten wat wij bedoelen. Daar
om wil ik thans het ontwerp der
huisdag X 70 X 365 4/1.10 per K.G.
Bqter 100 gram per pers. per
dag X 70 X 365 a ? 1.20 per K.G.
Brood 400 gram per pers. per
dag X 70 X 365 a ? 0.10 per K.G.
Eieren 20 per dag, alleen voor
zieken, a ?0.05
Melk (ondermelk of karnemelk)
l L. per pers. per dag a ?0.03
Vet of reuzel 70 gram per pers.
per dag
Kruideniersw. (erwten, rijst, enz.,
waarbij betrekkelijk veel
luxezaken)
Groenten, aardappelen
Cokes (voor centrale verwarming)
ongeveer 4 wagons
Verlichting (gasoline of petroleum)
Wasch (2 waschvrouwen, vuur,
zeep)
Salaris 4 verpleegsters
Salaris huishoudster
Salaris keukenmeid
Salaris werkvrouw
Salaris pomper, bedienaar der cen
trale verwarming
Keparatiën (l pCt. van 30 mille).
?
7026.
3066.
1012.
365.
767.
1609.
1800.
730.
500.
300.
900.
1200.
300.
250.
260.
365.
300.Totaal
. ? 20740.
Plaatsen wij hiernaast de cijfers die
Loebisch (in Eulenb. Encycl. Vil, blz.
296) geeft voor de hoeveelheden, nodig
om een gezond mensch in evenwicht te
houden:
250 gr. vleesch 9.00 gr. N.
400 brood 5.12
70 zetmeel
70 eierwit 1.52
70 vet, reuzel
70 boter 0.27
10 zout
2100 water
31.30 gr. C.
97.43
26.05
5.99
67.94
3000 gr. voedsel met 15.91 gr. N. en 228.72 gr. C.
in 24 uur,
dan zien wij dat ons voedings-ontwerp
aan de patiënten een flinke overvoeding,
ja een zekere luxe, wil bezorgen. De
verschillende portie's zijn ruimer
bere\
\
Sta
?
iftzaal
IÜft rak d a 'j
twtnret
XStrrJi
/kamtS**
l
1
itedB L
rtr
Pi
-»
"7
Lv^r
ntét
j
?te*/
a
|(Sj
t
JSejantjnnd.
j
t»
Stat
Waraa
jixaa?
r M*>A ,
Ó<L'S
pomp.
Zusters
kamer
l'"
1 '/a t ft Aul 'a
Ei
Hfcixif
I'
Tfe
? :
acatf
ZiekenzaeU
4*10
Zlete
Wan
rtzaai
nda'j
Xamer
1 J,»**
^
3Eay
f
ta '
[
3 ' U~T
1
Het schetsontwerp is hier voor een deel weergegeven, het andere gedeelte [dat meer de
finesses van bouwen bevat, is kortheidshalve weggelaten. Bedoeld zijn allereerst 2 zalen,
boven elkaar (mannen- en vrouwenafdeling), van 30 X 13 (kan ook 30 X 9) M.; aan de
beide lange zijden (30 M.) worden ieder 15 bedden geplaatst; op 2.5 of 2 M. van die wand
wordt een schuifgordijn gehangen, 2 M. hoog (de zaal is 4.5 M. hoog) om de bedden aan
het gezicht te onttrekken, zoodat de overblijvende zaal van 30 X 8 (of 5) M. en 4.5 M.
hoog gelegenheid geeft om er tafels te plaatsen voor de etensuren (IVj uur ontbijt, % uur
diner, % uur souper); aan n korte wand (13 f 9 M.) worden waschinrichtingen aange
bracht. Ventilatie geschiedt het best door openslaande onder- en naar binnen-kleppende
bovenramen, aan de 4 zijden, zoodat men de niet-wind-zijde opent. Men bedenke bij deze
inrichting der zalen, dat de verhoudingen van een gasthuis/aal kleiner zijn! en dat boven
dien de patiënten van een Volks-sanatorium den gehelen dag buiten liggen of wandelen
behoudens de 19i etensuren. Rondom het gehele gebouw zijn overdekte ligwarandes zoo
boven als beueden, aangebracht, met een breedte van 2.8 M. ledere afdeling heeft en
zusterkamer, douches, privaten, en ruimten om de dagklederen en de reisdekens gedurende de
nacht te ventileren. Over dag is er geen patiënt in de zalen, behalve, op de etensuren,
daar er voor de <(/<Wi)'£-bedlegerigen twee ziekenzaaltjes (ieder 4 X 10 M. en ieder voor 6
bedden) zijn bestemd, iedere afdeling (mannen of vrouwen) met een zusterkamer; om dit
gebouwtje zijn eveneens 3 warandes om sommige patiënten. te kunnen isoleren (ligwarandes
kunnen er niet te veel zijn, daar de patiënten steeds buiten zijn en de wind in ons land
dikwijls wisselt); de 1ste tage dient voor personeel, droogzolder en bergplaats voor patiën
tengoederen. Aan deze ziekeninrichting sluit zich de keuken aan (in de trant zooals te
'Laren) met een afzonderlijke spoelinrichting voor vaatwerk. Centrale verwarming door
warm water (kan door ieder arbeider bediend worden; voor stoomverwarming is een
machinist nodig) met gladde geleidingsbuizen in alle zalen, alsmede waterleiding voor
closets, douches en waschinrichtingen.
houdelijke begroting en het bouwplan
zelf in schets publiceren. Indien het de
critiek der deskundigen doorstaat heb ik
de .gegronde verwachting ons ontwerp
eenmaal als proeve van goedkope ver
pleging der lijders aan tuberculose te
kunnen uitvoeren, of' althans de vol
doening van opgewekt te hebben tot
beperking der geldelijke offers bij de
bouw en de exploitatie van een volgend
Sanatorium.
Stellen wij het aantal patiënten op 60,
het personeel op 8 a 10*), zoo i s er voor
ongeveer 70 menschen per jaar
benoodigd aan:
Vleesch f) 250 gram per pers. per
*) Het betrekkelijk kleine personeel (ge
woonlijk is in een' sanatorium voor gegoeden
een personeel noodig, dat meer dan de helft
van het aantal patiënten bedraagt!) is geba
seerd op het gebruiken van de werkkracht
van sommige beginlijders, voor wie eenige
arbeid (kopjes wasschen, bedden opmaken
enz.) zelfs nuttig kan zijn.
t) De portie's van ieder voedingsmiddel
heb ik gewogen en bevonden, dat de hoe
veelheden meer bedragen dan n patiënt
keu gebruiken.
kend dan die, welke te llelleudoorn of
te Laren worden verstrekt.
Dr. P. ( HandehUud) wiens geloof"
omtrent ons exploitatie-plan nu in een
weten k;ui veranderen, moge dus sreru.st
zijn dut wij ALMOKMINST OP DE VOKDIXU
willen bekrimpen. \Vèl beoogen wij dit
te doen op de dure exploitatie van /eer
kostbare en /eer veel brandstof en voel
personeel behoevende machines en ge
bouwen.
Bovenstaande cijfers der voedingsmid
delen zijn zeer mint genomen, zoodat wij
werkelijk nog een post onvoorziene uit
gaven en salaris voor een medicus /ouden
kunnen uittrekken, van de door ons
eerst genoemde som der exploitatie-be
groting van ?21,900.?(60 patiënten X
f l?K 365).
Men ziet dus, dat wij voor de som,
die Oranje-Nassaus's Oord (met l i.),)
patiënten van alle standen ter juarlijksche
exploitatie behoeft (/" 102,201).?) ongeveer
5 X 60 300 patiënten, mits i«/mlijders,
kunnen behandelen; de voeding /al er
iets minder goed zijn dan die van
OranjoJSassau's Oord, maar ruimer dan die te
Hellendoorn en Laren \vor-!t verstrekt;
de gebouwen en machine-materialen
zullen in ons geprojecteerd sanatorium
zeer veel eenvoudiger zijn.
Moge de gemeenschap", nu wij op
deze wijze willen exploiteren, spoedig
geneigd zijn voldoende middelen te
verschaffen."
Ik verwacht althans dat er nader, met
uitsluiting van klein-nederlandsche
personenquaesties en geyoeligheidjes.in het
brein van alle medici (als raadgevers
van onze philanthropen) plaats komt
voor deze liberale opvatting, dat er
naast de bestaande sanatoria nog ruim
schoots plaats is voor een of meer goed
kope sanatoria voor behoeftig en.
HAENTJENS.
Putten (Veluwe), Pebr. 1904.
llfnillllllMIIIIMIIIIItllllllMIIIIMIIIIIMIIIIIMMIIMIIIIIIMMIIIIIIIIIMIIIIIIIIHII
S. A. de Flines.
Al te voldoende, nichtje!" is lang bij
Amsterdamsche patriciërs eene spreekwijze
geweest, als zij spraken over een
overvloedigen maaltijd.
Al te voldoende, nichtje l"... Deze spreek
wijs gaat terug tot Vondel.
Bekend is het hoe hartelijk Agnes Block
voor den dichter is geweest, vooral toen
hij op hooge jaren was gekomen. Zoolang
Vondel nog kon uitgaan, at hij alle Vrijdag
middagen bij haar. Agnes zorgde dan altijd
voor iets bijzonders. Vondel, wiens matigheid
bekend is, zeide dan steeds: Al te voldoende,
nichtje !"
Agnes Block was bekend en vermaard om
haar bloemhof bij ^iieuwersluis, waar zij
zeldzame planten en vruchten kweekte, o.a.
ananas, die door haar in Holland bekend
werd. Op den eertten ananas in Holland
heeft zij de Staten van Utrecht onthaald, die
haar uit erkentelijkheid, een gedenkpenning
vereerden. Agnes Block was een tijd lang
weduwe. Zij hertrouwde met den zijdehan
delaar Sybrand de Jb'lines, weduwnaar, en
evenals zij uit den echten stam van Am
sterdam". Sybrand de Flines hield even veel
als zijne vrouw van de kunst en was ver
maard om het bloemteekenen. Dit kwam
hem te pas by het weven van bloemen in
de zijde. Want behalve handelaar was hij
ook wever. Joachim Oudaen heeft op zijn
huwelijk met Agnes Block een gedicht ge
maakt. Ook Vondel. Hoe kon 't anders, hij
de oom van haar, zoodat Sybrand de Mines
familie van den beroemden dichter werd.
Dit bruiloftslied is het laatste blijde lied
door Vondel gedicht.
De familie de Flines heeft zich tot in
deze dagen onderscheiden door kunstzin en
groote liefde voor Amsterdam, en handigheid
bij de nering, meegaande met den tijd. De
beste tradities van het bloeiend Amsterdam
der 17e eeuw zet zij voort.
Als zeer kunstzinnige leden van het ge
slacht heeft zich onderscheiden Philippus de
Flines. In zijne woning op de Keizersgracht,
waar nu Mr. Pijnappel woont, had hij een
vermaard kunstkabinet, waarvan de catalogus
"?in enkele bibliotheken nog bewaard wordt.
In de Haarlemmerhout had hij een buiten
plaats : fytaurnluiitt, thans bewoond en in hot
bezit der familie Buiige.
Een andere de Flines" is te Londen ge
storven en ligt begraven in de Holl. kerk
aldaar.
De liefde voor Amsterdam bij het geslacht
der De Flinessen is aan het einde der vorige
eeuw nog sterk gebleken bij het ijveren van
Adriaan Willein de Flines ter verfraaiing
en versiering der stad. Van hem kan men
met de woorden van Joost v, d. Vondel, zijn
meer dan oudoom, zeggen: Hij heeft zijn
vaderlijke stad ten eude voorgestaan !"
Deze Adrianus de Flines, wien de voorspoed
van Amsterdam na aan het hart lag, die
trouw bewaarde en in toepassing trachtte te
brengen de beste traditiën van het 17de
eeuwsche Amsterdam, warm in het ijveren
voor handelsbelangen, was de zoon van S. A.
de Flines, mede een oprecht Amsterdammer.
Ook dezen de Flines" gaat Amsterdam's
voorspoed na aan het hart.
Het is hem gegeven geweest de afgeloopen
week, Februari, den dag te mogen her
denken, dat hij voor 50 jaar optrad als lid
der firma Bukman en Sartorius. Deze halve
eeuws wake" is voor hem een dankbaar en
met voldoening terugzien geweest naar het
verleden en een trotsch staren op het heden.
Men heeft slechts het gedenkboek der zaak
Blikman en Sartortius door te bladeren, na
te gaan alle de verschillende en de beste
soort kantoorbehoeften bij de tirma verkrijg
baar, te lezen wat er over haar drukkerij,
binderij en linieerderij, over de electrische
beweegkracht, het maken van rubberstempels,
van de groote kantoorboeken, enz. enz. gezegd
wordt, om te ervaren hoe reusachtig de zaak
zich heeft uitgebreid, en hoe zij tot in <ie
kleinste bijzonderheden voorzien is van de
nieuwste vindingen,
De fotogranën, die het gedenkboek sieren, zijn
niet minder intressant. Vooraan het portret
van den jubilaris, den heer S. A. de Flines,
vervolgens: de voorgevel der zaak in 1&45, toen
op den Dam bij de Beurssteeg, later verbreed
en Beurstraat geworden; een rariteit op het
prentje is het melkmeisje, komende uit de
Beurssteeg; voorgevel aan den Dam en Beurs
steeg in 1868; voorgevel anno 1870; voorgevel
Rokin anno 1891; voorgevel Rokin 1904 en
de afbeeldingen van achtergevel, monster
kamer, engros- en winkelmagaz;jn,
copyboekenbinderij, binderij, snel-linieerderij,
zetterij, drukkerij, driekleurendrukkerij, enz.
Het gedenkboek is eene merkwaardige bij
drage voor de geschiedenis van Amsterdam,
en van Amsterdam's handel 'en nijverheid.
De firma Blikman en Sartorius drukt
sedert onheugelijke jaren de verkoopbiljetten
van huizen. Van het jaar 1820 tot heden
is, in een brand- en bomvrije kelder, van alle
biljetten meer dan een exemplaar aanwezig.
Alles is behoorlijk geregistreerd met bij voeging
van opbrengsten, enz. Menigmaal heeft deze
verzameling onschatbare diensten bewezen.
Sedert de heer de S. A. Flines chef der
firma is, zijn er meer dan 20 duizend ver
koopbiljetten gedrukt.
Van dezen S. A. de Flines die het 50 jarig ju
bileum herdacht, dat hij als lid der firma Blik
man en Sartorius optrad, staat in het gedenk
boek o.a. opgeteekend: daags voor hij lid
der firma werd, overleed zijn grootvader
Blikman, Chef en eigenaar der firma, en had
hij zijne beide kleinzonen S. A. de Flines en
W. M. Westerman tot zijne opvolgers in de
zaak benoemd. ??S. A. de Flines was toen 18
jaar. Op werkplaatsen als de stadsdrukkerij
had hij zich bekwaamd in het
boekbindersen drukkersbedrij f. Toen dan ook, kort nadat
hij lid der lid der firma was, zijn compag
non J. C. Sartorius hem door den dood ont
viel, had hij de bekwaamheid om de oude
zaak zij was in de eerste helft der 18de
eeuw gesticht en achtereenvolgens gedreven
door de hr. Dronsberg, .Neuhaus en Blikman
solide te houden, en te doen beantwoorden
aan de eisenen van den nieuwen tijd.
In 1872 overleed S. A. de Flines'compag
non : W. M. Westerman, en kwam de broeder
van den eerste, E. W. de Flines, in de zaak.
In 1899 werden beiden hofleveranciers van
H. M. de koningin. In 1892 traden de beide
zonen van S. A. de Flines, de heeren Adr.
Willem en Joh. S. de Flines mede als
vennooten op. Eerstgenoemde overleed in 1891.
Zijn plaats werd ingenomen door den jongsten
zoon, Jan de Flines.
Onder dat beheer heeft S. A. de Flines,
chef der firma Blikman en Sartorius, zijn
50-jarig jubileum gevierd als lid der firma.
Vele en hartelijke bewijzen van belang
stelling zijn den jubilaris op dien dag gebracht,
niet het minst om zijn deege deegelijkheid".
J. H. E.
UIT DE NATUUR.
LII.
Wat de jongeherten moeten weten.
(Vervolg).
De moeder kwam nader. Ik wilde haar niet
gaarne bang maken en door haar schrik met
een het vertrouwen van de kleintjes verliet
zen; daarom liep ik vlug op het hol toe, me
de jonge dieren achter mij aan.
Voor ik halverwege hun schuilplaats
tusschen de boomwortels was ge
komen, knapte er weer een takje,
nu veel dichterbij, een geritsel
snelde nader door de donkere
struiken, de hinde sprong in 't
licht; ze blaatte zachtjes en
tevreden toen ze den gevallen
boom weer zag, haar tehuis,
haar alles. Maar toen ze een
seconde daarop mij in 't oog
kreeg, stokte ze op eens haar
vaart; ze begon heftig te beven,
haar beide ooren vielen voor
over en wezen naar my, als
handen in wanhoop uitgestoken.
In haar oogen ligt angst, ont
zettende angst; daar staan haar
beide kinderen en tusschen hen
in de aartsvijand van haar ge
slacht, een mensch, een man,
die zijn beide handen op den hals van- haar
lievelingen heeft gelegd.
Haar lijf helt op zij, elke spier trekt "zich
samen voor de vlucht, voor den reddenden
sprong in het gebladerde, maar haar voeten
weigeren, vastgeworteld zijn ze in den grond.
Langzaam valt het trillend lichaam terug in
den e ven wichtstand, haar oogen blijven onaf
gewend in de mijne staren, de menschenreuk,
de vreeselijkste van alle boschgeuren dringt
haar neus binnen en weer wankelt het lijf
terug naar de dekking, maar de pootjes blij
ven vastgenageld. Ze kan niet weg, kan niet
gelooven dat alles, alles verloren is.
Ik bleef onbeweeglijk staan. In mijn oogen
trachtte ik al het meelijden te leggen, dat ik
voelde niet de arme moeder, maar op eens
barstte uit haar benauwde keel een wilde,
heesche, rauwe kreet los, de noodschreeuw van
het hert; meteen sprong ze terug in de
struiken.
Op die gil schokten de
hertjes omhoog alsof ze in
de pooten gestoken werden
en ze doken onmiddellijk aan
de tegenovergestelde zijde weg
in het groen. Maar de vreemde
takken en bladeren schenen
de jonge dieren bang te ma
ken ; ook schorre angstkreten
van hun moeder, die in de
nabijheid door 't bosch rond
vlogen; zij volgden met de
kopjes het voortijlend geluid,
hevige schrik sprak uit hun
oogen, uit de bevende lijfjes,
de wankele besluitelooze poot
jes; toen kwamen ze op eens
weer op mij toeloopen, drukten zich in wan
hoop tegen mij aan; smeekten mij om hulp,
zoo duidelijk als een smeekend kind dat
doen kan; en eerst toen ik bij ze neerkniel
de, ze heel kalm streelde, tegen mij aandrukte,
ze in mijn armen nam, kwamen ze tot rust.
In een kring om ons heen joeg de schreeu
wende hinde voort door 't bosch ; al maar
roepend in angst en smart. Telkens liet ze
even haar mooie kopje zien, met oogen vol
ontsteltenis, dan stortte ze zich weer met een
hoogen sprong in de bladeren; haar staart,
de witte lok vlag, stak steil omhoog, om liaar
kinderen den weg te \vij/,en, waarheen ze
moesten vluchten.
De hertekalfjes volgden de roepstem niet,
ze voelden zich veiliger bij mij ; hun oogen
waren nog niet genoeg geoefend om den
afstand voor een sprong te meten, hun ooren
om op 't geluid af de plek te vinden, waar
de moeder holde.
Zenuwachtig draaiden de lange oorenen hun
oogen vroegen angstig de mijne, wat dat toch
beduidde, die angst, va.i u u u moeder. Zij
wisten ook niet, wat d.' moeder vvist door
Nieuws
gierig.
treurige ondervinding, zij waren nog nooit
door honden voortgejaagd, hadden nog nooit
de geweren hooren knallen van den mensch
die nooit tot de dieren in 't bosch komt dan
om bloedig te wonden of te dooden; zij be
grepen niet, vertrouwden meer op hun jongste
ervaring dan op moeders listen, voelden zich
veilig en likten nujn handen.
De witte vlag wij at den weg.
Kalmpjes {aan voerde ik ze terug ?in hun
schuilplaats en stopte ze zachtjes weg achter
de bladgordijnen. Ze probeerden er weer uit
te krabbelen, ik drukte ze, streelend en met
zacht geweld neer, sprak ze fluisterend toe:
blijf nu zoet liggen, dadelijk komt moeder
bij je terug, zoet liggen blijven tot moeder
komt."
Ik voor mij geloof, dat de hertjes my ver
stonden ; natuurlijk niet de woorden, maar
de klank en de beteekenis, het ware gevoel
dat er in lag, want na een poosje bleven ze
liggen zooals ik ze neerdrukte en zooals de
hinde ze gelegd had, de kopjes op den grond.
Ze bleven mij nog aankijken met die onver
getelijke, wijdgeopende vragende oogen, toen
ik mijn handen heel voorzichtig geleidelijk
terug trok, en mij haast onmerkbaar zonder
schokken langzaam verwijderde van den
ingang van hun schuilplaats.
Daarop dook ik opeens weg, uit het ge
zicht van de dieren en sprong over den boom
stam heen. Om hun geen reukspoor te laten
waarop zij mij volgen konden, voor 't geval
ze weer te voorschijn mocht, n komen, stak
ik de beek dwars over en verborg mij even
in 't onderhout. Alles bleef stil in 't nest;
zoo snel ik kon, drong ik door de struiken en
klom tusschen de stammen door, tegen eea
heuvel op ; daarboven wist ik een plek, waar
ik een vrij uitzicht had op de beek, juist op
den neergestorten boom en de schuilplaats
van mijn hertjes.
De luide heesche angstroep, die tot nu toe
voortdurend door 't bosch dwaalde, verzwakte
allengs en verstomde kort na mijn verwijde
ring van het nest.
Ik wist dat zij mij rook en mij volgde,
misschien wel meende dat ik de dieren mee
had genomen; maar spoedig zou zij ook haar
jongen weer speuren en ze dan opzoeken. Ik
hield de struiken aan de beek scherp in 't oog
en zag het hert er uit komen, om een hoekje
kyken, voorzichtig de beek naderen, luiste
ren, snuiven, turen met uitgestrekten hals.
Zachtjes blaatte ze, daar week het groene
gordijn van scheerlingblaren en de herte
kalfjes kwamen te voorschijn. Op dat gezicht
sprong de moeder vooruit, elke lijn van haar
bevallig lijfje, elke beweging van den kop,
elk geluid dat ze maakte sprak duidelijk van
blijdschap, van groote vreugde over 't ge
lukkig einde van 't vreeslijk avontuur; ze
sprong om haar kinderen heen, bukte zich
over hen, tot haar hals hun ruggen aan
raakte, liet haar neus over de velletjes glij
den van snuit tot staart, van oor tot hoeven,
zoekend, speurend om te zien, te ruiken of
er ook wonden of letsel was te vinden en
om zeker te weten dat het wel zeker haar
eigen, eigen lieve kinderen waren, die ze
weer terug had.
De jongen vleidden zich tegen haar op,
zooals zij zich even te voren tegen mij had
den genesteld ; zij staken hun kopjes omhoog
en de stomme dieren vroegen ook haar om
kennis, om weten, naar de reden waarom zij
zoo bang had ge
daan, waarom ze
van hen weg was
geloopen, wat er
toch aan de hand
was geweest?
Toen te midden
van het geluk golf
de er opeens weer
een berg
angst
Voort door het bosch.
over de moeder, een mensehengeur woei
haar tegen uit de besmette struiken en met
een besefte ze de noodzakelijkheid om haar
jougen beter te leeren, opdat zij bij een nieuw
gevaar haar lessen niet weerzouden vergeten.
Met den staart omhoog, de witte vlag die
als een vlam den weg wees door 't duistere
van 't groote bosch, sprong ze plotseling op,
de struiken in. De hertjes stonden een
oogenblik verbluft, bang voor 't onbekende, dat er
nu weer gebeurde; daarop rezen ook hun
vlaggen omhoog en hun slanke pootjes volg
den dapper de leidster door de ruigten en
over de steenen van de open plekken.
En ik die daar verborgen stond te turen
en te luisteren, ik voelde spijt, alsof ik iets
liefs en goeds verloren had, dat ik nooit weer
terug zou krijgen ; ik zag niets meer dan wat
kronkelende strepen in 't lage hout en zoo
nu en dan de glimp van een witte vlag,
toen waren ze al aan den andereu kant van
den heuvel, buiten bereik
en ooren.
Ten eerste : Stil liggen, onbeweeglijk, plat
tegen den groii'J," ten tweede : Volg altijd
van mijn oogeii