Historisch Archief 1877-1940
H". 1394
DE AMSÏERDAMMEB
A°. 1904.
WEEKBLAD YOOK NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS YAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ? 0.12'/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuvines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 13 Maart.
Advertentiën van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer. . . . ? . . f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
I H H O V D:
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: De wetenschap
en de effectus eivilis. Schoolartsen, door H
Deelman. De typhus in Rotterdam, door S.
Stemmingen. KÜN3T EN LETTEREN: Muziek
in de Hoofdstad, door Aiit. Averkamp Potgieter,
door W. De verzamelde gedichten van Edw.
Koster, door Albeit Behm.?Aurelias Aagustinus'
Belijdenissen, door mr. Frans Eren», beoordeeld
door dr. G. Brom. Een volkszetfen, (Ingez),
door B. H. de Haas. RECLAMES. VOOB
DAMES: De Yereeniging ter behartiging der
belangen van jonge meis-jes en het congres voor
kinderbescherming, I, door Johanna W A Naber.
Nog twee Daitsche prenteboeken, door N. van
Hichtnm. Allerlei, door Caprice. Tent' on
stelling Toorop by Bnffa, door W. Steenhoff.
Notarieele Vereen;gingen FEUILLETON: De grot
van Genoveva, V, van Clara Viebig, door M v. O.
UIT DE NATODE: LVI, door E. Heimans
WNANCIEELE ES OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Stigter. Samael Falkland, beoordeeld
door W. Pik.?INGEZONDEN. D AMBÜBBIEK,'
SCHAAKSPEL. - PEN EN
POTLOOD-KBiSSEN. ADVERTENTIËN.
wetenschap en de effectus
civilis.
De wijze, waarop Mipister Kuyper zijn
Vrije Universiteit heeft willen helpen,
zal nu hemzelf wel gebleken zijn, niet
de beste te wezen.
Had hij eenvoudig voor de
kweekelingen dier school, gelijk voor alle
studeerendén, die niet een universiteits-cursus
volgen, een staatsexamen gevraagd, men
had het hem moeilijk kunnen weigeren.
Nu hij echter de zaak zoo groot heeft
opgezet, en de opheffing van een
onbilhjkheid, waarom het dan toch
eigenUjk te doen was, tot een onderdeel van
een stelsel heeft gemaakt, betreffende
de*stichting en de ontwikkeling van bijzon
dere hoogescholen, waaraan tot dusverre
niemand, behalve Kuyper, behoefte ge
voelde, Avas hij oorzaak van een verzet
en van een debat, als ging het ganschelijk
niet om een eenvoudige
billijkheidsquaestie, maar als liep de strijd over de
wetenschap en het wetenschappelijk
onderwijs met of zonder geloof.
Een onderwerp, waarover men nu
veertien dagen is bezig geweest, doch
dat men veertien jaar zou kunnen behan
delen, zonder iets nader te komen tot
elkaar.
Daar zijn nu eenmaal menschen voor
wie het geloof nummer n en de weten
schap nummer twee is, terwijl de groote
meerderheid der denkenden en studee
renden het geloof in afhankelijke stelling
tot de wetenschap plaatst; moet nu een
parlement uitmaken welke van beide
categorieën gelijk heeft, of uitsluitend zich
bepalen tot het trekken der consequenties
uit dat feit, voor de regeling van het
Hooger onderwijs ?
Natuurlijk alleen tot het laatste.
En viel het dan niet aanstonds toe te
stemmen, nu er menschen zijn die zich
groote moeite en kosten getroosten om be
hoorlijk vakonderwijs aan geloovigen te
verstrekken, zelfs een eigen
hoogeronderwijs-school stichtten en onderhouden
dat het ook niet meer dan billijk is dezen
de gelegenheid te verschaffen, hun leer
lingen het doel te doen bereiken, buiten
de tegenover hen staande universiteit om ?
Kuyper vroeg ook o. i. te veel met
zijn effectus civilis wij gaven de gron
den voor deze onze meening in ons num
mer van 7 Februari maar had men
zijn voorstel, zooals het nu luidde, be
strijdende, niet tot hoofdtoon van die
bestrijding moeten maken, de erkenning
van de bestaande onbillijkheid en de lust
om deze op andere wijs uit de wereld
te helpen ?
Juist daarvan bespeurt men zoo goed
als niets. Des te meer echter van de alles
verterende liefde voor de wetenschap. De
belangen der wetenschap heetten ook in
deze quaestie beslissend. Want een uni
versiteit te beschouwen als een opleidings
school, waarbij in de tweede plaats ook
wetenschap wordt bedacht, ziedaar een
platte voorstelling, die alleen een onge
schoold brein zich durft vormen!
Het was hare onvoldoende wetenschap
pelijkheid, op grond waarvan de? effectus
civilis aan de Vrije Universiteit moest
worden ontzegd.
Me.n scheen alzoo er van overtuigd te
zijn, dat iemand, die met goed gevolg
een universiteits-examen doet, in den
regel een wetenschappelijk man geacht
moet worden; terwijl ieder weet, hoe
onder de aan de universiteit gepromo
veerden, de inderdaad wetenschappelijken
juist tot de uitzonderingen behooren.
En dit is nogal natuurlijk.
Ook de universiteit levert het gros
harer leerlingen af, met geen andere we
tenschappelijkheid verrijkt dan de min
of meer uitgebreide kennis, amper of
ruimschoots, voldoende voor het gekozen
vak of ambt.
Maar het spreekt wel van zelf dat,
waar een groot aantal onderwijzers, met
vrije beschikking over veel tijd en over
uitstekende leermiddelen, aanwezig is,
er daar ook een zeker percentage dezer
docenten het tot een hoogte van ont
wikkeling zal brengen, die de wetenschap
ten goede komt. En evenzoo kan het
niet anders, of op de zooveel honderden
studenten zullen zich een aantal, zij 't
een beperkt aantal, bevinden, met aan
leg voor wetenschappelijke studie bedeeld.
Het is met het oog op dit deel der
professoren en der studenten, dat de
hoogeschool als een inrichting wordt
beschouwd, allereerst voor de beoefening
en de bevordering van de wetenschap"
gesticht en onderhouden. Geheel ten
onrechte; de vakschool is hoofdzaak en
de beoefening en bevordering der weten
schap zijn bijzaak, aanhangsel.
Ware het niet zoo, de universiteiten
zouden immers op een geheel anderen
voet moeten zijn ingericht. Men kon dan
toch zeker niet volstaan met een profes
soren-corps, waarin de mannen, die voor
de bevordering der wetenschap hun
sporen nog moeten verdienen, zóó talrijk
zijn. Nietwaar, hoogleeraren zijn in den
regel ontwikkelde menschen, die veel
geleerd, ook van buiten geleerd hebben,
maar hoe weinigen betrekkelijk, die door
scherpzinnighei d, fij nheid van
geest,krachtig voorstellings- en denkvermogen, bui
tengewone vaardigheid in het combinee
ren en analyseeren, in staat zijn, in eenig
probleem, van welken aard dan ook, diep
door te dringen en alzoo min of meer
geniaal, althans talentvol, de wetenschap
te bevorderen? Zeker, de opmerking is
overbodig, dat er ook zijn, die zich van
dezen onderscheiden ; mannen van naam,
bekend in het binnen- en in het buiten
land.
Maar ware aan de universiteit de we
tenschap het hoogste, hoe geheel anders
zouden de leerstoelen moeten bezet zij n P
De docenten, die al hun kracht noodig
hebben, om zich in zooverre op de hoogte
van de wetenschap te stellen, dat hun
dictaat niet al te achterlijk wordt, kouden
er niet worden geduld; en toch zij zijn, als
de nijvere bijen in de uiiiversiteits
onderwijskorf, er volkomen op hun plaats;
want inderdaad kan de universiteit niets
anders zijn dan een leerschool tot op
leiding voor ambt, vak of bedrijf, waar
alleen bij wijze van uitzondering de be
oefening der wetenschap doel in plaats
van middel wordt.
Intusschen bij plechtige en bij feeste
lijke gelegenheden, en voorts steeds waar
oratorie te pas wordt gebracht, is de
universiteit zoo goed als zeker de draag-.
ster en verpleegster van de... iretetisehap.
In 't gewone- leven wordt zij echter weer
vakschool, en niemand meent het met de
godin Minerva zoo bijzonder ernstig.
Het is een moeilijk te loochenen feit,
dat de wetenschap slechts gebaat kan
worden, door de studie van menschen
met zeer uitnemehden aanleg, zij mogen
dan hoogleeraren of al dan niet gepro
moveerden zijn. De exquise hoofden alleen
brengen profijt.
Nu komen tot dusver de studenten
bijna zonder uitzondering voort uit de
upper tenen uit den middenstand. Een be
trekkelijk /eer klein deel van hot
Xederlandscho volk levert de beoefenaars
van do wetenschap. Van de millioen
blijven er zeker 4 millioen buiten reke
ning. Zoo zijn er allicht viermaal meer
jongelieden van buitengewonen aanleg
onder do niet studeercnden, dan onder hen
die zich bij den Rector laten inschrijven.
Welk een jammer, nietwaar, voor de
wetenschap! Hoe zou de wetenschap,en
vooral, hoe zou de Xederlitndsclte, weten
schap, want daar hooren wij ook wel
eens van, kunnen schitteren, als wij dat
getal van veelbelovende jongelingen aan
de universiteit onder de leiding van de
wetenschappelijke leidslieden mochten
brengen! Zooals de zaken thans staan,
dat men de studeerendcn steeds uit het
zelfde kringetje krijgt, een kringetje,
waarin bovendien het bezit aan den werk
lust nog al eens afbreuk doet, pleegt
uien toch waarlijk roof aan de. .. weten
schap. Hoe ligt het dan voor de hand,
van de paar milliocn gulden voor uni
versiteitsonderwijs eens enkele tonnen te
vragen, om toch in stait te zijn, met
liet' oixj op de belangen der wetenschap.
jaarlijks een honderdtal van do meest
belovende zonen van onvermogenden te
voeren naar Minerva's tempel. Maar neen,
de professoren en verdere vereerders van
de wetenschap toonen zich steeds uit
stekend tevreden met het middelmatig
stel, dat hun ter opvoeding in de weten
schap wordt aangeboden, en met de woor
den geleerd proletariaat" wijzen ze voor
de wetenschap de hulp der onvermogenden
af, zoodat ze ten duidelijkste bewijzen,
dat hun klassebelang bij hen nog heel wat
meer beteekent, dan de bloei der weten
schap. Laat Minerva dan maar wat mager
der zijn, zij blijve een dame van stand.
Even weinig bemerkt men van die
bijzondere zorg voor het wetenschappelijk
karakter onzer Universiteiten, wanneer
er sprake is van de wenschelijkheid om
van de drie Rijksuniversiteiten er ne
te behouden, opdat deze dan inderdaad
een wetenschappelijke inrichting a*l kun
nen zijn. Opeens worden dan de drie
Universiteiten of de vier; met de ge
meentelijke daarbij ? onmisbare oplei
dingsscholen. .. en de heeren, die zoo
voor de Wetenschap blaken, hebben
haast alleen oog voor de locale en
club-belangetjes, voor het
hoogleerarencorps en het standje".,.; over de Weten
schap hoort men dan niet veel. Alleen
waar de Wetenschap voordeeltjes brengt,
eigen liefhebberijen, plaatselijke begeer
lijkheden. .. ten goede kan komen, wordt
zij voor den dag gehaald. Men denke
maar eens aan den dienst, dien zij den
Leidschen professoren moet bewijzen nu er
gevaar" schijnt te dreigen, dat het
ethnografisch museum naar de wereld
stad verhuizen zal. O Goden, wat zijn
de Leidsche belanghebbenden, die jaren
lang die Wetenschap" hadden vergeten,
daar plotseling met de groote onbekende
komen aandragen; met een humbug,
dat men er van omver zou vallen, als
men niet een beetje stevig op zijn boenen
stond!
Welnu, hoe minder men zich bij de
beschouwing der Universiteiten druk
maakt over de Wetenschap, hoe beter
het is; de Weten&r^if-p zal wel voor
zichzelf zorgen, daar h&re ontwikkeling,
bij de tegenwoordige algemeenheid der
leermiddelen, in hoofdzaak slechts af
hangt van de aanwezigheid van bijzonder
begaafde breinen ; en er alle reden bestaat
aan te nemen, dat onze lieve Heer niet
zal ophouden een zeker percentage van
studiekoppen in de wereld te blijven
zenden, die, met of' zonder opleiding",
hetzij aan een openbare, hetzij aan een
bijzondere Universiteit, zich verdienstelijk
zullen maken voor die goede ziel,
welke, geheel ten onrechte, ui eens failliet
is verklaard, omdat onverstandige en
schijn-vrienden, door hun lawaaierig op
treden, haar crediet in opspraak hadden
gebracht.
Zoo had men dan ook nu bij Kuypers
wetsvoorstel maar stillekens de Weten
schap op haar plaats moeten laten, om
alleen te vragen, hoe men de onbillijkheid
tegenover de Vrije Universiteit kan op
heffen, zouder gevaar te loopen, dat
diploma's zullen worden uitgereikt,
welke geen waarborg" zijn voor bet be
zit van de noodigo kennis. Xu de
wet toch al rekening hield met de
mogelijkheid, om buiten elke
univerj- sitaire opleiding diploma's te; verwerven,
en er aan de Universiteit zelve een
aantal studenten eenvoudig door liet van
buiten loeren van dictaten, of door een
naarstig gebruik van do
repetitors-zuigflesch, tot gegradueerden worden opge
kweekt, had het hoelemaul geen zin over
de tretmsch«pp('lijkheid van de Vrije
Universiteit te redeneeren, ten/.ij men
mocht meenen wat, dunkt ons, zelfs
voor v. d. Vlugt, ondanks zijn bewon
dering voor Oppenheims
examineermethode, onmogelijk zal zijn dut nu
juist de l'nivcrsiteitsexamens de onweten
schappelijke studenten wetenschappelijk
maken! Het moet nu den schijn wel
hebben, dat die wetenschap een beetje
ouder gewoonte, uit haar siesta-stoel
werd gebaald, om er toch vooral voor
te zorgen, dat de Universiteiten en haar
professoren, heel iets anders dau de
Wetenschap zelf?geen concurrentie zou
worden aangedaan, die voor de bestaande
rijks-iiistellingeu en het daaraan ver
bonden personeel onaangenaam kon zijn.
# *
*
Wij vinden het jammer, dat, zoowel
Knyper als zijn liberale bestrijders, eeu
in den grond zoo eenvoudige zaak, der
mate hebben verwikkeld, dat zij eigenlijk
beiden verlegen moeten zijn met hun
houding.
De liberalen zullen ongetwijfeld, ook
o. i. terecht, tegen Kuypers voorstel tot
versterking van zijn Vrije Universiteit,
zooals het daar ligt, stemmen; en er op
hopen, dat de Eerste Kamer het zal
verwerpen, indien het door de Tweede
mocht zijn aangenomen. Maar zoo
dit geschied is, n-welk blijk van ware
liberaliteit zullen dan de liberalen gegeven
hebben? Dat de leerlingen der Vrije
Universiteit, evenals zij die niet aan een
Universiteit gestudeerd hebben, toch
verplicht zijn bij zulk een'Universiteit
examen af te leggen, wie gevoelt niet,
dat dit, onder de bestaande omstandig
heden, een onbillijkheid is? En als nu
de liberalen, zonder meer, in Tweede en
Eerste Kamer het voorstel van Kuyper
afwijzen .,. dan wil dat toch zeggen,
dat zij een onbillijkheid bestendigen
evenals zij dit, zoo lang het maar mogelijk
scheen, bij het lager onderwijs hebben
gedaan. En welke straf daarop staat ?
zij weten het, dunkt ons, nu zelf wel.
Waartoe dan die kleingeestige houding?
Denkt men 'nu werkelijk, dat men op
den duur het bijzonder hooger onderwijs
zal kunnen onderdrukken, door het Rijks
hooger onderwijs de suprematie er over
te verleenen; zoodat het laatste wel
gedwongen wordt zich vrij te vechten?
Zoolang de liberalen niet verklaren, dat
zij bereid zijn, hetzij door de invoering
van een Staats-examen in het algemeen;
hetzij, althans voorloopig, voor hen die
de Openbare Universiteit niet bezochten,
het bijzonder hooger onderwijs vrij te
maken, toonen zij op ouderwetsche wijs
de verdedigers van partijbelangen te
zijn, in strijd met den eisch van onzen
tijd; en ten nadeele van land en volk,
wijl hun halstarrigheid tegen de liberali
teit ingaat.
Zullen vóór de eindstemming do libe
ralen van heden, zich nog van een
betere zijde doen kennen ? Of staan
zij daar voor nog te sterk onder pro
fessoren-invloed ? Wij spreken hierover,
gedachtig aan de oppositie tegen het
Staats-examen, zooals deze, zouden wij
durven zeggen, op lachwekkende wijs
in de kranten zich heeft lucht gegeven ?
* *
En Kuyper zelf?
Wij zouden ons al zeer bedriegen, als
hij voor zich zelf' tevreden was met den
toestand, waarin hij zich gebracht heeft.
Om spoedig een voordeeltje voor zijn
Universiteit" te verwerven, is hij als
hooger onderwijs-hervormer opgetreden,
zonder eigenlijk iets te hervormen; alles
wat Universiteits-hervorming mag heeteu
afschuivende naar de
ineenschakelingscommissie", zelfs het Staats-examen, dat
hij met beilüufig" behandelen mocht!
Het heeft er waarlijk aHen schijn van
alsof Kuyper gedacht heeft indien ik
de Universitcits-professoren het Staats
examen, waarvoor zij zoo bang zijn, maar
bespaar, zullen de liberalen ten slotte den
de effectus civilis mij wel geven, althans
de Eerste Kamer hem mij niet durven
onthouden. De berekening had juist
kunnen zijn, zagen de liberalen niet kans
het ontwerp te doen vallen, met instem
ming en bijstand van een nogal belang
rijk deel der kerkelijke partij. Men zal
zich wel moeilijk eeu j_rrov'er-egoistische
houding kunnen voarstellen, dan die van
deze kerkelijken, die jaar in jaar uit
blijven genieten van het Staats-kerkelijk
onderwijs, maar zelfs hun broeders in
den geloove niet eens de vruchten van
onverdroteti werkzaamheid en van het
brengen van zware offers gunnen, zoo
lang zij, Xed. Hervormden, niet bedeeld
worden met een, naar hun smaak ge
vormde theologische faculteit!!
Maar de heeren zijn nu eenmaal zoo,
en nu door tal van predikanten adressen
naar de Tweede Kamer gezonden worden,
om, deze in naam der waarheid, der
wetenschap, der volkskcrk, der
volkseenheid, enz., te verzoeken, Kuypers voorstel
te verwerpen, moet het met het vooruit
zicht van dit wetteke niet al te best
staan. Hier openbaart zich, onder welke
bewoordingen hij zich ook uite, ecu geest
van feilen weerzin tegen Kuypers Uni
versiteit ; welke instelling alleen tot bloei
kan komen op kosten der Ned. Herv.
kerk. Een kerkelijke naijver alzoo, familie
van bet odium theologicum maar al te
zeer befaamd.
Dat Kuypor, hierop gerekend zou
hebben toen hij zich aan zijn
hervoriningswerk" zette, gelooven wij niet.
Met de katholieken alleen in coalitie,
is een regeerings-meerderheid hom
«?eenszins verzekerd; een deel der Ned. Herv.
kerk moet hem haar hulpe verschaffen;
maar daar komt dat deel juist voor de
vraag te staan, of het wil meewerken
om voor het eigen belang de put te
graven. En uu kan men, wie weet
het niet ? in christelijke kringen soms
schitterende .voorbeelden van zelfver
loochening aantreffen, maar dat de ge
schiedenis der Nod. Herv. kerk te dezen
opzichten rijk aan verkwikkelijke ver
halen zou zijn, hebben wij nooit vernomen.
Doch al ware dit anders, de omstandig
heden, waaronder de Ned. Herv. kerk
Kuyper in diens voordeel, maar in haar
eigen nadeel, ter wille zou moeten zijn,
maken de -moeilijkheid nog grooter. Zal
Kuyper slagen in zijn opzet, dan kan
hij dit alleen met de hulp der katho
lieken ... en men begrijpt hoe de Nederl.
Hervormden over zulk een bondgenoot
schappelijke samenwerking van
antirevolutionnairen en roomschen zullen
denken, waar zij er op gericht is de
volkskerk!! nog verder te denken, dan tot
dusver mogelijk was. En nu is er haast
aan alles een mouw to passen; terwijl
Kuyper, we erkennen het gaarne, in dit
soort van dingen een duivels-kunstenaar
is, maar de vader van de Doleantie met
de Katholieken samen, er een middeltje
opvindend,omeen hervormde theologische
faculteit aan onze Universiteiten te grond
vesten, waarlijk, dit is niet te spelen op
eenige viool. We.l ontvingen de kerkelijke
professoren aan de Universiteiten, door
het zonder stemming aangenomen amen
dement van de heeren De Visser, Schok
king en Talina, een aangename
ijdelheidskitteling; maar een kleine versnapering
stilt een hongerige niet. En al gaf Kuyper
nu de dolle belofte, dat hij zijn best
zou doen om den dominees der Her
vormde kerk een echte theologische facul
teit te verschaffen, zulk een belofte
is geheel iets anders dan het gelijk over
steken in toepassing te brengen; en
Kuyper zal zelf wel gevoelen, dat het
die heeren heel wat minder om een theo
logische faculteit is te doen, dan om den
bloei der Vrije Universiteit te weren,
die een bedreiging is van hun belangen,
wijl zij de gescheurde Herv. kerk nog
verder sloopt.
Kuyper heeft zich- vergist in het
moment, en overvraagd; en de libe
ralen zijn te kort geschoten in liberaiiteit.
Hoe gelukkig zou het voor beiden zijn,
als zij de zaak nog eens mochten
overdoen!
Schoolartsen.
Van Zaandam begint do victorie. De raad
dezer gemeente heeft tot de aanstelling van
schoolartsen besloten en zal spoedig tot de
benoeming van zulk een ambtenaar (voor
loopig n) overgaan. Bij instructie is >:iju
werkkring vastgesteld. )eze omvat het uit
brengen van advies aan B. en W, en het
doen van voorstellen aan dat college, omtrent:
a. alle daartoe door dat college in zijn
handen te stellen plannen tot don bouw'of
verbouw van schoollokaliteiten, uit liet
oogpunt van hygiëne;
b. het getal en de verdeeling der
wokclijksche lesuren;
c. den duur der schooltijden;
J. de keuring der leerlingen bij hun eerste
toelating tot de scholen ;
e. de houding en plaatsing der leerlingen
bij hot onderwijs;
f. de hoeveelheid huiswerk;
(j. verordeningen en voorschriften tot
voorkoming of beperking der
verbreidingvan besmettelijke ziekten.
Vorder is hij verplicht do vergaderingen
der plaatselijke commissies van toezicht op
het lager onderwijs bij te wonen, waar hij
alle gevraagde inlichtingen geeft.
Wat ieder, wion de verbetering van ons
lager onderwijs ter harte gaat reeds vele
jaren heeft gehoopt, wat vooral door den
Bond van Xederlandscho Onderwijzers her
haaldelijk mot luider stemme is gevraagd,
wat in vele steden van het buitenland voor
langen tijd reeds is tot stand gekomen, be
gint nu ook werkelijkheid te worden in ons
goede vaderland. De raad van Zaandam
heeft door een daad getoond te begrijpen,
dat de gezondheid der jeugd is eeu zeer
groot maatschappelijk belang, waarvoor do
gemeenschap dus ook naar hehooren dient
te zorgen. Eere aan dien raad, die aan liet
geheele land het goede voorbeeld heeft
gegeven.
Zijn schoolartsen dan zoo noodig 'i Laat
ons dit eens even nagaan aan de hand van
bovenstaande instructie. Tegenwoordig wor
den in alle gemeenten de plannen tot den
bouw of verbouw van scholen beoordeeld
door bouwkundige ambtenaren en door de
schoolopzieners, die nagaan of de plannen
in overeenstemming zijn met de wet. I)och
er bestaat geen zekerheid, dat het bouw
plan met zorg getoetst wordt aan de eisenen
der hygiëne. Daardoor is het gekomen, dat
er fraaie scholen zijn verrezen op CPU veel
te vochtigen bodem. Het vocht trekt in de
muren en vloeren omhoog. Deze worden
daardoor kweek- en schuilplaats van allerlei
lagere plantensoorten en van lagere dieren,
welke niet alleen hot hout snel doen ver
rotten, maar ook do lucht ouder de vloeren
en in de lokalen bedorven. Daardoor zijn
er ook scholen gebouwd in de nabijheid
van fabrieken of werkplaatsen, die de
atmospheer in den omtrok bezwangeren
met rook, kwalijk riekende en nadeeligo
gassen of' vaste sloffen, of aan drukke stra
ten, vanwaar zooveel rumoer opstijgt, dat
het geven van onderwijs in de lokalen bijna
onmogelijk wordt.
Het nagaan van de bouwplannen is echter
slechts een zeer gering deel van do taak
van den schoolarts. Zeer belangrijke advie
zen zal hij moeten geven met betrekking
tot het aantal en de verdeeling der
wekelijksche lesuren, don duur der schooltijden