Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
No. 1S93
grondbedrijf zal hebben erlangd de recht
matige plaats in het staatsleven, dan zullen
de werkers van straks telkens zien en tel
kens ervaren welke belangrijke pioniers
diensten door Siekesz zijn verricht. En
daaraan denk ik bovenal bij de herinnering
aan desen grooten doode.
Misschien zal dit levensbericht uit mijn
pen aan sommigen vreemd toeschijnen. Zij
hebben ongelijk. Immers, de tijd heeft mij
menigmaal geplaatst tegenover Siekesz.
Eerst op een der landhuishoudkundige con
gressen en daarna in de peïs hebben we
elkaar bestreden met scherpgepunte wapens.
Toen botsten de oude en de nieuwere
?wereldbeschouwing over het belang van
dea landbouw en over het recht van den
grondeigenaar. Maar hoe scherp het con
flict ook moge zijn geweest, nooit heb ik
opgehouden Siekesz te waardeeren, nooit
is verzwakt mijn eerbied voor zijn kennis,
voor zijn toewijding, voor zijn ernstig willen.
En van dien eerbied leggen deze regels hier
getuigenis af. K. EEYNE.
iiiliiitiiiiaiiiimiiiliuiiHliiiiiiiiiimiiiiiiiiiMMiiiiiiiiimiiiiiiii
Sooiak
Birem's Yoor
In het pas verschenen verslag van den
Amsterdamschen Bestuurdersbond over 1903
komen voor het eerst in de Nederlandsche
arbeidersbeweging interessante
mededeeingen voor over het in April van het vorig
jaar opgerichte Bureau voor Arbeidersrecht.
Voor het eerst. We hebben hier te doen
met eene nieuwe instelling, waartoe het
goede voorbeeld van Duitschland den stoot
heeft gegeven, en waarvan verwacht kan
worden, dat ook in de andere steden en
industrie-centra in ons land gelijke instel
lingen zullen worden gesticht.
De aanleidiag voor het stichten van zoo
genaamde Bur'eau's voor Arbeidersrecht is
gelegen "in de omstandigheid, dat hoe langer
hoe meer de industrieele arbeiders direct
betrokken wórden bij de arbeidswetgeving,
en Fij de richtige uitvoering der arbeids
wetten moreel, lichamelijk en dikwijls ook
geldelijk belang hebben. Het laatste element
is bijzonder ingetreden bij de Ongevallenwet.
Deze wet geeft den arbeider in een aantal
gevallen recht op geldelijke uitkeering,
maar elk oogenblik komen daarbij strubbe
lingen voor tusschen Rijksyerzekeringsbank
en Rentetrekker, of wel ziet de laatste zich
genoopt om zich te wenden tot den Raad
van Beroep. En om dit alles te doen, waar
bij het meermalen gaat om voor den arbeider
niet onbelangrijke sommen gelds, moeten
stukken geschreven en formaliteiten ver
vuld worden, en is wel zooveel kennis van
wet en voorschrift noodig, dat het gros der
arbeiders er geen raad mee weet, en liever
van beroep of correspondeeren afziet, dan
daaraan te beginnen.
Maar ook bij de andere wetten is de
arbeidersklasse ten nauwste betrokken. Zoo
zal de Arbeidswet en de Veiligheidswet
eerst dan tot volkomen toepassing raken,
indien de arbeiders zelf daartoe meewerken.
Maar daartoe hebben zij noodig hulp van
deskundigen, van Bureau's of Besturen! Ook
de nieuwe Militiewet geeft recht op geldelijke
uitkeering in bijzondere gevallen. Maar hoe
duizenden zijn er niet onder de arbeiders
klasse, die daarvan niets weten, en die,
als ze 't weten, er nog schrikkelijk tegen
op zien, uit onkunde, om ze aan te vragen.
En in de toekomst, bij invoering van ar
beidscontract, ziekte- en
invaliditeits-verzekering, en de uitbreiding van Arbeids- en
Veiligheidswet, zal dit alles nog veel erger
De grot van Genoveva,
VAN
CL A RA VIEBIG.
Naar het Duitsch, door M. v. O.
IV.
De recliter van instructie, Karl Milde uit
Trier, was sedert jaren oen trouwe bezoeker
van den Ramstein. Hij praatte gaarne met
de bekoorlijke Anna, die hem reeds als klein
meisje tegemoet gehuppeld was ; menig zakje
lekkers was in het verlangend uitgestrekte
bandje gegleden.
Wel, Anna. hoe maak je 't ?" vroeg hij,
haar de hand reikend.
O, dank u, mij gaat 't best! U ook ?"
zei ze, haar band met gepaste vrijmoedigheid
in de zijne leggend.
Een lichte schaduw vloog over het ernstige
gelaat en de rimpel tusschen de wenkbrau
wen werd dieper.
Och, zoo zoo ! In ons vak komt ons veel
nood, schuld en ellende onder de- oogen, en
dat stemt nu' niet juist opwekkend ! Weet
je wat Anna, trouw nooit met iemand van't
gerecht, dat zijn zelden vroolijke menscben!"
Die staan mij ook vél te boog !" lachte
ze, terwijl 'n blos naar baar wangen steeg.
Meteen sloeg ze baar meestal neergeslagen
oogen op en keek den beer recht vriendelijk
,aan, O! meneer de rechter, wanneer alle
iieeren van 't gerecht zóó waren als u ...
Als u iemand aankijkt, voelt men 't hier".. .
ze wees opbaar hart,... dadelijk warm worden,
en men krijgt zoo'u vertrouwen! Men durft
tegenover u zeker niet te jokken, is 't wel ?
En bekent men u ook niet dadelijk 't slechte
dat men gedaan heeft ? zeker wel!"
Nu," dat is er naar!" antwoordde Milde
glimlachend.
Niet?" vroeg ze verwonderd. Dat dacht
ik stellig.' Xeen, ik voor mij moet u dadelijk
alles vertellen 't is niks geen slechts...
maar 't is nog geheim. Ik ik" ze stokte,
bloosde en wikkelde verlegen de puilt van
haar scbortje om haar vinger ik ben
verloofd, sedert gisteren !"
Wel, Wel! Wat vertel je me daar, kleine
Anna! Ik feliciteer je van ganscher liarte,
hoor!"
St.. . st... niet zoo hard ! 't Is nog'n ge
heim ! M'n aanstaande wil nog niet hebben
dat iedereen 't weet!"
Zoo? waarom niet? En wie is de gelukkige?"
Hij woont ginds bij Ehrang op den
Pfalzelhof, 't is Lorenz Pfalzel."
Wat ? de knappe Lorenz ? Dien ken ik.
worden, en zullen de arbeiders elk oogen blik
bij de uitvoering dezer wetten betrokken
worden. Daartoe hebben de arbeiders voort
durend hulp noodig. Deze kunnen zij zich
niet verschaffen zooals de burgerij, voor geld,
maar alleen door samenwerking van een
f root aantal en voor gezamenlijke rekening.
iedaar de aanleiding en. tevens het doel
van de instellingen, die men zeer juist
noemt: Bureau's voor Arbeidersrecht". .
In Duitschland, waar de arbeidswetge
ving zooveel te ouder, en ook zooveel mér
uitgebreid is, en waar ook de strafrechter
lijke bepalingen omtrent vereenigingsrecht
de arbeiders zooveel nauwer omspannen,
bestaan deze Bureau's voor Arheidersrecht
reeds sedert 1894, toen voor het eerst in
Neurenberg een arbeidssecretariaat werd
opgericht. Eerst in 1897 werd ook te
Stuttgart een opgericht, en na dien tijd in 32 ste
den van Duitschland. Xij staan daar onder
controle en worden ook betaald door de
plaatselijke federaties der
vakvereenigingen. Algemeen, ook buiten arheiderskringen,
wordt daar de nuttige, practische werking
van deze Bureau's (Arbeitssecretariate) ge
roemd. Er zijn daar aparte lokaliteiten
voor ingericht, den goheelen dag geopend,
waar een of twee ambtenaren allen die zich
vervoegen, Auskunft ertheilen"; georga
niseerden gratis, niet-georganiseerden (ook
winkeliers en andere kleine burgers) tegen
een kleine vergoeding, naar vast tarief. Tot
welke een beteekenis deze Bureau's daar in
5 jaar tijds geworden zijn, moge o. a. hieruit
blijken, dat op het Bureau in Bremen in n
jaar tijds (1902) zich 10,815 personen vervoeg
den om advies en hulp; in Keulen 16,485, in
Frankfort 26,232, in Neurenberg 17,007. Deze
adviezen betreffen alle branches der verzeke
ring en wetgeving,en het is niet alleen monde
ling advies, maar ook alle mogelijke schrifte
lijke hulp. Geen wonder, dat deze Bureau's
zich nu reeds eeu groote mate van
populairiteit onder de Duitsche arbeiders heb
hen verworven, en hun onmisbaarheid sterk
gevoeld wordt.
Naar dit model, natuurlijk met wat ge
ringer middelen, werden het vorige jaar
ook te Amsterdam en te Rotterdam zulke
Bureau's opgericht, en van de instelling te
Amsterdam verscheen thans verslag over
de eerste 10 maanden. De Amst.
Bestuurdersbond huurde een kamer en stelde een deskun
dige aan, voor wien eene instructie werd vast
gesteld. Een rechtsgeleerde staat hem voor
eventueele gevallen metterdaad bij, terwijl
een commissie van toezicht zijn werkzaamhe
den controleert. Wie in de Amsterdamsche
arbeidersbeweging bekend is, weet ook, dat
er in sommige anarchistische kringen vrij
wat antipathie heerschte tegen den Bestuur
dersbond. Dat desniettegenstaande thans
reeds dit Bureau op zulke nuttige resultaten
kan wijzen, bewijst wel, welk een behojfte er
onder de arbeiders bestaat. Er werd aan
567 personen hulpen advies gegeven. Daar
van in 90 gevallen over de Ongevallenwet.
in 80 gevallen omtrent het loon, in 67 om
trent woninghuur, in 66 gevallen omtrent
belasting, 21 militie rekwesten, 145 diverse
zaken, enz. Er werden 14 klachten wegens
overtreding der Arbeidswet ingediend. De
aanvragers kwamen uit alle vakken en be
drijven, en de toeloop werd al spoedig zoo
groot, dat, behalve de ambtenaar, nog iemand
aangesteld moest worden, om de werkzaam
heden behoorlijk af te doen. De ambtenaar
treedt op niet alleen als schrijver van stuk
ken voor de Ongevallenwet, maar, des
noodig, wat meermalen voorkomt ??ook
als vertegenwoordiger voor den Raad en
den Centralen Raad van Beroep.
Dat hierdoor ook meer dan bijzonder, in
de praktijk, de gebreken van de Ongevallen
wet aan den dag komen, ligt voor de hand;
en bevat dan ook het verslag zeer gegronde
grieven over enkele functiën dier Wet.
lillitiiiiiiiliiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiinniitiiiiHiiii
onlangs heb ik nog 'n eind met hem
geloopen nu, dat is'11 vrijer waar je mee voor
den dag kunt komen !"
Nietwaar?" En Anna glimlachte, terwijl
'11 glans van trots en geluk zicb over baar
gelaat verspreidde. En 't is zoo'n beste
brave jongen ! Fortuin beeft hij niet, weet
u, maar dat doet er niet toe, bij is werkzaam
en vlijtig! Ja, de heilige Maria heeft me 'n
groot geluk geschonken als ik 't maar
verdiend heb . . ."
Zeker heb je dat, beste meid .'" zei de
rechter en drukte haar hartelijk de band en
God zegene je! Ja. ja, kleine kinderen worden
groot ! kijk me dat Annetje nu eens aan !
Wat zullen de lui in Ehrang d;iar wel van
zeggen?''
O, jee die hebben nu zooveel te
babbelen, dat zp geen tijd zullen hebben op
ons te letten ! Verbeeld u eens, wat ei' ge
beurd is! Kinderen die in't bosch dwaalden,
hebben zoo'u prachtig mooi zingen gehoord,
en toen ze er op af gingen kwamen ze voor
de Genovevagrot '. ze vonden 't wel griezelig
maar ze waren tocb ook nieuwsgicring. . .
En voor het donkere bol hebben ze zóó'n
glans gezien, dat ze bun oogen haast niet
open konden bonden en midden in dien
glans stond een gestalte, met lang haar
als van goud, dat tot de knieën reikte, en . . ."
En wat verder ?"
,,] )at was de heilige Genoveva . . ." fluisterde
Anna, met wijd geopende oogen, heuscb,
dat was ze !"
AVel, wel! wat je zegt. kleine Anna l" zei
de rechter terwijl bij moeite had zijn lachen
te verbergen dat is werkelijk '11 interessante
geschiedenis ! als 't maar waar was !"
Heusch, werkelijk, 't is net zoo waar als
'n amen in de kerk !" ijverde 't meisje. En
verbeeld u, boer Mattbes z'n jongen, die is
zoo brutaal ... die bad me liefst durven zeg
gen, dat de heilige Genoveva-er akkuraat
zoo luid uitgezien als 'n gewone vrouw . . .
denk tocb 's! Maar de heilige heeft 'm er ook
voor gestraft ! hij ligt al lang ziek en zal er
misschien wel van sterven! Wat zegt u daar
van? Maar hemel, ik si a hier maar te babbe
len en in huis is er nog zooveel te doen !...
Adieu, en tot straks l meneer de rechter '."
En weg vloog ze. Milde keek baar na.
,,'n Aardige, lieve meid ! vreemd, dat ze
nog zóó bijgeloovig.is. De heilige Genoveva!...
't is om te lachen ! Maar ik wou toch wat
roudkuieren en zal nu's den kant van de grot
uitgaan, misschien zie ik ook nog wat van 't
wonder!"
Met 'n sarkastisch glimlachje nam hij hoed
| en stok en slenterde langzaam naar 't boseh.
De rechter Milde was'n bekende, algemeen
geëerde en boogseschatte persoonlijkheid;
van alle kanten werd bij vriendelijk gegroet.
Op de groene wei amuseerde de jeugd zich
O. m. deze, dat de controleerende
geneesheeren niet behoorlijk den tijd hebben, de
getroffenen te controleeren, wijl zij met
werkzaamheden overladen zijn. Ook dat
de Rijksverzekeringsbank bijzonder draalt
niet het nemen van beslissingen, waar
door de arbeiders soms maanden moeten
wachten voor hun klacht in behandeling
komt. Daarentegen wordt in het verslag
uitdrukkelijk geconstateerd, dat, wanneer
het Bureau overtredingen van de Arbeids
wet aanbrengt, de autoriteiten fermen ijver
en ernst aan den dag leggen om deze te
keeren, en bij herhalingen ernstig te straffen.
Dit is het eerste verslag. Er blijkt uit,
dat dit Bureau 't welk aan de leden
van de aangesloten vereen ijn n gen gratis
de noodige hulp geeft thans nog een
zeer beperkten werkkring heeft. Maar er
mag met veel grond voorspeld worden, dat
dit Bureau in de toekomst zijn werkkring
belangrijk zal zien uitbreiden, en zeer nuttig
en practisch werkzaam zal zijn om de
arbeiders, waar zij aanspraak maken op
de zedelijke, verstandelijke en stoffelijke
voordeelen en de velerlei rechten, die de
arbeidswetgeving hun biedt, zooveel moge
lijk behulpzaam te zijn.
Laat ik er aan toevoegen, dat het Bureau
voor Arbeidsrecht te Rotterdam, in Mei
1903 opgericht, op ietwat bescheidener voet
(er wordt daar zitting gehouden twee keer
per week des avonds) op niet minder gun
stige en nuttige resultaten kan wijzen
's Maandelijks komen daar van 80 tot 90
arbeiders of vrouwen om hulp, en tal van
resultaten zijn daarvan reeds verkregen.
Thans is men bozig, ook te Dordt, Utrecht,
Leeuwarden en Enschede zulke Bureau's
op te richten, die, met de uitbreiding onzer
arbeiderswetgeving zich stellig tot belang
rijke sociale instellingen, van groot alge
meen en opvoedend nut voor de arbeiders,
zullen ontwikkelen.
S.
llllllllllllMllltltMIIIIIIIMIMMMlIMLHMHIIIIllllllltlllllllMllllIUIIIIttlllMIIIII
Muziek in de Hooflstafl.
liet zal vermoedelijk wel meer dan toeval
geweest zijn, dat de fragmenten uit Heinze's
Die Rnine in Tbarand", waarmede men in
het Concertgebouw de nagedachtenis van
dezen moester heeft geëerd, voorafgegaan
werden door de Tragische Ouverture" van
Brahms.
Evenzeer mag het als zinrijk worden be
schouwd, dat in bet tweede deel de
Syrnphonie Pathétique" van schaikowsky werd
gespeeld. Het laatste deel hiervan toch, met
zijn zuchtend einde, past volkomen in het
kader van weemoed, waarmede men terug
denkt aan den sympatbieken en vereerden
meester.
Die Ruine in Tbarand" is de naam van
een van Heinze's Opera's, welke hij beeft ge
schreven in den tijd. vóór dat hij zich hier te
lande vestigde. Met veel succes is zij indertijd
te Leipzig opgevoerd en' het is zeer te be
treuren dat de partituur dezer opera, bij een
schouwburgbrand te Breslau, in de vlammen
omgekomen is. Slechts een paar fragmenten,
waaronder de bovengenoemde, waarvan toe
vallig een copie bestond, zijn gespaard ge
bleven. Bij bet aanbooren dezer fragmenten
verwonderde bet mij niet dat de Opera vóór
00 jaren veel bijval beeft gevonden. Men
moet natuurlijk juger les crits d'aprèslenr
date"; maar frissche gedachten en een klank
met allerlei spelen. Als bonte kapelion flad
derden de meisjes in baar kleurige japon
netjes over 't grasveld, 'n vroolijk roepen,
lachen en schertsen weerklonk er ; menige
blik volgde den voorbijgaande. Milde schoof
zachtjes de kinderen op zijde die in den ijver
van hun spel vaak voor zijn voeten
neertuimelden, bij groette bier, drukte daar 'n
band, maar vervolgde tocb zijn weg. Weldra
lag die jolige drukte achter hem en trad bij j
onder de eerste hooge boomen. Hij keerde
zich nog oven om ... 't was een bekoorlijk
schouwspel. De ruïnen van den Hamstein
werden door de laatste zonnestralen hel ver
licht, boven een der vensterbogen wapperde
'n vlag en wit schitterden de muren van de
pachter.swoning ; op de smaragdgroene weide
beneden wemelde 't van witte, roode, blauwe
en zwarte punten, 'n vroolijk leven, drukte
en beweging hcersrhten er ! Die huppelende,
dartelende gestalten, het roepen en lachen
van hooge kinderstemmen, daarboven een
klare, blauwe lucht, de Kyll die als een |
zilveren lint zich door bet landschap slin
gerde, en romdom de dicht-begroeide groene
berghellingen dat alles vormde'n toon
beeld van liellijken vrede.
De eenzame wandelaar zuchtte. Temidden
van dien vix'iigdeglaiH rees do donkere
schaduwzijde van 't leven in zijn verbeelding
op. Zoo vaak reeds bad zijn beroep hem in
duistere, kille cellen gevoerd; achter die
ijzeren tralies had bij een wereld van lijden
en schuld aanschouwd, en, gevoelsmensch
als hij was, bad zijn van nature ernstig ka
rakter eeu indruk van somberheid verkregen
die hem steeds bijbleef. Innerlijk kwam de
rechter, die 't: Schuld blijft schuld, en wet
blijft wet" moest uitspreken, bij liem vaak
in conflict met don mcnscbenvriend die zoo
gaarne woorden van verontschuldiging en
genade zou wenscben uit te spreken ! Hij
was niet voor zijn ambt geschikt, zou nooit
carrière maken ; wie het : Ik beschuldig"
moest uitspreken, mocht niet zóó overge
voelig zijn . . .
Do in diep gepeins verzonken man schrikte
op ... een schelle, juichende kinderstem van
beneden bad zijn oor getroil'en. Wat een
vreugde ! welk 'n gejubel ' Waarom moesten
bij hém toch ook juist altijd weer de som
berste levensbeelden oprijzen . ..
Met een beweging als wilde bij alle zorg
van zich afschudden, vervolgde bij zijn een
zamen weg. De boomen stonden als
reuzenwachters, geen tochtje bewoog de bladeren ;
't was heel stil geen vogelgeroep of
kevergegons. Hij schreed verder; het pad
werd smaller, een beekje, dat parelend en
schuimend tussebeii bemoste steenen klaterde,
versperde den weg. Hij sprong eroverheen,
het struikgewas werd dichter, een steile hel
ling lag vóór hem. Hier stonden de boomen
volle instrumentatie zijn eigenschappen, die
nog heden ten dage hunne uitwerking op het
publiek niet missen, en die men in Heinze's
compositie te over kon aantreffen.
Heeft men zich dus bij dat werk eenige
oogenblikken in den geest bezig gehouden
met den hoog bedaagden meester, die zoo
even van ons is hecengegaan ? het volgende
nummer van bet matineeprogramma(28 Eebr.)
vroeg de aandacht voor n onzer jongste
componisten, E. E, A. Koeberg.
Volgens het programmaboek werd Koeberg
te 'sGravenhage geboren in 1876. Hij heeft
zijne studiën gemaakt bij wijlen Nicolaïen
diens opvolger Henri Viotta aan het Kon.
Conservatorium te 's Gravenhage. Koeberg
heeft een cyclus van symphoniscbe gedich
ten geschreven, naar aanleiding van de zan
gen van den Bard Ossiau. Het eerste dezer
gedichten beet Selma", bet tweede »Minone''
en bet derde, dat bier uitgevoerd werd,
Kolma".
In bet tekstboek vond rnen een vers afge
drukt in de vertaling van Bilderdijk, waaruit
blijkt dat dit hetzelfde is als door Schubert,
in meer poëtische taal, bewerkt onder den
naam van Kolma's Klage".
Koeberg toont zich in zijn sympbonisch
werk als een componist, die geheel op de
boogte staat van den tegenwoordigen tijd.
Zoowel in zijne barmonisoering als in de
instrumentatie is bij modern; daardoor ver
krijgt zijne compositie een belangrijkheid die
de aandacht gevangen houdt in hooge mate.
De variëteit in de behandeling der
orehestetfecten en de warme tinten zijner
instrutnentcombinatiën doen weldadig aan. Ook de
bewerking van zijn thematisch materiaal wijst
op de degelijke studiën, die Koeberg zeer
zeker gemaakt moet hebben. Eén ding echter,
en in. i. wel het voornaamste, heb ik gemist
in Koeberg's werk; en dat is een bloeiende
phantasie, die bet aanzijn schenkt aan mooie,
karaktervolle motieven. De opstijgende kl. 3
scala's en de dalende chromatische toonladders
mogen als middelen tot schildering van storm
geloei en onweersvlagen goode diensten be
wijzen, veel vindingskracht is er niet voor
noodig om die middelen aan te wenden.
Slechts n zeer kort motief (bet
Kolmamotief?), waaraan men melodische eigen
schappen kan toekennen, steekt boven het
andere thematische materiaal uit; doch bet
is zeer kort en daarom niet in staat een
positieven indruk te maken.
Resumeerende kom ik dus tot bet resultaat
dat bet werk van Koeberg in technisch
opzicht een boog standpunt inneemt, doch
in kracht van vinding niet daarmede op n
lijn staat.
Behalve de beide Ossian-gedicbten, heeft
Koeberg ook nog twee sympboniëen ge
schreven, zooals ons het programmaboek
mededeelt. Ik ken geen dier werken; liet is
niet onmogelijk dat de componist daarin
meer blijk heeft gegeven van zin voor
melodie.
Zaterdagavond boorde ik een ander nieuw
werk en wel op btt gebied der kamermuziek ;
nl. het d-mol strijkquartet op. 24, van
Weingartner. Dit werk beeft mij, door
belangrijkbeid van gedachten en meesterschap van
bewerking buitengewoon gepakt.
Weingartner is in de kunst van Beethoven ter
dege doorgedrongen. Ik wil bierbij niet
doelen op eenige geestelijke verwantschap
van Wcingartncr's Adagio met den ,styl van
Beethoven; ik heb meer bet oog op de klare
en duidelijke expositie der tbemata en door
zichtigheid van bewerking die men bij den
grooten meester aantreft en waar naar ook
onze hedendaagsche componist met. goed ge
volg gestreefd heeft.
* Het eerste Allegro is eeu flink, kernachtig
muziekstuk, met een sprekende physionomie
en voortreffelijk geschreven voor de instru
menten. Het Adagio boeit door een mooie
melodie, die eenigszins aan Beethoven doet
bijna pal naast elkander, dj grond was be
dekt met welige varens en lang sliertcnde
braamstruiken. Daar boven moest de grot
zijn. 't Was een moeilijk, lastig stijgen en
klimmen, zon-Ier weg of' steg, 'n zich opwer
ken aan uitstekende wortels en grijpen naar
overhangende tak ken.Diep ademhalend leunde
bij tegen 'n bjonistaru en wischte zich 't
voorhoofd af. Op den mosgrond vóór hem
nog een paar liehtplekken van een laatste
glanzen Ie wolk, die boven in de lucht even
zichtbaar was tusschen de dichte
boomkruinen. 't Begon al te schemeren . . . daar, op
eens . . . een klank ... 't Was of iemand zong!
/acht als een ademtocht streek bet over de
struiken... Milde schrikte... 't kwam uit
de richting van de Genovevagrot.
Hij klauterde hoogerop, kroop op banden
en voeten nu was b i.; boven ... dicht,
laag struikgewa* scheidde hem nog slechts
van 't grasveldje, l lij bleef op de knieën
liggen en spiedde tusschen de struiken. De
glans verblindde bijna zijn oogen. J Ion schit
terend groen was 't grasveldje, vóór de
donker-gapendo grotholte; wilde veldbloemen
bloeiden er, ecu heldere bron borrelde op
tusschen de rotssteenen; op de laag neerhan
gende takken der omheen staande boomen
zaten oen aantal vogels die hun veertjes
opbliezen. Gedempt, zacht als in 'n droom
klonk hun gekweel : tiiïli tui' tuï!" en
diiartusscben woorden, half gezongen, half
geneuried :
Boven op de bergen,
Daar suist zoo zacht de wind,
Daar zit Jongvrouw Maria
En wiegt en sust haar kind,
Suja. suja kim Ije, suja suja popaja..."
Tilili tuïtuï"
Wie was dat ? Een menscb ? de heilige
Genoveva ?
De luisteraar was verbaasd, verward . . .
Zou bij bot wonderbaarlijke; wezen aanroe
pen, dat' daar in 't laatste zonnelicht zat,
met een kindje in baar armen ? Ze wiegde
't zachtjes heen en weer, en haar lang blond
baar glansde als gesponnen gouddraad. Ze
zat op een steen, de naakte voeten rustten
tusscben de bloemen op 't gras; op baar
gelaat, een glans van gelukzaligheid en vrede.
Glimlachend boog ze zicb nu over 't kind
in baar schoot. . . N'een. 'n heilige was 't
niet; ze sprak, en 't onvervalscbte
Moseldialect vloeide van haar lippen : Niewaar,
m'n .«cbatteboutje! 't zonnetje is zoo mooi
en 't doet ons kindje zoo goed o jou,
m'n lief engeltje?" En ze bedekte 't
kinderliandjo met kussen, Ja. als 'k jou niet had...
Ik zou wel voor je neer willen knielen en
je aanbidden als 'n wonder ! . . .? Eerst ben
ik zóó arm geweest... en nou ben ik zóó
herinneren, zooals ik boven zeide; zij wordt
afgewisseld door een prikkelend scherzando
in 2/4 maat.
Een paar malen treden die afwisselende
karakters op en tengevolge daarvan verkrijgt
deie geheele Satz iets verrassends. In het
derde gedeelte treft het mooie Trio waarin
de alt een hoofdrol speelt, de aandacht. Het
Finale is zeer breed uitgesponnen. Men vindt
er bij den aanvang bet hoofdthema van het
geheele werk in terug; vervolgens varieert
Weingartner een goed gekozen thema, op
40 cents per regeL
MHIttHimilHHitlimillllllllllllllllHIHtlllllltlllllllllHHyHIIim
TRADEMARK
MARTERS COGNAC,
Dit beroemde merk is
baar by alle Wjjnhandeiaars es
bij de vertegenwoordigers
KOOPMANS A Bï£l
Wjjnhanaelaars te Amsterdam.
Prijzen M af ? 2$ per Fles*
Hoofd-Depdt
VAK
Dr. JAEGER'S ORIS,
Horaaal-WölartilÉiL
K. F. DBUSCHLB-BENOXB,
Amsterdam, Kalverftr. .157.
Eenig specialiteit in deM
artikelen in geheel NedeiL
?PBOXOLA. PÜOXOLl. P1IOMU.
De PHOKOLA overtreft alle bestaande
pianospeelapparaten, omredeii zij een om
vang heeft van
72 tonen. (An
deren slechts
58 il 65 tonen).
Verder kan
men de melodie
tegenover de
begeleiding-
laten uitkomen.
Alleen de
I>HONOLA is in staat te garandeeren, dat de
pianostukken van haar repertoire oniren jjzigd,
dus niet verminkt zijn. Prijs ? 550.?-
Litsluit"«d te zien en te hoorcu bij Mij.
PHOXOLA W. NAESSEXS, Passage i-t, 's Hage.
Hoofdagenten Piano's SCIIIED.M AYER & FKURICH.
CHOCOLA.T-VEEN
ARTKTIQUE"
LE PLUS DELICIEÜX
CHOCOLA.T POÜB CROQUER.
rijk . .. net zoo rijk als 'n koningin ... suja
suja kindje '."
Ze drukte 't kind met innigheid aan baar
borst; toen stond ze op en liep met wiegende
schreden op en neer. . . Milde waagde 't
nauwelijks te ademen, met groote oogen
staarde bij op de jonge vrouw. De herinne
ring aan allerlei sprookjes uit zijn kindertijd
werd in hem wakker zelf kwam hij zich
als betooverd voor. Rondom hem, diepe
woudeen/.aamheid als in 'n sprookje tjilpten
de vogels . . . sjirpten de krekels in 't ver
borgen en midden in die gebehnzidnige om
geving een wezen?wel is waar slechts een
boerenmeisje in grove wollen rok 'en gescheurd
bemd maar met voeten en schouders zoo
blank... bet baar zoo goud-glanzend... en
op 't gelaat de wijding van zalige moeder
weelde.
Langzaam verbleekte de zonneglans, een
windvlaag voer door de bo*mien 't werd
schemerig. Milde voelde niet de pijn aan zijn
j knieën, aldoor staarde bij door de struiken.
Nu maakte bij 'n onvoorzichtige beweging,
ecu tak kraakte... Als 'n opgejaagde ree,
kromp do jonge moeder ineen; twee groote,
donkere oogen dwaalden onrustig, dreigend
in de rondte enkele oogenblikken
slechts... toen glimlachte ze weer gerust
gesteld. ..Neen. neen 't was maar de
wind .. . de wind en de vogeltjes . . . ha ba!"
Ze onderdrukte baar lach. Ze vinden ons
toch niet, mij niet, en jou niet... m'n liefje,
m'n scliatje . . ." Ze strekte als in triomf de
? kleine met beide banden omboog. Milde zag
] in 't bundeltje armelijke lompen een klein
rose gezichtje, dat zicb juist tot oen klagend
geschrei vertrok.
Wat is er, m'n engeltje! b eb je honger,
heb je 't koud?" Haastig hurkte 't moedertje
neer, sloeg den wollen rok om 't bundeltje
en drukte bet vast tegen baar borst.
Onhoorbaar trok Milde zicb terug en zoo
voorzichtig" mogelijk gleed hij de belling weer
af. Het schreien had opgehouden, alleen 't
geneuriede : suja, suja kindje" klonk nog
van uit de verte tot hem door. . .
Beneden gekomen greep hij naar zijn
voor| hoofd. Was 't niet 'n droom geweest? Sliep
bij nog?... Neen, d/iar was immers't schui
mend beekje, daar 't pad dat naar den
Ramstein voerde ! Hier in 't dal beerscbte reeds
diepe schemering bijna duisternis. Maar
daar lette Milde niet op ... allerlei gedachten
dwarrelden hem door 't hoofd. Daar viel niet
langer aan te twijfelen, die jonge vrouw in
de Genovevagrot kon niemand anders zijn
dan Barbara Holzer, de spoorloos verdwenen
meid van den Pfalzelhof, die daar boven voor
de wereld baar schande verborgen hield!
Haar schande óf haar geluk? . . .
(Wordt rervolgd).