De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 13 maart pagina 1

13 maart 1904 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H". 1394 DE AMSÏERDAMMEB A°. 1904. WEEKBLAD YOOK NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS YAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ? 0.12'/2 Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuvines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 13 Maart. Advertentiën van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer. . . . ? . . f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. I H H O V D: VAN VEBBE EN VAN NABIJ: De wetenschap en de effectus eivilis. Schoolartsen, door H Deelman. De typhus in Rotterdam, door S. Stemmingen. KÜN3T EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Aiit. Averkamp Potgieter, door W. De verzamelde gedichten van Edw. Koster, door Albeit Behm.?Aurelias Aagustinus' Belijdenissen, door mr. Frans Eren», beoordeeld door dr. G. Brom. Een volkszetfen, (Ingez), door B. H. de Haas. RECLAMES. VOOB DAMES: De Yereeniging ter behartiging der belangen van jonge meis-jes en het congres voor kinderbescherming, I, door Johanna W A Naber. Nog twee Daitsche prenteboeken, door N. van Hichtnm. Allerlei, door Caprice. Tent' on stelling Toorop by Bnffa, door W. Steenhoff. Notarieele Vereen;gingen FEUILLETON: De grot van Genoveva, V, van Clara Viebig, door M v. O. UIT DE NATODE: LVI, door E. Heimans WNANCIEELE ES OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. Samael Falkland, beoordeeld door W. Pik.?INGEZONDEN. D AMBÜBBIEK,' SCHAAKSPEL. - PEN EN POTLOOD-KBiSSEN. ADVERTENTIËN. wetenschap en de effectus civilis. De wijze, waarop Mipister Kuyper zijn Vrije Universiteit heeft willen helpen, zal nu hemzelf wel gebleken zijn, niet de beste te wezen. Had hij eenvoudig voor de kweekelingen dier school, gelijk voor alle studeerendén, die niet een universiteits-cursus volgen, een staatsexamen gevraagd, men had het hem moeilijk kunnen weigeren. Nu hij echter de zaak zoo groot heeft opgezet, en de opheffing van een onbilhjkheid, waarom het dan toch eigenUjk te doen was, tot een onderdeel van een stelsel heeft gemaakt, betreffende de*stichting en de ontwikkeling van bijzon dere hoogescholen, waaraan tot dusverre niemand, behalve Kuyper, behoefte ge voelde, Avas hij oorzaak van een verzet en van een debat, als ging het ganschelijk niet om een eenvoudige billijkheidsquaestie, maar als liep de strijd over de wetenschap en het wetenschappelijk onderwijs met of zonder geloof. Een onderwerp, waarover men nu veertien dagen is bezig geweest, doch dat men veertien jaar zou kunnen behan delen, zonder iets nader te komen tot elkaar. Daar zijn nu eenmaal menschen voor wie het geloof nummer n en de weten schap nummer twee is, terwijl de groote meerderheid der denkenden en studee renden het geloof in afhankelijke stelling tot de wetenschap plaatst; moet nu een parlement uitmaken welke van beide categorieën gelijk heeft, of uitsluitend zich bepalen tot het trekken der consequenties uit dat feit, voor de regeling van het Hooger onderwijs ? Natuurlijk alleen tot het laatste. En viel het dan niet aanstonds toe te stemmen, nu er menschen zijn die zich groote moeite en kosten getroosten om be hoorlijk vakonderwijs aan geloovigen te verstrekken, zelfs een eigen hoogeronderwijs-school stichtten en onderhouden dat het ook niet meer dan billijk is dezen de gelegenheid te verschaffen, hun leer lingen het doel te doen bereiken, buiten de tegenover hen staande universiteit om ? Kuyper vroeg ook o. i. te veel met zijn effectus civilis wij gaven de gron den voor deze onze meening in ons num mer van 7 Februari maar had men zijn voorstel, zooals het nu luidde, be strijdende, niet tot hoofdtoon van die bestrijding moeten maken, de erkenning van de bestaande onbillijkheid en de lust om deze op andere wijs uit de wereld te helpen ? Juist daarvan bespeurt men zoo goed als niets. Des te meer echter van de alles verterende liefde voor de wetenschap. De belangen der wetenschap heetten ook in deze quaestie beslissend. Want een uni versiteit te beschouwen als een opleidings school, waarbij in de tweede plaats ook wetenschap wordt bedacht, ziedaar een platte voorstelling, die alleen een onge schoold brein zich durft vormen! Het was hare onvoldoende wetenschap pelijkheid, op grond waarvan de? effectus civilis aan de Vrije Universiteit moest worden ontzegd. Me.n scheen alzoo er van overtuigd te zijn, dat iemand, die met goed gevolg een universiteits-examen doet, in den regel een wetenschappelijk man geacht moet worden; terwijl ieder weet, hoe onder de aan de universiteit gepromo veerden, de inderdaad wetenschappelijken juist tot de uitzonderingen behooren. En dit is nogal natuurlijk. Ook de universiteit levert het gros harer leerlingen af, met geen andere we tenschappelijkheid verrijkt dan de min of meer uitgebreide kennis, amper of ruimschoots, voldoende voor het gekozen vak of ambt. Maar het spreekt wel van zelf dat, waar een groot aantal onderwijzers, met vrije beschikking over veel tijd en over uitstekende leermiddelen, aanwezig is, er daar ook een zeker percentage dezer docenten het tot een hoogte van ont wikkeling zal brengen, die de wetenschap ten goede komt. En evenzoo kan het niet anders, of op de zooveel honderden studenten zullen zich een aantal, zij 't een beperkt aantal, bevinden, met aan leg voor wetenschappelijke studie bedeeld. Het is met het oog op dit deel der professoren en der studenten, dat de hoogeschool als een inrichting wordt beschouwd, allereerst voor de beoefening en de bevordering van de wetenschap" gesticht en onderhouden. Geheel ten onrechte; de vakschool is hoofdzaak en de beoefening en bevordering der weten schap zijn bijzaak, aanhangsel. Ware het niet zoo, de universiteiten zouden immers op een geheel anderen voet moeten zijn ingericht. Men kon dan toch zeker niet volstaan met een profes soren-corps, waarin de mannen, die voor de bevordering der wetenschap hun sporen nog moeten verdienen, zóó talrijk zijn. Nietwaar, hoogleeraren zijn in den regel ontwikkelde menschen, die veel geleerd, ook van buiten geleerd hebben, maar hoe weinigen betrekkelijk, die door scherpzinnighei d, fij nheid van geest,krachtig voorstellings- en denkvermogen, bui tengewone vaardigheid in het combinee ren en analyseeren, in staat zijn, in eenig probleem, van welken aard dan ook, diep door te dringen en alzoo min of meer geniaal, althans talentvol, de wetenschap te bevorderen? Zeker, de opmerking is overbodig, dat er ook zijn, die zich van dezen onderscheiden ; mannen van naam, bekend in het binnen- en in het buiten land. Maar ware aan de universiteit de we tenschap het hoogste, hoe geheel anders zouden de leerstoelen moeten bezet zij n P De docenten, die al hun kracht noodig hebben, om zich in zooverre op de hoogte van de wetenschap te stellen, dat hun dictaat niet al te achterlijk wordt, kouden er niet worden geduld; en toch zij zijn, als de nijvere bijen in de uiiiversiteits onderwijskorf, er volkomen op hun plaats; want inderdaad kan de universiteit niets anders zijn dan een leerschool tot op leiding voor ambt, vak of bedrijf, waar alleen bij wijze van uitzondering de be oefening der wetenschap doel in plaats van middel wordt. Intusschen bij plechtige en bij feeste lijke gelegenheden, en voorts steeds waar oratorie te pas wordt gebracht, is de universiteit zoo goed als zeker de draag-. ster en verpleegster van de... iretetisehap. In 't gewone- leven wordt zij echter weer vakschool, en niemand meent het met de godin Minerva zoo bijzonder ernstig. Het is een moeilijk te loochenen feit, dat de wetenschap slechts gebaat kan worden, door de studie van menschen met zeer uitnemehden aanleg, zij mogen dan hoogleeraren of al dan niet gepro moveerden zijn. De exquise hoofden alleen brengen profijt. Nu komen tot dusver de studenten bijna zonder uitzondering voort uit de upper tenen uit den middenstand. Een be trekkelijk /eer klein deel van hot Xederlandscho volk levert de beoefenaars van do wetenschap. Van de millioen blijven er zeker 4 millioen buiten reke ning. Zoo zijn er allicht viermaal meer jongelieden van buitengewonen aanleg onder do niet studeercnden, dan onder hen die zich bij den Rector laten inschrijven. Welk een jammer, nietwaar, voor de wetenschap! Hoe zou de wetenschap,en vooral, hoe zou de Xederlitndsclte, weten schap, want daar hooren wij ook wel eens van, kunnen schitteren, als wij dat getal van veelbelovende jongelingen aan de universiteit onder de leiding van de wetenschappelijke leidslieden mochten brengen! Zooals de zaken thans staan, dat men de studeerendcn steeds uit het zelfde kringetje krijgt, een kringetje, waarin bovendien het bezit aan den werk lust nog al eens afbreuk doet, pleegt uien toch waarlijk roof aan de. .. weten schap. Hoe ligt het dan voor de hand, van de paar milliocn gulden voor uni versiteitsonderwijs eens enkele tonnen te vragen, om toch in stait te zijn, met liet' oixj op de belangen der wetenschap. jaarlijks een honderdtal van do meest belovende zonen van onvermogenden te voeren naar Minerva's tempel. Maar neen, de professoren en verdere vereerders van de wetenschap toonen zich steeds uit stekend tevreden met het middelmatig stel, dat hun ter opvoeding in de weten schap wordt aangeboden, en met de woor den geleerd proletariaat" wijzen ze voor de wetenschap de hulp der onvermogenden af, zoodat ze ten duidelijkste bewijzen, dat hun klassebelang bij hen nog heel wat meer beteekent, dan de bloei der weten schap. Laat Minerva dan maar wat mager der zijn, zij blijve een dame van stand. Even weinig bemerkt men van die bijzondere zorg voor het wetenschappelijk karakter onzer Universiteiten, wanneer er sprake is van de wenschelijkheid om van de drie Rijksuniversiteiten er ne te behouden, opdat deze dan inderdaad een wetenschappelijke inrichting a*l kun nen zijn. Opeens worden dan de drie Universiteiten of de vier; met de ge meentelijke daarbij ? onmisbare oplei dingsscholen. .. en de heeren, die zoo voor de Wetenschap blaken, hebben haast alleen oog voor de locale en club-belangetjes, voor het hoogleerarencorps en het standje".,.; over de Weten schap hoort men dan niet veel. Alleen waar de Wetenschap voordeeltjes brengt, eigen liefhebberijen, plaatselijke begeer lijkheden. .. ten goede kan komen, wordt zij voor den dag gehaald. Men denke maar eens aan den dienst, dien zij den Leidschen professoren moet bewijzen nu er gevaar" schijnt te dreigen, dat het ethnografisch museum naar de wereld stad verhuizen zal. O Goden, wat zijn de Leidsche belanghebbenden, die jaren lang die Wetenschap" hadden vergeten, daar plotseling met de groote onbekende komen aandragen; met een humbug, dat men er van omver zou vallen, als men niet een beetje stevig op zijn boenen stond! Welnu, hoe minder men zich bij de beschouwing der Universiteiten druk maakt over de Wetenschap, hoe beter het is; de Weten&r^if-p zal wel voor zichzelf zorgen, daar h&re ontwikkeling, bij de tegenwoordige algemeenheid der leermiddelen, in hoofdzaak slechts af hangt van de aanwezigheid van bijzonder begaafde breinen ; en er alle reden bestaat aan te nemen, dat onze lieve Heer niet zal ophouden een zeker percentage van studiekoppen in de wereld te blijven zenden, die, met of' zonder opleiding", hetzij aan een openbare, hetzij aan een bijzondere Universiteit, zich verdienstelijk zullen maken voor die goede ziel, welke, geheel ten onrechte, ui eens failliet is verklaard, omdat onverstandige en schijn-vrienden, door hun lawaaierig op treden, haar crediet in opspraak hadden gebracht. Zoo had men dan ook nu bij Kuypers wetsvoorstel maar stillekens de Weten schap op haar plaats moeten laten, om alleen te vragen, hoe men de onbillijkheid tegenover de Vrije Universiteit kan op heffen, zouder gevaar te loopen, dat diploma's zullen worden uitgereikt, welke geen waarborg" zijn voor bet be zit van de noodigo kennis. Xu de wet toch al rekening hield met de mogelijkheid, om buiten elke univerj- sitaire opleiding diploma's te; verwerven, en er aan de Universiteit zelve een aantal studenten eenvoudig door liet van buiten loeren van dictaten, of door een naarstig gebruik van do repetitors-zuigflesch, tot gegradueerden worden opge kweekt, had het hoelemaul geen zin over de tretmsch«pp('lijkheid van de Vrije Universiteit te redeneeren, ten/.ij men mocht meenen wat, dunkt ons, zelfs voor v. d. Vlugt, ondanks zijn bewon dering voor Oppenheims examineermethode, onmogelijk zal zijn dut nu juist de l'nivcrsiteitsexamens de onweten schappelijke studenten wetenschappelijk maken! Het moet nu den schijn wel hebben, dat die wetenschap een beetje ouder gewoonte, uit haar siesta-stoel werd gebaald, om er toch vooral voor te zorgen, dat de Universiteiten en haar professoren, heel iets anders dau de Wetenschap zelf?geen concurrentie zou worden aangedaan, die voor de bestaande rijks-iiistellingeu en het daaraan ver bonden personeel onaangenaam kon zijn. # * * Wij vinden het jammer, dat, zoowel Knyper als zijn liberale bestrijders, eeu in den grond zoo eenvoudige zaak, der mate hebben verwikkeld, dat zij eigenlijk beiden verlegen moeten zijn met hun houding. De liberalen zullen ongetwijfeld, ook o. i. terecht, tegen Kuypers voorstel tot versterking van zijn Vrije Universiteit, zooals het daar ligt, stemmen; en er op hopen, dat de Eerste Kamer het zal verwerpen, indien het door de Tweede mocht zijn aangenomen. Maar zoo dit geschied is, n-welk blijk van ware liberaliteit zullen dan de liberalen gegeven hebben? Dat de leerlingen der Vrije Universiteit, evenals zij die niet aan een Universiteit gestudeerd hebben, toch verplicht zijn bij zulk een'Universiteit examen af te leggen, wie gevoelt niet, dat dit, onder de bestaande omstandig heden, een onbillijkheid is? En als nu de liberalen, zonder meer, in Tweede en Eerste Kamer het voorstel van Kuyper afwijzen .,. dan wil dat toch zeggen, dat zij een onbillijkheid bestendigen evenals zij dit, zoo lang het maar mogelijk scheen, bij het lager onderwijs hebben gedaan. En welke straf daarop staat ? zij weten het, dunkt ons, nu zelf wel. Waartoe dan die kleingeestige houding? Denkt men 'nu werkelijk, dat men op den duur het bijzonder hooger onderwijs zal kunnen onderdrukken, door het Rijks hooger onderwijs de suprematie er over te verleenen; zoodat het laatste wel gedwongen wordt zich vrij te vechten? Zoolang de liberalen niet verklaren, dat zij bereid zijn, hetzij door de invoering van een Staats-examen in het algemeen; hetzij, althans voorloopig, voor hen die de Openbare Universiteit niet bezochten, het bijzonder hooger onderwijs vrij te maken, toonen zij op ouderwetsche wijs de verdedigers van partijbelangen te zijn, in strijd met den eisch van onzen tijd; en ten nadeele van land en volk, wijl hun halstarrigheid tegen de liberali teit ingaat. Zullen vóór de eindstemming do libe ralen van heden, zich nog van een betere zijde doen kennen ? Of staan zij daar voor nog te sterk onder pro fessoren-invloed ? Wij spreken hierover, gedachtig aan de oppositie tegen het Staats-examen, zooals deze, zouden wij durven zeggen, op lachwekkende wijs in de kranten zich heeft lucht gegeven ? * * En Kuyper zelf? Wij zouden ons al zeer bedriegen, als hij voor zich zelf' tevreden was met den toestand, waarin hij zich gebracht heeft. Om spoedig een voordeeltje voor zijn Universiteit" te verwerven, is hij als hooger onderwijs-hervormer opgetreden, zonder eigenlijk iets te hervormen; alles wat Universiteits-hervorming mag heeteu afschuivende naar de ineenschakelingscommissie", zelfs het Staats-examen, dat hij met beilüufig" behandelen mocht! Het heeft er waarlijk aHen schijn van alsof Kuyper gedacht heeft indien ik de Universitcits-professoren het Staats examen, waarvoor zij zoo bang zijn, maar bespaar, zullen de liberalen ten slotte den de effectus civilis mij wel geven, althans de Eerste Kamer hem mij niet durven onthouden. De berekening had juist kunnen zijn, zagen de liberalen niet kans het ontwerp te doen vallen, met instem ming en bijstand van een nogal belang rijk deel der kerkelijke partij. Men zal zich wel moeilijk eeu j_rrov'er-egoistische houding kunnen voarstellen, dan die van deze kerkelijken, die jaar in jaar uit blijven genieten van het Staats-kerkelijk onderwijs, maar zelfs hun broeders in den geloove niet eens de vruchten van onverdroteti werkzaamheid en van het brengen van zware offers gunnen, zoo lang zij, Xed. Hervormden, niet bedeeld worden met een, naar hun smaak ge vormde theologische faculteit!! Maar de heeren zijn nu eenmaal zoo, en nu door tal van predikanten adressen naar de Tweede Kamer gezonden worden, om, deze in naam der waarheid, der wetenschap, der volkskcrk, der volkseenheid, enz., te verzoeken, Kuypers voorstel te verwerpen, moet het met het vooruit zicht van dit wetteke niet al te best staan. Hier openbaart zich, onder welke bewoordingen hij zich ook uite, ecu geest van feilen weerzin tegen Kuypers Uni versiteit ; welke instelling alleen tot bloei kan komen op kosten der Ned. Herv. kerk. Een kerkelijke naijver alzoo, familie van bet odium theologicum maar al te zeer befaamd. Dat Kuypor, hierop gerekend zou hebben toen hij zich aan zijn hervoriningswerk" zette, gelooven wij niet. Met de katholieken alleen in coalitie, is een regeerings-meerderheid hom «?eenszins verzekerd; een deel der Ned. Herv. kerk moet hem haar hulpe verschaffen; maar daar komt dat deel juist voor de vraag te staan, of het wil meewerken om voor het eigen belang de put te graven. En uu kan men, wie weet het niet ? in christelijke kringen soms schitterende .voorbeelden van zelfver loochening aantreffen, maar dat de ge schiedenis der Nod. Herv. kerk te dezen opzichten rijk aan verkwikkelijke ver halen zou zijn, hebben wij nooit vernomen. Doch al ware dit anders, de omstandig heden, waaronder de Ned. Herv. kerk Kuyper in diens voordeel, maar in haar eigen nadeel, ter wille zou moeten zijn, maken de -moeilijkheid nog grooter. Zal Kuyper slagen in zijn opzet, dan kan hij dit alleen met de hulp der katho lieken ... en men begrijpt hoe de Nederl. Hervormden over zulk een bondgenoot schappelijke samenwerking van antirevolutionnairen en roomschen zullen denken, waar zij er op gericht is de volkskerk!! nog verder te denken, dan tot dusver mogelijk was. En nu is er haast aan alles een mouw to passen; terwijl Kuyper, we erkennen het gaarne, in dit soort van dingen een duivels-kunstenaar is, maar de vader van de Doleantie met de Katholieken samen, er een middeltje opvindend,omeen hervormde theologische faculteit aan onze Universiteiten te grond vesten, waarlijk, dit is niet te spelen op eenige viool. We.l ontvingen de kerkelijke professoren aan de Universiteiten, door het zonder stemming aangenomen amen dement van de heeren De Visser, Schok king en Talina, een aangename ijdelheidskitteling; maar een kleine versnapering stilt een hongerige niet. En al gaf Kuyper nu de dolle belofte, dat hij zijn best zou doen om den dominees der Her vormde kerk een echte theologische facul teit te verschaffen, zulk een belofte is geheel iets anders dan het gelijk over steken in toepassing te brengen; en Kuyper zal zelf wel gevoelen, dat het die heeren heel wat minder om een theo logische faculteit is te doen, dan om den bloei der Vrije Universiteit te weren, die een bedreiging is van hun belangen, wijl zij de gescheurde Herv. kerk nog verder sloopt. Kuyper heeft zich- vergist in het moment, en overvraagd; en de libe ralen zijn te kort geschoten in liberaiiteit. Hoe gelukkig zou het voor beiden zijn, als zij de zaak nog eens mochten overdoen! Schoolartsen. Van Zaandam begint do victorie. De raad dezer gemeente heeft tot de aanstelling van schoolartsen besloten en zal spoedig tot de benoeming van zulk een ambtenaar (voor loopig n) overgaan. Bij instructie is >:iju werkkring vastgesteld. )eze omvat het uit brengen van advies aan B. en W, en het doen van voorstellen aan dat college, omtrent: a. alle daartoe door dat college in zijn handen te stellen plannen tot don bouw'of verbouw van schoollokaliteiten, uit liet oogpunt van hygiëne; b. het getal en de verdeeling der wokclijksche lesuren; c. den duur der schooltijden; J. de keuring der leerlingen bij hun eerste toelating tot de scholen ; e. de houding en plaatsing der leerlingen bij hot onderwijs; f. de hoeveelheid huiswerk; (j. verordeningen en voorschriften tot voorkoming of beperking der verbreidingvan besmettelijke ziekten. Vorder is hij verplicht do vergaderingen der plaatselijke commissies van toezicht op het lager onderwijs bij te wonen, waar hij alle gevraagde inlichtingen geeft. Wat ieder, wion de verbetering van ons lager onderwijs ter harte gaat reeds vele jaren heeft gehoopt, wat vooral door den Bond van Xederlandscho Onderwijzers her haaldelijk mot luider stemme is gevraagd, wat in vele steden van het buitenland voor langen tijd reeds is tot stand gekomen, be gint nu ook werkelijkheid te worden in ons goede vaderland. De raad van Zaandam heeft door een daad getoond te begrijpen, dat de gezondheid der jeugd is eeu zeer groot maatschappelijk belang, waarvoor do gemeenschap dus ook naar hehooren dient te zorgen. Eere aan dien raad, die aan liet geheele land het goede voorbeeld heeft gegeven. Zijn schoolartsen dan zoo noodig 'i Laat ons dit eens even nagaan aan de hand van bovenstaande instructie. Tegenwoordig wor den in alle gemeenten de plannen tot den bouw of verbouw van scholen beoordeeld door bouwkundige ambtenaren en door de schoolopzieners, die nagaan of de plannen in overeenstemming zijn met de wet. I)och er bestaat geen zekerheid, dat het bouw plan met zorg getoetst wordt aan de eisenen der hygiëne. Daardoor is het gekomen, dat er fraaie scholen zijn verrezen op CPU veel te vochtigen bodem. Het vocht trekt in de muren en vloeren omhoog. Deze worden daardoor kweek- en schuilplaats van allerlei lagere plantensoorten en van lagere dieren, welke niet alleen hot hout snel doen ver rotten, maar ook do lucht ouder de vloeren en in de lokalen bedorven. Daardoor zijn er ook scholen gebouwd in de nabijheid van fabrieken of werkplaatsen, die de atmospheer in den omtrok bezwangeren met rook, kwalijk riekende en nadeeligo gassen of' vaste sloffen, of aan drukke stra ten, vanwaar zooveel rumoer opstijgt, dat het geven van onderwijs in de lokalen bijna onmogelijk wordt. Het nagaan van de bouwplannen is echter slechts een zeer gering deel van do taak van den schoolarts. Zeer belangrijke advie zen zal hij moeten geven met betrekking tot het aantal en de verdeeling der wekelijksche lesuren, don duur der schooltijden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl