De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 14 februari pagina 5

14 februari 1904 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1390 DE AMBTERDAMMER WEEKBLAD TOOI KEDERLAKD. 'Goedkoop Volks-Sanatorium. Na de publicatie van het opstel van dr. Middelburg en mij in de Groene" van 13 September j.l. hebben wij van velerlei en van zeer geachte zijde betuigingen van adhaesie ontvangen, maar ook op merkingen van ongeloof in de mogelijk heid van ons plan gehoord. De eersten nebben ons er toe gedron gen om tot de (kleine) 3000 collega'smedici in ons land een verzoek om steun te richten, omdat wij zoo gaarne gezien hadden, dat wij tot het nemen van deze weinig kostbare proef- (als de bouw en de exploitatie van ons ontwerp-Sanatorium is) door de collega's in staat waren gesteld. Hoewel enkelen zeer loffelijk geldtoezeggingen hebben gedaan, gold bij de allermeesten het zeker te billijken bezwaar dat dergelijke inrichtingen door leeken-menschenvrienden moeten worden gesticht, niet door de medici, wier werk kring toch reeds voor een groot deel van zoo philanthropische aard is. De betuigingen van ongeloof in het welslagen, die meestal kwamen van de zijde van hen die bij de bouw van de bestaande sanatoria blijkens eigen erken tenis hebben gefaald, zijn eveneens te billijken, omdat wij sedert den 13 Sept. j.l. verzuimden een uitgewerkt ontwerp of schets te geven. En nu van neutrale zijde (dr. Burger in het Tijdschrift van Geneeskunde van 16 Januari j.l.) ons plan om voor slechts ? l per bed en per dag een Volfcs-Sanatorium te exploiteren" als optimistisch wordt aangeduid, menen wij niet langer de oorzaak er van te mogen zijn dat wetenschappelijke menschen veroordelen zonder te weten wat wij bedoelen. Daar om wil ik thans het ontwerp der huisdag X 70 X 365 4/1.10 per K.G. Bqter 100 gram per pers. per dag X 70 X 365 a ? 1.20 per K.G. Brood 400 gram per pers. per dag X 70 X 365 a ? 0.10 per K.G. Eieren 20 per dag, alleen voor zieken, a ?0.05 Melk (ondermelk of karnemelk) l L. per pers. per dag a ?0.03 Vet of reuzel 70 gram per pers. per dag Kruideniersw. (erwten, rijst, enz., waarbij betrekkelijk veel luxezaken) Groenten, aardappelen Cokes (voor centrale verwarming) ongeveer 4 wagons Verlichting (gasoline of petroleum) Wasch (2 waschvrouwen, vuur, zeep) Salaris 4 verpleegsters Salaris huishoudster Salaris keukenmeid Salaris werkvrouw Salaris pomper, bedienaar der cen trale verwarming Keparatiën (l pCt. van 30 mille). ? 7026. 3066. 1012. 365. 767. 1609. 1800. 730. 500. 300. 900. 1200. 300. 250. 260. 365. 300.Totaal . ? 20740. Plaatsen wij hiernaast de cijfers die Loebisch (in Eulenb. Encycl. Vil, blz. 296) geeft voor de hoeveelheden, nodig om een gezond mensch in evenwicht te houden: 250 gr. vleesch 9.00 gr. N. 400 brood 5.12 70 zetmeel 70 eierwit 1.52 70 vet, reuzel 70 boter 0.27 10 zout 2100 water 31.30 gr. C. 97.43 26.05 5.99 67.94 3000 gr. voedsel met 15.91 gr. N. en 228.72 gr. C. in 24 uur, dan zien wij dat ons voedings-ontwerp aan de patiënten een flinke overvoeding, ja een zekere luxe, wil bezorgen. De verschillende portie's zijn ruimer bere\ \ Sta ? iftzaal IÜft rak d a 'j twtnret XStrrJi /kamtS** l 1 itedB L rtr Pi -» "7 Lv^r ntét j ?te*/ a |(Sj t JSejantjnnd. j t» Stat Waraa jixaa? r M*>A , Ó<L'S pomp. Zusters kamer l'" 1 '/a t ft Aul 'a Ei Hfcixif I' Tfe ? : acatf ZiekenzaeU 4*10 Zlete Wan rtzaai nda'j Xamer 1 J,»** ^ 3Eay f ta ' [ 3 ' U~T 1 Het schetsontwerp is hier voor een deel weergegeven, het andere gedeelte [dat meer de finesses van bouwen bevat, is kortheidshalve weggelaten. Bedoeld zijn allereerst 2 zalen, boven elkaar (mannen- en vrouwenafdeling), van 30 X 13 (kan ook 30 X 9) M.; aan de beide lange zijden (30 M.) worden ieder 15 bedden geplaatst; op 2.5 of 2 M. van die wand wordt een schuifgordijn gehangen, 2 M. hoog (de zaal is 4.5 M. hoog) om de bedden aan het gezicht te onttrekken, zoodat de overblijvende zaal van 30 X 8 (of 5) M. en 4.5 M. hoog gelegenheid geeft om er tafels te plaatsen voor de etensuren (IVj uur ontbijt, % uur diner, % uur souper); aan n korte wand (13 f 9 M.) worden waschinrichtingen aange bracht. Ventilatie geschiedt het best door openslaande onder- en naar binnen-kleppende bovenramen, aan de 4 zijden, zoodat men de niet-wind-zijde opent. Men bedenke bij deze inrichting der zalen, dat de verhoudingen van een gasthuis/aal kleiner zijn! en dat boven dien de patiënten van een Volks-sanatorium den gehelen dag buiten liggen of wandelen behoudens de 19i etensuren. Rondom het gehele gebouw zijn overdekte ligwarandes zoo boven als beueden, aangebracht, met een breedte van 2.8 M. ledere afdeling heeft en zusterkamer, douches, privaten, en ruimten om de dagklederen en de reisdekens gedurende de nacht te ventileren. Over dag is er geen patiënt in de zalen, behalve, op de etensuren, daar er voor de <(/<Wi)'£-bedlegerigen twee ziekenzaaltjes (ieder 4 X 10 M. en ieder voor 6 bedden) zijn bestemd, iedere afdeling (mannen of vrouwen) met een zusterkamer; om dit gebouwtje zijn eveneens 3 warandes om sommige patiënten. te kunnen isoleren (ligwarandes kunnen er niet te veel zijn, daar de patiënten steeds buiten zijn en de wind in ons land dikwijls wisselt); de 1ste tage dient voor personeel, droogzolder en bergplaats voor patiën tengoederen. Aan deze ziekeninrichting sluit zich de keuken aan (in de trant zooals te 'Laren) met een afzonderlijke spoelinrichting voor vaatwerk. Centrale verwarming door warm water (kan door ieder arbeider bediend worden; voor stoomverwarming is een machinist nodig) met gladde geleidingsbuizen in alle zalen, alsmede waterleiding voor closets, douches en waschinrichtingen. houdelijke begroting en het bouwplan zelf in schets publiceren. Indien het de critiek der deskundigen doorstaat heb ik de .gegronde verwachting ons ontwerp eenmaal als proeve van goedkope ver pleging der lijders aan tuberculose te kunnen uitvoeren, of' althans de vol doening van opgewekt te hebben tot beperking der geldelijke offers bij de bouw en de exploitatie van een volgend Sanatorium. Stellen wij het aantal patiënten op 60, het personeel op 8 a 10*), zoo i s er voor ongeveer 70 menschen per jaar benoodigd aan: Vleesch f) 250 gram per pers. per *) Het betrekkelijk kleine personeel (ge woonlijk is in een' sanatorium voor gegoeden een personeel noodig, dat meer dan de helft van het aantal patiënten bedraagt!) is geba seerd op het gebruiken van de werkkracht van sommige beginlijders, voor wie eenige arbeid (kopjes wasschen, bedden opmaken enz.) zelfs nuttig kan zijn. t) De portie's van ieder voedingsmiddel heb ik gewogen en bevonden, dat de hoe veelheden meer bedragen dan n patiënt keu gebruiken. kend dan die, welke te llelleudoorn of te Laren worden verstrekt. Dr. P. ( HandehUud) wiens geloof" omtrent ons exploitatie-plan nu in een weten k;ui veranderen, moge dus sreru.st zijn dut wij ALMOKMINST OP DE VOKDIXU willen bekrimpen. \Vèl beoogen wij dit te doen op de dure exploitatie van /eer kostbare en /eer veel brandstof en voel personeel behoevende machines en ge bouwen. Bovenstaande cijfers der voedingsmid delen zijn zeer mint genomen, zoodat wij werkelijk nog een post onvoorziene uit gaven en salaris voor een medicus /ouden kunnen uittrekken, van de door ons eerst genoemde som der exploitatie-be groting van ?21,900.?(60 patiënten X f l?K 365). Men ziet dus, dat wij voor de som, die Oranje-Nassaus's Oord (met l i.),) patiënten van alle standen ter juarlijksche exploitatie behoeft (/" 102,201).?) ongeveer 5 X 60 300 patiënten, mits i«/mlijders, kunnen behandelen; de voeding /al er iets minder goed zijn dan die van OranjoJSassau's Oord, maar ruimer dan die te Hellendoorn en Laren \vor-!t verstrekt; de gebouwen en machine-materialen zullen in ons geprojecteerd sanatorium zeer veel eenvoudiger zijn. Moge de gemeenschap", nu wij op deze wijze willen exploiteren, spoedig geneigd zijn voldoende middelen te verschaffen." Ik verwacht althans dat er nader, met uitsluiting van klein-nederlandsche personenquaesties en geyoeligheidjes.in het brein van alle medici (als raadgevers van onze philanthropen) plaats komt voor deze liberale opvatting, dat er naast de bestaande sanatoria nog ruim schoots plaats is voor een of meer goed kope sanatoria voor behoeftig en. HAENTJENS. Putten (Veluwe), Pebr. 1904. llfnillllllMIIIIMIIIIItllllllMIIIIMIIIIIMIIIIIMMIIMIIIIIIMMIIIIIIIIIMIIIIIIIIHII S. A. de Flines. Al te voldoende, nichtje!" is lang bij Amsterdamsche patriciërs eene spreekwijze geweest, als zij spraken over een overvloedigen maaltijd. Al te voldoende, nichtje l"... Deze spreek wijs gaat terug tot Vondel. Bekend is het hoe hartelijk Agnes Block voor den dichter is geweest, vooral toen hij op hooge jaren was gekomen. Zoolang Vondel nog kon uitgaan, at hij alle Vrijdag middagen bij haar. Agnes zorgde dan altijd voor iets bijzonders. Vondel, wiens matigheid bekend is, zeide dan steeds: Al te voldoende, nichtje !" Agnes Block was bekend en vermaard om haar bloemhof bij ^iieuwersluis, waar zij zeldzame planten en vruchten kweekte, o.a. ananas, die door haar in Holland bekend werd. Op den eertten ananas in Holland heeft zij de Staten van Utrecht onthaald, die haar uit erkentelijkheid, een gedenkpenning vereerden. Agnes Block was een tijd lang weduwe. Zij hertrouwde met den zijdehan delaar Sybrand de Jb'lines, weduwnaar, en evenals zij uit den echten stam van Am sterdam". Sybrand de Flines hield even veel als zijne vrouw van de kunst en was ver maard om het bloemteekenen. Dit kwam hem te pas by het weven van bloemen in de zijde. Want behalve handelaar was hij ook wever. Joachim Oudaen heeft op zijn huwelijk met Agnes Block een gedicht ge maakt. Ook Vondel. Hoe kon 't anders, hij de oom van haar, zoodat Sybrand de Mines familie van den beroemden dichter werd. Dit bruiloftslied is het laatste blijde lied door Vondel gedicht. De familie de Flines heeft zich tot in deze dagen onderscheiden door kunstzin en groote liefde voor Amsterdam, en handigheid bij de nering, meegaande met den tijd. De beste tradities van het bloeiend Amsterdam der 17e eeuw zet zij voort. Als zeer kunstzinnige leden van het ge slacht heeft zich onderscheiden Philippus de Flines. In zijne woning op de Keizersgracht, waar nu Mr. Pijnappel woont, had hij een vermaard kunstkabinet, waarvan de catalogus "?in enkele bibliotheken nog bewaard wordt. In de Haarlemmerhout had hij een buiten plaats : fytaurnluiitt, thans bewoond en in hot bezit der familie Buiige. Een andere de Flines" is te Londen ge storven en ligt begraven in de Holl. kerk aldaar. De liefde voor Amsterdam bij het geslacht der De Flinessen is aan het einde der vorige eeuw nog sterk gebleken bij het ijveren van Adriaan Willein de Flines ter verfraaiing en versiering der stad. Van hem kan men met de woorden van Joost v, d. Vondel, zijn meer dan oudoom, zeggen: Hij heeft zijn vaderlijke stad ten eude voorgestaan !" Deze Adrianus de Flines, wien de voorspoed van Amsterdam na aan het hart lag, die trouw bewaarde en in toepassing trachtte te brengen de beste traditiën van het 17de eeuwsche Amsterdam, warm in het ijveren voor handelsbelangen, was de zoon van S. A. de Flines, mede een oprecht Amsterdammer. Ook dezen de Flines" gaat Amsterdam's voorspoed na aan het hart. Het is hem gegeven geweest de afgeloopen week, Februari, den dag te mogen her denken, dat hij voor 50 jaar optrad als lid der firma Bukman en Sartorius. Deze halve eeuws wake" is voor hem een dankbaar en met voldoening terugzien geweest naar het verleden en een trotsch staren op het heden. Men heeft slechts het gedenkboek der zaak Blikman en Sartortius door te bladeren, na te gaan alle de verschillende en de beste soort kantoorbehoeften bij de tirma verkrijg baar, te lezen wat er over haar drukkerij, binderij en linieerderij, over de electrische beweegkracht, het maken van rubberstempels, van de groote kantoorboeken, enz. enz. gezegd wordt, om te ervaren hoe reusachtig de zaak zich heeft uitgebreid, en hoe zij tot in <ie kleinste bijzonderheden voorzien is van de nieuwste vindingen, De fotogranën, die het gedenkboek sieren, zijn niet minder intressant. Vooraan het portret van den jubilaris, den heer S. A. de Flines, vervolgens: de voorgevel der zaak in 1&45, toen op den Dam bij de Beurssteeg, later verbreed en Beurstraat geworden; een rariteit op het prentje is het melkmeisje, komende uit de Beurssteeg; voorgevel aan den Dam en Beurs steeg in 1868; voorgevel anno 1870; voorgevel Rokin anno 1891; voorgevel Rokin 1904 en de afbeeldingen van achtergevel, monster kamer, engros- en winkelmagaz;jn, copyboekenbinderij, binderij, snel-linieerderij, zetterij, drukkerij, driekleurendrukkerij, enz. Het gedenkboek is eene merkwaardige bij drage voor de geschiedenis van Amsterdam, en van Amsterdam's handel 'en nijverheid. De firma Blikman en Sartorius drukt sedert onheugelijke jaren de verkoopbiljetten van huizen. Van het jaar 1820 tot heden is, in een brand- en bomvrije kelder, van alle biljetten meer dan een exemplaar aanwezig. Alles is behoorlijk geregistreerd met bij voeging van opbrengsten, enz. Menigmaal heeft deze verzameling onschatbare diensten bewezen. Sedert de heer de S. A. Flines chef der firma is, zijn er meer dan 20 duizend ver koopbiljetten gedrukt. Van dezen S. A. de Flines die het 50 jarig ju bileum herdacht, dat hij als lid der firma Blik man en Sartorius optrad, staat in het gedenk boek o.a. opgeteekend: daags voor hij lid der firma werd, overleed zijn grootvader Blikman, Chef en eigenaar der firma, en had hij zijne beide kleinzonen S. A. de Flines en W. M. Westerman tot zijne opvolgers in de zaak benoemd. ??S. A. de Flines was toen 18 jaar. Op werkplaatsen als de stadsdrukkerij had hij zich bekwaamd in het boekbindersen drukkersbedrij f. Toen dan ook, kort nadat hij lid der lid der firma was, zijn compag non J. C. Sartorius hem door den dood ont viel, had hij de bekwaamheid om de oude zaak zij was in de eerste helft der 18de eeuw gesticht en achtereenvolgens gedreven door de hr. Dronsberg, .Neuhaus en Blikman solide te houden, en te doen beantwoorden aan de eisenen van den nieuwen tijd. In 1872 overleed S. A. de Flines'compag non : W. M. Westerman, en kwam de broeder van den eerste, E. W. de Flines, in de zaak. In 1899 werden beiden hofleveranciers van H. M. de koningin. In 1892 traden de beide zonen van S. A. de Flines, de heeren Adr. Willem en Joh. S. de Flines mede als vennooten op. Eerstgenoemde overleed in 1891. Zijn plaats werd ingenomen door den jongsten zoon, Jan de Flines. Onder dat beheer heeft S. A. de Flines, chef der firma Blikman en Sartorius, zijn 50-jarig jubileum gevierd als lid der firma. Vele en hartelijke bewijzen van belang stelling zijn den jubilaris op dien dag gebracht, niet het minst om zijn deege deegelijkheid". J. H. E. UIT DE NATUUR. LII. Wat de jongeherten moeten weten. (Vervolg). De moeder kwam nader. Ik wilde haar niet gaarne bang maken en door haar schrik met een het vertrouwen van de kleintjes verliet zen; daarom liep ik vlug op het hol toe, me de jonge dieren achter mij aan. Voor ik halverwege hun schuilplaats tusschen de boomwortels was ge komen, knapte er weer een takje, nu veel dichterbij, een geritsel snelde nader door de donkere struiken, de hinde sprong in 't licht; ze blaatte zachtjes en tevreden toen ze den gevallen boom weer zag, haar tehuis, haar alles. Maar toen ze een seconde daarop mij in 't oog kreeg, stokte ze op eens haar vaart; ze begon heftig te beven, haar beide ooren vielen voor over en wezen naar my, als handen in wanhoop uitgestoken. In haar oogen ligt angst, ont zettende angst; daar staan haar beide kinderen en tusschen hen in de aartsvijand van haar ge slacht, een mensch, een man, die zijn beide handen op den hals van- haar lievelingen heeft gelegd. Haar lijf helt op zij, elke spier trekt "zich samen voor de vlucht, voor den reddenden sprong in het gebladerde, maar haar voeten weigeren, vastgeworteld zijn ze in den grond. Langzaam valt het trillend lichaam terug in den e ven wichtstand, haar oogen blijven onaf gewend in de mijne staren, de menschenreuk, de vreeselijkste van alle boschgeuren dringt haar neus binnen en weer wankelt het lijf terug naar de dekking, maar de pootjes blij ven vastgenageld. Ze kan niet weg, kan niet gelooven dat alles, alles verloren is. Ik bleef onbeweeglijk staan. In mijn oogen trachtte ik al het meelijden te leggen, dat ik voelde niet de arme moeder, maar op eens barstte uit haar benauwde keel een wilde, heesche, rauwe kreet los, de noodschreeuw van het hert; meteen sprong ze terug in de struiken. Op die gil schokten de hertjes omhoog alsof ze in de pooten gestoken werden en ze doken onmiddellijk aan de tegenovergestelde zijde weg in het groen. Maar de vreemde takken en bladeren schenen de jonge dieren bang te ma ken ; ook schorre angstkreten van hun moeder, die in de nabijheid door 't bosch rond vlogen; zij volgden met de kopjes het voortijlend geluid, hevige schrik sprak uit hun oogen, uit de bevende lijfjes, de wankele besluitelooze poot jes; toen kwamen ze op eens weer op mij toeloopen, drukten zich in wan hoop tegen mij aan; smeekten mij om hulp, zoo duidelijk als een smeekend kind dat doen kan; en eerst toen ik bij ze neerkniel de, ze heel kalm streelde, tegen mij aandrukte, ze in mijn armen nam, kwamen ze tot rust. In een kring om ons heen joeg de schreeu wende hinde voort door 't bosch ; al maar roepend in angst en smart. Telkens liet ze even haar mooie kopje zien, met oogen vol ontsteltenis, dan stortte ze zich weer met een hoogen sprong in de bladeren; haar staart, de witte lok vlag, stak steil omhoog, om liaar kinderen den weg te \vij/,en, waarheen ze moesten vluchten. De hertekalfjes volgden de roepstem niet, ze voelden zich veiliger bij mij ; hun oogen waren nog niet genoeg geoefend om den afstand voor een sprong te meten, hun ooren om op 't geluid af de plek te vinden, waar de moeder holde. Zenuwachtig draaiden de lange oorenen hun oogen vroegen angstig de mijne, wat dat toch beduidde, die angst, va.i u u u moeder. Zij wisten ook niet, wat d.' moeder vvist door Nieuws gierig. treurige ondervinding, zij waren nog nooit door honden voortgejaagd, hadden nog nooit de geweren hooren knallen van den mensch die nooit tot de dieren in 't bosch komt dan om bloedig te wonden of te dooden; zij be grepen niet, vertrouwden meer op hun jongste ervaring dan op moeders listen, voelden zich veilig en likten nujn handen. De witte vlag wij at den weg. Kalmpjes {aan voerde ik ze terug ?in hun schuilplaats en stopte ze zachtjes weg achter de bladgordijnen. Ze probeerden er weer uit te krabbelen, ik drukte ze, streelend en met zacht geweld neer, sprak ze fluisterend toe: blijf nu zoet liggen, dadelijk komt moeder bij je terug, zoet liggen blijven tot moeder komt." Ik voor mij geloof, dat de hertjes my ver stonden ; natuurlijk niet de woorden, maar de klank en de beteekenis, het ware gevoel dat er in lag, want na een poosje bleven ze liggen zooals ik ze neerdrukte en zooals de hinde ze gelegd had, de kopjes op den grond. Ze bleven mij nog aankijken met die onver getelijke, wijdgeopende vragende oogen, toen ik mijn handen heel voorzichtig geleidelijk terug trok, en mij haast onmerkbaar zonder schokken langzaam verwijderde van den ingang van hun schuilplaats. Daarop dook ik opeens weg, uit het ge zicht van de dieren en sprong over den boom stam heen. Om hun geen reukspoor te laten waarop zij mij volgen konden, voor 't geval ze weer te voorschijn mocht, n komen, stak ik de beek dwars over en verborg mij even in 't onderhout. Alles bleef stil in 't nest; zoo snel ik kon, drong ik door de struiken en klom tusschen de stammen door, tegen eea heuvel op ; daarboven wist ik een plek, waar ik een vrij uitzicht had op de beek, juist op den neergestorten boom en de schuilplaats van mijn hertjes. De luide heesche angstroep, die tot nu toe voortdurend door 't bosch dwaalde, verzwakte allengs en verstomde kort na mijn verwijde ring van het nest. Ik wist dat zij mij rook en mij volgde, misschien wel meende dat ik de dieren mee had genomen; maar spoedig zou zij ook haar jongen weer speuren en ze dan opzoeken. Ik hield de struiken aan de beek scherp in 't oog en zag het hert er uit komen, om een hoekje kyken, voorzichtig de beek naderen, luiste ren, snuiven, turen met uitgestrekten hals. Zachtjes blaatte ze, daar week het groene gordijn van scheerlingblaren en de herte kalfjes kwamen te voorschijn. Op dat gezicht sprong de moeder vooruit, elke lijn van haar bevallig lijfje, elke beweging van den kop, elk geluid dat ze maakte sprak duidelijk van blijdschap, van groote vreugde over 't ge lukkig einde van 't vreeslijk avontuur; ze sprong om haar kinderen heen, bukte zich over hen, tot haar hals hun ruggen aan raakte, liet haar neus over de velletjes glij den van snuit tot staart, van oor tot hoeven, zoekend, speurend om te zien, te ruiken of er ook wonden of letsel was te vinden en om zeker te weten dat het wel zeker haar eigen, eigen lieve kinderen waren, die ze weer terug had. De jongen vleidden zich tegen haar op, zooals zij zich even te voren tegen mij had den genesteld ; zij staken hun kopjes omhoog en de stomme dieren vroegen ook haar om kennis, om weten, naar de reden waarom zij zoo bang had ge daan, waarom ze van hen weg was geloopen, wat er toch aan de hand was geweest? Toen te midden van het geluk golf de er opeens weer een berg angst Voort door het bosch. over de moeder, een mensehengeur woei haar tegen uit de besmette struiken en met een besefte ze de noodzakelijkheid om haar jougen beter te leeren, opdat zij bij een nieuw gevaar haar lessen niet weerzouden vergeten. Met den staart omhoog, de witte vlag die als een vlam den weg wees door 't duistere van 't groote bosch, sprong ze plotseling op, de struiken in. De hertjes stonden een oogenblik verbluft, bang voor 't onbekende, dat er nu weer gebeurde; daarop rezen ook hun vlaggen omhoog en hun slanke pootjes volg den dapper de leidster door de ruigten en over de steenen van de open plekken. En ik die daar verborgen stond te turen en te luisteren, ik voelde spijt, alsof ik iets liefs en goeds verloren had, dat ik nooit weer terug zou krijgen ; ik zag niets meer dan wat kronkelende strepen in 't lage hout en zoo nu en dan de glimp van een witte vlag, toen waren ze al aan den andereu kant van den heuvel, buiten bereik en ooren. Ten eerste : Stil liggen, onbeweeglijk, plat tegen den groii'J," ten tweede : Volg altijd van mijn oogeii

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl