Historisch Archief 1877-1940
MM E B WE EK B L A D T O O B N E D E B L A N D.
1391
Er. z\jn er hjer ook twee met een vrouwtje
dat waschgoed te drogen hangt, het eene
op haar .erfje, het andere in het duin, waar
boven de uit zee opgestuwde wolken drijven;
i de horizont is licht en men voelt de groote
ruimte der zee die zich achter de duinhoogten
uitstrekt.
,- « Het allersoberste van alles is wel een
kereltje dat langs den kant loopend een
fichuit voortduwt. Simpeler kan het bijna
niet, heel even maar komt het mat-groen
«it het grijs op en nauw-merkbaar doet de
hoogste kleurnoot, de blauwe kiel van den
man, zich gelden. Hoe uiterst weinig mid
delen zijn er toch noodig om iets moois uit
te drukken!
Nog even wil ik wijzen op no. 2950 m, hoe
Mauve een nieuw aangelegd park, met
keurige grasperkjes, schrale heestertjes en
nette paadjes tot een zoo pittoresk~"'geval
?wist' te transformeeren. Wie anders dan hij
gou het kunnen, zoo'n fatsoenlijk, nieuw ge
plant plantsoenboompje tot een ding van
schoonheid te maken ?
Niet minder dan de Mauve's verheugt ons
d* aanwezigheid van een viertal stukken
«««van Welssenhrnch. Van hem toch bezat het
museum tot voor een paar jaren niets dan
«en heel oud, onbeduidend schilderijtje. Bjj
een in zijn geheel allerzondelingsten aankoop,
*oo maar in 't wilde weg, kocht het r ijk in
l>alchri Weissenbruch's Herinnering van
fearbizon" een aardige reisimpressie, meer
niet. Maar toen was er van den
zeventigjarigen Weissenbruch in 'c museum nog totaal
. aiete wat eenig denkbeeld ? van zijn kunst
kan ge?en! .
Wat die kunst vermocht, kunnen we door
-de vriendelijkheid van den heer Drucker
bier zien. Behalve een klein schilderijtje, een
vergezicht op de heide, is er een schilderij
met een molen, waarin de graagte naar
sappige, volle kleuren zich al gevoelen doet.
Een buitengewoon mooi werk is no. 2970 b,
aangegeven als Schets" maar waarin, hoe
spontaan en vluchtig ook opgezet, een ryp-'
heid werd bereikt, die stellig door geen
Verdere afwerking te volmaken zou zijn. Die
teekening is opgebouwd met de breede vlotte
lijnen, zooals Bosboom dat ook kon, en
4e .grootheid -van diens werk vinden we
hier terug. Met deze van leven tintelende
teekening in dj nabijheid wordt zijn
afge-werkte aquarel, Brug by Noorden" wat mat.
Hoewel daar veel moois in water, lucht en
atmosfeer-uitdrukking te vinden is, schenkt
*jj geen onvermengd génot>zouden we het
land rechts wat steviger wenschen, de boomen
wat minder plakkaatachtig.
Van de twee Willem Marissen is het kleine
atukje het bekoorlijkst. Hier nog de inge
togenheid van een fijnvoelend, maar zijn
kracht nog niet ten volle bewust kunstenaar ;
wat vrijmoediger al geschilderd dan het vroege
schilderij in de collectie van Lynden, ook
inniger het verband der kleuren, dieper gaand
-de fijnheden in kleurmenging, zoo heerlijk
in en om die twee staande koeien en om
het «achte hoog-licht van 'tgoudbronze kroos.
Het groote schilderij is er een uit 's meesters
laatoten tijd, een van de herhalingen Koeien
aatt ;«ea plas", iriaar in zijn soort een goed
werk, al werd de rappe hand die 't penseel
. 'Voerde, niet geheel door innerlijke aandoening
- gedreven.
<D* eenige Neuhuys een werk van 1897
hangt hier dicht bij zijn Visschers Vrijage"
dat van 1880 dateert. Een vergelijking wordt
daardoor als van zelf uitgelokt en doet zien,
-Ji«éintenser de schilder in het wezen en
jfclsaren is doorgedrongen.
Hoe schraal en hard wordt nu het oude
' schilderij, hoe schril het effect van 't
invallonde licht, dat in 't nieuwe zoo breed en
wartn zich dour 't vertrek, verspreidt en in
de duisterste hoeken prachtige diepe tonen
wekt. In dit schilderij viert de coloristische
echeol haar hoogtijd en 't was een kloeke
mannenband die dit kleurenorkest dirigeerde
*n er dien machtigen klank aan ontlokte.
Ten slote zij vermeld het vreemd in deze
omgeving doende schilderij van AlinaTadeina.
Bjj al liet atemmingswerk dat het omringt,
komt men er niet zoo licht toe dit stuk
fragmentarisch te bezien en dit moet men
toch doen om verstomd te staan over de
kennis van den schilder en zijn vermogen
om zich zoo geheel in dien tijd in te leven.
Sommige deelen zijn prachtig van schildering
en het geheel, ondanks de bonte wemeling
van kleuren, springt niet uit den band.
Ik heb geen verklareuden tekst willen
leveren bij deze collectie meesterstukken,
alleen- heb ik op de schoonheden willen
wijzen, die mij troffen, orn anderen op te
wekken te gaan zien, wat mij zoo machtig
Teel en hoog genot geschonken heeft.
Als ge er toe komen kunt er ns heen
te gaan, zult ge uw bezoek dikwijls herhalen
en het zal U gaan zooals mij, telkens zult
ge meer en nieuwe schoonheden ontdekken.
Hoe lang de vermoedelijke duur zal zijn,
waarvoor de heer Drucker zijn schatten af
stond weet ik niet, maar ik zou het ver
klaarbaar vinden, als het verlangen om zijn
vrienden weer om zich te zien, sterker werd
dan het genoegen om zijne landgenooten er
mede van te doen genieten. Als deze kunstpro
ducten op een goeden dag verdwenen zijn,
lieeft ieder, die er niet heen ging, zich zelf
veel te kort gedaan.
J. W. N.
iiiiiiiiliilliiiiiiiiimiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiMiiiiNimiiiMitiiiiiiiiiimiiii
FRANS COEJCBX Jr., Vluchtige Verschijningen.
Amsterdam, L. J. Veen.
Elk kind moet een naam hebben en elk
boek een titel. Daarom is 't misschien onge
past den heer Coenen te vragen waarom hij
voor zijn boek dezen titel heeft gekozen.
Meent hij daarmee te zeggen dat zijn Studie's
en Vertellingen, zijn Natuurstemmen en
Reisindrukken, zijn Losse beschouwingen, alles
saamgeperst in een boekdeeltje van 250 blad
zijden, een ephemeer bestaan zullen hebben?
Zooveel bescheidenheid, orn niet te zeggen
zelfkennis, kan men nauwelijks bij .een auteur
van naam onderstellen. Moet die titel dan
den inhoud, de stof kenmerken ? Maar kan
men vluchtig" Oud Worden of is Parijs een
verschijning", die onmiddellijk doet denken
aan verdwijning? Een Carnaval, 't is waar,
* duurt niet lang, maar een HondcntentoonsteUim/
meestal langer dan de buren lief is. Moet
dan, eindelijk, de titel beduiden dat de stu
dies enz. vluchtig zijn gemaakt, de indrukken
en stemmingen haastig op het papier ge
bracht, orn ze voor de vergetelheid te be
waren, zooals Huygens zijn Korenbloemen
in den inkt zette om ze voor vroegtijdig
verleppen te behoeden ? Ook dit weiger ik
te gelooven. De auteur is meestal
zwaar-opde-hand. Hij werkt goed,hij werkt minutieus,
maar zijn arbeid riekt dan ook naar de lamp.
De reden, zou ik meenen, waarom deze
schotel klein-gebak minder smakelijk is dan
de Falklandjes is juist daarin gelegen, dat ze
de bekoring der spontaniteit missen. Vergis
ik mij, wanneer ik beweer dat de Vluchtige
Verschijningen in zekeren zin toegepaste
aesthetica zijn ? Wordt ook niet Coenen in
zijn werk soms gehinderd door literaire
dogma's ? Mij wil het zoo voorkomen. En
waartoe dat leerstellige in de kunst kan
leiden, heeft Van Deyssel met zijn Liefde,
kwader gedachtenisse, bewezen!
Doch dit neemt niet weg dat Coenen ook
in zijn laatste boek enkele voortreffelijke
stukjes heelt gegeven. Oud-Worden bijvoor
beeld. Een stukje levensphilosophie, zoo aan
doenlijk als subliem. Gekristalliseerde waar
neming. Echte, oprechte gevoelsuiting.
OudWorden is 't allermooiste uit den Bundel.
Maar ook Wintermorgen is goed. Aardig:
Een vergissing en Een visite zeer geschikt
voor 'n voordracht op 't Nut. En zulke
miniatuur-schilderijtjes, sober, maar raak, zijn
er meer in. Doch is 't niet vreemd dat
dezelfde Coenen de schrijver is van de Losse
Beschouwingen, die het laatste gedeelte van
de verzameling vullen ? Wat dat opschrift
moet beteekenen, verklaar ik alweder niet te
begrijpen, maar dat doet er weinig toe. Maar
dat er .geen bladzijde in voorkomt, of men
krijgt lust er een of meer geestigheden in te
schrappen, is bedenkelijk en wijst op gebrek
aan smaak bij den auteur. Te meer verwon
derlijk, omdat hij ganschelijk niet ontbloot is
van geest. Wie een kijk heeft op circus-ver
schijningen, op honden en menschen, als de
heer Coenen, is niet iedereen. Wie in
carnavalsstemming een boutade kan schrijven als
de heer Coenen, if een persoon. Maar het staat
geen enkel artist vrij zijn talent te forceeren.
En wat nu te zeggen van de Natuurstem
mingen en Reisindrukken ? Ik voor mij geef
ze den auteur graag cadeau. Hij had er een
beter gebruik van kunnen maken. In een
roman b.v., waar ze het denken of de daden
van individuen konden toelichten. Nu staan
ze zoo losjes naast elkaar, dat de veelheid
verveelt. Dichterlijk zijn ze maar zoo zoo.
Vergelijkt maar eens Coenen's Herfst met
Staring's versje vaai dien naam: welk een
verschil! En evenwel nochtans: Coenen's
Vluchtige verschijningen krijgen bij mij een
plaatsje in de boekenkast op de plauk voor
goede nieuw-Nederlandsche lectuur.
Utrecht. W. PIK.
Het aankweeken van den moed door gym
nastiek, spel en sport. De geestelijke
zijde der lichaamsoefeningen. Naar het
Duitsch van prof. dr. KOXRAD Koen,
door P. J. SCHUIL, leeraar in de gym
nastiek te Amsterdam. Prijs f 1.00,
geb. ? 1.90, Nijgh en van Ditmar,
Kotterdam.
Ook bij ons te lande begint men lang
zamerhand in te zien dat een eenzijdig, slechts
op den geest gericht, opvoedingsstelsel voor
de toekomst van land en volk bedenkelijk
kan worden en doet .men pogingen om door
beperking van leerstof, verkorting der school
tijden en vermindering van examina aan de
gevreesde nadeelen te ontkomen. De
vereeniging tot vereenvou liging van examens
en onderwijs vond bij haar optreden een uit
gebreid arbeidsveld, waarvan rijke vruchten
te plukken zijn indien ouders, opvoeders en
autoriteiten n van zin en n vaii wil wor
den om practische resultaten te verkrijgen.
Bedoelde beperking alleen, alhoewel reeds van
groote waarde, zal ons echter niet brengen
wat wij noodig hebben. Men zal er op be
dacht moeten zijn, op den vrij komenden tijd
beslag te leggen, niet alleen om ernstige
nadeelige gevolgen te voorkomen, doch vooral
ook om uit een hygiënisch, zedelijk en geeste
lijk oogpunt in het belang der opvoeding werk
zaam te kunnen zijn. Ook dit wordt gelukkig
bijna algemeen ingezien; de overtuiging wint
veld, dat naast de geestelijke een lichamelijke
opvoeding behoort en dat, als men menschen
wil opvoeden, men ook karakters vormen
moet, die in geoefende wilskracht het middel
vinden om aan de toenemende moeilijkheden
die het dagelijksch leven oplevert het hoofd
te kunnen bieden. Het wordt eindelijk erkend,
dat goed geleide lichaamsoefeningen het mid
del zijn om de bestaande gebreken te ver
beteren.
De hygiënisten gaan echter verder. Zij
richten niet alleen het oog op de school,
doch ook op de groote massa's, die in de
steden, verstoken van licht en lucht in de
huurkazernen leven en in met rook en stof
bezwangerde fabrieken door eenzijdigen of
zittenden arbeid alle gezonde levenskiemen
tot verstikking brengen. Zij weten dut jaarlijks
duizenden in den bloei van het leven aan
tuberculose sterven en hebben vastgesteld,
dat spierzwakke en bloedarnie menschen met
slecht ontwikkelde ademhalingsorganen inde
eerste plaats als slachtoffers vallen. De be
strijdingsmiddelen waarmee het menschelijk
lichaam tegen het indringen en
overheerschen van ziektekiemen gewapend is zijn bij
velen te zwak; zij zijn alleen sterk genoeg bij
hen wier lichaam in al rijne doelen be
hoorlijk ontwikkeld is, bij wie alle
levensfunctiën onbelemmerd en krachtig plaats
hebben. Voorzeker zijn volkssanatoria hoogst
nuttige instellingen; van oneindig grooter
waarde is echter het verschaffen van licht,
lucht en gelegenheid tot lichaamsoefening
aan het geheele volk, omdat daardoor de
behoefte aan die instellingen veruiinder.cn zal.
De schrijver van het bovengenoemde, hier
bij het publiek in te, leiden boek, laat on
der verwijzing naar andere werken de
hygiënische betoekenis der lichaamsoefenin
gen nagenoeg geheel buiten beschouwing. Kr
ligt voor hem in die lichaamsoefeningen
meer verscholen dan een hygiënisch middel
en met volkomen heheersching. van de ge
heele stof die met zijn onderwerp in verband
staat, stelt hij de geestelijke zijde der lichaams
oefeningen in het helderste licht. Op meester
lijke wijze toont hij den machtigen invloed
der lichaamsoefeningen aan op de vrijmaking
van een bijna onbewust geestesleven, tot het
opwekken van sluimerende krachten, tot het
ontwikkelen van wilskracht en moed en op
de karaktersvorming. De beste denkbeelden
van allen, die van het ontstaan der opzet
telijke lichaamsoefeningen af, aan den op
bouw en de volmaking daarvan zijn werkzaam
geweest, die hunne gerijpte ervaringen bij de
toepassing van die uitgebreide stof opgedaan
in woord en geschrift openbaar maakten, zij
zijn door den schrijver in overbeterlijkeu
vorm weergegeven.
Koch's boek zal voor ieder die het leest
eene openbaring zijn; het zal de opvoed
kundige beteekenis der lichaamsoefeningen,
die bijna altijd uitsluitend uit physiologische
overwegingen worden aanbevolen, volkomen
tot haar recht brengen, omdat de schrijver ze
toetst aan hare geestelijke en zedelijke op
voedingskracht. Denken en weten alleen zijn
geen waarborg voor. karakter". Tot de op
voeding van de zedelijke persoonlijkheid, die
ten slotte toch de beteekenis van den inensch
uitmaakt, wordt in de eerste plaats vereischt
de ontwikkeling van wilskracht. Deze kan
slechts geschieden door te' nopen tot daden
en leiding daarbij te geven. Onhoudbaar is
de meening dat elke handeling uitsluitend
van bepaalde zenuwcentra afhankelijk is. Een
wilsprikkel moet noodzakelijk voorafgaan eii
deze is van zuiver geestelijken oorsprong.
Men moet dus den wil opvoeden en zijne
hoofddeugd den moed" geleidelijk ontwik
kelen om den mensch volledige
zelfbeheersching te verzekeren. Zelf beheersching wordt
door kleine overgangen verkregen, terwijl
door een geleidelijken climax in de eischen,
voortdurend een werkzame prikkel wordt
gegeven.
Büde schoolopvoeding zal de gymnastiek
in hoofdzaak deze taak moeten vervullen en
ieder onderwijzer zal bevestigen hetgeen Koch
over de beteekenis van 'een goed ontwikkel
den wil zegt. Leerlingen, zegt hij, die zich
om het onderwijs geregeld te volgen groote
moeite moeten geven, worden vaak degelijker
menscheu dan zij,-die alles onmiddellijk be
grijpen en kunnen. GeTien hebbe.n hu u wil
meer geoefend dan dezen- en hot karakter
vormt zich beter door hetgeen wij doen dan
door hetgeen wij weten.
Waar nu velen, die op de invoering van
lichaamsoefeningen bedacht zijn, voor de
groote moeilijkheid worden gesteld om uit
de verschillende systemen van gymnastiek,
tusschen spel of sport een keuze te doen,
daar zal dit boek, waarin alle
lichaamsoefegen onbevooroordeeld naar wetenschappelijke
beginselen worden getoetst, een hoogst wel
kome gids zijn.
Ook de maatschappelijke en nationale be
teekenis der lichaamsoefeniu^en worden niet
vergeten; schrijver verlangt volle waurdeering
van gymnastiek en spel als vormers der wils
kracht en zonder welke onze scholen nooit
ware opvoedingsinstellingen kunnen worden.
Hij doet deze uitspraak op grond eener zóó
nauwkeurige waardebepaling, uk opvoed
kundig oogpunt, van alle lichaamsoefeningen,
als in de geheele vakliteratuur niet te vin
den is.
De firma Nijgh en van Ditmar heeft liet
werk in een net kleed gestoken en de prijs
zelfs lager kunnen houden dan hij in de
oorspronkelijke taal is.
Voor den vertaler vinde hier een woord
van lof plaats, niet alleen omdat hij door zijn
initiatief in ons land de bijzondere aandacht
op dit werk vestigde, doch ook voor de vaar
digheid waarmee hij de groote moeilijkheden,
aan eene goede overbrenging van dit boek
verbonden, heeft overwonnen. Slechts hier en
daar stuitte ik bij vergelijking op minder
juiste overzettingen, die evenwel geen in
vloed op de waarde van de vertaling oefenen.
Overbodig zou het m. i. echter niet geweest
zijn, indien in noten of in een aanhangsel,
korte' aanteekeningen waren gegeven omtrent
de schrijvers waarop Koch zich beroept of
waaraan hij zijne ifcnkbeeldeii ontleent. Na
men van mannen als Clausewitz, Jager, Maul,
Fink, enz., enz., hoe bekend ook in de
Duitsche vakliteratuur, zijn voor Nederlandsche
lezers geheel onbekenden.
Allen belangstellenden, ouders en opvoe
ders en zeker niet het minst aan de autori
teiten, die op de invoering van lichaams
oefeningen invloed kunnen oefenen, zij het
boek warm aanbevolen.
K o 11 e r d a m,
Januari 1901.
VAX AKEN.
iDIE 111 KflDSt.
(Ingezonden).
R. Schumann heeft eens aangewezen als
des Künstlers Beruf', Licht senden in die
Tiefe des menschlicheii Herzens"
En terecht.
Maar nu blijft 't de ernstige vraag, op
welke wijze dit zal kunnen en moeten ge
schieden, en het schijnt imj dat do heer
v. Nouhuys te weinig het veelomvattende
van dit vraagstuk in rekening brengt. De
opmerkingen, welke hij zoo welwillend was
te voegen bij die van mij over bovenstaand
onderwerp bevredigen mij daarom niet.
'k Zou van hem wel eens een eenvoudig
bevestigend of ontkennend antwoord willen
ontvangen op deze vragen, rakende voor mij
de hoofdzaak van hetgeen ons verdeeld houdt:
Drukt een kunstenaar min of meer het
stempel zijner persoonlijkheid op zijn werk?
Oefent hij door zijn werk min of meer invloed
uit op anderen? Is het dus ook in dit opzicht
van belang welk eene persoonlijkheid hij is?
De heer v. N. verwijt mij gebrek aan geloof
?in de kunst, rnaar wat, beteekent dit nu
eigenlijk?! Zal het voor mij ecuige beteeke
nis hebben, dan moet het teruggebracht
worden tot geloof of in den mensch, die
kunst voortbrengt of in eene hoogere macht.
die er den mensch toedrijft.
In het laatste geval staan we ilan altijd
weer voor de vraag naar de bedoelingen
dier hoogere macht met den mensch; inliet
eerste zal de vraag wel niet overbodig zijn
of er wel zoo overvloedige reden is om te
gelooven in den kunstvoortbreugenden meusch
als zoodanig?!
Voorbeelden bij brengen ter toelichting
zal wel overbodig wezen.
Stelt de heer v. X. het kunstideaal zoo
hoog, dat er op van toepassing is het woord
van C. Busken Huet: de ware schoonheid
vereenigt steeds en noodzakelijk in zich
zoovele elementen van waarheid en deugd,
dat wie gene dient, deze niet verloochenen
kan", dan waren we het in den grond eens,
maar dit is mij nog niet geheel duidelijk,
of liever ik durf er nog niet op rekenen.
Noemt de heer v. X. echte kunst de vrije
uiting van den vrijen kunstenaar", we komen
hier in zekeren zin niets verder mee. Want
die kunstenaar is en blijft een mensch en
op menschen invloed uitoefenen, en zal het
altijd min of meer doen in eene richting,
die hem veredelt of verlaagt. Wij willen hem
niet drijven iu de richting van een -isme,
raaar in die van het ideale mensch zijn!
Hoeveel beter had hierdoor b. v. het lot
kunnen zijn van P. Verlaine! En wat mij
vooral ook in der tijd diep heeft getroffen
is er niet van A. Dnmas getuigd, dat hij
het leven zoo droevig is geëindigd, omdat,
waar hij in en door z\jne kunst een -profeet
wilde zijn, hij heeft gefaald en moest falen,
omdat hij niet wist te voldoen aan de eischen
van 't hoogste zedelijke idealisme ? !
Naar onze overtuiging^ wordt er groote
schade toegebracht aan, wat het hoogste is,
het geestelijk leven der menschen, door dit
weg te cijferen of uit 't oog te verliezen als
een bestanddeel der kunst.
Als kunst juist de meest subjective levens
voeling eu levensziening van een mensch is,
kan zij nooit ontsnappen aan den invlüed
van het mensch zijn, en juist van wat in
den mensch 't hoogste is, het dorsten naar
't goede, genomen in den lioogsten en
meestomvattenden zin van 't woord.
En hierom zullen zeker velen met mij
blijven instemmen met het woord van Bj.
Björnson : leder boek, dat onze kracht niet
vermeerdert, onzen moed niet verhoogt, het
leven niet licht voor ons maakt, is een slecht
boek, hoe groot ook de kunst moge wezen
aan het schrijven besteed". En verder ook
eenzijdigheid, oppervlakkigheid of hoe men
het noemen wil verwijten aan allen die uit
de subjective aandoeningen van den kunste
naar 't zedelijk element geheel willen elimi
neren of wegcijferen. En we zullen hierbij
zeker wel op de instemming van Schiller
kunnen rekenen, die zeide dat de vreugde,
welke de kunst schenkt volstrekt op zedelijke
voorwaarden berust, dat de geheele zedelijke
natuur des menschen daarbij in werkingis".
A. CAELIER.
1 ?* *
#
Voor mijn gevoel wendt de heer Carlier
telkens weer zyn betoog in een andere rich
ting. Ik kwam op voor een ruime opvatting
van l'art pourl'art" -r de kunst niet dienst
baar maar vrij haar bestaansrecht hebbend
in zich zelf. De heer Carlier wilde ook wel
l'art pour l'art", maar met zooveel voor
behoud dat er niet veel van vrijheid voor
den kunstenaar overbleef. Immers pessimisme
diende geweerd, de onderste lagen der maat
schappij waren geen geschikt onderwerp, enz.
Daartegen kwam ik op, en verweet den heer
Carlier gebrek aan geloof in de kunst. In
verband met wat er aan voorafging leek me
dat duidelijk genoeg. En ik haalde ten over
vloede de titels aan vau onderling zeer ver
schillende werken.
Geloof dat alle waarachtige kunst, ook de
pessimistische (Leopardi), ook de sceptische
(De Musset), ook die door 's leven der lagere
klassen geïnspireerd is (Zola), dei-
inenschheid ten goede komt als oprejht-eerlijke
uiting van een artistiek-gevoelige, hevig
reageerende ziel.
Hoe de hoer Carlier er nu toe komt in ver
band daarmee te spreken van het geestelijk
leven wegcijferen uit de kun't" of het zedelijk
eluirent geheel willen eliinineeren uit dj
subjectieve aandoeningen van den kunste
naar" is me eenvoudig een raadsel. Heeft
hij het hier tegen mij ? Niets wil ik weg
cijferen, niets eliinineeren dat was juist
het verschil tusschen ons! Optimisme en
idealisme hebben tot groote kunst geleid.
Maar pessimisme en scepticisme en natura
lisme hebben ook tot groote kunst geleid.
Derhalve niets uitsluiten uit voorliefde voor
't eeue of 't andere.
Björnson toont met zijn eiscli welk een
onverbeterlijke moralist hij is. Kunst gehoor
zaamt nu eenmaal niet aan eischen van
buiten af. Men kon even goed /.eggen : elk
kind, dat niet blond is bij zijn geboorte,
deugt niet. 't Zou de komst van donkere
kindertjes niet verhinderen en gelukkig ook!
Daarbij hangt 't immers van den persoon af.
of zekere knust hem beter of slechter maakt.
'n Kwajongen kan verkeerde aanvechtingen
krijgen bij 't zien van de Vernis van Meïos.
Pas dan den stelregel van Björnson eens toe!...
Op de drie categorische vragen kan ik even
categorisch driemaal ja zeggen.
Maar ieder zij nu voorzichtig met verdere
gevolgtrekkingen.
Kn dat is de heer Carlier ook.
Want hij zegt alleen dat het lot van Paul
Yerlaine zooveel beter ha i kunnen zijn, liadde
hij meer geltefd in de richting van 't ideale
mensch-zijn.
Kn wal Alex. Duinas nis betreft dien
bedoelt de heer Carlier waarschijnlijk zijn
falen ligt grootendeels in het aanbrengen van
moreele en maatschappelijke tendenzen, daar
waar hij als kunstenaar zijn levens-vizie had
moeten zuiver houden. Duinas h'ls brengt
dus juist koorn op mijn molen.
\V. (j. VAX XOUIIUYS.
NIEUWE UITGAVEN.
Fortuinjurht, oorspronkelijke roman, door
mevrouw P. A. «E COCK BUNIXG-VAN HEXGEL.
Utrecht, P. J, Diehl.
line dr. Molt zijn rrouw kreeg, door J.
DOXCKKR. Amsterdam, S. L. van Looy.
liet Kind, oorspronkelijke roman, door
LOUISE STATEXUS. Utrecht, P. J. Diehl.
tieschouwïngen en voorstellen der Staatscom
missie ran engnéte o-mtrent het spoorwegpersoneel.
Haarlem, H. D. jeenk Willink.
Brieven oi'er opvoeding, door J. KI,EEFSTRA.
Hilversum, J. Keddingius.
Teekenen des ti/ds, tweemaandelijkse!! tijd
schrift in vrijzinnig godsdienstigen geest,
onder redactie van dr. C. J. Niemeijer, G. J.
Pare, dr. A. Kutgers van der Loeff Azn.
Leeuwarden, Meijer en Sehaafsma.
Het Arbeidscontract", Ontwerp ran W''t, tot
wijziging en aanvulling van de bepalingen
i 11 het B. W. omtrent huur van dienstboden
en werklieden en van daarmede samenhan
gende wettelijke bepalingen zooals dit bij
Koninklijke Boodschap van 28 Januari 1904
bij de Staten-Generaal is ingediend, gevolgd
door de Memorie van Toelichting. Haarlem,
II. D. Tjeenk Willink & Zoon.
Vrijmaking ran den Arbeid, door J. C. SIKKEL,
dienaar deg woords te Amsterdam. Vooraf
gaat een schrijven aan den weieerwaarden
heer ds. W. 11. Gispen Jr. te Baarn. O
vergedrukt «it Boaz", orgaan van de
Vereeniging van Nederlandsche Patroons Boaz. Am
sterdam?Pretoria, boekhandel, voorheen
Höveker & AVormser.
Inhoud van Tijdschriften.
Kuropa, 2e au.: Piet van Assche, Brand
stichter Tennis. Otto Rung, Uit Forsten
: Ornfeldt's geschiedenis. Florence Warden,
; Zijn geheimzinnige bloedverwant. Peter
j Altenberg, Theobroma(godenspijs).?Cenatos,
| Ken boekenpraatje.
Ontwaking. 4e jaarg.: Ontwaking. Ter inlei
ding. Segher Kabauw, Een Vlaamsche
hoogeschool. Georges Eekhoud, Het ont
staan en de evolutie van een werk. Willem
Gijssels, Morgen, morgenridder, morgen.
Segher Rabauw, Academische kletspraat.
Sista van Daelen, Aan eenen dichter.
Edward Greene, In 't morgenland. Karel J.
Wolters, Eene gewetenszaak. Aloïs de Laet.
Over kunstkeuren. S. R. H. M., Sprokke
lingen.
Onze Kunst, No. 2 : Gewijd aan Jozef Israëls,
geb. 27 Januari 1824. Een studie door W.
Steenlioff, een portret door Jan Veth en 30
afbeeldingen naar werken van den meester.
De Levende Natuur, afl. 11 : Een bezoek aan
Giethoorn en de eendenkooien, door R.
Houwink Hzn. Onze cypresachtige boomen,
door Jac. P. Th. Uit het leven der schol
eksters, door J. Daalder Dz. Galmuggen,
door B. Boon. Mijn eerste pestvogel, door
J. H. Bernink. Vei groende bloemen, door
E. J. H. Scholten. Wat ik nog vond, door
Mej. Cook.
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen",
No. 3 : Mededeelingen: 1. Over het nut van
bibliotheken met of zonder leeszalen. 2.
De ambachtsschool te Middelharnis (met 5
afb.) f P. W. Jansen. 3. Het eerste
internationale congres in zake
tuingrondverstrekking (Jardins Ouvriers), I. 4. De zorg
van de gemeenschap voor het zeer jonge
kind. 5. De algemeene vergadering van
1904.
De Katholieke Gids. 2e afl.: Kunstbeschou
wing, C. v. M. De kerken van Parijs
Norbert van Reuth. Aan den rand des
verderft, Louis B. M. Lammers. Tijdschrif
ten-tafel. Politiek overzicht. Uit de
boekenwereld: Herman Knippenberg, Sneeuw
klokjes. Mr. Frans Erens, Augustinus'
Belijdenissen.
Eigen Haard, No. 8 : In de branding, door
Marie de Negri, VIII. Melk en typhus,
door Wouter Cool, niet afb. De opleiding
onzer zee-officieren, door Nautilus, met afb.,
I. Van meisjes-studenten, feestavond, door
Ans Salomons. Op de Nederlandsche
afdöeling der tentoonstelling de wereld van
het kind" te 81. Petersburg, door H. S. S. K.,
met af b., II. Verscheidenheid.
La Revue, No. 4: A. Ular, Le
panmongolisme japonais. L. de Xorvins, L'homme
Ie plus riche de la terre. Sully Prudhomme,
La Muse de Philippe Dufour. Ph. Dutour,
Vieilles villes de France, Camille Monclair,
La fin du wagnérisme. Dr. J. Héricourt,
Le médécin de l'avenir. J. H. Rosny, La
belle Tessinoise. George Pellissier,
SainteBeuve; Taine et la critique. ? Henri Coupin,
Les animaux facétieux. Gabriel Trarienx,
Mouvement dramatique. Collaborateurs de la
revue; Livres et idees en France et al'
tranger. Faits et documents: Mouvement
géographique, par Elisée Reclus. Sciences
et Inventions, par dr. L. Caze. Lettres et
arts, par J. de Goussanges. La guerre
Russo-Japonaise,.
lltlllllllllMIIIMIIIIIIIIIItlllllllllllllllHIHIMIIIII
cftaciamoa
40 cents per regel.
miiiiiiiiiiiiiiiifimiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiimiiiiii niiiiii
TRADEMARK
MARTEII/S COSNAC,
Dit beroemde merk is verkrfig»
baar bij alle Wijuhandeiaars ev
bij de vertegenwoordigers
KOOPMANS dr BitlHiIRR,
Wjjnhandelaars te Amsterdam.
oofd-Depö*
VAM
Dr. JAEGER'S ORIÖ,
Borfflaal-folarMei.
E. F. DEUSCHLE-BBNGM,
Amsterdam, Kofcerrtr. 157.
Eenig specialiteit in dei*
artikelen in geheel NederL
Piano-, Orpl- en InzlettaiiU
JIF.YKOOS A 14ALS 110VUN,
Arnhem, Koningspleiu.
VLEUGELS enPI ANINO's in Koop en in Huur
Repareeren Stemmen Ruilen.
PHOXOlZ PHO\OL\. PHOXUU.
De J'IIOXOI.A overtreft alle bestaande
pianospeelapparaten, omreden zij een om
vang heeft van
72 touen. (An
deren slechts
58 ii <>5 tonen).
Verder kan
men de melodie
tegenover de
begeleiding la
ten, uitkomen.
Alleen de
I'HONOLA is in staat te garandeeren, dat de
pianostukken van haar repertoire ongewijzigd,
«lus niet verminkt zijn. Prijs ? 550?.
llitsluitjii(l te zien en te hooren bij Mij.
PHO>'OLA W. XAKSSENS, Passage 14, 's Hage.
Hoofdagenten Piano's SCIHEDMAYER & FEUBICH.
CHOCOLA.T-VEEN
.ARTISTIQUE"
LE PLUS DELICIEUX
CHOCOLAT POUR CROQUER.