Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMSE» WEEKBLAD VOOB IfEDEELAKD.
No. 1391
afgingen op -een accountantsrapport, dus
-hunne handelingen baseerden op hun
vertronwen in de juistheid van 't door
hem gevelde Qprdeel, terwijl ten slotte
bleek, dat die juistheid verre te zoeken
was, omdat de accountant faalde, 1)
Nu zijn er vele punten, die buiten 't
terrein van 't accountantsonderzoek
lig* gen, waarvoor een accountant geene ver
antwoordelijkheid op zich nemen kan;
om slechts eenige hiervan te noemen:
taxatie van. roerende of onroerende goe
deren, voorspellingen omtrent de voor
uitzichten van den een of anderen tak
van .handel of industrie, de wiskundige
i reserve van Ie vensverzekering-maatschap
pijen.
Als de accountant in zijn rapport niet
duidelijk genoeg verklaart, wat hij con
troleerde en wat hij als juist vaststelt,
is hij moreel verantwoordelijk voor de
nadeelen, die geleden worden door hen,
die zich op hem verlaten, en aan zijne
verklaringen eene verdere strekking toe
kennen, dan hij bedoelde.
Maar er zijn ergere voorvallen
teeonstateeren. Door nalatigheid van den
accountant, door onvoldoende onderzoek,
't zij uit onbekwaamheid, 't zij uit licht
vaardigheid, werden onjuiste rapporten
uitgebracht, die als basis werden aange
nomen en oorzaak waren van verliezen,
, -waarvoor de accountant in quaestie
moreel aansprakelijk was, terwijl hij inder
daad zijne handen in onschuld waschte".
Hoewel nu dergelijke staaltjes niet
't beroep moesten treffen, «n alle schuld
op 't hoofd van den delinquent behoorde
terecht te komen, zien wij 't publiek
generaliseeren en 't beroep in discrcdiet
i geraken. De oorzaak hiervan ie voor den
«andaehtigen lezer van mijn vorige arti
kelen niet verre te zoeken, 't Kwaad straft
zichzelf.
Wettelijke regeling zou nu tot taak
hebben, 't gevaar af te wenden, dat
schuilt in lichtvaardig uitgebrachte
aceountants-rapporten.
Maai- hoe ?
Tot de vorming van bekwame, betrouw
bare accountants kan geen enkele wet,
hoe lang of hoe vernuftig samengesteld
ook, langs directon weg iets bijdragen.
De geschiedenis is ookinditopzichtlèer-.
zaam, en in dit geval hebben wij ons daar
toe te wenden tot Engeland, waar de
ac?' eountancy in een meergevorderd ontwik
kelingsstadium verkeert dan te onzent.Men
verbeeldt zich, dat men zulks doet, spreekt
van Engeland voor en na en volgt 't
Engelscho voorbeeld zóó getrouw, dat
men aile fouten, die daar werden ge
maakt, zeer minutieus copiëert. Dit blijkt
al -uit 't feit, dat ook hier, evenals in
Engeland -'t geval was, de eerste orga
nisatie door prineipiëele en tactische
fouten de geboorte van concurreerende
organisaties, ? tegen wil en dank ?
veroorzaakte. En ook hier zal 't wel tot
eene fusie en eene scheiding tusschen
publiés en theoretici komen. Maar
oor' ^deelkundiger bestndeering der geschie
denis had een korteren en meer zekeren
weg kunnen aanwijzen.
Eischen omtrent den inhoud van een
accountantsrapport kunnen zeer nauw
gezet in eene wet worden neergelegd;
't zal niet baten, er zullen steeds onvoor
ziene gevallen zijn. Maar er is n af
doend middel, dat in Engeland reeds
wordt toegepast.
De moreele aansprakelijkheid van den
accountant voor verliezen, die door zijne
nalatigheid werden veroorzaakt, worde
omgezet in eene financiëele verantwoor
delijkheid.
Daardoor wordt 't publiek beschermd:
a. direct, doordat 't de schade ver
halen kan, maar nog veel moer;
b. indirect, doordat men nu wol op
zijne hoede zal zijn, alvorens men zich
aan 't uitbrengen van
accountants-rapporton waagt.
Dat onbevoegden, die de reputatie van
't vak benadeelen, zich onder zoo'n wet
op een eerbiedigen afstand zullen houden
uit vrees van zich de vingers te branden,
is duidelijk.
Dat de accountant bij zijn onderzoek
en 't uitbrengen van zijn rapport de
meest mogelijke omzichtigheid en zorg
vuldigheid zal betrachten, behoeft geen
betoog.
Onbillijk tegenover den waardigen ver
tegenwoordiger van 't beroep is deze
beptling niet; hij zegt niet meer dan hij
verantwoorden kan on hij zal steeds
kunnen aantoonen, als verliezen worden
geleden, die men op hem wil verhalen,
dat men meer in zijn rapport zocht, dan
er in was, of dat er factoren in 't spel
zijn geweest, die buiten zijne controle
vielen.
Onbillijk kan deze bepaling nooit zijn,
want is de accountant niet in die mate
van de juistheid zijner mededeelingen
overtuigd, dat hij de gevolgen durft aan
vaarden, dan is 't den accountant onwaar
dig, die mededeelingen te verstrekken.
'Dit principe stelt de positie van 't
beroep zuiver en weert onbevoegden.
't Kan zeer eenvoudig en zonder bij
komende détails in n wetsartikel
wwd-en geformuleerd. Alle casuïstische
bijvoegingen maken de bepaling zwakker.
Dat 't onder de bestaande maatschap
pelijke verhoudingen allén mogelijk is,
deze financiëele verantwoordelijkheid vast
te stellen door een wetsartikel, zal geen
betoog behoeven.
1) Omtrent de aanwezigheid van voorbeel
den en 't noemen van namen verwijs ik
naar mijn artikel II. Acht men 't nocxiig,
eene opsomming uit te lokken, dan zei her
haald, dat niet ik eene chronique scandaleuse
weuschte.
Alsdan zal moeten worden uitgemaakt:
Wie is public-accountant ?
Dat 't hoogst ongewenscht is, den
titel voor iedereen vrij te laten, bewijst
de tegenwoordige stand van zaken.
Een examen is dus vereischte. Maar
bij een vak, dat zoozeer practische er
varing eischt, is theoretische kennis
allén niet voldoende.
De eenvoudigste oplossing is wel deze,
die in principe ook bij 't apothekers
examen wordt gevolgd:
't Examen bestaat uit:
1°. een voorbereidend gedeelte,
candidaat" of hoe men 't noemen wil;
2°. een eindexamen, waartoe alleen
diegenen worden toegelaten, die 't
eerste gedeelte met goed gevolg
hebben afgelegd en bovendien een
zeker aantal jaren practiscli hebben
gewerkt bij een accountant.
Om te voorkomen, dat deze laatste
bepaling tot een wassen neus wordt ge
maakt, zou men kunnen eiscbcn, dat de
candidaat" zich in geregelden vasten
dienst van den accountant bevindt.
Examenprogramma enz. vereischen
natuurlijk uitwerking, maar mot de twee
genoemde prineipiëele bepalingen :? finan
ciëele aansprakelijkheid voor fouten en
examen is eene afdoende wettelijke rege
ling der accountancy te treffen.
Eén groote strijdvraag zal natuurlijk
zijn: Wie worden bij overgangsbe
paling, tot accountant benoemd ?
Niemand, - is onmogelijk, daar dan
vanzelf de bevoegde examinatoren zou
den ontbreken.
Ieder, die zich nu accountant noemt,
onuitvoerbaar, doordat velen slechts ac
countant zijn op naambord en briefpapier.
Alle leden van 't Instituut ? Ik ver
wijs naar do meergemelde theoretici.
Alleen zij, die 't examen van 't Insti
tuut met goed gevolg aflegden V 't Zou
zeer aardig zijn voor die 14 hoeren,
maar hoogst onbillijk tegenover de be
staande publiés. Dat intimsdien deze
geëxamineerden voor aanstelling in aan
merking komen, lijkt mij /.eer billijk. Of
zij zich nogmaals aan een examen zou
den onderwerpen, is twijfelachtig; te
meer, daar voor de te benoemen exami
natoren wellicht uit hun midden n
of meer in aanmerking zouden komen.
Maar nu de publiés." Wie kan als
zoodanig worden aangemerkt ? 't Her
innert wel min of meer aan 't
verdeelen van de huid, voordat de beer ge
schoten is; toch beeft die overgangsbe
paling al een punt van ernstige gedach
tewisseling uitgemaakt. En in Accoun
tancy" is door toenmaligen hoofdredacteur
W. Kreukniet 't waarlijk zeer practisch
middel aan de hand gedaan: ieder, die
op de betreffende vrijstelling aanspraak
maakt, te laten bewijzen, dat hij een
zeke*1 aantal zaken ten genoeirc zijner
cliënten als accountant behandelde. Als
voorbeeld werd 't cijfer '25 genoemd.
Hiertegen valt natuurlijk aan te voeren,
dat n zaak vaak te^en tien andere
opweegt, 't Zou daarom misschien aan
beveling verdienen, de
vrijstellings-commissie in dezen vrijheid van handelen
te laten. Mits die commissie op rationeele.
wijze is samengesteld, zie ik er geen
bezwaar tegen, vrij te stellen ieder, die
ten genoege der commissie bewijst, als
public-accountant werkzaam te zijn.
Intusschen, alle detail-regelingen en
overgangsbepalingen, hoe moeilijk mis
schien ook op te lossen, nemen niet weg,
dat wettelijke regeling een eisch des tijds
is en' dat die regeling zich op de twee
boven aangegeven'principon te baseeren
heeft.
Zooals terecht in Accountancy" werd
uiteengezet, is 't onnoodiir, de wettelijke
regeling van 't beroep vast te knoopen
aan eone herziening der wet op de
naamlooxe vennootschappen. Dat do
minister van Justitie dit, volgens zijn
boven-geciteerd antwoord, op 't oog
schijnt te hebben, zal zijne verklaring
vinden in 't feit, dat eene moderne wet
telijke regeling der naamloo/c vennoot
schappen bepalingen omtrent
accountanrs-toczicht zal moeten bevatten. Deze
verklarinir ligt te meer voor de hand,
waar ook van acconntants-zijdc 't oog
bovenal op doze verplichte controle (resp.
controle op ver/.ook van n aandeel
houder) werd 'orioht, omdat langs dien
wee; 't meeste heil voor 't beroep werd
verwacht.
De roirelinu' boven toegelicht, staat
geheel op zichzelf en /al, als 't tot eene
herziening van 't vennootschapsrecht
komt, daarbij aansluiten, maar ook
zouder die herziening haren gunstigcn
invlood doen gelden.
\Vaar nu dc/.o herziening no<x ver in
't verschiet ligt, mede omdat er kans
bestaa.t, dat niet alleen de naamloozo
vennootschappen zullen worden behan
deld met tcrzijdelating van andere
associatiovormcn, maar 't vereenisfingsrecht
in zijn gcheelen omvang eene herziening
zal ondergaan, en dus deze arbeid van
srooten omvaiijj zal zijn,
waar de regeling- der accountantcy
oen dringende eisch is, vooral in 't be
lang' van 't publiek, dat nu vaak
steenen voor brood" krijst.
waar zonder wettelijke regeling de
ontwikkeling van 't beroep een eco
nomische noodzakelijkheid, zal wor
den gestuit en misvormd; ten nadeelo
van handel, industrie, enz.,
en waar eene regelin<r /onder veel
tijdverlies te maken is, in afwachting
van de herziening van 't vennootschaps
recht,
daar is te hopen, dat men aldus deze
quaestie tot oplossing brengt.'
J. J. OOÜEWERFF.
SociaL
j
>mmmi)mmmtmm**t imimmutmtiitHiMHiuiiiimttmiimiiHiti
Het
Het trekt zeker de aandacht van ieder,
die van het station Maas .Rotterdam bin
nenkomt, dat Witte Huis", het
renzengebouw, dat als een baak in de huizenzee
de van verre komenden als het ware toe
roept: Verwijlt hier een oogenblik en ziet
wat menschenhanden konden maken. Dit
doet het vooral bij helderen dag, als de witte
steenen glinsteren en de zon hare stralen
ziet weerkaatst in dezen kolos, die al wat
hem zou willen doordringen, terugwijst en
van geen wijken weet. Althans nu niet
meer. Want, wat heeft het een moeite
gekost, vóór een mastenbosch in den grond
gedreven en de eerste verdieping gegrond
vest was. Belendende huisjes hebben het
moeten ontgelden en schatten zijn besteed
voor het aankoopen van aangrenzende pan
den, die dreigden te scheuren onder het
gewicht op den naastliggenden grond gelegd.
Maar, na tijden van groote inspanning staat
dan het gebouw van ijzer en steen daar,
een sieraad van Rotterdam, een nige
reclame voor een van Rotterdam's zonen,
den onvermoeiden bouwmeester Molenbroek.
Met zijn grillige versieringen, zyn fraaie
steenen beelden, die Handel,, Nijverheid,
Landbouw, Zeevaart, Arbeid en Vooruit
gang voorstellen, doet het gebouw het oog
aangenaam aan, en zijn pure witheid, die
door de verglazing der tegels hare maag
delijkheid niet verliezen zal, geeft een hoog
idee van reinheid, zoo scherp afstekend bij
de groezeligheid en goorheid, op sommige
tijden, van de straten aan zijn voet.
Het was dan ook met een zekere bevreem
ding, dat wij eens een hoofdartikel in het
Utrechtsch Dagblad lazen naur aanleiding
van dit gebouw, een artikel, dat zeer zeker
op den oningewijde wel eenigen indruk
moest maken, maar den Rotterdammer
slechts een glimlach kon afpersen.
Want, het was wel goed bedoeld van de
redactie om een klaagzang aan te hotten
over de stad, die zulke hoogc gebouwen
moet dulden welke den Hemel in liet ge
laat krabben (sky-scratchers), die weent,
omdat de overheid zulk uitbuiten tr-n koste
der gezondheid van tal van nii'deschejjselen
en tiiKiJe-burgers heeft toegelaten"!
Ten koste der gezondheid van tal van
medeschepselen 'i
Maar, zouden wij willen vragen : Wat is
dan verkieslijker, kantoor te houden op de
vierde, vijfde ot' desnoods achtste verdie
ping van een gebouw, aan alle kanten voor
lucht on licht toegankelijk en zoo hoel
gemakkelijk, zonder dat men een stap ver
zet, per lift, te bereiken, of het zitten in
een donker, bedompt vertrek, mot uitzicht
in oen steeg, zooals to-'li ook in onze koop
stad aangetroffen wordt l), of wat nog erger
is, dat misschien een groot deel van den
dag kunstmatig verlicht moet worden 'i
De boetpredicatie van het l'trerhtsch
Dagblad treft echter voornamelijk de spe
culanten, die, als zij er gelegenheid toe
zien, in navolging van het tien verdiepin
gen hooge Witte Huis"', boveiihuis op
bovenhuis zullen stapelen, en van oen stuk
grond s huishuur bij huishuur zullen tellen.
En, wat meer zegt: do grondeigenaar, die,
snugger genoeg, weet, hoe men slapende
rijk wordt, zal, geslaapmutst enx met de
lange pijp in den mond, op zijn grond blij
ven zitten, tot hem de gevraagde woeker
geboden wordt." Iets, waar wij voorloopig in
't algemeen nog niet bang vóór zijn. Het
is dan ook absoluut niet noodzakelijk nevens
het tiKTitKKKKu.iK lioogte-maxinuim, dat
reeds in elke bouwverordening wordt voor
geschreven, een AKSOI,UUT hoogte-maximuni
voor de gansche «tad vast te stollen, zooals
de redaeiie wilde. Dit is een idee, dat men
zeer gemakkelijk in de redacteurscel kan
opvatten en uitwerken, maar dat belichaamd,
waarschijnlijk op hoel veel bezwaren zou
stuiten. n waar het Utrerhtwh Dagblad den
klaagtoon deed hooren over het Witte
Huis", dat hot do omliggende gebouwen zou
dooddrukken, en het panorama van de
rivier-zijde af zou bedorven hebbon on dat
Plan C vuil on nietig, zich nu voortaan vol
schaamte op den achtergrond heeft te hon
den, vragen wij of dan een norm van hoogte,
gestold, dat hij voorgeschreven werd, niet
aan don anderen kant aanleiding zon kun
nen geven t->t de joremiude, dat alles zoo
laag, zoo gelijkvormig, zoo geheel kunstloos
zou zijn? Kn dat in oon stad als UotterAam,
waar do gebouwen te tellen zijn, die op
uitwendig schoon aanspraak kunnen maken.
Er is vooreerst geen kijk op, dat wij
barre, door do brandende zon beschenen,
stoffige ou stuivende steenwoestijnen, alias
straten van HO M. broed on huizon van ;iO
M. hoog zullen krijgen, waar hot f 7/vr/</.?,?<?//
j Dagblad bang voor was. Helaas, in zeker
l opzicht. Want die breode straten zouden in
onze hier en daar 110^ zoo bedompte groote
| steden veel krotten doen verdwijnen, welke
mi oon schande voor do stad zijn.
Toch is (ir in de laatste jaren reeds hoel
wat verbeterd. Kr worden vele coöperatieve
bouwvorcenigiugon opgericht, welke den
werkman een goedkoop ou gezond huis
waarborgen. In de woning toch is do zetel
van hot familieleven; oon goed huis heeft
invloed op don lichamelijkeu on geestelijken
welstand dor monsoho;). Moot do arbeider,
na afloop van zijn dagtaak naar oen woning,
van alle geriefelijkhoden ontbloot, dan is
het vergeeflijk, dat hij zo zoo laat mogelijk
binnentreedt of' zoo spoedig mogelijk ont
vlucht. Keu goode woning is een levens
voorwaarde.
Hot is dan ook zeer goed to begrijpen,
dat in verschillende landen het besef leven
dig is geworden, dat in de trits van wetten
tot bescherming der arbeiders niet gemist
mag worden een wet op de huisvesting van
. arbeiders. Verbetering van hun toestand is
reeds jaren het doel van vele wetgevers
geweest; er worden bepalingen gemaakt
l op don arbeidsduur voor vrouwen en kin
deren; de werklieden werden beschermd
tegen de ongevallen in hun bedrijf; een
dwangverzekering togen ziekten en onge
vallen kent men, maar het woning-vraagstuk
liet reeds te lang" velen koud.
Het is dan ook niet van do werkgevers
l'i Do Vereeniging voor handelsbodienden
Mercurius" hooft in haar Orgaan van l'.i
Augustus 1>'.H) ivcds op de/e inis-taiulrn
gewezen.
te eischen, dat, behalve loonsbetaling, ver
zekering tegen ongelukken,
pensioens-verzekering enz. ook de toestand, waarin de
werklieden thuis verkeeren, hun finaneiëele
belangstelling zal gaande maken. Gelukkig
zijn er echter velen, bij wie dit uit mede
gevoel, uit solidariteit met hun arbeiders
wél geschiedt. En toch waar zij of anderen
zich soms zoo ijverig bemoeiden om mis
standen te verbeteren, was ondank meer
malen hun loon. Met ziet het ook bij het
woning-vraagstuk, dat ons bezig houdt! Het
is een feit, dat de arbeider een goede woning
dikwijls niet weet te waardeeren, en liever in
een slechtere blijft, omdat hij daar nu een
maal aan gewoon is, en een zekere gemak
zucht heul stijft. Een frappant voorbeeld had
men voqr enkele jaren ie Utrecht, waar
den bewoners uit een in-arme buurt, lucht
en lichtloos, een zindelijke nette woning,
buiten de stad, werd aangeboden, maar men
eenvoudig voor rt aanbod, dat toch zoogoed
bedoeld was, bedankte. Gelukkig valt er
nu een kentering te bespeuren.
En te Rotterdam, is de Woning-Commissie,
die .zich voor twee jaar vormde, honderde
door armen bewoond© panden bezocht en
een statistiek, samenstelde, hier en daar ook
tot dezelfde conclusie moeten komen. Meer
malen werd de bewoners van armelijke
woningen gevraagd of Zijniet zouden willen
verhuizen, en 't antwoord was dikwijls, dat
men, waar men was, wilde blijven: of om
dat men daar midden in zijn
negotiewijk zat of te oud was om te verhuizen,
of vader er reeds gewoond had, of men 't nog
zoo slecht niet had. Toestanden, als later
in de brochure Arm Rotterdam" van andere
zijde werden beschreven, trof zij ook wel
aan, maar die mochten toch gelukkig tot
de uitzonderingen behooren.
Maar, indien nu alle moeite gedaan wordt
om den medemensen, wiens leven niet roos
kleurig is, in beteren toestand te brengen,
en hij hardnekkig, of uit gemakzucht, of
een misplaatst laisser aller", weerstand
biedt, moet do Staat tussehenbeide treden
en dwingen tot schijnbare opoffering voor
toekomstig genot, een beginsel, dat ook
b.v. bij dwangverzekering voorgezeten
heeft. En dan aanvaarde do Staat een strijd
met de huisjesmelkers, opdat, waar nu
eigenbelang dikwijls op den voorgrond staat,
en 't belang van den bewoner weinig ge
wicht in de schaal legt, een toestand intre
de, ?waarbij de at beider gebaat wordt en
de Staat de vruchten plukt van zijn wijze
zorg.
In do wet van 22 Juni 1901, St. 158, de
Woningwet, zijn bepalingen gegeven op de
inrichting der woningen: art. l schrijft voor,
dat do Gemeenteraad voorschriften vaststelt
betreffende do eisenen, waaraan moet worden
voldaan: a. bij het bouwen van woningen;
b. bij het geheel of' voor een gedeelte ver
nieuwen van woningen; c. met betrokking
tot bestaande niet onder b. begrepen wonin
gen. Ook geeft zij voorschriften nopens
behoorlijke bewoning. Vroeger kun de
Gemeenteraad dit doen; wij weten, hocvele
dit niet doden.
Kn nu wat de onbowoonbaarverklaring
betreft: art. 18 zegt, dat als een woning
ongeschikt is ter bewoning en niet door het
aanbrengen van verbeteringen in
bewponbaren staat kan worden gebracht, zij bij
besluit van don Gemeenteraad, do
Gezondheids-commissio gehoord, onbewoonbaar
verklaard wordt.
Maar dit is wel het uiterste. Gesteld,
dat een geheele wijk ontvolkt werd en de
bew.oners naar elders overgebracht, dan ligt
de vraag voor do hand, wolk systeem van
woning- bouw de voorkeur verdient: het
cottage . waarbij ieder huisgezin een
woning zoo mogelijk met tuintje hoeft
my house is my castlo of' het
kazernesysteem, waarbij vele families in n groot
gebouw ondergebracht worden. In kleine
steden, waar voor betrekkelijk weinig geld
altijd wel bouwgrond te krijgen is, Kal zich
deze vraag niet voordoen, omdat van
huisuit het cottage-systeem zeer zeker de voor
keur verdient.
De fatale noodzakelijkheid bestaat daar,
waar de grond duur en bijgevolg de huur
hoog is, vele menschen in een groot ge
bouw opeen te hoopen. En nu heeft het
kaserne-systeem o. i. deze nadeelen, dat er
het gemeenschappelijk gebruik van trap
pen, gang enz. gemakkelijk tot
oneenigheilen aanleiding kan geven, en vooral voor
de reinheid niet bevorderlijk is, wat mis
schien weer eeu terugslag zal geven op de
bewoners, die hun kamer minder net in
orde zullen houden; dat men niet zoo vrij
is door gehooriu'hoidalsanderszins, en vooral,
dat de opeeohoopïug van zoovele menschen
in n gebouw, gevaren voor do zedelijk
heid medebrengt, welke niet licht mogen
geteld worden.
/al dus een vereoniging. welke zich do
verbetering der arbeiderswoningen ten dool
stolt, zoo mogol'.jk het cottage-systeem moe
ten toepassen, dan blijft het nog con opon
vraag of men den arbeider allengs eigenaar
maken of' huurder moot laten blijven.
Wij goloovon, dat het streven naar verbe
tering van do arbeidors-huisvesting niet ge
paard behoort te gaan met bevordering \an
de eigendomsverkrijging van de woningen
door do bewoners, omdat wij meeiren, dat, ah
na verloop van eonige tientallen van jaren
het huisje afbetaald en eigendom van den be
woner is geworden, zich, b.v. bij plotseling
sterfgeval, waar do woning meestal hot
eenig erfstuk is, groote moeilijkheden kun
nen voordoen, on de woning moot worden
verkocht. Kn, als jaren lang betaald is, maar
de eigendom nog niet vcrkreoon *
Hot wil ons voorkomen, dat de bewoner
huurder moet blijven, maar aandeelhouder
moet kunnen worden in de vorooiiiging,
die do woningen bouwde. En, om togen te
gaan dat huisjesmelkers later deaandeelen
opkoopen, zoudon deze op naam kunnen
gesteld worden.
* #
-':?
Om nog even op het hoofdartikel van
meergenoemd dagblad terug te komen. Het
slot er van was to typisch om hot niet oven
te vermelden: Moge dan hot
witschemeronde torongevaarte te Rotterdam, als in
donkeren nacht hoog uit zijne vensters de
lichtstralen schieten over het duister gol
vende, water,.een vuurbaak zijn voor ovue
overheid, overal haar waarschuwend tegen
hot naderende, dreigende govaar."
Niet veel moer dan oen knalcffect. Want,
ware dn schrijver met locale toestanden op de
hoogte geweest, dan zou hem bekend zijn,
dat 's avonds om 9 uur alle vensters, waar
uit die lichtst] alen moeten sch)oti''n, duister
zijn als de donkere nacht". .Moest dus de
overheid dit gebouw ten vuurbaak hebben,
dan zou haar scheepje zeer zeker niet in
veilige haven landen, zooals de redactie van
het Utrechtsch Dagblad zoo gaarne "wilde.
R. N.
Met mevrouw Krans?Osborue had het
bestuur van het Concertgebouw een goede
keus gedaan; want deze all-zangeres heeft met
n slag de harten harer toehoorders veroverd.
Gelukkig kwam zij niet met alom be
kende stukken voor den. dag. De beide aria'a
van Gluck, die zij in het eerste deel voor
droeg, o del mio dolco ardor' en die
Pilgriinme auf Mecca" worden slechts zelden
gezongen. Mevrouw Krans?Osborne behaalde
daarmede reeds -eeii beslist succes. Vooral
met het laatste stuk heeft zij mij groot ge
noegen gedaau. Glnck componeerde tusschen
1755 en '62 verschillende Fransche
nangspelen, op woorden van Favart, Auseaume,
Sedaine, Dancourt e. a. Een dezer
zsngapelen La rencontre irnprévue" is in bet Duitsch
vertaald en heet in die taal die Hlgrimme
auf Mecea". De aria, die mevrouw Kraus
daaruit zong, is eeu zeer geestig stukje vol
lijnen, muzikalen zin. Mevrouw Krau» zang
het prachtig. Vooral.de woorden:
Mnrmle Bach, dein gli gla glu
Seibst ein Amor seu&t
lucht zartliclier als du...."
werden met gratie weergegeven...
Van hare liederen heeft bet Volkslied
van Weber: Mein Sehatz der i«t auf die
Wanderschaft liin" den ia/eesten indruk ge
maakt. Eu terecht,, want de vier. strophen
werden met groot meesterschap gezongen en
het verschil in de stemming dier strophen
kwam volkomen, tot ziju recht.
Bij het lied van Peter Cüriiolius lm Leiiz"
waarin de titelwoorden herhaaldelijk voor
komen, viel bet op boe mevrouw Kraus da
medeklinker l dik uitspreekt. Misschien een
overblijfsel harer Auierikaanscbo afkomst?
De andere liederen harer keuze waren des
Knaben Kerglied ', Kinderwacht" en Sol
datenlied" van Sclmmann.
De orchestnummers waren de ouverture
van de opera Anacreon" van Cherubini en
i W'agner's verrukkelijk Siegfried-Idyll"in het
l eerste deel, en Mahler'a symphonie No. l, in
het tweede deel. Daar de eerstgenoemde num
mers ruimschoots bekend zijn, on de
symphol nie van Mabler in dexxïkolommen door mij
reeds besproken is, bij gelegenheid harer eerste
uitvoering, kan ik het stilzwijgen hierover
bewaren.
Te laat om nog in hot vorige nummer te
vermelden, bereikte mij het tretiond
doodsbericht van den begaafden kunstenaar
GOTTFKIED MAXX.
Reeds vroegtijdig heeft zich het muzikale
talent van dien componist ontwikkeld. Nog
zeer goed herinner ik mij hoe een suite voor
orchest, door hem gecomponeerd en, ik meen,
in 187'.), ouder zijn lekiiiii; uitgevoerd in de
voormalige Parkzaal van Stumpü', reeds ge
tuigenis aflegde van zijn groot kunnen en
zijn ongezochte muzikale schrijfwijze. Die
eigenschappen zijn Mann trouw gebleven,
zoolang als het hom vergund was meester te
zijn over zijn geest. In alles wat ik van Mann
kon, valt een groote gemakkeüjkhoid waar te
nemen in bet neerschrijven zijner gedachten.
Xijue compositiën zijn melodieus en bevat
telijk. Vooral zijne liederen hebben dan ook
steeds veel succes ingeoogst. Ken zeker pathos, i
dat zijn muziek min of meer eigen is, vindt
bij vele inuziekbeoefenaars welgevallen. Het
griibeln" was Mann vreemd ; hina dacht hij
dan ook niet na. voor hij zijne gedachten
opschreef en juist tengevolge daarvan ken
merkt zich zijn niuziek door die natuurlijk
heid, waarran ik zooeven gewaagde en die
zich niet al te veel bekommerde om zucht
naar originaliteit. Overigens neigde zich het
talent van Mann veel moer naai'de fransche
meesters, (Um naar de DuiUchers. Vooral
Massenet was oen componist die door onzen
begaafden landgenoot hoogeüjk vereerd word.
Gottfricd Mann is don l.ïen Juli 1858 te
's-Uravenhage geboren. *| In xijn vroegste
jeugd genoot hij "liet onderricht van Kmile
\Vaguor, oen leerling va u Liszt, een man van
/ijiKi beschaving en een zóó verheven zin
voor knust, dat hij daarom menigmaal be
spot word door lieden die hem niet koudon
begrijpen. Van dezen hooft Mann voel ge
loerd; vooral wat aangaat do algemecne
muzikale ontwikkeling. Uuk iu de
compositieleer kroeg hij onderricht van Wajiner, niet
het gevolg dat hij vóór zijn veertiende jaar
reeds verschillende coiupositiöu had geschre
ven, o. a. trio's voor piano, viool ou collo on
oen sonate voor klavier, waarover zich Max
Bvuch in 1S7L' zeer gunstig hooft uitgelaten.
Van '74 ti.it '7S bezocht Manu do Koninklijke
Muziekschool in zijn vaderstad en genoot
daar het onderricht van NicoUti en Wirtz.
In dien tijd zijn vele werken ontstaan, vooral
op het gebied der kamermuziek, zoonls trio's,
(jnartetton, een quintet voor piano en blaas
instrumenten, oen soxtot voor strijkinstru
menten, een werk voor 5 strijk- eu 5 blaas
instrumenten, drie ouvertures, oen ballade
voor gemengd koor, soli en orcliest, enz. enz.
Echter Mann zelf' beschouwde deze werken
allen min of meer als ..Hchnlcrarbeiton".
Een Romunce, voor Piston Ihmnome du
Soir" genaamd, word in '77 voor liet eerst
uitgevoerd door de Kapel dor Schutterij, op
het Badhuis to Schovemngen. In '7S com
poneerde hij eene ouverture voor Schiinmel's
drama Joau Woutersx'". welk werk roods
oen grootere beteekenis had en ook later
meermalen is uitgevoerd.
Op oen reis naar liet- buitenland maakte
hij kennis met Saint-Saens, DiMibes, Massenet,
Joncioros en. andere meesters», die grooten
indruk maakten op sdjn gemoed en gedeeltelijk
de richting iniluenoeerdeii, welke Manu van
toon af volgde. De ouverture Froia" is in
dien tijd ontstaan en wordt door velen als
Mann's beste orchestwerk beschouwd.
In 18S2 kwam Mann terecht in de
hoofd::") Dozo historische bijzonderheden zijn
ontleend aan mr. Henri Viotta, onze
bedendaaüscbe Toonkunstcnuar^. Van !!<>lkcma &
AVarcndorf.