De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 28 februari pagina 2

28 februari 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

E* n' &" DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1392 nam en beschermde tegen zijn buitlustigen stotterenden burger. Een moment vol humor en toch zo» vol «paaaing. t Van-Zul met zijne mannen bestormen de voorhaede der colonne die wijkt. Snel voor waarts stormend hoort hij een stem die uit roept : Data 't rob me, I am Lord Methuen." Er naar toe snellend komt hij juist iu tijds om een van zijne burgers tegen te houden, die Lord Methuen's schoenen wil uittrekken en mompelt: ik weet nie wat ver Lord jij is, .maar geschud 1) wor sal jij." Theunie, laat die man met rust en storm die Engelse." M ... m ... maar Generaal k-k-kijk w-w-wat m-m-mooi schoene het hij." Theanis ga en schiet die Engelse, bij daar die kanonne; jij sal die mooiste schoene krij die ans buit .maak." Theunis mopperend af, mompelend: Wrachtig Generaal, dat is nie goed- ge noeg 2) nie!" Zoo verhaalde Generaal van Zijl ver schillende tooneeltjes, tintelend van leven. Het oogenhlik toen zijn aangenomen zoontje Walter naar zyn gewond kameraadje kwam zien, was allerleukst, in n woord eenig". "Waar Generaal van Zijl nog mocht op treden in ons land, kunnen wij ieder aan raden te gaan hooren. Ook vernemen wij, dat hij -eene tournee door ons Indiëwenseht te maken. Welnu, hij kan onze landgeneotexi in het warme Insulinde menige aaageaamen avond bezorgen, naar ik hoop zeer ten voordeele van zijne moedige rebel len en hunne vrouwen, weduwen en weezen. o or n, Febr. W. A. v. D. VEEN. 1) De Weeren afgenomen. 2) Niet eerlijk. F. N. l Stel .u gerust, lezer, deze drie letterteekens vormen geen formule uit de hoogere algebra. 't Zijn eenvoudig de beginletters eener piep jonge vereemiging, die zich in haar prille jeugd Teeds zoo bekend, gewichtig en ver maard gevoelt, dat ze alreeds adressen naar den Haag kan zenden, alleen me* de enkele beginletters, zonder 't noodig te oordeelen haar naam iets meer te .omschrijven. Echter, misschien wonen er tusachen Maas tricht en Texel nog wel enkele onwetende stervelingen, die (o schande !) nooit iets heb ben gehoord van een Federatieven NederUjndjchen Zuivelbond, tellende 6 gewone en ^fWfSch&idene" buitengewone leden. Tot hun nftrieht en tot voltooiing hunner opvoeding diene dan de vermelding, dat die bond is de F. N. Z. Men zegge het voort ! En die F. N. Z. heeft dan nu in een tijd, dat voor een gewoon niensch met ge wone portemonnaie de boter haast niet meer te betalen is de reeks klaagtonen over de belemmering in den boterhandel nog weer eens met een noodkreet vermeerderd. 't Heet dan in 't mij ter aankondiging" toegezonden adres aan de Koningin: dat het Buitenland" geen gewicht ge noeg hecht aan de Boter-coutröle-stations ; dat het strijdpunt sesamolie in de margarine" is uitgesteld tot het volgend Congres; dat wel is waar geen land onze boter weigert, maar dat er toch geen zekerheid voor de toekomst bestaat; dat ze in afwachting van 't genoemd volgend Congres toch inaar gaarne nu reeds een wettelijke regeling zouden wenschen; dat ze erg bang voor schade zijn en limniiitliimiimiminiMMiiiitiiiiiiiiliiimimiiHiilliiiMiimimtmiiliimi De grot van Genoveva, VAN CL AR A VIEBIG. Naar het Duitsch, door M. v. O. III. 't Is de avond vóór den eersten Mei. In de donkere boomen aan den rand van de Kyll. zingen de nachtegalen, lokkend, mee slepend, bijna te luid en triomfeerend in die nachtstilte. Het bosch lag iu diep zwijgen, geen ademtocht bewoog de hooge toppen. Het dorp Ehrang was reeds in slaap verzon ken, in 'n enkel steegje scheen nog 'n mat lichtschijnsel; daar waakte wellicht iemand in ziekte of zorg en kommer. Geluidloos fladderden de vleermuizen in aarzelende vlucht over daken en schoorsteenen. Hier en daar, in de schaduw van 'u huis oi' diepe deur-nis, een teeder-gearmd paartje, dut elkaar j kuste en fluisterde . . anders doodsche stilte. Het liep tegen middernacht. De Pfalzelhof lag als 'n groote zwarte klomp in den flauwen sterreuglans daar begon de houd zachtjes te knorren; een fluisterende stem deed hem bedaren en hij kroop kwispelstaartend weer Weg. De poortdeur werd voorzichtig geopend en twee personen traden naar buiten. De man droeg een pak onder zijn arm, de vrouw schreed langzaam verder. Zwijgend liepen ze in de richting van 't dorp ; toen ze het laatste struikgewas achter zich hadden stonden ze stil. Goddank, dat we zoover zijii!" klonk 't met 'n zucht van verlichting; 't was Lorenz' stem. Nou, Barbara, daar is je pak, ik ga maar gauw terug men kon ons 's attrapeeren!"... [ Geef hier !" Barbara strekte haar hand uit en trok den bundel naar zich toe, maak nu maar dat je weg komt, ik heb je niet noodig!" Barbe," de jonge man vatte haar hand die ijskoud was, Barbe, God weet wat 'n mede lijden ik met je heb! ben je boos op me V" Neen." Haak maar dat je gauw bij je tante komt, Barbe. Ik ben gisterenavond bij do oude Kathrijn geweest en ze zou je bij zich opne men," vervolgde Lorenz dringend; en zoo gauw als je kunt, moet je dan maken datje i in de Genovevagrot komt; daar zal ik dan bij je komen. Ik breng je wat je noodig hebt en zoodra ik geld heb zal ik je dat geven om naar Trier te gaan; ddrtr moet je dan zien 't kind onder te brengen, en voor jezelf 'u dienst te zoeken. Ik kom zoo vaak ik kan naar je kijken." En dan ?" vroeg ze, het vaalbleeke gezicht tot hem opheffend. Nu dan dan dat zullen we wel zien ! Ga nu maar gauw!" En onrustig, angstig keek hij om. Ga jij maar terug ! Ga !" Haar stem klonk dat de vergadering" overtuigd was van het groote belang; ' dat ze dairom vragen om toch asjeblief <Je wettenfabriek gauw aan 't werk te stel len, om voor te schrijven de toevoeging eener kenmerkende stof bij de margarinefabricage. Voila tout! Eenmaal wordt genoemd sesamolie, voorts heet 't eenvoudig eeu kenmerkende stof'. Of de wetenschap wel de absolute zekerheid heeft, dat sesamolie doeltreffend is, och de F. N. Z. breekt zich er 't hoofd niet mee. Of men voor degenen, die boter niet kun nen betalen, de margarine geheel ongeniet baar maakt, 't laat F. N. A. geheel koud, want zij (dat is niet de bond maar de 6 ge wone en verscheidene buitengewone leden) vreezen voor schade. Of 't niet wat erg dwaas is om de controle-stations on voldoende te noemen, na eerst de regeering tot sub sidie verstrekken te hebben verlokt? 't Komt den F. N. Z. niet in den geest. En de F. N. Z. vergeet ook, dat voor nauwelijks een balf jaar (zie N. Rolterd. Ort. van 5 Augustus 1.1. eerste blad A) zijn algemeene vergadering de bijtnenging van een herkenningsmiddel wegens vele bezwaren" niet wenschelijk achtte. Een dergelijke herinnering wijst uit met hoeveel iichtvaardigheid nog wel wordt ge argumenteerd en geadresseerd. Ook wel door zoo vermaarde vereeuigingen als de F. N. Z. er eene is. RKYXE. MÖZKI i ie Inderdaad, men zal moeten erkennen dat de nieuwe Nederlandsche opera" op byzondere wijze de kunst dienst. Al had zij gedu rende het seizoen niets meer gedaan, dan de Herbergprinses, naast het gewone repertoire op te voeren, dan was haar verdienste reeds groot genoeg, om daarvoor den dank der bezoekers te verwerven. Nu zij ook het jon gere werk van Jan Blockx de Bruid der Zee" in haar repertoire heeft opgenomen, acht ik het van pas, mijn verslag te beginnen met een woord van hulde aan de Nieuwe Neder landsche Opera" voor hare artistieke werk zaamheid en voortvarendheid. De Bruid der Zee" heeft mijne verwach tingen na de Herbergprhises nog overtroffen. liet is waar er komen geen ensembles in voor die, wat betreft meesterschap van fac tuur -en variëteit van kleur de bewondering af dwingen van kunstkenner en leek ; maar de innigheid en warmte die men aantreft in eerst genoemd werk, de muzikale stroom der melodiëu en de symphonische behandeling der orcheststemnien kennen het werk een plaats toe onder de belangrijkste dramatische scheppin gen van onzen tijd. Een componist, die met louter muzikale middelen een stemming, een indruk weet te bereiken, als aan het slot der tweede acte, is een kunstenaar van Gods genade. Het tekstboek is, evenals dat van de Herbergprinses, van de hand dés heeren Nestor de ière. Deze komt, in een voorwoord op tegen de kritiek, uitgeoefend op zijn eerste dramntiscu gedicht. Volgens den schrijver zou men hem verweten hebben mangel aan mooie imNimimimimmiiiiMMmiimirn geërgerd en koppig en mot haar voet stampte ze op den grond. Nu dan 't ga je goed!" Hij ging, eerst aarzelend, besluiteloos, toen sneller als vervolgd wegrennend ; weldra was hij ver dwenen, en stond ze alleen in de duisternis. Met 'n diepen zucht zonk ze neer op eeu mijlsteen aan den weg; ze kon niet meer, haar knieën knikten. Ze vouwde de handen over den bundel vóór zich en liet er haar hoofd op neerzinken. Zóó zat ze eenzaam, roerloos iiieengehurkt. Nadat er bijna een uur verloopen was, richtte ze op eens haar hoofd op en keek verschrikt om zich heen. Boven haar glinster den de sterren ... in de verte, schemerden spookachtig de witte huizen van Ehrang. Niemand daar?alles stil alles eenzaam geen sterveling om baar te holpen. Steunend richtlo ze zich op; een onuit sprekelijke angst vervulde haar, do lippen vast op elkaar gedrukt strompelde ze lang zaam verder. Nu had ze de dorpsstraat bereikt. He't zweet bnvk haar uit. Met sidderende hand tastte zo. langs de muren der huizen wat leek die straat eindeloos laug boe vér nog? naar 't kleine armenhuisje waarin do oude Kathrijn woonde! Af en toe bloei' ze staan steunde rustte uit, terwijl ze tegen een muur minleunde . '/M spande al haar krachten iu nu nog dat steegje dien hoek om daar aan 't eind van 't dorp dat kleine half-vervallen lintje dat was 't! Eindelijk, met 'n kreet, zonk ze voor de hut neer, kroop ele paar treden op en stompte tegen de deur: Tante, maak open ! tante Katharijn, om God V wil maak toch open !" Na ecnige miimtyu klonk van binnen 'n beverige stem : Wie is daar ? ben jij 't Barbe?" ..Ja, ja ! O Jezus ! maak toch open !" De deur werd voorzichtig opengedaan en op den drempel verscheen 'n gerimpelde oude vrouw met rood-gerande eogeu, die '11 Hak kerend olielampje in de hand hield. Jezus-Marie-Josi'.f! Barbara!" Bijna liet ze 't lampje van schrik vallen. Is't zoover? Wel kiuders ' kiiiders !" Laat me binnen !" De oude vrouw hielp haar. De deur viel dicht en werd op slot gedraaid. Maar achter de gordijntjes van 't hutvenstertje brandde den gelicclcn nacht eeu flauw lichtje en bij het eerste morgengloren, toen de jonge dag onder vogclgeschetter aan brak, weerklonken in het kleine armoedige kamertje van de oude Kathrijn de eerste kreten van een kind. ?XDaar boven in het bosch bij de Genoveva grot spookte 't! Sedert weken word er in 't dorp over gepraat. Kinderen die diep't bosch ingegaan waren, om naar kruiden en viooltjes te zoeken, waren ontzet teruggeko men. Het geheimzinnige, eenzame hol werd toch al meest gemeden, zelden werd't smalle, bijna geheel begroeide paadje, betreden, dat tusseheii wilde struiken en ranken naar de steile berghelling voerde. Alloen do vlugge reeën drukten haar sierlijke hoefjes in 't verzen." Het is mogelijk dat men zulks ge daan heeft, maar ik geloof dat uien, ten minste hier te lande, veeleer zich heeft gestooten aan platheid in 's dichters uitdrukkingswijze. Hoe dit zij al moge men erkennen, dat de rcalistiek niet geheel behoeft te worden opgeofferd aan opgesmuktheid der verskunst, het is daarom toch niet noodzakelijk dat men iu eeu opera-libretto voortdurend stuit op platte en vulgaire uitdrukkingen. Nu geeft gelukkig het onderwerp van do Bruid der Zee" veel minder aanleiding tot dergelijke litteraire trivialiteiten, dan dat der Herbergprinces, met zijn dronkeuianstooueelen. Het is den dichter dan ook mogen gelukken een werk te scheppen dat niet minder dramati sche qualiteiten bezit dan zijn eerste libretto en daarbij veel meer sympathieke figuren ten tooiieele voert. Kerlien is de dochter van eerzame visscherslieden ; zij heeft een reine liefde opge vat voor Arrip, een brave, maar niet welge stelde jonge visschersknecht, die haar liefde beantwoordt. Free Kerdee, een rechtschapen en vermo gend man, eigenaar van drie schuiten, bemint haar ook. maar doet afstand van haar. omdat hij bemerkt dat haar hart niet hem, maar aan zijn vriend Arrie behoort. De ouders van Kerlien zouden anders liever hebben dat hun dochter hare hand aan den rijken Kerdee schonk. Djovita, een garnalenvisscherin, e 3n meisje van Spaansche afkomst en hartstochtelijk karakter, bemint Kerdee, maar slaagt er niet in zijne genegenheid te winnen. Op haar beurt versmaadt zij echter Morik, den strand-looper, die haar hartstochtelijk lief heeft. Als men nu Arrie omgekomen waant in zwaren storm op zee, dringen Kerlien's ouder j bij haar er op aan, dat zij haar hand schenkt aan Kerdee. Kerlien echter meent dat Arrie zal wederkeeren ; zij gelooft niet aan zijn dood en zij blijft haar eed getrouw. De scène die nu aan het slot van het tweede bedrijf zich afspeelt, als de vader zich door woede laat vervoeren en zijn dochter ter aarde werpt..., dan, later vol berouw, zegt: 't Verstand was weg, Vergeef mij 't boos geweld Ik was toch altijd goed en als dan Kerdee verschijnt en Kerlien als gebroken stamelt: Daar Free, ik word uw vrouw als zij dan, plotseling opgeschrikt door een lied van Djovita en overstelpt van aan doeningen, waanzinnig wordt, deze scène is een' dramatisch stuk van buitengewoon sterke ontroering, dat niet nalaat op iedereen een pakkenden indruk te maken. De muziek van Blockx bereikt hier een geniale hoogte. In de derde acte komen de conflicten tot een uitbarsting. Kerlien stort zich iu de zee, op aansporing van Djovita, die hoopt dat Kerdee haar zal kunnen beminnen, wanneer Kerlien niet meer daar is. Als echter Kerdee hoort dat het waanzinnige meisje zich deigolven ten prooi geeft, ijlt hij haar achterna om haar te redden. Djovita voelt nu al hare hartstocht ontwaken en tracht hem met alle kracht te weerhouden. Op het oogenblik dat hij zich losrukt van Djovita, komt de valsche strandlooper Morik uit zijn sclmilhoek en doorsteekt Djovita. Ken processie gaat voorbij ter zegening van de zee en als de priester zijne handen zegenend uitstrekt over de zee en haar slachtoffers, strekt Djovita plots de armen uit, slaakt een kreet en valt zielloos achterover." De muziek van Blockx bedient zich van eenige motieven, waarvan de componist een zachte moe cm op het groene gmwldje vóór de grot koesterden zich de glanzende hage dissen in de zonnestralen. Onlangs luidden dorpskinderen, die in 't bosch dwaalden, daar in de verte hooren zingen, en ook daartusscbeu 't geschrei van eeu fijn kinderstem metje mcenen te hooren. Ze luidden stilge staan en geluisterd . . . Nu weer dat zingen.. . Of was 't het geruisch van de boomen of 'l gemurmel van 't beekje geweest, dat langs de helling naar't dal kab belde ? Zacht, gedempt, als uit den grond, schenen die klanken te komen . . . Met groote. verschrikte oogen en open mond, slopen de kinderen nader, dringend en duwend oi'elkaar bij de mouw pakkend. Wat was 't? Nu was alles weer stil. Door de struiken suizelde de wind, tusscbeu ele droge bladoren ritselde een hage dis hu ! ze huiverden . . . Eeu doornigo braamsliert haakte in de kiel van den voorsten jongen de voeten gleden uit op 't vochtige rnos aarzelend stonden ze stil. Luister 's nu weer dat gezang ! en 't zachte kruaien van 'n lijn kinderstem metje .' De heilige (ienoveva wiegde haar kind ! Trillend van angst eu gespannen nieuws gierigheid slopen de jongens naderbij ili'uir «laar achter de heg van dicht struikgewas, dat er als een besehenneiiile muur omheen gegroeid was. bij de bron, die daai' uit eeu retskioof opborrelde.', zagen ze baar staan, de heilige (ienoveva ! Hun haren rezen te berge! Ze stond :>-.m (U'ii ingang achter haai' donkerde 'tiiol om haar hoofd lichtte 't als een aureool van zonnestralen ; bet blonde haar golfde als een mantel, van gouddraad geweven, om baar schouders. Nu biel' ze 't gezicht op, waaruit eeu hemelsche glans straalde, het hooge gras aim haar vueten boog zich,?-?eeu geheimzin nig. KUigerig ruischon en zingen voer dooi de lucht en de' boomen de kinderen zagen niets meer !. .. Afglijdend, struikelend, over elkaar heen rollemd, ^tormdou ze <le helling af... Jloorutakken sloegen hen iu 't gezicht, kielen eu broeken scheurden ze letten er niet op; ademloos en bleek van ontzetting kwamen ze1 thuis, hun gewichtige ontdekking verkondigend: We hebbeu 'i' gezien! we hebben 'r gezien! de heilige (ie noveva ! Ze stond boven vóór de grot, met eeu heilige stralenkrans om 't hoofd... de hinde lag aan 'r voeten eu engelen wiegden 't kind, we hebben de hemelsche muziek gehoord. .. We hebbeu 'r gezien!" Hoor je 't? Ze hebben 'r gezien! De heilige Geuoveva is verschenen!" Als c'c'n loopend vuur verspreidde het ge rucht zich in hel dorp; de kinderen werden telkens ondervraagd en uitgohoonl. Daar was geen hui:-' waarin niet over liet wonderbaar lijke geval gesproken werd en twee of drie me] i se 11 en konden n iet bij elkaar zit t en zou < leidat de eeu den andere toelbiistenle : .,\\Yet je 't al ? . . . Ze is verschenen ... Ze hebben 'l' gezien." De (.unie sage van ridder Siegfried, op burcht gelukkig gebruikt heeft gemaakt en die ook, wat aangaat de vinding, zich zeer goed eigenen voor een symphonische bewerking. Onder de motieven trekt wel het meest de aandacht het lied van de twee Conincskinderen, dat in verschillende phasen voorkomt en als het ware aan het geheele werk een motto ver leent. Zeer mooi is ook liet lied dat Djovita zingt. Een meisje die van Scheveningen l-wam, Hangejo, Bangejo!" Voorts trof mij de scène van Morik met de juweelen, waarbij het orchest zoo mooi illustreert en, zooals ik reeds zeide, het slot van de tweede acte, het glanspunt van het geheele werk. waarbij dan ook het publiek in geestdrift losbarstte. De derde acte bevat, na dit hoogtepunt, geen stijging meer; en hoezeer nu ook de gebeurtenissen in het laatste bedrijf tragisch zijn, men wordt er toch niet zoo door medegesleept als bij de slotscène der tweede acte. Het is mogelijk, dat een levendiger uitbeel ding van Kerdee meer beteekenis kan geven aan het begin van het derde bedrijf, het is ook mogelijk, dat mej. Wibbels, die de figuur van Kerlien overigens zeer sympathiek weer gaf, nog niet geheel opgewassen was tegen de moeilijkheden om het waanzinnige meisje geheel naar eisch uit te beelden. Doch ik geloof toch, dat de muziek, zelfs in het pakkende moment waarop Djovita doorstoken wordt, niet die dramatische verve bezit, die ik in de tweede acte zoo bewonderde. Onbeperkten lof moet men den componist toezwaaien over de behandeling van het orchest. Inderdaad, wat hij daarin presteert, overtreft nog zeer wat ons in De Herbergprinces" geboden is, niet alleen ten opzichte van klankschoonheid, maar ook ten opzichte van symphonische bewerking. Wanneer ik dan ook met korte woorden hulde breng aan de uitvoerenden, dan noem ik het orchest en zijn voortreü'eliiken leider J. A. Kwast (ik woonde Zondagavond de uitvoering bij) het eerst.. Waarlijk, wat in het jongste werk van Blockx gepresteerd is, dwingt eerbied af voor het artistieke kunnen van de orchestleden en hunnen dirigent. Mej. Wibbels, ik zeide het reeds, was ale Kerlien zeer goed, maar hare krachten waren nog niet geheel toereikend, om den waanzin weer te geven, in het derde bedrijf. De ouders van Kerlien vonden in mevr. Dirckxv. d. Weghe en in den heer Orelio, vooral in den laatste, voortreffelijke vertolkers. Djovita werd gezongen door mevr. Auguste Renard. die ik leerde kennen als een tem peramentvol zangeres, met een prachtig tim bre, wier stem echter, hoofdzakelijk ten op zichte van het registergebruik. nog niet geheel ontwikkeld is. De heer Puuwels (Arrie) trad alleen op iu de eerste acte ; hij gaf een sympathieke figuur te aanschouwen, maar had min of meer met den diapason te kampen. Des heeren Maals stem schijnt meer klank te krijgen; nu vooral nog grooter dui delijkheid in de dictie en losser spel! De heer Koster (Morik) heeft dictie genoeg, doch gaf in deze rol meer naturalistische geluiden te hooren dan stemschoonheid te genieten. De regie van. den heer Coïni en de decors van den heer Maandag droegen mede er toe bij om deze voorstelling voor de Nieuwe Nederlaudsche Opera een schitterend succes te doe.n zijn. Op den vierden kamermuziek-avond van Toonkunst hadden wij het voorrecht kennis te mogen maken met een nieuw werk van onzen stadgenoot J. W. Kersbergen, een piano-quartet (manuscript). Het komt mij voordat Kersbergen'sjongste opus etn belangrijke schrede voorwaarts beRauistcin, werd weer opgehaald ; hoe die naai den valscheu, slechten knecht geluisterd en hem geloofd had, en zijn gemalin, van ontrouw beschuldigd, verstooten bad, zoodat de arme (ielioveva iu het hol, (liep in 't bosch, haar toevlucht moest zoeken en daar haar kind suste1 en wic'gdo eu met de melk der tamme' hinde voedde. Jaren lang leefde- ze toen iu die wildernis. Haar kleeren werden tot lompen en veTgingen, zoodat ze gee-'ii anderen mantel meer had dan die door haar lange, gouden lokken gevormd werd; maar op 't laatst werd ze heilig en de engelen drukten haar e-en stralenkrans op 't hoofd... En uu haddeu de kinderen baar gezien ! Ja, ja! 't is zóó!" zei de1 oude Kathriju Iloltzi'r, ilie in 't half veTvallen armenhuisje woonde, terwijl ze' gehc-imzinnig mc't haar hoofd knikte, ik heb'r al menigmaal hooren zingen, als ik daar in 't bosch hout sprok kelde' of bessen zocht ; en eu ? ik ben maar gauw weggegaan e'n lic'b 'r nie mand iets van verteld ... 't Is niet goed . . . 't is niet goed om 'r over te praten... of naar de heilige te kijken . . . (iod beware' ons !" Ze sloeg snel 'n kruis ove'i- haar borst c-n de omstaneleis haastten zich 't ook te doon. ,,'k Bon benieuwd '' en de oude knip oogde, schuw rondom zich kijkende, terwijl ze met haar taiuk'looze'ii mond geheimzinnig fluisterde". ,.U-t 's op, oi' die kinderen't niet verbrui.I hebbeu . . .; de heilige: laat zich niet oncoslraiïbeloeren . . . heusch, 't is niet goed ... 't is niet goed!"... Kathrijn kon wel 's gelijk lu-bben. Duar had je Matthes z'u I'ieter ; hij was de ('eerste die (ienoveva gezien eu later den grootsten nioii'l over haar gehad had; den volgenden dag was hij ziek geworden. Wat hem eigenlijk scheelde wist me-u niet. recht: hij had kram pen, wilde' niet e'te'ii. Zoo he'el erg was 't niet, maar ele knaap was doodsbang un jammerde1 aldoor: Moe-de-r, moeder, 't komt niet van de onrijpe kersen . . . 't komt van de heilige (u-noveva ! Jk. word gestraft, omdat ik met de'u vingvr op baar geweze-n heb!" En 'Ie moedei' huilde eu haalde ei' alle heiligen bij maar geen dokter. Wat. zou die hier kunnen doen ? daar helpt geen medicijn voor! o! o! ons Pietje moet zeker ste>rven '." Geen mensch in heel Ehraug zou er toe te; bewoge'ii zijn geweest naar de (ienovevagrot op te stijgen. Ee-nzaam cu gemeden lag die; te midden van het dichte woud. De' kiude-rcn dwaalden nu in andere gedeelten van 't bosch; a.lleen de oude Kathrijn strompelde bijna dagelijks 't pad op, dat door de; nauwe kloof er heen voerde. Ze zei, dat ze niet bang behoefde te zijn, daar ze toch oud on h'vonsnioe was. Se'ilert haarachteruichtje.de blonde Barbara, dochter van haarbroer's zoon die' bij Sinieou Pfaizel gediend had. 7.00 plotseling 's nachts verdwenen was. had ze geen enkel i'aniilielid meer in 't hevlo dorp. Waar die Barbara nu toch heen was'.' Mem had haar we'l is waar over 't algemeen weinig in 't dorp gezien, zoolang ze op de L'fal/e-lhof diende, maar men wilde toch wel graag weten, teekent. Het is een werk van veel oorspron kelijkheid en meesterschap in de beliandeling der vormen. Eeeds dadelijk treft het eerste thema met zijn typischen sectensprong door een zekere flinkheid in de uitdrukking. De geheele expositie van dit fragment is hoogst boeiend. Het gaat daarna dadelijk over in het tweede thema in G. Misschien ligt het aanvankelijk wat laag in de pianopartij ; later echter nemen de hoogere strijkinstrumenten het ov^r. Gedurende het geheele eerste deel wordt de aandacht gespannen gehouden. Het is een waarlijk schoon Allegro. In het Adagio zou ik gaarne een mooie, rijk bewerkte eu geïnstrumenteerde melodie als middeiipunt hebben. Thans klonk mij dej aanvang wat ijl, vooral door de korte figuren der strijkinstrumenten, tegen de melodie van het klavier. Doch dat is een persoonlijk gevoelen van mij, dat natuurlijk niet door iiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiitiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiimt 40 cents pet r e g-el. iiHtiiiiitfiiiiiiiiiiiinitutiiiit iiiitiitiiiiiiiiiiiiiiiiiHtiimiinnii tot n 11.33 p. Met. Franco «u ' van InvoerreeiMeu toegezonden! Stalen ommegaand; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde HcnneUer^Zyde", van OO cent -tot U ll,a/k per Meter. G. Hesaeberg, Zijde Fabr. <k.&k.4<ofl.), .Ziirtob. PIIOXOLA. PdO.XOLt. WHMÏiiL \. De PHONOLA overtreft alle bestaande pianospeelapparaten, omreden zij een om vang heeft van 72 tonen. (An deren slechts 58 a 05 tonen). Verder kan men ele melodie tegenover de begeleiding la ten uitkomen. Alleen de PH0NOLA is in staat te garandeeren, dat de pianostukken van haar repertoire ongewijzigd, dus niet verminkt zijn. Prijs ? 530.?. L'itslilite-iid te zien en te hooren bij Mij. PHONOLA W. NAEHSENS, Passage 14, 's Hage. Hoofdagenten Piano's SciirEDiiAYEEOi FEUHICH. CHOCOL A.T-VEEN ARTISTIP" LE PLUS DELJCIEUX CHOCOLiT POUR (ROQÜER. wart r ze geHevem was. Ze is ze'ker daar ergens heen gegaan," antwoordde de oude! Kathrijn, terwijl ze, haar stokkorigon arm naar onverschillig welke heme'lsrichting uitstrekte. Ze kreeg genoeg van dat hongerlijden bij den Pfalzerboer! Verder weet ik er ook niks van! Ze'zal wel 's van zich laten hooren en dan vertel ik 't jelui wel, hoor'.'... och... och! is me dut 'n leven ..." * * % 't Was in de aardbeziëiitijd. Op een Zondag namiddag heerschte er een vroolijke drukte op den Kamsteiu. De zon straalde aan elen wolkeloozen blauwen hemel, op de schaduw rijke boschwegen was 't verkwikkend koel. Overal schitterden onder en tusscheu de struiken de' roode. geurige aarelbexiën, vaak nog naast de witte bloesems. In scharen stroomden etc stedelingen naar het Ky.llihU, nadat ze per wagen of lokaaltreintje Ehrang bereikt hadden; nu dwaalden ze naar den Kamstein onder vroolijk gejubel en gezang; ze wierpen kiezelsteentjes in de ruischende beek, pinkten wilde bloemen, wonden kranzen wn 't hoofd of hoeel cm waren opgetogen over de heerlijke geurige aardbeziëu, die om strijd geprezen werden. Menige stijve, oude rug bukte zich nog om ze te plukken ; menig fijn meisjeshandje zamelde de sierlijke twijgjes tot 'u ruikertje dat op 't kleed vastgehecht werd. Strooblonde dorpskiudereu stonden op den weg naar eie in Zoiidagskleereu getooide vreemdelingen te kijken. Ook zij hadden hun beste pakjes aan, de meisjes in katoenen schorten die stijf-uit stonden van stijfsel en met het haar glad weggestreken achter do ooren. De mooie Anna van elen Ramstein zag er frisch eu bekoorlijk uit in haar lichtblauw katoenen kleedje en sneeuwwitte, geborduurde schort. Door de bruine, glanzende vlechten was een zilveren pijl gestoken die ze op het achterhoofd bijeen hield, de nog bijna kin derlijk ronde wangen waren zacht rood ge kleurd. Ze hield de oogen neergeslagen bij de talrijke vleierijen eiie haar toegefluisterd werden ; maar het glimlachje dat om haar mond speelde' waardoor de kuiltjes in haar wangen nog dieper werden toonde aan dat ze ook wel van schertsen hield. Vlug als 'n kwikstaartje trippelde ze tusschen de banken en tafeltjes die haar vader uit ruwe planken had opgeslagen, boven tusschen de oude ruïnen en beneden op de groene sap pige weiden. J lier kotlie; daar melk! ginds bier! Anna hier ! Anna daar! En onvermoeid ijlde zo van 't eene eind naar 't andere. Eindelijk 'n pauze. Met een zucht van ver lichting leunde ze nu tegen 'n tafeltje dat zijdelings, wat afgezonderd van de andere, geplaatst, was eu waaraan een enkele heer in zwarte jas en hoogen hoed zat. 't Was iemand van middelbaren leeftijd met 'n ver standig, nadenkend gelaat, wiens donkere, ernstige oogen uu vriendelijk naar het blo zende meisjeskopje keken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl