Historisch Archief 1877-1940
E*
n'
&"
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1392
nam en beschermde tegen zijn buitlustigen
stotterenden burger. Een moment vol humor
en toch zo» vol «paaaing.
t Van-Zul met zijne mannen bestormen de
voorhaede der colonne die wijkt. Snel voor
waarts stormend hoort hij een stem die uit
roept : Data 't rob me, I am Lord Methuen."
Er naar toe snellend komt hij juist iu tijds
om een van zijne burgers tegen te houden,
die Lord Methuen's schoenen wil uittrekken
en mompelt: ik weet nie wat ver Lord jij
is, .maar geschud 1) wor sal jij."
Theunie, laat die man met rust en storm
die Engelse."
M ... m ... maar Generaal k-k-kijk w-w-wat
m-m-mooi schoene het hij."
Theanis ga en schiet die Engelse, bij
daar die kanonne; jij sal die mooiste schoene
krij die ans buit .maak."
Theunis mopperend af, mompelend:
Wrachtig Generaal, dat is nie goed- ge
noeg 2) nie!"
Zoo verhaalde Generaal van Zijl ver
schillende tooneeltjes, tintelend van leven.
Het oogenhlik toen zijn aangenomen zoontje
Walter naar zyn gewond kameraadje kwam
zien, was allerleukst, in n woord eenig".
"Waar Generaal van Zijl nog mocht op
treden in ons land, kunnen wij ieder aan
raden te gaan hooren. Ook vernemen wij,
dat hij -eene tournee door ons Indiëwenseht
te maken. Welnu, hij kan onze
landgeneotexi in het warme Insulinde menige
aaageaamen avond bezorgen, naar ik hoop
zeer ten voordeele van zijne moedige rebel
len en hunne vrouwen, weduwen en weezen.
o or n, Febr. W. A. v. D. VEEN.
1) De Weeren afgenomen.
2) Niet eerlijk.
F. N. l
Stel .u gerust, lezer, deze drie letterteekens
vormen geen formule uit de hoogere algebra.
't Zijn eenvoudig de beginletters eener piep
jonge vereemiging, die zich in haar prille
jeugd Teeds zoo bekend, gewichtig en ver
maard gevoelt, dat ze alreeds adressen naar
den Haag kan zenden, alleen me* de enkele
beginletters, zonder 't noodig te oordeelen
haar naam iets meer te .omschrijven.
Echter, misschien wonen er tusachen Maas
tricht en Texel nog wel enkele onwetende
stervelingen, die (o schande !) nooit iets heb
ben gehoord van een Federatieven
NederUjndjchen Zuivelbond, tellende 6 gewone en
^fWfSch&idene" buitengewone leden. Tot hun
nftrieht en tot voltooiing hunner opvoeding
diene dan de vermelding, dat die bond is
de F. N. Z. Men zegge het voort !
En die F. N. Z. heeft dan nu in een
tijd, dat voor een gewoon niensch met ge
wone portemonnaie de boter haast niet meer
te betalen is de reeks klaagtonen over
de belemmering in den boterhandel nog
weer eens met een noodkreet vermeerderd.
't Heet dan in 't mij ter aankondiging"
toegezonden adres aan de Koningin:
dat het Buitenland" geen gewicht ge
noeg hecht aan de Boter-coutröle-stations ;
dat het strijdpunt sesamolie in de
margarine" is uitgesteld tot het volgend
Congres;
dat wel is waar geen land onze boter
weigert, maar dat er toch geen zekerheid
voor de toekomst bestaat;
dat ze in afwachting van 't genoemd
volgend Congres toch inaar gaarne nu reeds
een wettelijke regeling zouden wenschen;
dat ze erg bang voor schade zijn en
limniiitliimiimiminiMMiiiitiiiiiiiiliiimimiiHiilliiiMiimimtmiiliimi
De grot van Genoveva,
VAN
CL AR A VIEBIG.
Naar het Duitsch, door M. v. O.
III.
't Is de avond vóór den eersten Mei.
In de donkere boomen aan den rand van
de Kyll. zingen de nachtegalen, lokkend, mee
slepend, bijna te luid en triomfeerend in die
nachtstilte. Het bosch lag iu diep zwijgen,
geen ademtocht bewoog de hooge toppen.
Het dorp Ehrang was reeds in slaap verzon
ken, in 'n enkel steegje scheen nog 'n mat
lichtschijnsel; daar waakte wellicht iemand
in ziekte of zorg en kommer. Geluidloos
fladderden de vleermuizen in aarzelende
vlucht over daken en schoorsteenen. Hier en
daar, in de schaduw van 'u huis oi' diepe
deur-nis, een teeder-gearmd paartje, dut elkaar j
kuste en fluisterde . . anders doodsche stilte.
Het liep tegen middernacht. De Pfalzelhof
lag als 'n groote zwarte klomp in den flauwen
sterreuglans daar begon de houd zachtjes
te knorren; een fluisterende stem deed hem
bedaren en hij kroop kwispelstaartend weer
Weg. De poortdeur werd voorzichtig geopend
en twee personen traden naar buiten. De
man droeg een pak onder zijn arm, de vrouw
schreed langzaam verder.
Zwijgend liepen ze in de richting van 't
dorp ; toen ze het laatste struikgewas achter
zich hadden stonden ze stil.
Goddank, dat we zoover zijii!" klonk 't
met 'n zucht van verlichting; 't was Lorenz'
stem.
Nou, Barbara, daar is je pak, ik ga maar
gauw terug men kon ons 's attrapeeren!"... [
Geef hier !" Barbara strekte haar hand uit
en trok den bundel naar zich toe, maak nu
maar dat je weg komt, ik heb je niet noodig!"
Barbe," de jonge man vatte haar hand die
ijskoud was, Barbe, God weet wat 'n mede
lijden ik met je heb! ben je boos op me V"
Neen."
Haak maar dat je gauw bij je tante komt,
Barbe. Ik ben gisterenavond bij do oude
Kathrijn geweest en ze zou je bij zich opne
men," vervolgde Lorenz dringend; en zoo
gauw als je kunt, moet je dan maken datje i
in de Genovevagrot komt; daar zal ik dan
bij je komen. Ik breng je wat je noodig hebt
en zoodra ik geld heb zal ik je dat geven
om naar Trier te gaan; ddrtr moet je dan
zien 't kind onder te brengen, en voor jezelf
'u dienst te zoeken. Ik kom zoo vaak ik kan
naar je kijken."
En dan ?" vroeg ze, het vaalbleeke gezicht
tot hem opheffend.
Nu dan dan dat zullen we wel zien !
Ga nu maar gauw!" En onrustig, angstig
keek hij om.
Ga jij maar terug ! Ga !" Haar stem klonk
dat de vergadering" overtuigd was van het
groote belang;
' dat ze dairom vragen om toch asjeblief
<Je wettenfabriek gauw aan 't werk te stel
len, om voor te schrijven de toevoeging
eener kenmerkende stof bij de
margarinefabricage.
Voila tout!
Eenmaal wordt genoemd sesamolie, voorts
heet 't eenvoudig eeu kenmerkende stof'.
Of de wetenschap wel de absolute zekerheid
heeft, dat sesamolie doeltreffend is, och de
F. N. Z. breekt zich er 't hoofd niet mee.
Of men voor degenen, die boter niet kun
nen betalen, de margarine geheel ongeniet
baar maakt, 't laat F. N. A. geheel koud,
want zij (dat is niet de bond maar de 6 ge
wone en verscheidene buitengewone leden)
vreezen voor schade. Of 't niet wat erg
dwaas is om de controle-stations on voldoende
te noemen, na eerst de regeering tot sub
sidie verstrekken te hebben verlokt? 't Komt
den F. N. Z. niet in den geest. En de
F. N. Z. vergeet ook, dat voor nauwelijks
een balf jaar (zie N. Rolterd. Ort. van
5 Augustus 1.1. eerste blad A) zijn
algemeene vergadering de bijtnenging van een
herkenningsmiddel wegens vele bezwaren"
niet wenschelijk achtte.
Een dergelijke herinnering wijst uit met
hoeveel iichtvaardigheid nog wel wordt ge
argumenteerd en geadresseerd. Ook wel door
zoo vermaarde vereeuigingen als de F. N. Z.
er eene is. RKYXE.
MÖZKI i ie
Inderdaad, men zal moeten erkennen dat
de nieuwe Nederlandsche opera" op
byzondere wijze de kunst dienst. Al had zij gedu
rende het seizoen niets meer gedaan, dan de
Herbergprinses, naast het gewone repertoire
op te voeren, dan was haar verdienste reeds
groot genoeg, om daarvoor den dank der
bezoekers te verwerven. Nu zij ook het jon
gere werk van Jan Blockx de Bruid der Zee"
in haar repertoire heeft opgenomen, acht ik
het van pas, mijn verslag te beginnen met
een woord van hulde aan de Nieuwe Neder
landsche Opera" voor hare artistieke werk
zaamheid en voortvarendheid.
De Bruid der Zee" heeft mijne verwach
tingen na de Herbergprhises nog overtroffen.
liet is waar er komen geen ensembles in
voor die, wat betreft meesterschap van fac
tuur -en variëteit van kleur de bewondering af
dwingen van kunstkenner en leek ; maar de
innigheid en warmte die men aantreft in eerst
genoemd werk, de muzikale stroom der
melodiëu en de symphonische behandeling der
orcheststemnien kennen het werk een plaats toe
onder de belangrijkste dramatische scheppin
gen van onzen tijd. Een componist, die met
louter muzikale middelen een stemming, een
indruk weet te bereiken, als aan het slot der
tweede acte, is een kunstenaar van Gods genade.
Het tekstboek is, evenals dat van de
Herbergprinses, van de hand dés heeren Nestor de
ière. Deze komt, in een voorwoord op tegen
de kritiek, uitgeoefend op zijn eerste
dramntiscu gedicht. Volgens den schrijver zou men
hem verweten hebben mangel aan mooie
imNimimimimmiiiiMMmiimirn
geërgerd en koppig en mot haar voet stampte
ze op den grond.
Nu dan 't ga je goed!" Hij ging,
eerst aarzelend, besluiteloos, toen sneller
als vervolgd wegrennend ; weldra was hij ver
dwenen, en stond ze alleen in de duisternis.
Met 'n diepen zucht zonk ze neer op eeu
mijlsteen aan den weg; ze kon niet meer,
haar knieën knikten. Ze vouwde de handen
over den bundel vóór zich en liet er haar
hoofd op neerzinken. Zóó zat ze eenzaam,
roerloos iiieengehurkt.
Nadat er bijna een uur verloopen was,
richtte ze op eens haar hoofd op en keek
verschrikt om zich heen. Boven haar glinster
den de sterren ... in de verte, schemerden
spookachtig de witte huizen van Ehrang.
Niemand daar?alles stil alles eenzaam
geen sterveling om baar te holpen.
Steunend richtlo ze zich op; een onuit
sprekelijke angst vervulde haar, do lippen
vast op elkaar gedrukt strompelde ze lang
zaam verder.
Nu had ze de dorpsstraat bereikt. He't zweet
bnvk haar uit. Met sidderende hand tastte zo.
langs de muren der huizen wat leek die
straat eindeloos laug boe vér nog? naar
't kleine armenhuisje waarin do oude Kathrijn
woonde! Af en toe bloei' ze staan
steunde rustte uit, terwijl ze tegen een
muur minleunde . '/M spande al haar
krachten iu nu nog dat steegje dien
hoek om daar aan 't eind van 't dorp
dat kleine half-vervallen lintje dat was 't!
Eindelijk, met 'n kreet, zonk ze voor de
hut neer, kroop ele paar treden op en stompte
tegen de deur: Tante, maak open ! tante
Katharijn, om God V wil maak toch open !"
Na ecnige miimtyu klonk van binnen 'n
beverige stem : Wie is daar ? ben jij 't Barbe?"
..Ja, ja ! O Jezus ! maak toch open !"
De deur werd voorzichtig opengedaan en
op den drempel verscheen 'n gerimpelde oude
vrouw met rood-gerande eogeu, die '11 Hak
kerend olielampje in de hand hield.
Jezus-Marie-Josi'.f! Barbara!" Bijna liet
ze 't lampje van schrik vallen. Is't zoover?
Wel kiuders ' kiiiders !"
Laat me binnen !" De oude vrouw hielp
haar. De deur viel dicht en werd op slot
gedraaid. Maar achter de gordijntjes van 't
hutvenstertje brandde den gelicclcn nacht eeu
flauw lichtje en bij het eerste morgengloren,
toen de jonge dag onder vogclgeschetter aan
brak, weerklonken in het kleine armoedige
kamertje van de oude Kathrijn de eerste
kreten van een kind.
?XDaar boven in het bosch bij de Genoveva
grot spookte 't! Sedert weken word er
in 't dorp over gepraat. Kinderen die diep't
bosch ingegaan waren, om naar kruiden en
viooltjes te zoeken, waren ontzet teruggeko
men. Het geheimzinnige, eenzame hol werd
toch al meest gemeden, zelden werd't smalle,
bijna geheel begroeide paadje, betreden, dat
tusseheii wilde struiken en ranken naar de
steile berghelling voerde. Alloen do vlugge
reeën drukten haar sierlijke hoefjes in 't
verzen." Het is mogelijk dat men zulks ge
daan heeft, maar ik geloof dat uien, ten minste
hier te lande, veeleer zich heeft gestooten
aan platheid in 's dichters uitdrukkingswijze.
Hoe dit zij al moge men erkennen, dat
de rcalistiek niet geheel behoeft te worden
opgeofferd aan opgesmuktheid der verskunst,
het is daarom toch niet noodzakelijk dat men
iu eeu opera-libretto voortdurend stuit
op platte en vulgaire uitdrukkingen. Nu geeft
gelukkig het onderwerp van do Bruid der
Zee" veel minder aanleiding tot dergelijke
litteraire trivialiteiten, dan dat der
Herbergprinces, met zijn dronkeuianstooueelen. Het
is den dichter dan ook mogen gelukken een
werk te scheppen dat niet minder dramati
sche qualiteiten bezit dan zijn eerste libretto
en daarbij veel meer sympathieke figuren
ten tooiieele voert.
Kerlien is de dochter van eerzame
visscherslieden ; zij heeft een reine liefde opge
vat voor Arrip, een brave, maar niet welge
stelde jonge visschersknecht, die haar liefde
beantwoordt.
Free Kerdee, een rechtschapen en vermo
gend man, eigenaar van drie schuiten, bemint
haar ook. maar doet afstand van haar. omdat
hij bemerkt dat haar hart niet hem, maar
aan zijn vriend Arrie behoort.
De ouders van Kerlien zouden anders liever
hebben dat hun dochter hare hand aan den
rijken Kerdee schonk.
Djovita, een garnalenvisscherin, e 3n meisje
van Spaansche afkomst en hartstochtelijk
karakter, bemint Kerdee, maar slaagt er niet
in zijne genegenheid te winnen. Op haar
beurt versmaadt zij echter Morik, den
strand-looper, die haar hartstochtelijk lief heeft.
Als men nu Arrie omgekomen waant in
zwaren storm op zee, dringen Kerlien's ouder j
bij haar er op aan, dat zij haar hand schenkt
aan Kerdee. Kerlien echter meent dat Arrie
zal wederkeeren ; zij gelooft niet aan zijn dood
en zij blijft haar eed getrouw. De scène die
nu aan het slot van het tweede bedrijf zich
afspeelt, als de vader zich door woede laat
vervoeren en zijn dochter ter aarde werpt...,
dan, later vol berouw, zegt:
't Verstand was weg,
Vergeef mij 't boos geweld
Ik was toch altijd goed
en als dan Kerdee verschijnt en Kerlien als
gebroken stamelt:
Daar Free, ik word uw vrouw
als zij dan, plotseling opgeschrikt door een
lied van Djovita en overstelpt van aan
doeningen, waanzinnig wordt, deze scène
is een' dramatisch stuk van buitengewoon
sterke ontroering, dat niet nalaat op iedereen
een pakkenden indruk te maken. De muziek
van Blockx bereikt hier een geniale hoogte.
In de derde acte komen de conflicten tot
een uitbarsting. Kerlien stort zich iu de zee,
op aansporing van Djovita, die hoopt dat
Kerdee haar zal kunnen beminnen, wanneer
Kerlien niet meer daar is. Als echter Kerdee
hoort dat het waanzinnige meisje zich
deigolven ten prooi geeft, ijlt hij haar achterna
om haar te redden. Djovita voelt nu al hare
hartstocht ontwaken en tracht hem met alle
kracht te weerhouden. Op het oogenblik dat
hij zich losrukt van Djovita, komt de valsche
strandlooper Morik uit zijn sclmilhoek en
doorsteekt Djovita. Ken processie gaat voorbij
ter zegening van de zee en als de priester
zijne handen zegenend uitstrekt over de zee
en haar slachtoffers, strekt Djovita plots de
armen uit, slaakt een kreet en valt zielloos
achterover."
De muziek van Blockx bedient zich van
eenige motieven, waarvan de componist een
zachte moe cm op het groene gmwldje vóór
de grot koesterden zich de glanzende hage
dissen in de zonnestralen. Onlangs luidden
dorpskinderen, die in 't bosch dwaalden,
daar in de verte hooren zingen, en ook
daartusscbeu 't geschrei van eeu fijn kinderstem
metje mcenen te hooren. Ze luidden stilge
staan en geluisterd . . .
Nu weer dat zingen.. . Of was 't het geruisch
van de boomen of 'l gemurmel van 't beekje
geweest, dat langs de helling naar't dal kab
belde ? Zacht, gedempt, als uit den grond,
schenen die klanken te komen . . . Met groote.
verschrikte oogen en open mond, slopen de
kinderen nader, dringend en duwend oi'elkaar
bij de mouw pakkend.
Wat was 't? Nu was alles weer stil.
Door de struiken suizelde de wind,
tusscbeu ele droge bladoren ritselde een hage
dis hu ! ze huiverden . . . Eeu doornigo
braamsliert haakte in de kiel van den voorsten
jongen de voeten gleden uit op 't vochtige
rnos aarzelend stonden ze stil.
Luister 's nu weer dat gezang !
en 't zachte kruaien van 'n lijn kinderstem
metje .' De heilige (ienoveva wiegde
haar kind !
Trillend van angst eu gespannen nieuws
gierigheid slopen de jongens naderbij
ili'uir «laar achter de heg van dicht
struikgewas, dat er als een besehenneiiile
muur omheen gegroeid was. bij de bron, die
daai' uit eeu retskioof opborrelde.', zagen ze
baar staan, de heilige (ienoveva ! Hun haren
rezen te berge! Ze stond :>-.m (U'ii ingang
achter haai' donkerde 'tiiol om haar hoofd
lichtte 't als een aureool van zonnestralen ;
bet blonde haar golfde als een mantel, van
gouddraad geweven, om baar schouders.
Nu biel' ze 't gezicht op, waaruit eeu
hemelsche glans straalde, het hooge gras aim
haar vueten boog zich,?-?eeu geheimzin
nig. KUigerig ruischon en zingen voer dooi
de lucht en de' boomen de kinderen
zagen niets meer !. .. Afglijdend, struikelend,
over elkaar heen rollemd, ^tormdou ze <le
helling af... Jloorutakken sloegen hen iu 't
gezicht, kielen eu broeken scheurden ze
letten er niet op; ademloos en bleek van
ontzetting kwamen ze1 thuis, hun gewichtige
ontdekking verkondigend: We hebbeu 'i'
gezien! we hebben 'r gezien! de heilige (ie
noveva ! Ze stond boven vóór de grot, met
eeu heilige stralenkrans om 't hoofd... de
hinde lag aan 'r voeten eu engelen wiegden
't kind, we hebben de hemelsche muziek
gehoord. .. We hebbeu 'r gezien!"
Hoor je 't? Ze hebben 'r gezien! De
heilige Geuoveva is verschenen!"
Als c'c'n loopend vuur verspreidde het ge
rucht zich in hel dorp; de kinderen werden
telkens ondervraagd en uitgohoonl. Daar was
geen hui:-' waarin niet over liet wonderbaar
lijke geval gesproken werd en twee of drie
me] i se 11 en konden n iet bij elkaar zit t en zou <
leidat de eeu den andere toelbiistenle :
.,\\Yet je 't al ? . . . Ze is verschenen ... Ze
hebben 'l' gezien."
De (.unie sage van ridder Siegfried, op burcht
gelukkig gebruikt heeft gemaakt en die ook,
wat aangaat de vinding, zich zeer goed eigenen
voor een symphonische bewerking. Onder
de motieven trekt wel het meest de aandacht
het lied van de twee Conincskinderen, dat
in verschillende phasen voorkomt en als het
ware aan het geheele werk een motto ver
leent.
Zeer mooi is ook liet lied dat Djovita
zingt. Een meisje die van Scheveningen
l-wam, Hangejo, Bangejo!" Voorts trof mij de
scène van Morik met de juweelen, waarbij
het orchest zoo mooi illustreert en, zooals
ik reeds zeide, het slot van de tweede acte,
het glanspunt van het geheele werk. waarbij
dan ook het publiek in geestdrift losbarstte.
De derde acte bevat, na dit hoogtepunt,
geen stijging meer; en hoezeer nu ook de
gebeurtenissen in het laatste bedrijf tragisch
zijn, men wordt er toch niet zoo door
medegesleept als bij de slotscène der tweede acte.
Het is mogelijk, dat een levendiger uitbeel
ding van Kerdee meer beteekenis kan geven
aan het begin van het derde bedrijf, het is
ook mogelijk, dat mej. Wibbels, die de figuur
van Kerlien overigens zeer sympathiek weer
gaf, nog niet geheel opgewassen was tegen
de moeilijkheden om het waanzinnige meisje
geheel naar eisch uit te beelden. Doch ik
geloof toch, dat de muziek, zelfs in het
pakkende moment waarop Djovita doorstoken
wordt, niet die dramatische verve bezit,
die ik in de tweede acte zoo bewonderde.
Onbeperkten lof moet men den componist
toezwaaien over de behandeling van het
orchest. Inderdaad, wat hij daarin presteert,
overtreft nog zeer wat ons in De
Herbergprinces" geboden is, niet alleen ten opzichte
van klankschoonheid, maar ook ten opzichte
van symphonische bewerking.
Wanneer ik dan ook met korte woorden
hulde breng aan de uitvoerenden, dan noem
ik het orchest en zijn voortreü'eliiken leider
J. A. Kwast (ik woonde Zondagavond de
uitvoering bij) het eerst.. Waarlijk, wat in
het jongste werk van Blockx gepresteerd is,
dwingt eerbied af voor het artistieke kunnen
van de orchestleden en hunnen dirigent.
Mej. Wibbels, ik zeide het reeds, was ale
Kerlien zeer goed, maar hare krachten waren
nog niet geheel toereikend, om den waanzin
weer te geven, in het derde bedrijf. De
ouders van Kerlien vonden in mevr.
Dirckxv. d. Weghe en in den heer Orelio, vooral
in den laatste, voortreffelijke vertolkers.
Djovita werd gezongen door mevr. Auguste
Renard. die ik leerde kennen als een tem
peramentvol zangeres, met een prachtig tim
bre, wier stem echter, hoofdzakelijk ten op
zichte van het registergebruik. nog niet
geheel ontwikkeld is. De heer Puuwels
(Arrie) trad alleen op iu de eerste acte ; hij
gaf een sympathieke figuur te aanschouwen,
maar had min of meer met den diapason te
kampen. Des heeren Maals stem schijnt meer
klank te krijgen; nu vooral nog grooter dui
delijkheid in de dictie en losser spel! De
heer Koster (Morik) heeft dictie genoeg, doch
gaf in deze rol meer naturalistische geluiden
te hooren dan stemschoonheid te genieten.
De regie van. den heer Coïni en de decors
van den heer Maandag droegen mede er toe
bij om deze voorstelling voor de Nieuwe
Nederlaudsche Opera een schitterend succes
te doe.n zijn.
Op den vierden kamermuziek-avond van
Toonkunst hadden wij het voorrecht kennis
te mogen maken met een nieuw werk van
onzen stadgenoot J. W. Kersbergen, een
piano-quartet (manuscript).
Het komt mij voordat Kersbergen'sjongste
opus etn belangrijke schrede voorwaarts
beRauistcin, werd weer opgehaald ; hoe die naai
den valscheu, slechten knecht geluisterd en
hem geloofd had, en zijn gemalin, van ontrouw
beschuldigd, verstooten bad, zoodat de arme
(ielioveva iu het hol, (liep in 't bosch, haar
toevlucht moest zoeken en daar haar kind
suste1 en wic'gdo eu met de melk der tamme'
hinde voedde. Jaren lang leefde- ze toen iu
die wildernis. Haar kleeren werden tot lompen
en veTgingen, zoodat ze gee-'ii anderen mantel
meer had dan die door haar lange, gouden
lokken gevormd werd; maar op 't laatst
werd ze heilig en de engelen drukten haar
e-en stralenkrans op 't hoofd... En uu
haddeu de kinderen baar gezien !
Ja, ja! 't is zóó!" zei de1 oude Kathriju
Iloltzi'r, ilie in 't half veTvallen armenhuisje
woonde, terwijl ze' gehc-imzinnig mc't haar
hoofd knikte, ik heb'r al menigmaal hooren
zingen, als ik daar in 't bosch hout sprok
kelde' of bessen zocht ; en eu ?
ik ben maar gauw weggegaan e'n lic'b 'r nie
mand iets van verteld ... 't Is niet goed . . .
't is niet goed om 'r over te praten... of
naar de heilige te kijken . . . (iod beware' ons !"
Ze sloeg snel 'n kruis ove'i- haar borst c-n de
omstaneleis haastten zich 't ook te doon.
,,'k Bon benieuwd '' en de oude knip
oogde, schuw rondom zich kijkende, terwijl
ze met haar taiuk'looze'ii mond geheimzinnig
fluisterde". ,.U-t 's op, oi' die kinderen't niet
verbrui.I hebbeu . . .; de heilige: laat zich niet
oncoslraiïbeloeren . . . heusch, 't is niet
goed ... 't is niet goed!"...
Kathrijn kon wel 's gelijk lu-bben. Duar
had je Matthes z'u I'ieter ; hij was de ('eerste
die (ienoveva gezien eu later den grootsten
nioii'l over haar gehad had; den volgenden
dag was hij ziek geworden. Wat hem eigenlijk
scheelde wist me-u niet. recht: hij had kram
pen, wilde' niet e'te'ii. Zoo he'el erg was 't niet,
maar ele knaap was doodsbang un jammerde1
aldoor: Moe-de-r, moeder, 't komt niet van
de onrijpe kersen . . . 't komt van de heilige
(u-noveva ! Jk. word gestraft, omdat ik met
de'u vingvr op baar geweze-n heb!" En 'Ie
moedei' huilde eu haalde ei' alle heiligen
bij maar geen dokter.
Wat. zou die hier kunnen doen ? daar
helpt geen medicijn voor! o! o! ons Pietje
moet zeker ste>rven '."
Geen mensch in heel Ehraug zou er toe
te; bewoge'ii zijn geweest naar de
(ienovevagrot op te stijgen. Ee-nzaam cu gemeden lag
die; te midden van het dichte woud. De'
kiude-rcn dwaalden nu in andere gedeelten van
't bosch; a.lleen de oude Kathrijn strompelde
bijna dagelijks 't pad op, dat door de; nauwe
kloof er heen voerde. Ze zei, dat ze niet
bang behoefde te zijn, daar ze toch oud on
h'vonsnioe was. Se'ilert haarachteruichtje.de
blonde Barbara, dochter van haarbroer's
zoon die' bij Sinieou Pfaizel gediend had.
7.00 plotseling 's nachts verdwenen was. had
ze geen enkel i'aniilielid meer in 't hevlo dorp.
Waar die Barbara nu toch heen was'.' Mem
had haar we'l is waar over 't algemeen weinig
in 't dorp gezien, zoolang ze op de L'fal/e-lhof
diende, maar men wilde toch wel graag weten,
teekent. Het is een werk van veel oorspron
kelijkheid en meesterschap in de beliandeling
der vormen. Eeeds dadelijk treft het eerste
thema met zijn typischen sectensprong door
een zekere flinkheid in de uitdrukking. De
geheele expositie van dit fragment is hoogst
boeiend. Het gaat daarna dadelijk over in
het tweede thema in G. Misschien ligt het
aanvankelijk wat laag in de pianopartij ; later
echter nemen de hoogere strijkinstrumenten
het ov^r. Gedurende het geheele eerste deel
wordt de aandacht gespannen gehouden. Het
is een waarlijk schoon Allegro.
In het Adagio zou ik gaarne een mooie,
rijk bewerkte eu geïnstrumenteerde melodie
als middeiipunt hebben. Thans klonk mij dej
aanvang wat ijl, vooral door de korte figuren
der strijkinstrumenten, tegen de melodie van
het klavier. Doch dat is een persoonlijk
gevoelen van mij, dat natuurlijk niet door
iiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiitiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiimt
40 cents pet r e g-el.
iiHtiiiiitfiiiiiiiiiiiinitutiiiit
iiiitiitiiiiiiiiiiiiiiiiiHtiimiinnii
tot n 11.33 p. Met. Franco «u '
van InvoerreeiMeu toegezonden! Stalen
ommegaand; evenzoo van zwarte, witte en
gekleurde HcnneUer^Zyde", van
OO cent -tot U ll,a/k per Meter.
G. Hesaeberg, Zijde Fabr. <k.&k.4<ofl.), .Ziirtob.
PIIOXOLA. PdO.XOLt. WHMÏiiL \.
De PHONOLA overtreft alle bestaande
pianospeelapparaten, omreden zij een om
vang heeft van
72 tonen. (An
deren slechts
58 a 05 tonen).
Verder kan
men ele melodie
tegenover de
begeleiding la
ten uitkomen.
Alleen de
PH0NOLA is in staat te garandeeren, dat de
pianostukken van haar repertoire ongewijzigd,
dus niet verminkt zijn. Prijs ? 530.?.
L'itslilite-iid te zien en te hooren bij Mij.
PHONOLA W. NAEHSENS, Passage 14, 's Hage.
Hoofdagenten Piano's SciirEDiiAYEEOi FEUHICH.
CHOCOL A.T-VEEN
ARTISTIP"
LE PLUS DELJCIEUX
CHOCOLiT POUR (ROQÜER.
wart r ze geHevem was.
Ze is ze'ker daar ergens heen gegaan,"
antwoordde de oude! Kathrijn, terwijl ze, haar
stokkorigon arm naar onverschillig welke
heme'lsrichting uitstrekte. Ze kreeg genoeg
van dat hongerlijden bij den Pfalzerboer!
Verder weet ik er ook niks van! Ze'zal wel
's van zich laten hooren en dan vertel ik 't
jelui wel, hoor'.'... och... och! is me dut
'n leven ..."
* *
%
't Was in de aardbeziëiitijd. Op een Zondag
namiddag heerschte er een vroolijke drukte
op den Kamsteiu. De zon straalde aan elen
wolkeloozen blauwen hemel, op de schaduw
rijke boschwegen was 't verkwikkend koel.
Overal schitterden onder en tusscheu de
struiken de' roode. geurige aarelbexiën, vaak
nog naast de witte bloesems. In scharen
stroomden etc stedelingen naar het Ky.llihU,
nadat ze per wagen of lokaaltreintje Ehrang
bereikt hadden; nu dwaalden ze naar den
Kamstein onder vroolijk gejubel en gezang;
ze wierpen kiezelsteentjes in de ruischende
beek, pinkten wilde bloemen, wonden
kranzen wn 't hoofd of hoeel cm waren opgetogen
over de heerlijke geurige aardbeziëu, die om
strijd geprezen werden. Menige stijve, oude
rug bukte zich nog om ze te plukken ; menig
fijn meisjeshandje zamelde de sierlijke twijgjes
tot 'u ruikertje dat op 't kleed vastgehecht
werd. Strooblonde dorpskiudereu stonden op
den weg naar eie in Zoiidagskleereu getooide
vreemdelingen te kijken. Ook zij hadden hun
beste pakjes aan, de meisjes in katoenen
schorten die stijf-uit stonden van stijfsel en
met het haar glad weggestreken achter do
ooren.
De mooie Anna van elen Ramstein zag er
frisch eu bekoorlijk uit in haar lichtblauw
katoenen kleedje en sneeuwwitte, geborduurde
schort. Door de bruine, glanzende vlechten
was een zilveren pijl gestoken die ze op het
achterhoofd bijeen hield, de nog bijna kin
derlijk ronde wangen waren zacht rood ge
kleurd. Ze hield de oogen neergeslagen bij
de talrijke vleierijen eiie haar toegefluisterd
werden ; maar het glimlachje dat om haar
mond speelde' waardoor de kuiltjes in
haar wangen nog dieper werden toonde
aan dat ze ook wel van schertsen hield. Vlug
als 'n kwikstaartje trippelde ze tusschen de
banken en tafeltjes die haar vader uit ruwe
planken had opgeslagen, boven tusschen de
oude ruïnen en beneden op de groene sap
pige weiden. J lier kotlie; daar melk! ginds
bier! Anna hier ! Anna daar! En onvermoeid
ijlde zo van 't eene eind naar 't andere.
Eindelijk 'n pauze. Met een zucht van ver
lichting leunde ze nu tegen 'n tafeltje dat
zijdelings, wat afgezonderd van de andere,
geplaatst, was eu waaraan een enkele heer
in zwarte jas en hoogen hoed zat. 't Was
iemand van middelbaren leeftijd met 'n ver
standig, nadenkend gelaat, wiens donkere,
ernstige oogen uu vriendelijk naar het blo
zende meisjeskopje keken.