Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1391
Een andere groep, gewijd aan Jacob
Staart, den door Lodewjjk XIV erkenden
zoon van den verjaagden Jacob II,
is minstens even belangrijk door de
venijnig scherpe teekeningen.
Hen weet, dat Jacob Stuart's vorstelijke
afstamming in twijfel werd getrokken
door het Protestantsche Europa. Hij zou
een molenaarszoon zijn en trouw vinden
wij hem in de karikatuur steeds terug met
een molentje in zijn handen, op zijn hoofd
of ergens op den achtergrond. Zoo ook
hier op de prent, bestemd voor de
Samenspraak tusschen Marforio en
Jacques du Moulin."
Deze groep, aan Jacob Stuart gewijd,
bevat meest toespelingen op zijn afkomst.
Zijn erkenning als Engeland's troonop
volger sloot dan ook in zich een formeele
des Invalide s"! (Zie Vignet IX).
En ten slotte De groote Christoffel",
die het allerbest van de veertig teeke
ningen de situatie illustreert: Lodewijk
XIV, die Jacob Stuart naar Engeland
terugbrengt. De details van de prent
doen minder ter zake: hoofdzaak is de
enorme, verwaten Christoifel, die het
kindeke Jacob over het water draagt.
Ook als teekening is de figuur van den
reus uitstekend. (Zie Vignet XI).
De serie prenten zou niet volmaakt
zijn, als ook de allegorie er geen plaats
had gekregen. En terwille der volledig
heid voeg ik hierbij de prent van Europe
in Rouw. (Zie Vignet XII).
Willem III stierf plotsling, 19 Maart
1702. Twee prenten wijdde Romein de
XII. Vignet van Europa in Rouw". (1702).
oorlogsverklaring aan Willem III, den
Hollandschen stadhouder en toenmaligen
koning van Engeland.
Het verhaal der yervalschte geboorte
van Jacob Stuart vindt men in kleuren
en geuren in De jonge Koekkoek onder
de Kroonvogels." Het interesseert ous thans
minder al die finesses te hooren, doch
de bijgaande plaat is als satire uitmun
tend : de echte" vorsten, de Kroonvogels,
die den Koekkoek, den bastaardvogel met
zijn geleende veeren, zoo deerlijk plukken.
(Zie Vignet VIII).
Eveneens uitmuntend is de Fransche
Apollo (Zonnegod, Roi Soleil), die een
verlepten distel (Plantagenet-Stuart) in
de plaats van een bloeiende rozenstruik,
teeken der Tudors, wil planten. Maar
op den achtergrond verrijst het Palais
Hooghe aan zijn landvorst. Ze zijn verre
van fraai en schijnen in groote haast
gemaakt.
Maar de politieke lijn, door Willem's
staatkunde aangegeven, werd doorgetrok
ken : de oorlog tusschen -de geallieerden
' en Frankrijk met zijn bondgenooten brak
j nu los.
De actie ib de karikatuur vóór het
', uitbreken, houdt op, want het woord, dat
beslist, zal op het slagveld uitgesproken
moeten worden.
Esopus neemt afscheid van zijn lezers,
i maar inet de uitdrukkelijke verklaring,
, bij eenige aanmerkelijke voorvallen, doch
in een andere gedaante herschept, weer
te verschijnen."
H. E. GREVE.
JOZEF ISRAELS op zijn middagwandeling in het Bezuidenhout.
(Teekening van J. Linse.)
Af getobd.
UIT DE NATUUR.
LIH.
Wat de jonge herten moeten weten.
(Slot).
Dagen en weken lang heb ik overal in
't bosch gezocht naar mijn nieuwe kennissen,
en toen ik in 't geheel geen hoop meer had
hen te vinden, trof ik
ze bij toeval. Ik was
met mijn boot het meer
overgestoken om te
zien hoe 't met een
klucht patrijzen gesteld
was, die aan de over
zijde woonde; ik lag
stil in mijn boot, die
ik een eind de rivier
had opgeroeid, toen ik
uit de oeverboschjes
een hinde zag komen,
die mij niet zag, of er
niet omgaf dat ik Haar
zag. Ze deed enige
passen in 't ondiepe
water en at gulzig van
de waterplanten. Ze
zag er bedroevend
slecht uit, vel. ,over
been; afgetobd en
afgezoogd; de beide jon
gen stonden er rustig
bij te kijken, stoeiden
ondertusschen met elkaar; die zagen er door
moeders zorgen best uit.
De plek was eenzaam en zonder vaartuig
moeilijk te bereiken, maar nu ik ze weer
ontmoet had, wilde ik ook gaarne dekennis
weer aanknoopen en zoo mogelijk vriendschap
sluiten.
Den volgenden dag en herhaaldelijk daar
na heb ik ze beslopen tot ik ze met mijn
kijker duidelijk kon waarnemen; daarop be
sloot ik dichterbij te gaan op gevaar af ze
weer te zien verhuizen, naar nog ontoegan
kelijker diepten van het woud. Onder den
top van een pas gevallen boom lagen moeder
en kinderen te dutten; het was drukkend
heet weer en misschien daardoor gelukte het
mij het hertenpad, waarop geen strootje of
takje was te zien, te volgen tot vlak bij de
koele schuilplaats aan 't meer.
Opeens kregen alle drie tegelijk inij in den
neus; als een duivel uit een doosje sprongen
ze omhoog, de hinde stak de witte vlag op
en sprong weg met de gewone alarmkreet.
Een van de twee jongen volgde haar on
middellijk, en sprong precies in 't spoor van
de moeder vooruit, maar het andere kalfje
maakte eerst een zijsprongetje, bleef een
oogenblik staan, keek mij aan en begon van
kwaadheid door den neus te fluiten en ko
miek met zijn kleine pootjes te stampen,
uitdagend en nieuwsgierig tegelijk. De hinde
moest tweemaal in een kring ronddraven,
schreeuwen en de vlag vertoonen, tot vlak
voor de neus van het eigenwijze kalf je, vóór
dat dit er toe besluiten kon haar hoofd in
plaats van het zijne te volgen.
Ik had bij het bespieden door mijn kijker
al vaker opgemerkt dat de beide kalf j es een
verschillend karakter hadden. Het eene was
een gewillig, verstandig en volgzaam dier,
nooit vergat het moeders lessen, zonder be
denken of tegenstribbeling volgde het onmid
dellijk de signalen 'voor stil-liggen, vluchten
of naderen; het andere, een bokje, deed zijn
eigen zin, moest altijd minstens tweemaal
gewaarschuwd, geroepen of verboden worden.
Dat moest verkeerd
i afloopen. Geen
oogenblik heb ik
hieraan meer getwij
feld, nadat ik kort
daarop de dieren
weer w -ontmoette;
toen wist ik al zoo
goed als zeker, dat,
als er geen wonde- -' ' / -o
ren gebeurden, het
Kvbokje nooit een vol- , '-"
wassen gewei zou ' '
dragen.
Het was mij weer gelukt de hinde met de
jongen tot dichtbij te naderen voor zij mij be
merkten. Een der jongen zag of rook mij 't
eerst; de hinde stond zoo, dat ik alleen haar
achterpooten en staart tusschen de struiken
kon zien, het kalf gaf door een schril gefluit
het waarschuwingssignaal. 't Was of de hinde
aan 't fluitje kon hooren, van welke zijde
het gevaar dreigde, want terstond keerde zij
zich naar mijn kant, stiet de noodkreet uit
en als door stalen veeren in beweging ge
bracht, sprong ze vooruit over struiken en
steenen, op den voet gevolgd door het waak
zame jong. Eerst toen sprong ook het tweede
kalfje uit de struiken op 't pad; het ont
stelde dier raakte zoo in verwarring dat het
den verkeerden weg op liep, en mij tegemoet
sprong. Het zag mij en kromp ineen. Ik
bleef onbeweeglijk midden op 't hertepad
staan, het dier deed een zijsprong, keek naar
mij om, snoof de lucht op, deed weer een
zijsprong en verborg zich achter een grooten
boomstronk, zelf onder 't gebladerde ver
scholen; het jong herinnerde zich in zijn
angst de eerste les, maar vergat de tweede,
ongetwijfeld omdat het niet gewend was die
steeds gehoorzaam op te volgen bij de oefe
ningen, die de moeder had gehouden.
Ook de eerste les zat niet diep ingeprent,
want het keek uit zijn schuilplaats om een
hoekje en niet lang duurde het of het roe
keloos kalfje kwam aarzelend op mij toe,
en stampte heel boos met den voorpoot. De
jonge bok deed, zonder dat het hem geleerd
was, wat de oude hertebokken doen, als ze
een vreemd voorwerp niet vertrouwen; ze
stampen met den poot om dat nieuwe ding
bang te maken of althans tot een beweging
te verleiden en zich zoo te doen kennen.
Maar de mensch bewoog zich niet, het hertje
werd eventjes bang door zijn eigen heldhaftig
heid en rende het pad af. Ik hoorde de moeder
in de verte roepen. Maar hij stoorde er zich
niet aan, hij wilde de zaak zelfonderzoeken.
Al weer stond het bokje stil en keek naar
mij om. Voor de grap wuifde ik met mijn
zakdoek. Dat wonder was hem te machtig,
hij kwam dichterbij, stampte weer heel boos
om te laten zien dat hij niet bang was.
Ik kreeg schik in 't dapper ventje. Maar
op eens schoot mij door 't hoofd, dat ik het
diertje op een dwaalspoor bracht. Als hij
straks een jager zou hebben te ontvluchten!
Door mij in den waan gebracht, dat een
mensch een onschadelijk boschdier is, zou
het bokje zijn doodsvijand tegemoet loopen
en met hem willen spelen; spelen met de
mannen, waarvan sommigen hun hart thuis
laten bij vrouw en kinderen, als ze hier voor
hun genoegen komen jagen. Je moeder
heeft gelijk, arm ding. Wee het hertje, dat
zijn moeder niet gelooft!
Met die gedachte nam ik een steen op en
smeet hem naar het diertje. Opeens was al
zijn moed verdwenen, hij vloog als een dolle
weg, door struiken, over boomstammen en
steenen. Zijn moeder zal hem vinden, in
veiligheid brengen en kalmeeren.
Een maand later ongeveer zat ik 's nachts
met mijn Indiaanschen tochtgenoot bij 't
wachtvuur; de witte berkenstammen flikkerden in
't licht van 't brandend beukenhout; in de
zwarte duisternis had ik al een paar maal
witte lichtpuntjes zien bewegen, en, turend
wat 't kon wezen, onderscheidde ik tot
mijnverbazing eerst de oogen en toen de koppen
van mijn drie herten, moeder, zoon en dochter.
Dat was nu toch ook voor de moeder al
te wonderlijk, om er niet naar te gaan kijken,
dat licht midden in de donkere nacht en de
beide meiischen er naast; waren ze steenen
of hielden ze zich zoo stil? Daar kwam nu
zoo waarlijk de kleine bok aanstappen tot
dicht bij 't vuur, schrikte even als 't
opflikkerde of knapte, kwam nog dichter bij en
stampte weer parmantig met zijn eenen voor
poot tegen de schaduwen, om toch vooral te
laten zien dat hij niet bang was. Zwakjes
riep de moeder hem terug. Ze werd angstig,
waarschuwde, smeekte, gaf het uoodsein.
Niets hielp. De betoovering die 't vuur en
't licht ook op haar oefenden, brak: met een
luiden heeschen schreeuw rende ze weg, de
vlag omhoog en het dochtertje haar na. Maar
mijn baasje keek alleen eventjes OM, om
tezien waar zij heenging; daarop begom hj mij
weer uit te dagen.
Weer bedwong ik mijm
lust om met hem te spelea,
ik sprong op, en hij ging
aan den haal, zijn moeder
na. Ik hoorde haar roepen
met een heel angstig ge
roep, veel rauwer, haastiger,
smartelijker dan gewoon
lijk; even later kreunen
benauwde blaattoontjes van
een andere zijde, blijkbaar
geuit door een der jongen,
ongetwijfeld door het ver
metele bokje. Er moest iets .
gebeurd zijn. Misschien ge-1
vallen, een pootje gebroken
dacht ik. Maar dan zou de moeder bühem
zijn en niet rondhollen door 't bosch als
indertijd toen ze mij bij haar jongen zag.
Zoo goed het ging liep ik een eind de
duisternis in, tastend naar de boomstammen
en peilend met den voet bij eiken stap. Ik
luisterde naar de beide geluidea en daar
tusschen hoorde ik een regelmatigezware dofte
toon, alsof er dichtbij iemand diep zuchtte, ik
rilde: Mo ween, de beer was op 't pad; ook hij
hadden smartkreet van het bokje gehoord, dat
zich bij een sprong had bezeerd. Het rook
den beer, maar kon niet verder, en blaatte
hartverscheurend. Ik stond even als verlamd,
en snelde terug naar 't vuur om mijn geweer;
een schot in 't wilde zou misschien den beer
verjagen, maar voor ik bij 't vuur terug was,
hoorde ik een kreet, die mij deed verstijven.
toen was alles doodstil in 't bosch. Ik wist
dat mijn al te moedig hertje dood was; toch,
zonder doel, voorzichtig voet voor voet het
geweer in den aanslag, trad ik vooruit in de
richting van den doodskreet in de duisternis.
Een zwaar gebrom waarschuwde mij, daarop
sprong de beer over een gevallen boom, en
deed twintig takjes breken ; voort ging het
gekraak tegen de helling van een heuvel op
ver buiten mijn bereik; met hartzeer volgde
ik den volgenden morgen het duidelijk spoor
van den beer, die 't hertje had meegesleept
in de dichtbewasseu rotskloof.
(Vrij natir WM'ui'nt Lmi;/; III. van Copeland.)
E. HEIMANS.
miiiiiiiMiimiiiimiNiiilHiiiNnmmmHHHiiiiuiiiiHiiiiMiMHiiiiiiiiMm
- ? 4.
per
Op de Hoogte.
Maandschrift voor de Huiskamer.
Hoofdredactrice Mej. H. VERSCHUUR.
Dit fraai geïllustreerde, op zwaar papier gedrukfe Maandschrift
omvat, zoover doenlijk,
alle eisclieii van bet Gezinsleven,
De namen der medewerkers waarborgen een deskundige en serieuse
behandeling van de verschillende rubrieken:
Van Verre en Nabij; In de Natuur; Medische en Hygiënische Wenken;
Kecht en Wet in het dagel^kgch leren ; Paedagogiek ; Litteratuur ; Drama
turgie; Muziek; Modes; Voor Keuken en Huiskamer; Correspondentie.
De losse Bijlage Voor onze Jeugd", onder redactie van TANTE LIZE",
bevat frisch geschreven Verhalen, Versjes, Vertellingen, terwijl de
Prjjsraadsels en Wedstrijden dit Jeugdblad zeer aantrekkelijk maken voor de
Kinderkamer.
Men abonneert zich bij den Boekhandel en bij
He Administratie van O/* de Hoogte", Amsterdam.
Amerikaansch Cylmder-Burean,
beide onderkasten 'met laden, uitstekend van kwaliteit en
inrichting, 127 cM. lang f'&ï. .
Bureau Minister,
eikenhout, prima eigen fabrikaat 150 X 80 cM. met
schuifladen /'til». .
Amerikaanscbe Sectie-Kasten,
bij uitstek geschikt voor Boekenkasten, zoowel als voor
verzamelingen van allerlei aard. Beste fabrikaat bij meest
voordeelige prijzen. Men vrage gratis toezending der
Speciale Prijscourant voor Kantoor-Inrichtingen
DE rilllENlX, m Spuistraat, Amsterdam.
Fanorama-G-elxaiw.
Amsterdam, Plantage.
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Perzische Tapijten.
Va»f e prtjsrn. Toegang
i BINNEN-:
INRICHTING TOT
MEUBELEERING
EN -VERSIERING
^DER- WONING^!
I2O ? ROKIN ? 12©
12 Etsen van
WILM STEELINK,
Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN,
Bibliothecaris te Utrecht
Gedrukt op zeer fraai papier, de
tekstin rood kader met vele vignetten en
handteekeningen, kost dit prachtwerk
(groot folio form.) gebonden slechts
/12.SO.