De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 21 februari pagina 4

21 februari 1904 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

MM E B WE EK B L A D T O O B N E D E B L A N D. 1391 Er. z\jn er hjer ook twee met een vrouwtje dat waschgoed te drogen hangt, het eene op haar .erfje, het andere in het duin, waar boven de uit zee opgestuwde wolken drijven; i de horizont is licht en men voelt de groote ruimte der zee die zich achter de duinhoogten uitstrekt. ,- « Het allersoberste van alles is wel een kereltje dat langs den kant loopend een fichuit voortduwt. Simpeler kan het bijna niet, heel even maar komt het mat-groen «it het grijs op en nauw-merkbaar doet de hoogste kleurnoot, de blauwe kiel van den man, zich gelden. Hoe uiterst weinig mid delen zijn er toch noodig om iets moois uit te drukken! Nog even wil ik wijzen op no. 2950 m, hoe Mauve een nieuw aangelegd park, met keurige grasperkjes, schrale heestertjes en nette paadjes tot een zoo pittoresk~"'geval ?wist' te transformeeren. Wie anders dan hij gou het kunnen, zoo'n fatsoenlijk, nieuw ge plant plantsoenboompje tot een ding van schoonheid te maken ? Niet minder dan de Mauve's verheugt ons d* aanwezigheid van een viertal stukken «««van Welssenhrnch. Van hem toch bezat het museum tot voor een paar jaren niets dan «en heel oud, onbeduidend schilderijtje. Bjj een in zijn geheel allerzondelingsten aankoop, *oo maar in 't wilde weg, kocht het r ijk in l>alchri Weissenbruch's Herinnering van fearbizon" een aardige reisimpressie, meer niet. Maar toen was er van den zeventigjarigen Weissenbruch in 'c museum nog totaal . aiete wat eenig denkbeeld ? van zijn kunst kan ge?en! . Wat die kunst vermocht, kunnen we door -de vriendelijkheid van den heer Drucker bier zien. Behalve een klein schilderijtje, een vergezicht op de heide, is er een schilderij met een molen, waarin de graagte naar sappige, volle kleuren zich al gevoelen doet. Een buitengewoon mooi werk is no. 2970 b, aangegeven als Schets" maar waarin, hoe spontaan en vluchtig ook opgezet, een ryp-' heid werd bereikt, die stellig door geen Verdere afwerking te volmaken zou zijn. Die teekening is opgebouwd met de breede vlotte lijnen, zooals Bosboom dat ook kon, en 4e .grootheid -van diens werk vinden we hier terug. Met deze van leven tintelende teekening in dj nabijheid wordt zijn afge-werkte aquarel, Brug by Noorden" wat mat. Hoewel daar veel moois in water, lucht en atmosfeer-uitdrukking te vinden is, schenkt *jj geen onvermengd génot>zouden we het land rechts wat steviger wenschen, de boomen wat minder plakkaatachtig. Van de twee Willem Marissen is het kleine atukje het bekoorlijkst. Hier nog de inge togenheid van een fijnvoelend, maar zijn kracht nog niet ten volle bewust kunstenaar ; wat vrijmoediger al geschilderd dan het vroege schilderij in de collectie van Lynden, ook inniger het verband der kleuren, dieper gaand -de fijnheden in kleurmenging, zoo heerlijk in en om die twee staande koeien en om het «achte hoog-licht van 'tgoudbronze kroos. Het groote schilderij is er een uit 's meesters laatoten tijd, een van de herhalingen Koeien aatt ;«ea plas", iriaar in zijn soort een goed werk, al werd de rappe hand die 't penseel . 'Voerde, niet geheel door innerlijke aandoening - gedreven. <D* eenige Neuhuys een werk van 1897 hangt hier dicht bij zijn Visschers Vrijage" dat van 1880 dateert. Een vergelijking wordt daardoor als van zelf uitgelokt en doet zien, -Ji«éintenser de schilder in het wezen en jfclsaren is doorgedrongen. Hoe schraal en hard wordt nu het oude ' schilderij, hoe schril het effect van 't invallonde licht, dat in 't nieuwe zoo breed en wartn zich dour 't vertrek, verspreidt en in de duisterste hoeken prachtige diepe tonen wekt. In dit schilderij viert de coloristische echeol haar hoogtijd en 't was een kloeke mannenband die dit kleurenorkest dirigeerde *n er dien machtigen klank aan ontlokte. Ten slote zij vermeld het vreemd in deze omgeving doende schilderij van AlinaTadeina. Bjj al liet atemmingswerk dat het omringt, komt men er niet zoo licht toe dit stuk fragmentarisch te bezien en dit moet men toch doen om verstomd te staan over de kennis van den schilder en zijn vermogen om zich zoo geheel in dien tijd in te leven. Sommige deelen zijn prachtig van schildering en het geheel, ondanks de bonte wemeling van kleuren, springt niet uit den band. Ik heb geen verklareuden tekst willen leveren bij deze collectie meesterstukken, alleen- heb ik op de schoonheden willen wijzen, die mij troffen, orn anderen op te wekken te gaan zien, wat mij zoo machtig Teel en hoog genot geschonken heeft. Als ge er toe komen kunt er ns heen te gaan, zult ge uw bezoek dikwijls herhalen en het zal U gaan zooals mij, telkens zult ge meer en nieuwe schoonheden ontdekken. Hoe lang de vermoedelijke duur zal zijn, waarvoor de heer Drucker zijn schatten af stond weet ik niet, maar ik zou het ver klaarbaar vinden, als het verlangen om zijn vrienden weer om zich te zien, sterker werd dan het genoegen om zijne landgenooten er mede van te doen genieten. Als deze kunstpro ducten op een goeden dag verdwenen zijn, lieeft ieder, die er niet heen ging, zich zelf veel te kort gedaan. J. W. N. iiiiiiiiliilliiiiiiiiimiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiMiiiiNimiiiMitiiiiiiiiiimiiii FRANS COEJCBX Jr., Vluchtige Verschijningen. Amsterdam, L. J. Veen. Elk kind moet een naam hebben en elk boek een titel. Daarom is 't misschien onge past den heer Coenen te vragen waarom hij voor zijn boek dezen titel heeft gekozen. Meent hij daarmee te zeggen dat zijn Studie's en Vertellingen, zijn Natuurstemmen en Reisindrukken, zijn Losse beschouwingen, alles saamgeperst in een boekdeeltje van 250 blad zijden, een ephemeer bestaan zullen hebben? Zooveel bescheidenheid, orn niet te zeggen zelfkennis, kan men nauwelijks bij .een auteur van naam onderstellen. Moet die titel dan den inhoud, de stof kenmerken ? Maar kan men vluchtig" Oud Worden of is Parijs een verschijning", die onmiddellijk doet denken aan verdwijning? Een Carnaval, 't is waar, * duurt niet lang, maar een HondcntentoonsteUim/ meestal langer dan de buren lief is. Moet dan, eindelijk, de titel beduiden dat de stu dies enz. vluchtig zijn gemaakt, de indrukken en stemmingen haastig op het papier ge bracht, orn ze voor de vergetelheid te be waren, zooals Huygens zijn Korenbloemen in den inkt zette om ze voor vroegtijdig verleppen te behoeden ? Ook dit weiger ik te gelooven. De auteur is meestal zwaar-opde-hand. Hij werkt goed,hij werkt minutieus, maar zijn arbeid riekt dan ook naar de lamp. De reden, zou ik meenen, waarom deze schotel klein-gebak minder smakelijk is dan de Falklandjes is juist daarin gelegen, dat ze de bekoring der spontaniteit missen. Vergis ik mij, wanneer ik beweer dat de Vluchtige Verschijningen in zekeren zin toegepaste aesthetica zijn ? Wordt ook niet Coenen in zijn werk soms gehinderd door literaire dogma's ? Mij wil het zoo voorkomen. En waartoe dat leerstellige in de kunst kan leiden, heeft Van Deyssel met zijn Liefde, kwader gedachtenisse, bewezen! Doch dit neemt niet weg dat Coenen ook in zijn laatste boek enkele voortreffelijke stukjes heelt gegeven. Oud-Worden bijvoor beeld. Een stukje levensphilosophie, zoo aan doenlijk als subliem. Gekristalliseerde waar neming. Echte, oprechte gevoelsuiting. OudWorden is 't allermooiste uit den Bundel. Maar ook Wintermorgen is goed. Aardig: Een vergissing en Een visite zeer geschikt voor 'n voordracht op 't Nut. En zulke miniatuur-schilderijtjes, sober, maar raak, zijn er meer in. Doch is 't niet vreemd dat dezelfde Coenen de schrijver is van de Losse Beschouwingen, die het laatste gedeelte van de verzameling vullen ? Wat dat opschrift moet beteekenen, verklaar ik alweder niet te begrijpen, maar dat doet er weinig toe. Maar dat er .geen bladzijde in voorkomt, of men krijgt lust er een of meer geestigheden in te schrappen, is bedenkelijk en wijst op gebrek aan smaak bij den auteur. Te meer verwon derlijk, omdat hij ganschelijk niet ontbloot is van geest. Wie een kijk heeft op circus-ver schijningen, op honden en menschen, als de heer Coenen, is niet iedereen. Wie in carnavalsstemming een boutade kan schrijven als de heer Coenen, if een persoon. Maar het staat geen enkel artist vrij zijn talent te forceeren. En wat nu te zeggen van de Natuurstem mingen en Reisindrukken ? Ik voor mij geef ze den auteur graag cadeau. Hij had er een beter gebruik van kunnen maken. In een roman b.v., waar ze het denken of de daden van individuen konden toelichten. Nu staan ze zoo losjes naast elkaar, dat de veelheid verveelt. Dichterlijk zijn ze maar zoo zoo. Vergelijkt maar eens Coenen's Herfst met Staring's versje vaai dien naam: welk een verschil! En evenwel nochtans: Coenen's Vluchtige verschijningen krijgen bij mij een plaatsje in de boekenkast op de plauk voor goede nieuw-Nederlandsche lectuur. Utrecht. W. PIK. Het aankweeken van den moed door gym nastiek, spel en sport. De geestelijke zijde der lichaamsoefeningen. Naar het Duitsch van prof. dr. KOXRAD Koen, door P. J. SCHUIL, leeraar in de gym nastiek te Amsterdam. Prijs f 1.00, geb. ? 1.90, Nijgh en van Ditmar, Kotterdam. Ook bij ons te lande begint men lang zamerhand in te zien dat een eenzijdig, slechts op den geest gericht, opvoedingsstelsel voor de toekomst van land en volk bedenkelijk kan worden en doet .men pogingen om door beperking van leerstof, verkorting der school tijden en vermindering van examina aan de gevreesde nadeelen te ontkomen. De vereeniging tot vereenvou liging van examens en onderwijs vond bij haar optreden een uit gebreid arbeidsveld, waarvan rijke vruchten te plukken zijn indien ouders, opvoeders en autoriteiten n van zin en n vaii wil wor den om practische resultaten te verkrijgen. Bedoelde beperking alleen, alhoewel reeds van groote waarde, zal ons echter niet brengen wat wij noodig hebben. Men zal er op be dacht moeten zijn, op den vrij komenden tijd beslag te leggen, niet alleen om ernstige nadeelige gevolgen te voorkomen, doch vooral ook om uit een hygiënisch, zedelijk en geeste lijk oogpunt in het belang der opvoeding werk zaam te kunnen zijn. Ook dit wordt gelukkig bijna algemeen ingezien; de overtuiging wint veld, dat naast de geestelijke een lichamelijke opvoeding behoort en dat, als men menschen wil opvoeden, men ook karakters vormen moet, die in geoefende wilskracht het middel vinden om aan de toenemende moeilijkheden die het dagelijksch leven oplevert het hoofd te kunnen bieden. Het wordt eindelijk erkend, dat goed geleide lichaamsoefeningen het mid del zijn om de bestaande gebreken te ver beteren. De hygiënisten gaan echter verder. Zij richten niet alleen het oog op de school, doch ook op de groote massa's, die in de steden, verstoken van licht en lucht in de huurkazernen leven en in met rook en stof bezwangerde fabrieken door eenzijdigen of zittenden arbeid alle gezonde levenskiemen tot verstikking brengen. Zij weten dut jaarlijks duizenden in den bloei van het leven aan tuberculose sterven en hebben vastgesteld, dat spierzwakke en bloedarnie menschen met slecht ontwikkelde ademhalingsorganen inde eerste plaats als slachtoffers vallen. De be strijdingsmiddelen waarmee het menschelijk lichaam tegen het indringen en overheerschen van ziektekiemen gewapend is zijn bij velen te zwak; zij zijn alleen sterk genoeg bij hen wier lichaam in al rijne doelen be hoorlijk ontwikkeld is, bij wie alle levensfunctiën onbelemmerd en krachtig plaats hebben. Voorzeker zijn volkssanatoria hoogst nuttige instellingen; van oneindig grooter waarde is echter het verschaffen van licht, lucht en gelegenheid tot lichaamsoefening aan het geheele volk, omdat daardoor de behoefte aan die instellingen veruiinder.cn zal. De schrijver van het bovengenoemde, hier bij het publiek in te, leiden boek, laat on der verwijzing naar andere werken de hygiënische betoekenis der lichaamsoefenin gen nagenoeg geheel buiten beschouwing. Kr ligt voor hem in die lichaamsoefeningen meer verscholen dan een hygiënisch middel en met volkomen heheersching. van de ge heele stof die met zijn onderwerp in verband staat, stelt hij de geestelijke zijde der lichaams oefeningen in het helderste licht. Op meester lijke wijze toont hij den machtigen invloed der lichaamsoefeningen aan op de vrijmaking van een bijna onbewust geestesleven, tot het opwekken van sluimerende krachten, tot het ontwikkelen van wilskracht en moed en op de karaktersvorming. De beste denkbeelden van allen, die van het ontstaan der opzet telijke lichaamsoefeningen af, aan den op bouw en de volmaking daarvan zijn werkzaam geweest, die hunne gerijpte ervaringen bij de toepassing van die uitgebreide stof opgedaan in woord en geschrift openbaar maakten, zij zijn door den schrijver in overbeterlijkeu vorm weergegeven. Koch's boek zal voor ieder die het leest eene openbaring zijn; het zal de opvoed kundige beteekenis der lichaamsoefeningen, die bijna altijd uitsluitend uit physiologische overwegingen worden aanbevolen, volkomen tot haar recht brengen, omdat de schrijver ze toetst aan hare geestelijke en zedelijke op voedingskracht. Denken en weten alleen zijn geen waarborg voor. karakter". Tot de op voeding van de zedelijke persoonlijkheid, die ten slotte toch de beteekenis van den inensch uitmaakt, wordt in de eerste plaats vereischt de ontwikkeling van wilskracht. Deze kan slechts geschieden door te' nopen tot daden en leiding daarbij te geven. Onhoudbaar is de meening dat elke handeling uitsluitend van bepaalde zenuwcentra afhankelijk is. Een wilsprikkel moet noodzakelijk voorafgaan eii deze is van zuiver geestelijken oorsprong. Men moet dus den wil opvoeden en zijne hoofddeugd den moed" geleidelijk ontwik kelen om den mensch volledige zelfbeheersching te verzekeren. Zelf beheersching wordt door kleine overgangen verkregen, terwijl door een geleidelijken climax in de eischen, voortdurend een werkzame prikkel wordt gegeven. Büde schoolopvoeding zal de gymnastiek in hoofdzaak deze taak moeten vervullen en ieder onderwijzer zal bevestigen hetgeen Koch over de beteekenis van 'een goed ontwikkel den wil zegt. Leerlingen, zegt hij, die zich om het onderwijs geregeld te volgen groote moeite moeten geven, worden vaak degelijker menscheu dan zij,-die alles onmiddellijk be grijpen en kunnen. GeTien hebbe.n hu u wil meer geoefend dan dezen- en hot karakter vormt zich beter door hetgeen wij doen dan door hetgeen wij weten. Waar nu velen, die op de invoering van lichaamsoefeningen bedacht zijn, voor de groote moeilijkheid worden gesteld om uit de verschillende systemen van gymnastiek, tusschen spel of sport een keuze te doen, daar zal dit boek, waarin alle lichaamsoefegen onbevooroordeeld naar wetenschappelijke beginselen worden getoetst, een hoogst wel kome gids zijn. Ook de maatschappelijke en nationale be teekenis der lichaamsoefeniu^en worden niet vergeten; schrijver verlangt volle waurdeering van gymnastiek en spel als vormers der wils kracht en zonder welke onze scholen nooit ware opvoedingsinstellingen kunnen worden. Hij doet deze uitspraak op grond eener zóó nauwkeurige waardebepaling, uk opvoed kundig oogpunt, van alle lichaamsoefeningen, als in de geheele vakliteratuur niet te vin den is. De firma Nijgh en van Ditmar heeft liet werk in een net kleed gestoken en de prijs zelfs lager kunnen houden dan hij in de oorspronkelijke taal is. Voor den vertaler vinde hier een woord van lof plaats, niet alleen omdat hij door zijn initiatief in ons land de bijzondere aandacht op dit werk vestigde, doch ook voor de vaar digheid waarmee hij de groote moeilijkheden, aan eene goede overbrenging van dit boek verbonden, heeft overwonnen. Slechts hier en daar stuitte ik bij vergelijking op minder juiste overzettingen, die evenwel geen in vloed op de waarde van de vertaling oefenen. Overbodig zou het m. i. echter niet geweest zijn, indien in noten of in een aanhangsel, korte' aanteekeningen waren gegeven omtrent de schrijvers waarop Koch zich beroept of waaraan hij zijne ifcnkbeeldeii ontleent. Na men van mannen als Clausewitz, Jager, Maul, Fink, enz., enz., hoe bekend ook in de Duitsche vakliteratuur, zijn voor Nederlandsche lezers geheel onbekenden. Allen belangstellenden, ouders en opvoe ders en zeker niet het minst aan de autori teiten, die op de invoering van lichaams oefeningen invloed kunnen oefenen, zij het boek warm aanbevolen. K o 11 e r d a m, Januari 1901. VAX AKEN. iDIE 111 KflDSt. (Ingezonden). R. Schumann heeft eens aangewezen als des Künstlers Beruf', Licht senden in die Tiefe des menschlicheii Herzens" En terecht. Maar nu blijft 't de ernstige vraag, op welke wijze dit zal kunnen en moeten ge schieden, en het schijnt imj dat do heer v. Nouhuys te weinig het veelomvattende van dit vraagstuk in rekening brengt. De opmerkingen, welke hij zoo welwillend was te voegen bij die van mij over bovenstaand onderwerp bevredigen mij daarom niet. 'k Zou van hem wel eens een eenvoudig bevestigend of ontkennend antwoord willen ontvangen op deze vragen, rakende voor mij de hoofdzaak van hetgeen ons verdeeld houdt: Drukt een kunstenaar min of meer het stempel zijner persoonlijkheid op zijn werk? Oefent hij door zijn werk min of meer invloed uit op anderen? Is het dus ook in dit opzicht van belang welk eene persoonlijkheid hij is? De heer v. N. verwijt mij gebrek aan geloof ?in de kunst, rnaar wat, beteekent dit nu eigenlijk?! Zal het voor mij ecuige beteeke nis hebben, dan moet het teruggebracht worden tot geloof of in den mensch, die kunst voortbrengt of in eene hoogere macht. die er den mensch toedrijft. In het laatste geval staan we ilan altijd weer voor de vraag naar de bedoelingen dier hoogere macht met den mensch; inliet eerste zal de vraag wel niet overbodig zijn of er wel zoo overvloedige reden is om te gelooven in den kunstvoortbreugenden meusch als zoodanig?! Voorbeelden bij brengen ter toelichting zal wel overbodig wezen. Stelt de heer v. X. het kunstideaal zoo hoog, dat er op van toepassing is het woord van C. Busken Huet: de ware schoonheid vereenigt steeds en noodzakelijk in zich zoovele elementen van waarheid en deugd, dat wie gene dient, deze niet verloochenen kan", dan waren we het in den grond eens, maar dit is mij nog niet geheel duidelijk, of liever ik durf er nog niet op rekenen. Noemt de heer v. X. echte kunst de vrije uiting van den vrijen kunstenaar", we komen hier in zekeren zin niets verder mee. Want die kunstenaar is en blijft een mensch en op menschen invloed uitoefenen, en zal het altijd min of meer doen in eene richting, die hem veredelt of verlaagt. Wij willen hem niet drijven iu de richting van een -isme, raaar in die van het ideale mensch zijn! Hoeveel beter had hierdoor b. v. het lot kunnen zijn van P. Verlaine! En wat mij vooral ook in der tijd diep heeft getroffen is er niet van A. Dnmas getuigd, dat hij het leven zoo droevig is geëindigd, omdat, waar hij in en door z\jne kunst een -profeet wilde zijn, hij heeft gefaald en moest falen, omdat hij niet wist te voldoen aan de eischen van 't hoogste zedelijke idealisme ? ! Naar onze overtuiging^ wordt er groote schade toegebracht aan, wat het hoogste is, het geestelijk leven der menschen, door dit weg te cijferen of uit 't oog te verliezen als een bestanddeel der kunst. Als kunst juist de meest subjective levens voeling eu levensziening van een mensch is, kan zij nooit ontsnappen aan den invlüed van het mensch zijn, en juist van wat in den mensch 't hoogste is, het dorsten naar 't goede, genomen in den lioogsten en meestomvattenden zin van 't woord. En hierom zullen zeker velen met mij blijven instemmen met het woord van Bj. Björnson : leder boek, dat onze kracht niet vermeerdert, onzen moed niet verhoogt, het leven niet licht voor ons maakt, is een slecht boek, hoe groot ook de kunst moge wezen aan het schrijven besteed". En verder ook eenzijdigheid, oppervlakkigheid of hoe men het noemen wil verwijten aan allen die uit de subjective aandoeningen van den kunste naar 't zedelijk element geheel willen elimi neren of wegcijferen. En we zullen hierbij zeker wel op de instemming van Schiller kunnen rekenen, die zeide dat de vreugde, welke de kunst schenkt volstrekt op zedelijke voorwaarden berust, dat de geheele zedelijke natuur des menschen daarbij in werkingis". A. CAELIER. 1 ?* * # Voor mijn gevoel wendt de heer Carlier telkens weer zyn betoog in een andere rich ting. Ik kwam op voor een ruime opvatting van l'art pourl'art" -r de kunst niet dienst baar maar vrij haar bestaansrecht hebbend in zich zelf. De heer Carlier wilde ook wel l'art pour l'art", maar met zooveel voor behoud dat er niet veel van vrijheid voor den kunstenaar overbleef. Immers pessimisme diende geweerd, de onderste lagen der maat schappij waren geen geschikt onderwerp, enz. Daartegen kwam ik op, en verweet den heer Carlier gebrek aan geloof in de kunst. In verband met wat er aan voorafging leek me dat duidelijk genoeg. En ik haalde ten over vloede de titels aan vau onderling zeer ver schillende werken. Geloof dat alle waarachtige kunst, ook de pessimistische (Leopardi), ook de sceptische (De Musset), ook die door 's leven der lagere klassen geïnspireerd is (Zola), dei- inenschheid ten goede komt als oprejht-eerlijke uiting van een artistiek-gevoelige, hevig reageerende ziel. Hoe de hoer Carlier er nu toe komt in ver band daarmee te spreken van het geestelijk leven wegcijferen uit de kun't" of het zedelijk eluirent geheel willen eliinineeren uit dj subjectieve aandoeningen van den kunste naar" is me eenvoudig een raadsel. Heeft hij het hier tegen mij ? Niets wil ik weg cijferen, niets eliinineeren dat was juist het verschil tusschen ons! Optimisme en idealisme hebben tot groote kunst geleid. Maar pessimisme en scepticisme en natura lisme hebben ook tot groote kunst geleid. Derhalve niets uitsluiten uit voorliefde voor 't eeue of 't andere. Björnson toont met zijn eiscli welk een onverbeterlijke moralist hij is. Kunst gehoor zaamt nu eenmaal niet aan eischen van buiten af. Men kon even goed /.eggen : elk kind, dat niet blond is bij zijn geboorte, deugt niet. 't Zou de komst van donkere kindertjes niet verhinderen en gelukkig ook! Daarbij hangt 't immers van den persoon af. of zekere knust hem beter of slechter maakt. 'n Kwajongen kan verkeerde aanvechtingen krijgen bij 't zien van de Vernis van Meïos. Pas dan den stelregel van Björnson eens toe!... Op de drie categorische vragen kan ik even categorisch driemaal ja zeggen. Maar ieder zij nu voorzichtig met verdere gevolgtrekkingen. Kn dat is de heer Carlier ook. Want hij zegt alleen dat het lot van Paul Yerlaine zooveel beter ha i kunnen zijn, liadde hij meer geltefd in de richting van 't ideale mensch-zijn. Kn wal Alex. Duinas nis betreft dien bedoelt de heer Carlier waarschijnlijk zijn falen ligt grootendeels in het aanbrengen van moreele en maatschappelijke tendenzen, daar waar hij als kunstenaar zijn levens-vizie had moeten zuiver houden. Duinas h'ls brengt dus juist koorn op mijn molen. \V. (j. VAX XOUIIUYS. NIEUWE UITGAVEN. Fortuinjurht, oorspronkelijke roman, door mevrouw P. A. «E COCK BUNIXG-VAN HEXGEL. Utrecht, P. J, Diehl. line dr. Molt zijn rrouw kreeg, door J. DOXCKKR. Amsterdam, S. L. van Looy. liet Kind, oorspronkelijke roman, door LOUISE STATEXUS. Utrecht, P. J. Diehl. tieschouwïngen en voorstellen der Staatscom missie ran engnéte o-mtrent het spoorwegpersoneel. Haarlem, H. D. jeenk Willink. Brieven oi'er opvoeding, door J. KI,EEFSTRA. Hilversum, J. Keddingius. Teekenen des ti/ds, tweemaandelijkse!! tijd schrift in vrijzinnig godsdienstigen geest, onder redactie van dr. C. J. Niemeijer, G. J. Pare, dr. A. Kutgers van der Loeff Azn. Leeuwarden, Meijer en Sehaafsma. Het Arbeidscontract", Ontwerp ran W''t, tot wijziging en aanvulling van de bepalingen i 11 het B. W. omtrent huur van dienstboden en werklieden en van daarmede samenhan gende wettelijke bepalingen zooals dit bij Koninklijke Boodschap van 28 Januari 1904 bij de Staten-Generaal is ingediend, gevolgd door de Memorie van Toelichting. Haarlem, II. D. Tjeenk Willink & Zoon. Vrijmaking ran den Arbeid, door J. C. SIKKEL, dienaar deg woords te Amsterdam. Vooraf gaat een schrijven aan den weieerwaarden heer ds. W. 11. Gispen Jr. te Baarn. O vergedrukt «it Boaz", orgaan van de Vereeniging van Nederlandsche Patroons Boaz. Am sterdam?Pretoria, boekhandel, voorheen Höveker & AVormser. Inhoud van Tijdschriften. Kuropa, 2e au.: Piet van Assche, Brand stichter Tennis. Otto Rung, Uit Forsten : Ornfeldt's geschiedenis. Florence Warden, ; Zijn geheimzinnige bloedverwant. Peter j Altenberg, Theobroma(godenspijs).?Cenatos, | Ken boekenpraatje. Ontwaking. 4e jaarg.: Ontwaking. Ter inlei ding. Segher Kabauw, Een Vlaamsche hoogeschool. Georges Eekhoud, Het ont staan en de evolutie van een werk. Willem Gijssels, Morgen, morgenridder, morgen. Segher Rabauw, Academische kletspraat. Sista van Daelen, Aan eenen dichter. Edward Greene, In 't morgenland. Karel J. Wolters, Eene gewetenszaak. Aloïs de Laet. Over kunstkeuren. S. R. H. M., Sprokke lingen. Onze Kunst, No. 2 : Gewijd aan Jozef Israëls, geb. 27 Januari 1824. Een studie door W. Steenlioff, een portret door Jan Veth en 30 afbeeldingen naar werken van den meester. De Levende Natuur, afl. 11 : Een bezoek aan Giethoorn en de eendenkooien, door R. Houwink Hzn. Onze cypresachtige boomen, door Jac. P. Th. Uit het leven der schol eksters, door J. Daalder Dz. Galmuggen, door B. Boon. Mijn eerste pestvogel, door J. H. Bernink. Vei groende bloemen, door E. J. H. Scholten. Wat ik nog vond, door Mej. Cook. Maatschappij tot Nut van 't Algemeen", No. 3 : Mededeelingen: 1. Over het nut van bibliotheken met of zonder leeszalen. 2. De ambachtsschool te Middelharnis (met 5 afb.) f P. W. Jansen. 3. Het eerste internationale congres in zake tuingrondverstrekking (Jardins Ouvriers), I. 4. De zorg van de gemeenschap voor het zeer jonge kind. 5. De algemeene vergadering van 1904. De Katholieke Gids. 2e afl.: Kunstbeschou wing, C. v. M. De kerken van Parijs Norbert van Reuth. Aan den rand des verderft, Louis B. M. Lammers. Tijdschrif ten-tafel. Politiek overzicht. Uit de boekenwereld: Herman Knippenberg, Sneeuw klokjes. Mr. Frans Erens, Augustinus' Belijdenissen. Eigen Haard, No. 8 : In de branding, door Marie de Negri, VIII. Melk en typhus, door Wouter Cool, niet afb. De opleiding onzer zee-officieren, door Nautilus, met afb., I. Van meisjes-studenten, feestavond, door Ans Salomons. Op de Nederlandsche afdöeling der tentoonstelling de wereld van het kind" te 81. Petersburg, door H. S. S. K., met af b., II. Verscheidenheid. La Revue, No. 4: A. Ular, Le panmongolisme japonais. L. de Xorvins, L'homme Ie plus riche de la terre. Sully Prudhomme, La Muse de Philippe Dufour. Ph. Dutour, Vieilles villes de France, Camille Monclair, La fin du wagnérisme. Dr. J. Héricourt, Le médécin de l'avenir. J. H. Rosny, La belle Tessinoise. George Pellissier, SainteBeuve; Taine et la critique. ? Henri Coupin, Les animaux facétieux. Gabriel Trarienx, Mouvement dramatique. Collaborateurs de la revue; Livres et idees en France et al' tranger. Faits et documents: Mouvement géographique, par Elisée Reclus. Sciences et Inventions, par dr. L. Caze. Lettres et arts, par J. de Goussanges. La guerre Russo-Japonaise,. lltlllllllllMIIIMIIIIIIIIIItlllllllllllllllHIHIMIIIII cftaciamoa 40 cents per regel. miiiiiiiiiiiiiiiifimiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiimiiiiii niiiiii TRADEMARK MARTEII/S COSNAC, Dit beroemde merk is verkrfig» baar bij alle Wijuhandeiaars ev bij de vertegenwoordigers KOOPMANS dr BitlHiIRR, Wjjnhandelaars te Amsterdam. oofd-Depö* VAM Dr. JAEGER'S ORIÖ, Borfflaal-folarMei. E. F. DEUSCHLE-BBNGM, Amsterdam, Kofcerrtr. 157. Eenig specialiteit in dei* artikelen in geheel NederL Piano-, Orpl- en InzlettaiiU JIF.YKOOS A 14ALS 110VUN, Arnhem, Koningspleiu. VLEUGELS enPI ANINO's in Koop en in Huur Repareeren Stemmen Ruilen. PHOXOlZ PHO\OL\. PHOXUU. De J'IIOXOI.A overtreft alle bestaande pianospeelapparaten, omreden zij een om vang heeft van 72 touen. (An deren slechts 58 ii <>5 tonen). Verder kan men de melodie tegenover de begeleiding la ten, uitkomen. Alleen de I'HONOLA is in staat te garandeeren, dat de pianostukken van haar repertoire ongewijzigd, «lus niet verminkt zijn. Prijs ? 550?. llitsluitjii(l te zien en te hooren bij Mij. PHO>'OLA W. XAKSSENS, Passage 14, 's Hage. Hoofdagenten Piano's SCIHEDMAYER & FEUBICH. CHOCOLA.T-VEEN .ARTISTIQUE" LE PLUS DELICIEUX CHOCOLAT POUR CROQUER.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl