De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 13 maart pagina 2

13 maart 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1394 en de hoeveelheid huiswerk. Aan degelijke deskundige adviezen met betrekking tot deze on ier werpen bestaat behoefte. De kwestie der overlading toch, die er mee samenhangt, wordt'veel te veel van een lee^enstandpunt beoordeeld. Paedagogische raadgevingen van ervaren onderwijzers, die bij ondervin ding weten, hoeveel er in een bepaalden tijd van de geestelijke krachten der leer lingen gevergd mag worden, hebben groote waarde. Doch een medicus, die het vraagstuk meer wetenschappelijk kan beschouwen, moet dunkt ons, het indoordeel hebben. Het voornaamste deel van de taak van den schoolarts ligt echter in het sub. d, e ' en g genoemde. Vooreerst zullen alle leer lingen bij hunne toelating tot de school geneeskundig worden onderzocht. Dit onder zoek heeft groote waarde, niet alleen voor het kind, dat aan de een of andere onge steldheid lijdt en waarvoor het onderzoek de aanleiding moet worden voor de genees kundige behandeling,' doch ook voor de gezonde leerlingen, die thans geen waarborg hebben, dat zij in de school niet met de een of andere ziekte worden besmet. Er zijn nu nog o zooveel gemeenten, waar dagelijks tal van kinderen in de scholen verschijnen lijdende aan slijmvlies-woekerin gen in de neuskeelholte, tand- en oorziekten of stoornissen in het zenuwstelsel, zonder dat er iets tot hun hulp wordt gedaan en waar gezonde kinderen op de banken maar moeten plaats nemen naast andere, die aan den een of anderen zeer besmettelijken huiduitslag lijden. Het bijziende oog wordt dikwijls;.niet geholpen, vóór het zooveel heeft geleden, dat het haast geen dienst meer kan doen. Spraakgebrekkige en ach terlijke kinderen blijven maar steeds in klaseen, waarin zij het onderwijs niet kun nen volgen, «onder in kleine klassen ver. eenigd te worden, waar zij in langzaam tempo toch vooruit kunnen komen. Men zou dit alles stellig heel erg vinden, als men er niet aan gewoon was geraakt. Soms worden de ouders op de ziekte hunner kinderea opmerkzaam gemaakt door de onderwijzers, doch dezen hebben niet de kennis en het gezag van den arts. Door hun toedoen wordt thans alleen in geval len, waarin een ongesteldheid zeer duidelijk blijkt, medische hulp ingeroepen. Dit alles zou veranderen, als de leerlingen van den eersten schooldag af onder geneeskundig toezicht werden gesteld. Want bij n keu ring alleen bij de toelating zal het wel niet blijven. Uit het sub e genoemde valt af te leiden, dat de schoolarts te Zaandam ook het onderwijs znl bijwonen om op de hou ding en plaatsing der leerlingen te letten. Uit zijn bezoeken aan de scholen ontstaat vanzelf het noodige contact tusschen hem en de onderwijzers, die hem telkens opmerk zaam kunnen maken op de leerlingen, die later nog eens onderzocht dienen te worden. Dat een schoolarts zeer veel kan doen ter voorkoming of beperking der verbrei ding van besmettelijke ziekten, moge uit een enkele aanwijzing blijken. Volgens de wet tot voorziening tegen besmettelijke zielten worden de huisgenooten van diphtheritis-patienten uit de school geweerd tot 8 dagen nadat volgens een verklaring van een geneeskundige de besmetting is gewe ken. Doch het staat vast, dat de diphtheritis-bacil nog weken en maanden na het eindigen der ziekte in de neuskeelholte van den patiënt kan voortleven, zoodat deze veel langer dan 8 dagen na zijn herstelling gevaarlijk is voor de omgeving. Slechts een bacteriologisch onderzoek, dat men van den gewonen arts niet kan vergen, kan beslis sen, of de bacillen nog aanwezig zijn of niet. Als nu te Zaandam een diphtheritisgeval voorkomt in een gezin met school gaande kinderen, kan het gemeentebestuur aan deze kinderen den toegang tot de school ontzeggen, totdat de schoolarts op grond van een deugdelijk onderzoek kan verklaren, da* alle ziektekiemen zijn verdwenen. Zoo kan een epidemie voorkomen worden. In de hoofdstad des rijks zijn nog geen scholartsen.Vergeleken met vele gemeenten buiten, vooral met plattelandsgemeenten, is de toestand hier niet slecht. De hoofden van scholen zijn verplicht toe te zien, dat de kinderen zindelijk en rein zijn en dat de school vertrokken rein gehouden en vol doende gelucht worden. Volgens de arti kelen 289 en 290 der Algemcene Politie verordening mogen zij geen kinderen toe laten, die lijden aan oogziekten of hoofdzeer of anderen huiduitslag, of die uit gezinnen komen, waarin kinkhoest heerscht. Ook worden reeds een beperkt gel al spraakge brek kige en'achterlijke kinderen afzonderlijk onderwezen. Doch een geregeld geneeskun dig toezicht op de scholen en op hare leer lingen bestaat hier evenmin als elders. Moge het goede voorbeeld van Zaandam ook hier spoedig navolging vindon. H. DKELMAX. De typhus in Eotterdam. (Een kleine nabetrachting). De bevolking van Rotterdam heeft, ge durende van Januari en ook nog ettelijke dagen daarna, een periode van angst en zorg doorgemaakt. En dat niot zonder reden. Men had reeds in December in de kranten gelezen, dat in enkele gemeenten, hoogerop aan do rivier gelegen, de typhus in tamelijk erge mate heerschte. In Rotterdam is het gewone aantal gevallen, van febris typhoidea, over het gelieele jaar genomen in nor male omstandigheden, 5 a 6 per week. In 't laatst van December steeg dit aantal tot 9; in de eerste weok van Januari zolf tot 17; de t.ireede week eensklaps tot G8; de derde week tot 82, de vierde weok 14-, de eerste week in Februari 30, tweede woek 41. Thans is het gevaar vrij wel als geweken te beschouwen, en hot aantal gevallen tot het minimum van 10 a 8 teruggedaald. Er gingen in de eerste, maar vooral in de tweede week van Januari allerlei ge ruchten. In stilte hoorde men vertellen, dat de waterleiding besmet was. Terwijl natuurlijk door alle verstandige menschen de maatregel van zelfbehoud: de melk to koken, nog scherper werd doorgevoerd. Maar het water te koken dat gaat minder gemakkelijk! Wél voor de rijkelui, en voor den kring van menschen, die thuis zijn; maar de massa der bevolking in de arbeidersbuurten komt daartoe niet licht, en voor duizenden arbeiders, op fabqeken en aan de booten, is gekookt water eenvoudig onbereikbaar. Eerst over do helft van Februari, toen het aantal gevallen reeds over de 70 bedroeg, kwam er een slappe raadgeving van B. en W., geplaatst aan den kop van enkele bladen (niet van alle, maar slechts van een tweetal erkende"), om uit voorzichtigheid het water te koken. Geen sterke klem er op gelegd, geen extra publicatie ook in de volksbuurten, wat toch plicht ware geweest als voorzorgsmaatregel, maar enkel een slappe bekendmaking! Pas den 25sten. nadat den loden reeds door dr. Van 't Hoff, den bacterioloog der gemeentel. drinkwaterleiding, de typhusbacil was geconstateerd, en daarvan onmiddelijk was gerapporteerd, en B. en W. nog eerst eens hadden gewacht op... eene nadere bevestiging van prof. Eykman, wien geheel buiten het Gemeentebestuur om opdracht waa gegeven door den rijks-inspecteur der gezondheid pas den 2a*ten Januari werd de publicatie ietwat verscherpt en erkend, dat de aanwezigheid van typhusbacillen in het drinkwater geconstateerd was. Nóg geen extra bekendmaking, maar slechts een gewone publicatie, terwijl toch reeds van den 15den afhetjffhri/tkelijk groote gevaar voor de volksgezondheid als voorhan den wetenschappelijk geconstateerd was! Nog altijd, terwijl dus vaststond dat het drink water der gemeente besmet was, waren er duizenden, wien de waarschuwing niet be reikte, en ook geen moeite werd gedaan, dezen te bereiken. Noch een publieke aan sporing aan de werkgevers, hun arbeiders gekookte drinkwaar te verschaffen! Toen kwam de raadsvergadering van 4 Februari. Er waren er drie interpellaties: de heeren Gerretsen, Van Staveren en Van den Berg vertolkten voortreffelijk de onge rustheid der burgerij door hun vragen en apelleering aan het gemeentebestuur. De burgemeester antwoordde namens het college, en zeer uitvoerig. Zijn conclusie was : 1. De oorzaak van de plotselinge ver breiding der typhus ligt niet aan de gem. drinkwaterleiding, maar aan de melkboeren. 2. B. en W. hebben alles gedaan wat zij konden, om den voortgang der ziekte te te stuiten. 3. De man die hier het meest erg van plichtsverzuim is te beschuldigen is dr. Van 't Hoff, de bacterioloog, die van een geval van typhus, den 2en December geconstateerd bij een kind wonende op het terrein der waterleiding, B. en W. niet tijdig heeft in kennis gesteld. 4. De drinkwaterleiding voldoet steeds aan de beste eischen, en er is bij vloed geen water in de bassins gelaten, zoodat ook geen besmetting door het vuil van de stad zelf mogelijk is. De Raad misschien op den heer Ger retsen na, die wol gevoelde, en blijkbaar ook wel inst, als lid der commissie van 't Ziekenhuis, dat het >iwt alles zóó was als de burgemeester had beweerd?nam daar mee, blijkens zijn stilzwijgen, genoegen. Den volgenden dag kou men in de bladen lezen, dat dr. Van 't Hoff, de bacterioloog, ontslag had genomen. Men bracht dit onmiddellijk in verband met de openlijke afkeuring die de burgemeester in publieke raadszitting over dezen wetenschappelijker! hoofdambtenaar had uitgesproken. Terwijl anders, in soras zeer ernstige dingen, B. en W. steeds de handelingen der ambtenaren met hun verantwoordelijkheid dokken, was dr. Van 't Hoff openlijk prijs gegeven, en zag deze zich voor zijn naam en prestige gedwongen zoo -was de meening in het publiek heen te gaan. (Officieus is mede gedeeld, dat het ontslag reeds vroeger aan gevraagd was.) Zoo was dus voorloopig de zaak afgedaan. Het Dag. Best. der Gemeente had de melk boeren en dr. Van 't Hoff tot zondebokken gemaakt voor zijn eigen nalatig Iteid. Maar dat bleek pas later. Zaterdag 27 Maart vergaderde de Rottordamsche Gezondheids-eornmissie on deed de voorzitter dor medische sub-commissie, dr. J. M. Dutilh, uitvoerige mededeeling over de bemoeiing der Commissie inzake de typhusepidemie. En uit die mededeelingen loont het wel de moeite, bet oen en ander aan to stippen. Het verslag komt in druk, on dus zullen we spoedig zijn uitstekende uiteenzetting van deze voor de openbare gezondheid deitweede stad des lands zoo uiterst belang rijke zaak in extenso vóór ons hebben. Maar uit hetgeen de N. H. Crt. er over mededeelt, valt wel reeds menige conclusie te trekken, welke bet publiek belang ten nauwste raakt. In de eerste'plaats wordt door het ver sla" uitvoerig bewezen, door cijfers en onder zoekingen in loco, dat zonder den m/itsten twijfel de oorzaak van de plotselinge en zeer erge uitbreiding der ziekte over du beole stad, bij de melkboeren niet kan ge legen hebben. Do Commissie is de gevallen op den voet gevolgd, on haar preciozo me dedeelingen op dit punt dulden geen tegen spraak. De oorzaak moe.it schuilen bij de water leiding zelf. En wat is nu gebleken;' Kr zijn twee bezinkingsbassins, on een dezer, het buiten-bassin, beeft oen lijdensgeschie denis achter den rug. Jaren geleden reeds bezweek een doel van don dijk; toen waren er weer gebreken aan de sluizen; gaten onder de sluizen; vermenging van buiten en binnenbassin. Voldoende is daarin door B. en W. nooit voorzien. Hot water uit beide bassins wordt, na bezonken te zijn, geperst door bet bezonken watorkanaal, waarlangs een h a ven t je loopt, dat van liet kanaal slechts door eon muur gescheiden is. Roods herhaalde malen zijn scheuren en barsten ontdekt in dien muur, en weer her steld. Aan afdammen, zoodat er van ver menging met het havenwator geen sprake zou kunnen zijn, schijnt men op het stad huis nooit te hebben gedacht! J let ]>/-~otiken water wordt dóór het kanaal naar de filters geperst. Maar daar Je reii.wuterkelders te klein zijn, om voorraad te bewaren, moot er te hard worden geperst, en wordt de zekerheid van volkomen zuiverheid te ver krijgen, veel geringer. n nu de oorzaak. Don 2en December kwam men tot de ontdekking dat een kind van een der bewoners van don watertoren aan typhus leed. Den 'Jen December werd het kind naar hot Ziekenhuis overgebracht, en werden alle maatregelen tot desinfectie ge nomen. Het kind was reeds langer ziek, maar men weet, het duurt ecnigen tijd, vóór de typhus als ziekte geconstateerd kan worden. Indien nu alles bij de waterleiding in orde ware geweest, had dit geval van ty pluis onmogelijk op eeuigcrlei besmetting dor leiding invloed kunnen oefenen. Immers de riool, waarlangs do faocaliün on urine worden afgevoerd, liep over het kanaal der leiding heen, en mondde uit in 't haventje. En indien men nu slechts niet bij vloed water in de bassin liet, maar alleen bij eb, kon ook onmogelijk het water uit het haventje en het vuil van de. stad in de bassin geraken! Maar wat is nu gebleken? Dat den 20 November, den 26 November, den 12 Decem ber, en later zelfs nog op 16 Januari, bij vloed water in de bassins is gelaten! En dat wel op bevel van hoogerhand", blijk baar van den directeur der Gemeentewerken. Waarom bij vloed? Omdat bij eb de dijk van het buitenbassin gevaar zou loopen te bezwijken door den zwaren druk van bui ten af! Dit feit, dat op die data bij vloed was ingelaten, was n door B. en W., on door den directeur, schriftelijk erkend! En 3 Februari kreeg de Commissie plotseling bericht, dat alle autoriteiten zich hadden vergist: er was gem water bij vloed binnen gelaten! En den volgenden dag had dus de burgemeester vrijheid om te verklaren in den Raad, dat... er geen water bij vloed was binneu-golaten! Wie lacht daar? De commissie had ook gewezen op een scheur in den scheidingsmuur tusschen het bezonken-water-kanaal en het haventje, en wat bleek ? Toen het haventje was leegge pompt, zag men, op 2 Februari, een drie vingers dikke waterstraal vloeien uit een scheur in den muur, waarmee dus het water uit het kanaal, waarin het riool van den toren uitmondt, zich met het bezonken water vermengde. Dat konden de autoriteiten dus niet ont kennen, en dus werd die scheur dicht ge maakt. Deze scheur moet reeds lang bestaan hebben! Zoo kwam het water uit het haventje, door het gedesinfecteerd zieke kind, op de filters, zonder bezonken te zijn, en verbreidde de ziekte in de stad. En toen eenmaal dit haventje afgodarad was wat al jaren vroeger ha'l moeten gebeuren verminderde onmiddellijk de ziekte. Met bijna mathe matische zekerheid werd hier dus vastge steld, dat de schuld van de verbreiding deiziekte lag aan de waterleiding; en aan do omstandigheid, dat er door autoriteiten bevel was gegeven, bij vloed water in de bassin toe te laten. ik constateer, na zeer nauwkeurig van de mededeelingen der commissie, bij monde van dr. Dutilh kennis te hebben genomen, 1. Dat B. en W. reeds den lOen en Hen Januari toen het ziokte-cijfer onrustbarend omhoog ging, direct reel sterker hadden moeten waarschuwen tegen de mogelijkheid van besmetting, er veel sterker op voor zorgsmaatregelen hadden behooren aan te dringen; 2. dat eerst thans, nu men het schrikkelijke gevaar voor de gezondheid dor bevolking heeft doorgemaakt, de hand slaat aan verbeteringen bij (Ie waterleiding. waarop reeds 10 jaar lang gewezen is, maar die met de botte onverschilligheid, waarmee de vorige gezondhoids-commissio zoo grie vend is bejegend, eenvoudig achterwege gebleven; 3. dat de burgemeester oene ongeloofelijke mededeeling deed, toen hij op 4 Febr. beweerde, dat gee.n water bij vloed was toegelaten, waar eerst mondeling on schriftelijk was medegedeeld, en ook op de rurre te zien was, dat dit wel degelijk was geschied, en dat dit do oorzaak is geweest van de besmetting der rein waterkelders; 4. dat de burgemeester, behalve deze onge loofelijke niöleioeling, ook nog onrecht deed tegenover dr. Van 't lloff, die als bacterio loog, voor den toestand der muren en (lijken geen verantwoording had, en die ook met het geval van het zieko kind niets te maken had, nadat na 2 Doe. behoorlijke maat regelen tot Jesinfectio waren genomen, en integendeel in aanmerking nemende de buitenge .-.ono moeilijkheid van het ontdek ken van de bacil, voor zijn uit wetenschap pelijk oogpunt waardevol werk, wat slechts hoo'i/st zelden aan een wetenschappelijk man gelukt, moest gewaardeerd worden; dat veeleer B. on \V. zichzelf moesten beschuldigen van grove nalatigheid, door nog eens van den I5;len Febr., toen dr. Van 't Hoff van zijn ontdekking inededooling deed, tot den Etsten te iruclitcn op oene, voor h')t gemeentebestuur totaal overbodige bevestiging van prof. Eijkman, om tot meer krachtige publicatie over te gaan ! * * Het bovenstaande, de vorige woek ge schreven, was reeds gezet, toon ik uit de dagbladen vernam, dat een vijftal raads leden van verschillende nuance bij don Raad een voorstel heeft ingediend, waarbij de Raad het college van B. en W. uitnoodigt, naar aanleiding van de zoo/eer gedo cumenteerde meJedeelingen van dr. Dutilh, om nu eens precies te vertellen hoe het met do drinkwaterleiding gesteld is. Het voorstel zelf *?>' reeds het bewijs, dat ook deze heeren zooveel tegenstrijdigheid en zooveel leemten in de me ledeelingen des burgemeesters hebben ontdekt, dat zij de verantwoordelijkheid van de zaak blanwblaauw te laten, niet mee willen dragen. We wachten. S. Stemmingen. Nog zijn a'oon vijf weken verloopen sinds den aanvang' der vijandelijkheden tusschen Rusland en Japan, en reeds bemerkt men, dat dit onderwerp liet groote publiek tamelijk onverschillig laat. Ongetwijfeld is dit allereerst hieraan toe te schrijven, dat voorloopi»' althans de localiseering vnn den oorlog ver zekerd, en dus liet gevaar van een Europeeschen oorlog uitgesloten schijnt. De naast-betrok keuen bij do netelige alliantiei quaestiën hebben eonigo rnoeielijke dagen doorleefd. En de herinnering aan dien nngstigen tijd zou alleen reeds voldoende zijn, om hen tot gematigdheid te stommen in het partij trekken voor of tegen een der oorlogvoerenden. Hot is zoo als onze teekenaar het heeft voorgesteld : van alle zijden komen de mogendheden aandra gen met de neutraliteits-planken, door welke de heide kampioenen moeten wor den opgesloten in hun eigen strijdperk. /ulk een planken-beschutting, losjes in een gespijkerd, is zeker slechts een sym bool van een krachtigeii vestingmuur; JHHÜI- ook symbolen kunnen hun waarde hebben, wanneer zij de nitinir zijn van eon ernstig, gemeenschappelijk streven. En dat zij dit mogen blijken te zijn, hopen wij van ganscher harte. Intusschen kunnen de timmerlieden van de schutting, als toeschouwers van de worsteling, hun sympathieën en anti pathieën hebben, hun favoriet onder de strijdenden. Algemeen neemt men aan, dat Engeland houdt" op Japan, en dat Frankrijk als politiek en financieel geinteresseerde bij Ilusland'a succes, met zijn wenschen aan lusland's zijde staat. Toch kan men ook deze onderstelling niet als een algemeen geldige beschouwen. Het antagonisme tusschen Rusland en Engeland is van ouden datum en diepgeworteld; men kan zelfs zeggen, dat het in de laatste jaren voortdurend sterker is geworden. Maar juist nu blijkt telkens opnieuw, dat de Engelsche regee ring in de oogen van de meerderheid van het Engelsche volk voel te ver gegaan is, toen het een bondgenootschap sloot met Japan. Er heeft steeds voor het gevoel der Engelschen iets kwetsends gelegen in deze bij traktaat gesanctionneerde gelijkschatting van het Westersche en het Oostersche volk, het Europeesche en het Aziatische ras, en nu heeft men ingezien, hoe gevaarlijk zulk een politieke baad kan worden. De vriendschap tusschen Frankrijk en Rusland is van veel jongeren datum dan het bovenbedoelde antagonisme. De Russen vinden, dat zij aan Frankrijk een onschatbaren dienst hebben bewezen door het uit zijn isolement in Europa te ver lossen, en. de Franschen voelen, dat zij aan Rusland een maar al te goed schatbaren dienst deden, door hun spaarpen ningen tot oen bedrag van ettelijke milliarden aan de regeering van den ezar toe te vertrouwen, terwijl Rusland nog niet den geringsten stap heeft gedaan, om deFransche vrienden aan hun revanche te helpen. Zoo is het mogelijk geworden, dat de stemming in Frankrijk bij dezen oorlog uiterst kalm is gebleven en dat zelfs krachtige protesten zijn opgegaan tegen de gevaarlijke alliantie, welke de democratische Republiek aan het Czarenrijk kluistert. In Duitschhmd is men met uitzon dering van de hofkringen en van hen die zich daaraan hot nauwst verbonden achten, bepaald anti-Rusxisch. Maar bijna even anti-Eugclsch. Ware dit laatste niet het geval, dan zou de nationale sympathie zich zeker geheel tot de Japan ners wenden; nu doet zij dit slechts in zeer beperkte mate, eigenlijk alleen als leedvermaak over de moeiclijkhedon waarin Rusland is geraakt. Trouwens, de internationale politiek wordt in Duitschhmd door de regeering gemaakt"; onze Oostelijke huren hebben sints lang geleerd, zich hierin te schikken. Wij noemden hier alleen de mogend heden, welker houding van het grootste belang kan zijn voor het verloop dezer quaestie : Engeland en Frankrijk, omdat elk van hen geallieerd is met een dor oorlogvoerende partijen; Duitschland, omdat het door zijne welwillende neutra liteit tegenover Rusland voor de regeering van den czitr een veel grooter vrijheid van bewoging mogelijk maakt. Er is in het optreden van Japan tegen over .het ovcrmaclitige Rusland iets kranigs, dat bewondering wekt en zeker sympathie zou verdienen, als het gelijk liet verzet der Hoercn-Rcpublieken tegen Engeland kon beschouwd worden als oene voor het behoud van eigen zelf standigheid onafwijsbare noodzakelijk heid. Doch dit kan men in gemoedo niet verzekeren; veeleer moet men er kennen, d.-tt bij Japan do eerzucht ccncr al te snel tot moderne ontwikkeling ge komen natie een groote factor is. Zoo ? laat hot zich verklaren, dat van leven dige s\ mpathie geen sprake is. Doch dat zulk oen levendige sympathie weinig zou baten, heeft ons do treurige geschiedenis der .Hoeren-Repnblieken ge leerd. Er blijft dus niets anders over, dan te hopen, dat de strijd in het alge meen belang beperkt zal blijven, on in 't belang dor betrokken partijen van 'korten duur zal zijn. Hartverhctt'end is die conclusie niet, maar wanneer heeft de internationale politiek ooit iets hartverheffends gehad ? iiiiimiiiiimnimiiii Muziek in de HooflM De tweede uitvoering van de Zaugvereeniging der ..Maatschappij tot bevordering der Toonkunst/' op 5 dezer, was gewijd aan llector Berlioz, ter herdenking van zijn honderdsten geboortediiL' (11 Dec. ISOH). Hoewel bet nu passender ware geweest om de Decemberuitvoering aan dit doel te wijden, mag men bet llestnnv toch dankbaar zijn, dat liet thans heeft gedaan wat toen nagelaten is. Als hoofdnummer stond op liet programma Roméo et.Tuliette" Syniphoniedramatique avec choenrs, Solos de cbiint et Prologue en récitatif choral zooals de componist zijn werk noemt. Xu is het wel jammer dat hierin do ziingvereeniging liet leeuwendeel der uitvoe ring aan bet orchest moest af-itaan, en de toehoorder zoo weinig gelegenheid beeft van den sehoonen koorklank te genieten. In zoo verre waven het Te Deum, dat hier nog nooit uitgevoerd is, of de Messe des Morts" of ..l'Kiifaiice da Christ" meer geëigend geweest voor hot koor van Toonkunst. Aan den anderen kant nr.ig men echter weer ingeno men zijn niet de keuze van bet werk, daar men thans wederom eens de gelegenheid gehad heeft, niet alleen enkele instrumentale fragmenten, maar het werk in zjjn geheel te hooren, hetgeen niet gebeurd ia sedert de Zangvereeniging Excelsior" het in 1891 heeft uitgevoerd, onder leiding van lienri Viotta. Roméo et Juliette" neemt een geheel eigen aardige plaats in onder de werken van Berlioz. De componist zelf noemt zijn werk symphonie dramatique". Dit praedicaat nu dunkt mij niet zeer goed gekozen. Noch op de nummers van den proloog, noch op de orchestnummers van het tweede deel kan men het woord dramatisch toepassen. Alleen het Finale heeft in zijn bouw en in zijn uitwerking eenigszins de allures van het slot eener groote opera, zonder daarbij toch speeiaal te herinneren aan een dramatisch inoiuent. Een cantate kan men den Roméo" ook niet noemen. Het is dan ook het hybridische karakter van het werk, dat zijn positie in de muzieklitteratuur steeds eenigszins vreemd heeft doen zijn en dat ook aanleiding is geweest, dat het publiek niet gemakkelijk tot een volkomen genieten van het werk kon komen. Berlioz ontwierp zijne symphonie drama tique" in 1829, vermoedelijk bij gelegenheid van .du uitvoeringen, die door een Engelsch tooneelgezelschap, waarbij zijne eerste liefde, Henriette Smithson geëngageerd was, gegeven werden. In 1838 echter heeft de meester zijn werk eerst voltooid, na in dien tusschentijd de symphonie phantastique", de Messe des -Morts", de symphonie Harold ea Italië" en nog andere werken gecomponeerd te hebben. ??Roméo et Juliette" is opgedragen aan Paganini. liet is bekend dat deze den meester na het aanhooren der Harold-symphonie om helsde ten aanschouwe van het publiek en hem den volgenden dag een cheque zond van fr. 20.000, met een brief, beginnende: Beethoven spento, non c'era clie Berlioz, che potesse farlo rivivere". Volgens het tekstboek zou Paganini zulks gedaan hebben op aan raden van een zijner vrienden, Jules Janin, met de bedoeling het vertrouwen te her winnen van het publiek, dat verstoord op hem was, wegens zijn weigering om op een liefdadigheidsconcert mede te werken. Hier mede strookt niet het verhaal dat Ferd. Hiller geeft van dezöepisode, 1) volgens hetwelk hij (Hiller) van Rossini de toedracht als volgt hoorde verklaren. Armand Sertin, der reiche und machtige Bositzer des Journal des Débats hatte von Berlioz selbst von der fanatischen Begeisterung des berühinten Geigers gehort und machte, da er den genialen Componisten liebte, Paganini den Vorschlag, sich, ohne Unkosten, als SJpender der gemmnten Suiiuae zu be kennen. Paganini that wie von ihm verlangt warde. Ist es denn wahr, sicher, möglich, glaublich ?" frug ich Rossini. I c h w e i s s e s", erwiderte der «Maestro, mit dem festen Ernste, der ihm nicht minder wohl anstand als der gcberzendo Humor, m dem er sich meistens genei. Kein Zweifel, dass diese Thütsache iiocb manehen Andereu bekaimt war Andere mogen sic bezweifeln ich bin von ihrer Wahrheit berzeugt". Hoe dit nu ook zij, als zeker mag wel aangenomen worden dat Berlioz steeds Paga nini beschouwd heeft als de milde schenker van een som, die hem in staat stelde zich gedurende eenige jaren te onthouden van journalistieke!! arbeid en uitsluitend voor zijne compositiën en voor de uitvoering daarvan te leven. Zijn dankbaarheid was dan ook groot en de opdracht van Roméo et Juliette" aan Paganini mag dan ook als een acte van erkentelijkheid beschouwd worden tegenover den beroemden violist. Na een introductie voor orchest, waarin het bewegelijke motief van den strijd meer nog de aandacht trekt dan het recitatief van de koperen instrumenten (de prins) wordt door een klein koor de proloog gezongen. Deze is verdeeld in drie fragmenten. Tusschen de eerste twee ontmoet men in het orchest het motief van het feest bij de Capnlets", tusscheii beide laatste de mooie en dankbare solo voor alt premiers transports". In liet Scherzetto wordt de figuur van Mab beschreven, door Mercutiu (een tenor-solo) e u liet kleine koor, daarna treden eerst de hoofdpersonen uit het werk op. Berlioz heeft in dit eerste gedeelte ons reeds kennis doen maken met de voornaamste motieven van zijn opus 17; bovendien zegt hij in de voorrede zijner partituur dat de proloog dient a l'exemple de celui du drum e de Shakespeare lui mème, d'exposer l'action". /eer interessant is oveiigens dio voorrede, Berlioz geeft daarin een verklaring van de motieven, die hem er toe gebracht hebben, aan de nionschelijko stem wél over te laten het inleiden van de dingen en gebeurtenissen die hij met zijnmu/.iek wil schilderen, eehter niet die dingen zelve, doch deze aan het orchest toe te vertrouwen. Hij zegt: les raisons en sont nonibreuses et faciles ;\ saisir. C"os t d'abord, et ce motif seul snllirait a la justiiïcation de Puutcur, pareu qu'il s'agit d'une gymphonie et non d'nn opéra. Ensuite les duos de cette nature (hij meent, de duos | d'amonr) avant tétraites mille ibis vocalei ment et par les plus grands maitres, il tait j prudent autant qne curieux de tenter un autre mede d'exprefsion. C'est anssi parce que la snblimitéméme de eet amour en rendait la peinture si dangereuse pour Ie musieien, qu'il a du donner a sa fantaisie mie latitude qne Ie sens positif des paroles ehantées ne lui eüt pas laissée, et recourir a la laiigue instrumentale, langne plus rielie, plus variée, moins arretée, et par pon vague mème, iiieoniparablement plus puissante en pareu cas". Jülen moet met deze meening zeer zeker rekening houden, bij bet aanhooren van dit werk. liet tweede deel Roméo senl TristesfeC'oncert et Bal Grande Fète ehez Capulet" kenmerkt zich reeds dadelijk door eon rijke vindingskracht, door een meesterlijke instru mentatie, welke zich niet alleen openbaart in een schitterenden klank, maar ook in allerlei mooie finesses bij de aanwending der afzonderlijke instrumenten; voorts in een zelfstandigheid der stemvoering, welke den meester in staat stelt op de meest onge zochte wijze de beide hoofdthema's uit dit deel samen te voegen, hetgeen bij noodig oordeelde in zijn partituur aan te teekenen met de woorden .,Rcnnion des deux Thènies du Largbetto et de l' Allegro." Het derde deel doet ons na een korte stenimiiigsvolle inleiding pppp voor het orchest een alleraardigst koor hooren uit de verte, waarin de gasten van het feest van Capulet, van elkaar afscheid nemen, elkaar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl