Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1394
en de hoeveelheid huiswerk. Aan degelijke
deskundige adviezen met betrekking tot deze
on ier werpen bestaat behoefte. De kwestie
der overlading toch, die er mee samenhangt,
wordt'veel te veel van een lee^enstandpunt
beoordeeld. Paedagogische raadgevingen
van ervaren onderwijzers, die bij ondervin
ding weten, hoeveel er in een bepaalden
tijd van de geestelijke krachten der leer
lingen gevergd mag worden, hebben groote
waarde. Doch een medicus, die het vraagstuk
meer wetenschappelijk kan beschouwen,
moet dunkt ons, het indoordeel hebben.
Het voornaamste deel van de taak van
den schoolarts ligt echter in het sub. d, e
' en g genoemde. Vooreerst zullen alle leer
lingen bij hunne toelating tot de school
geneeskundig worden onderzocht. Dit onder
zoek heeft groote waarde, niet alleen voor
het kind, dat aan de een of andere onge
steldheid lijdt en waarvoor het onderzoek
de aanleiding moet worden voor de genees
kundige behandeling,' doch ook voor de
gezonde leerlingen, die thans geen waarborg
hebben, dat zij in de school niet met de
een of andere ziekte worden besmet. Er
zijn nu nog o zooveel gemeenten, waar
dagelijks tal van kinderen in de scholen
verschijnen lijdende aan slijmvlies-woekerin
gen in de neuskeelholte, tand- en oorziekten
of stoornissen in het zenuwstelsel, zonder
dat er iets tot hun hulp wordt gedaan en
waar gezonde kinderen op de banken maar
moeten plaats nemen naast andere, die aan
den een of anderen zeer besmettelijken
huiduitslag lijden. Het bijziende oog wordt
dikwijls;.niet geholpen, vóór het zooveel
heeft geleden, dat het haast geen dienst
meer kan doen. Spraakgebrekkige en ach
terlijke kinderen blijven maar steeds in
klaseen, waarin zij het onderwijs niet kun
nen volgen, «onder in kleine klassen
ver. eenigd te worden, waar zij in langzaam
tempo toch vooruit kunnen komen. Men zou
dit alles stellig heel erg vinden, als men
er niet aan gewoon was geraakt. Soms
worden de ouders op de ziekte hunner
kinderea opmerkzaam gemaakt door de
onderwijzers, doch dezen hebben niet de
kennis en het gezag van den arts. Door
hun toedoen wordt thans alleen in geval
len, waarin een ongesteldheid zeer duidelijk
blijkt, medische hulp ingeroepen. Dit alles
zou veranderen, als de leerlingen van den
eersten schooldag af onder geneeskundig
toezicht werden gesteld. Want bij n keu
ring alleen bij de toelating zal het wel niet
blijven. Uit het sub e genoemde valt af te
leiden, dat de schoolarts te Zaandam ook
het onderwijs znl bijwonen om op de hou
ding en plaatsing der leerlingen te letten.
Uit zijn bezoeken aan de scholen ontstaat
vanzelf het noodige contact tusschen hem
en de onderwijzers, die hem telkens opmerk
zaam kunnen maken op de leerlingen, die
later nog eens onderzocht dienen te worden.
Dat een schoolarts zeer veel kan doen
ter voorkoming of beperking der verbrei
ding van besmettelijke ziekten, moge uit
een enkele aanwijzing blijken. Volgens de
wet tot voorziening tegen besmettelijke
zielten worden de huisgenooten van
diphtheritis-patienten uit de school geweerd tot
8 dagen nadat volgens een verklaring van
een geneeskundige de besmetting is gewe
ken. Doch het staat vast, dat de
diphtheritis-bacil nog weken en maanden na het
eindigen der ziekte in de neuskeelholte van
den patiënt kan voortleven, zoodat deze
veel langer dan 8 dagen na zijn herstelling
gevaarlijk is voor de omgeving. Slechts een
bacteriologisch onderzoek, dat men van den
gewonen arts niet kan vergen, kan beslis
sen, of de bacillen nog aanwezig zijn of
niet. Als nu te Zaandam een
diphtheritisgeval voorkomt in een gezin met school
gaande kinderen, kan het gemeentebestuur
aan deze kinderen den toegang tot de school
ontzeggen, totdat de schoolarts op grond
van een deugdelijk onderzoek kan verklaren,
da* alle ziektekiemen zijn verdwenen. Zoo
kan een epidemie voorkomen worden.
In de hoofdstad des rijks zijn nog geen
scholartsen.Vergeleken met vele gemeenten
buiten, vooral met plattelandsgemeenten, is
de toestand hier niet slecht. De hoofden
van scholen zijn verplicht toe te zien, dat
de kinderen zindelijk en rein zijn en dat de
school vertrokken rein gehouden en vol
doende gelucht worden. Volgens de arti
kelen 289 en 290 der Algemcene Politie
verordening mogen zij geen kinderen toe
laten, die lijden aan oogziekten of hoofdzeer
of anderen huiduitslag, of die uit gezinnen
komen, waarin kinkhoest heerscht. Ook
worden reeds een beperkt gel al spraakge
brek kige en'achterlijke kinderen afzonderlijk
onderwezen. Doch een geregeld geneeskun
dig toezicht op de scholen en op hare leer
lingen bestaat hier evenmin als elders. Moge
het goede voorbeeld van Zaandam ook hier
spoedig navolging vindon.
H. DKELMAX.
De typhus in Eotterdam.
(Een kleine nabetrachting).
De bevolking van Rotterdam heeft, ge
durende van Januari en ook nog ettelijke
dagen daarna, een periode van angst en
zorg doorgemaakt. En dat niot zonder reden.
Men had reeds in December in de kranten
gelezen, dat in enkele gemeenten, hoogerop
aan do rivier gelegen, de typhus in tamelijk
erge mate heerschte. In Rotterdam is het
gewone aantal gevallen, van febris
typhoidea, over het gelieele jaar genomen in nor
male omstandigheden, 5 a 6 per week. In
't laatst van December steeg dit aantal tot
9; in de eerste weok van Januari zolf tot
17; de t.ireede week eensklaps tot G8; de
derde week tot 82, de vierde weok 14-, de
eerste week in Februari 30, tweede woek
41. Thans is het gevaar vrij wel als geweken
te beschouwen, en hot aantal gevallen tot
het minimum van 10 a 8 teruggedaald.
Er gingen in de eerste, maar vooral in
de tweede week van Januari allerlei ge
ruchten. In stilte hoorde men vertellen,
dat de waterleiding besmet was. Terwijl
natuurlijk door alle verstandige menschen
de maatregel van zelfbehoud: de melk to
koken, nog scherper werd doorgevoerd.
Maar het water te koken dat gaat
minder gemakkelijk! Wél voor de rijkelui,
en voor den kring van menschen, die
thuis zijn; maar de massa der bevolking in
de arbeidersbuurten komt daartoe niet
licht, en voor duizenden arbeiders, op
fabqeken en aan de booten, is gekookt water
eenvoudig onbereikbaar.
Eerst over do helft van Februari, toen
het aantal gevallen reeds over de 70 bedroeg,
kwam er een slappe raadgeving van B. en
W., geplaatst aan den kop van enkele
bladen (niet van alle, maar slechts van een
tweetal erkende"), om uit voorzichtigheid
het water te koken. Geen sterke klem er
op gelegd, geen extra publicatie ook in de
volksbuurten, wat toch plicht ware geweest
als voorzorgsmaatregel, maar enkel een
slappe bekendmaking!
Pas den 25sten. nadat den loden reeds
door dr. Van 't Hoff, den bacterioloog der
gemeentel. drinkwaterleiding, de
typhusbacil was geconstateerd, en daarvan
onmiddelijk was gerapporteerd, en B. en W. nog
eerst eens hadden gewacht op... eene nadere
bevestiging van prof. Eykman, wien geheel
buiten het Gemeentebestuur om opdracht
waa gegeven door den rijks-inspecteur
der gezondheid pas den 2a*ten Januari
werd de publicatie ietwat verscherpt en
erkend, dat de aanwezigheid van
typhusbacillen in het drinkwater geconstateerd
was. Nóg geen extra bekendmaking, maar
slechts een gewone publicatie, terwijl toch
reeds van den 15den afhetjffhri/tkelijk groote
gevaar voor de volksgezondheid als voorhan
den wetenschappelijk geconstateerd was! Nog
altijd, terwijl dus vaststond dat het drink
water der gemeente besmet was, waren er
duizenden, wien de waarschuwing niet be
reikte, en ook geen moeite werd gedaan,
dezen te bereiken. Noch een publieke aan
sporing aan de werkgevers, hun arbeiders
gekookte drinkwaar te verschaffen!
Toen kwam de raadsvergadering van 4
Februari. Er waren er drie interpellaties:
de heeren Gerretsen, Van Staveren en Van
den Berg vertolkten voortreffelijk de onge
rustheid der burgerij door hun vragen en
apelleering aan het gemeentebestuur.
De burgemeester antwoordde namens het
college, en zeer uitvoerig. Zijn conclusie
was : 1. De oorzaak van de plotselinge ver
breiding der typhus ligt niet aan de gem.
drinkwaterleiding, maar aan de melkboeren.
2. B. en W. hebben alles gedaan wat zij
konden, om den voortgang der ziekte te
te stuiten. 3. De man die hier het meest
erg van plichtsverzuim is te beschuldigen
is dr. Van 't Hoff, de bacterioloog, die van
een geval van typhus, den 2en December
geconstateerd bij een kind wonende op
het terrein der waterleiding, B. en W.
niet tijdig heeft in kennis gesteld. 4. De
drinkwaterleiding voldoet steeds aan de
beste eischen, en er is bij vloed geen water
in de bassins gelaten, zoodat ook geen
besmetting door het vuil van de stad zelf
mogelijk is.
De Raad misschien op den heer Ger
retsen na, die wol gevoelde, en blijkbaar
ook wel inst, als lid der commissie van 't
Ziekenhuis, dat het >iwt alles zóó was als
de burgemeester had beweerd?nam daar
mee, blijkens zijn stilzwijgen, genoegen.
Den volgenden dag kou men in de bladen
lezen, dat dr. Van 't Hoff, de bacterioloog,
ontslag had genomen. Men bracht dit
onmiddellijk in verband met de openlijke
afkeuring die de burgemeester in publieke
raadszitting over dezen wetenschappelijker!
hoofdambtenaar had uitgesproken. Terwijl
anders, in soras zeer ernstige dingen, B. en
W. steeds de handelingen der ambtenaren
met hun verantwoordelijkheid dokken, was
dr. Van 't Hoff openlijk prijs gegeven, en
zag deze zich voor zijn naam en prestige
gedwongen zoo -was de meening in het
publiek heen te gaan. (Officieus is mede
gedeeld, dat het ontslag reeds vroeger aan
gevraagd was.)
Zoo was dus voorloopig de zaak afgedaan.
Het Dag. Best. der Gemeente had de melk
boeren en dr. Van 't Hoff tot zondebokken
gemaakt voor zijn eigen nalatig Iteid.
Maar dat bleek pas later.
Zaterdag 27 Maart vergaderde de
Rottordamsche Gezondheids-eornmissie on deed de
voorzitter dor medische sub-commissie,
dr. J. M. Dutilh, uitvoerige mededeeling
over de bemoeiing der Commissie inzake
de typhusepidemie.
En uit die mededeelingen loont het wel
de moeite, bet oen en ander aan to stippen.
Het verslag komt in druk, on dus zullen
we spoedig zijn uitstekende uiteenzetting
van deze voor de openbare gezondheid
deitweede stad des lands zoo uiterst belang
rijke zaak in extenso vóór ons hebben.
Maar uit hetgeen de N. H. Crt. er over
mededeelt, valt wel reeds menige conclusie
te trekken, welke bet publiek belang ten
nauwste raakt.
In de eerste'plaats wordt door het ver
sla" uitvoerig bewezen, door cijfers en onder
zoekingen in loco, dat zonder den m/itsten
twijfel de oorzaak van de plotselinge en
zeer erge uitbreiding der ziekte over du
beole stad, bij de melkboeren niet kan ge
legen hebben. Do Commissie is de gevallen
op den voet gevolgd, on haar preciozo me
dedeelingen op dit punt dulden geen tegen
spraak.
De oorzaak moe.it schuilen bij de water
leiding zelf. En wat is nu gebleken;' Kr
zijn twee bezinkingsbassins, on een dezer,
het buiten-bassin, beeft oen lijdensgeschie
denis achter den rug. Jaren geleden reeds
bezweek een doel van don dijk; toen waren
er weer gebreken aan de sluizen; gaten
onder de sluizen; vermenging van buiten
en binnenbassin. Voldoende is daarin door
B. en W. nooit voorzien. Hot water uit
beide bassins wordt, na bezonken te zijn,
geperst door bet bezonken watorkanaal,
waarlangs een h a ven t je loopt, dat van liet
kanaal slechts door eon muur gescheiden is.
Roods herhaalde malen zijn scheuren en
barsten ontdekt in dien muur, en weer her
steld. Aan afdammen, zoodat er van ver
menging met het havenwator geen sprake
zou kunnen zijn, schijnt men op het stad
huis nooit te hebben gedacht! J let ]>/-~otiken
water wordt dóór het kanaal naar de filters
geperst. Maar daar Je reii.wuterkelders te
klein zijn, om voorraad te bewaren, moot
er te hard worden geperst, en wordt de
zekerheid van volkomen zuiverheid te ver
krijgen, veel geringer.
n nu de oorzaak. Don 2en December
kwam men tot de ontdekking dat een kind
van een der bewoners van don watertoren
aan typhus leed. Den 'Jen December werd het
kind naar hot Ziekenhuis overgebracht, en
werden alle maatregelen tot desinfectie ge
nomen. Het kind was reeds langer ziek, maar
men weet, het duurt ecnigen tijd, vóór de
typhus als ziekte geconstateerd kan worden.
Indien nu alles bij de waterleiding in
orde ware geweest, had dit geval van ty pluis
onmogelijk op eeuigcrlei besmetting dor
leiding invloed kunnen oefenen. Immers de
riool, waarlangs do faocaliün on urine worden
afgevoerd, liep over het kanaal der leiding
heen, en mondde uit in 't haventje. En
indien men nu slechts niet bij vloed water
in de bassin liet, maar alleen bij eb, kon
ook onmogelijk het water uit het haventje
en het vuil van de. stad in de bassin geraken!
Maar wat is nu gebleken? Dat den 20
November, den 26 November, den 12 Decem
ber, en later zelfs nog op 16 Januari, bij
vloed water in de bassins is gelaten! En
dat wel op bevel van hoogerhand", blijk
baar van den directeur der Gemeentewerken.
Waarom bij vloed? Omdat bij eb de dijk
van het buitenbassin gevaar zou loopen te
bezwijken door den zwaren druk van bui
ten af!
Dit feit, dat op die data bij vloed was
ingelaten, was n door B. en W., on door
den directeur, schriftelijk erkend! En 3
Februari kreeg de Commissie plotseling
bericht, dat alle autoriteiten zich hadden
vergist: er was gem water bij vloed binnen
gelaten! En den volgenden dag had dus de
burgemeester vrijheid om te verklaren in
den Raad, dat... er geen water bij vloed
was binneu-golaten! Wie lacht daar?
De commissie had ook gewezen op een
scheur in den scheidingsmuur tusschen het
bezonken-water-kanaal en het haventje, en
wat bleek ? Toen het haventje was leegge
pompt, zag men, op 2 Februari, een drie
vingers dikke waterstraal vloeien uit een
scheur in den muur, waarmee dus het water
uit het kanaal, waarin het riool van den
toren uitmondt, zich met het bezonken
water vermengde.
Dat konden de autoriteiten dus niet ont
kennen, en dus werd die scheur dicht ge
maakt. Deze scheur moet reeds lang bestaan
hebben!
Zoo kwam het water uit het haventje, door
het gedesinfecteerd zieke kind, op de filters,
zonder bezonken te zijn, en verbreidde de
ziekte in de stad. En toen eenmaal dit
haventje afgodarad was wat al jaren
vroeger ha'l moeten gebeuren verminderde
onmiddellijk de ziekte. Met bijna mathe
matische zekerheid werd hier dus vastge
steld, dat de schuld van de verbreiding
deiziekte lag aan de waterleiding; en aan do
omstandigheid, dat er door autoriteiten
bevel was gegeven, bij vloed water in de
bassin toe te laten.
ik constateer, na zeer nauwkeurig van
de mededeelingen der commissie, bij monde
van dr. Dutilh kennis te hebben genomen,
1. Dat B. en W. reeds den lOen en Hen
Januari toen het ziokte-cijfer onrustbarend
omhoog ging, direct reel sterker hadden
moeten waarschuwen tegen de mogelijkheid
van besmetting, er veel sterker op voor
zorgsmaatregelen hadden behooren aan te
dringen; 2. dat eerst thans, nu men het
schrikkelijke gevaar voor de gezondheid
dor bevolking heeft doorgemaakt, de hand
slaat aan verbeteringen bij (Ie waterleiding.
waarop reeds 10 jaar lang gewezen is, maar
die met de botte onverschilligheid, waarmee
de vorige gezondhoids-commissio zoo grie
vend is bejegend, eenvoudig achterwege
gebleven; 3. dat de burgemeester oene
ongeloofelijke mededeeling deed, toen hij op
4 Febr. beweerde, dat gee.n water bij vloed
was toegelaten, waar eerst mondeling on
schriftelijk was medegedeeld, en ook op de
rurre te zien was, dat dit wel degelijk was
geschied, en dat dit do oorzaak is geweest
van de besmetting der rein waterkelders;
4. dat de burgemeester, behalve deze onge
loofelijke niöleioeling, ook nog onrecht deed
tegenover dr. Van 't lloff, die als bacterio
loog, voor den toestand der muren en (lijken
geen verantwoording had, en die ook met
het geval van het zieko kind niets te maken
had, nadat na 2 Doe. behoorlijke maat
regelen tot Jesinfectio waren genomen, en
integendeel in aanmerking nemende de
buitenge .-.ono moeilijkheid van het ontdek
ken van de bacil, voor zijn uit wetenschap
pelijk oogpunt waardevol werk, wat slechts
hoo'i/st zelden aan een wetenschappelijk man
gelukt, moest gewaardeerd worden;
dat veeleer B. on \V. zichzelf moesten
beschuldigen van grove nalatigheid, door
nog eens van den I5;len Febr., toen dr. Van
't Hoff van zijn ontdekking inededooling
deed, tot den Etsten te iruclitcn op oene,
voor h')t gemeentebestuur totaal overbodige
bevestiging van prof. Eijkman, om tot meer
krachtige publicatie over te gaan !
* *
Het bovenstaande, de vorige woek ge
schreven, was reeds gezet, toon ik uit de
dagbladen vernam, dat een vijftal raads
leden van verschillende nuance bij don
Raad een voorstel heeft ingediend, waarbij
de Raad het college van B. en W.
uitnoodigt, naar aanleiding van de zoo/eer gedo
cumenteerde meJedeelingen van dr. Dutilh,
om nu eens precies te vertellen hoe het
met do drinkwaterleiding gesteld is. Het
voorstel zelf *?>' reeds het bewijs, dat ook
deze heeren zooveel tegenstrijdigheid en
zooveel leemten in de me ledeelingen des
burgemeesters hebben ontdekt, dat zij de
verantwoordelijkheid van de zaak
blanwblaauw te laten, niet mee willen dragen.
We wachten. S.
Stemmingen.
Nog zijn a'oon vijf weken verloopen
sinds den aanvang' der vijandelijkheden
tusschen Rusland en Japan, en reeds
bemerkt men, dat dit onderwerp liet
groote publiek tamelijk onverschillig laat.
Ongetwijfeld is dit allereerst hieraan
toe te schrijven, dat voorloopi»' althans
de localiseering vnn den oorlog ver
zekerd, en dus liet gevaar van een
Europeeschen oorlog uitgesloten schijnt. De
naast-betrok keuen bij do netelige
alliantiei quaestiën hebben eonigo rnoeielijke dagen
doorleefd. En de herinnering aan dien
nngstigen tijd zou alleen reeds voldoende
zijn, om hen tot gematigdheid te stommen
in het partij trekken voor of tegen een
der oorlogvoerenden. Hot is zoo als onze
teekenaar het heeft voorgesteld : van alle
zijden komen de mogendheden aandra
gen met de neutraliteits-planken, door
welke de heide kampioenen moeten wor
den opgesloten in hun eigen strijdperk.
/ulk een planken-beschutting, losjes in
een gespijkerd, is zeker slechts een sym
bool van een krachtigeii vestingmuur;
JHHÜI- ook symbolen kunnen hun waarde
hebben, wanneer zij de nitinir zijn van
eon ernstig, gemeenschappelijk streven.
En dat zij dit mogen blijken te zijn,
hopen wij van ganscher harte.
Intusschen kunnen de timmerlieden
van de schutting, als toeschouwers van
de worsteling, hun sympathieën en anti
pathieën hebben, hun favoriet onder de
strijdenden. Algemeen neemt men aan,
dat Engeland houdt" op Japan, en dat
Frankrijk als politiek en financieel
geinteresseerde bij Ilusland'a succes, met
zijn wenschen aan lusland's zijde staat.
Toch kan men ook deze onderstelling
niet als een algemeen geldige beschouwen.
Het antagonisme tusschen Rusland
en Engeland is van ouden datum en
diepgeworteld; men kan zelfs zeggen,
dat het in de laatste jaren voortdurend
sterker is geworden. Maar juist nu blijkt
telkens opnieuw, dat de Engelsche regee
ring in de oogen van de meerderheid
van het Engelsche volk voel te ver
gegaan is, toen het een bondgenootschap
sloot met Japan. Er heeft steeds voor
het gevoel der Engelschen iets kwetsends
gelegen in deze bij traktaat
gesanctionneerde gelijkschatting van het Westersche
en het Oostersche volk, het Europeesche
en het Aziatische ras, en nu heeft men
ingezien, hoe gevaarlijk zulk een politieke
baad kan worden.
De vriendschap tusschen Frankrijk en
Rusland is van veel jongeren datum
dan het bovenbedoelde antagonisme. De
Russen vinden, dat zij aan Frankrijk een
onschatbaren dienst hebben bewezen door
het uit zijn isolement in Europa te ver
lossen, en. de Franschen voelen, dat zij
aan Rusland een maar al te goed
schatbaren dienst deden, door hun spaarpen
ningen tot oen bedrag van ettelijke
milliarden aan de regeering van den ezar
toe te vertrouwen, terwijl Rusland nog
niet den geringsten stap heeft gedaan,
om deFransche vrienden aan hun revanche
te helpen. Zoo is het mogelijk geworden,
dat de stemming in Frankrijk bij dezen
oorlog uiterst kalm is gebleven en dat
zelfs krachtige protesten zijn opgegaan
tegen de gevaarlijke alliantie, welke de
democratische Republiek aan het
Czarenrijk kluistert.
In Duitschhmd is men met uitzon
dering van de hofkringen en van hen
die zich daaraan hot nauwst verbonden
achten, bepaald anti-Rusxisch. Maar
bijna even anti-Eugclsch. Ware dit laatste
niet het geval, dan zou de nationale
sympathie zich zeker geheel tot de Japan
ners wenden; nu doet zij dit slechts in
zeer beperkte mate, eigenlijk alleen als
leedvermaak over de moeiclijkhedon
waarin Rusland is geraakt. Trouwens,
de internationale politiek wordt in
Duitschhmd door de regeering gemaakt";
onze Oostelijke huren hebben sints lang
geleerd, zich hierin te schikken.
Wij noemden hier alleen de mogend
heden, welker houding van het grootste
belang kan zijn voor het verloop dezer
quaestie : Engeland en Frankrijk, omdat
elk van hen geallieerd is met een dor
oorlogvoerende partijen; Duitschland,
omdat het door zijne welwillende neutra
liteit tegenover Rusland voor de regeering
van den czitr een veel grooter vrijheid
van bewoging mogelijk maakt.
Er is in het optreden van Japan tegen
over .het ovcrmaclitige Rusland iets
kranigs, dat bewondering wekt en zeker
sympathie zou verdienen, als het gelijk
liet verzet der Hoercn-Rcpublieken tegen
Engeland kon beschouwd worden als
oene voor het behoud van eigen zelf
standigheid onafwijsbare noodzakelijk
heid. Doch dit kan men in gemoedo
niet verzekeren; veeleer moet men er
kennen, d.-tt bij Japan do eerzucht ccncr
al te snel tot moderne ontwikkeling ge
komen natie een groote factor is. Zoo
? laat hot zich verklaren, dat van leven
dige s\ mpathie geen sprake is.
Doch dat zulk oen levendige sympathie
weinig zou baten, heeft ons do treurige
geschiedenis der .Hoeren-Repnblieken ge
leerd. Er blijft dus niets anders over,
dan te hopen, dat de strijd in het alge
meen belang beperkt zal blijven, on in
't belang dor betrokken partijen van
'korten duur zal zijn.
Hartverhctt'end is die conclusie niet,
maar wanneer heeft de internationale
politiek ooit iets hartverheffends gehad ?
iiiiimiiiiimnimiiii
Muziek in de HooflM
De tweede uitvoering van de
Zaugvereeniging der ..Maatschappij tot bevordering der
Toonkunst/' op 5 dezer, was gewijd aan llector
Berlioz, ter herdenking van zijn honderdsten
geboortediiL' (11 Dec. ISOH). Hoewel bet nu
passender ware geweest om de
Decemberuitvoering aan dit doel te wijden, mag men
bet llestnnv toch dankbaar zijn, dat liet thans
heeft gedaan wat toen nagelaten is.
Als hoofdnummer stond op liet programma
Roméo et.Tuliette" Syniphoniedramatique
avec choenrs, Solos de cbiint et Prologue en
récitatif choral zooals de componist zijn
werk noemt.
Xu is het wel jammer dat hierin do
ziingvereeniging liet leeuwendeel der uitvoe
ring aan bet orchest moest af-itaan, en de
toehoorder zoo weinig gelegenheid beeft van
den sehoonen koorklank te genieten. In zoo
verre waven het Te Deum, dat hier nog nooit
uitgevoerd is, of de Messe des Morts" of
..l'Kiifaiice da Christ" meer geëigend geweest
voor hot koor van Toonkunst. Aan den
anderen kant nr.ig men echter weer ingeno
men zijn niet de keuze van bet werk, daar
men thans wederom eens de gelegenheid
gehad heeft, niet alleen enkele instrumentale
fragmenten, maar het werk in zjjn geheel
te hooren, hetgeen niet gebeurd ia sedert de
Zangvereeniging Excelsior" het in 1891 heeft
uitgevoerd, onder leiding van lienri Viotta.
Roméo et Juliette" neemt een geheel eigen
aardige plaats in onder de werken van Berlioz.
De componist zelf noemt zijn werk symphonie
dramatique". Dit praedicaat nu dunkt mij
niet zeer goed gekozen. Noch op de nummers
van den proloog, noch op de orchestnummers
van het tweede deel kan men het woord
dramatisch toepassen. Alleen het Finale heeft
in zijn bouw en in zijn uitwerking eenigszins
de allures van het slot eener groote opera,
zonder daarbij toch speeiaal te herinneren
aan een dramatisch inoiuent. Een cantate
kan men den Roméo" ook niet noemen.
Het is dan ook het hybridische karakter van
het werk, dat zijn positie in de
muzieklitteratuur steeds eenigszins vreemd heeft doen
zijn en dat ook aanleiding is geweest, dat
het publiek niet gemakkelijk tot een volkomen
genieten van het werk kon komen.
Berlioz ontwierp zijne symphonie drama
tique" in 1829, vermoedelijk bij gelegenheid
van .du uitvoeringen, die door een Engelsch
tooneelgezelschap, waarbij zijne eerste liefde,
Henriette Smithson geëngageerd was, gegeven
werden. In 1838 echter heeft de meester
zijn werk eerst voltooid, na in dien
tusschentijd de symphonie phantastique", de
Messe des -Morts", de symphonie Harold ea
Italië" en nog andere werken gecomponeerd
te hebben.
??Roméo et Juliette" is opgedragen aan
Paganini.
liet is bekend dat deze den meester na
het aanhooren der Harold-symphonie om
helsde ten aanschouwe van het publiek en
hem den volgenden dag een cheque zond
van fr. 20.000, met een brief, beginnende:
Beethoven spento, non c'era clie Berlioz, che
potesse farlo rivivere". Volgens het tekstboek
zou Paganini zulks gedaan hebben op aan
raden van een zijner vrienden, Jules Janin,
met de bedoeling het vertrouwen te her
winnen van het publiek, dat verstoord op
hem was, wegens zijn weigering om op een
liefdadigheidsconcert mede te werken. Hier
mede strookt niet het verhaal dat Ferd.
Hiller geeft van dezöepisode, 1) volgens
hetwelk hij (Hiller) van Rossini de toedracht
als volgt hoorde verklaren.
Armand Sertin, der reiche und machtige
Bositzer des Journal des Débats hatte von
Berlioz selbst von der fanatischen Begeisterung
des berühinten Geigers gehort und machte,
da er den genialen Componisten liebte,
Paganini den Vorschlag, sich, ohne Unkosten,
als SJpender der gemmnten Suiiuae zu be
kennen. Paganini that wie von ihm verlangt
warde. Ist es denn wahr, sicher, möglich,
glaublich ?" frug ich Rossini. I c h w e i s s
e s", erwiderte der «Maestro, mit dem festen
Ernste, der ihm nicht minder wohl anstand
als der gcberzendo Humor, m dem er sich
meistens genei. Kein Zweifel, dass diese
Thütsache iiocb manehen Andereu bekaimt
war Andere mogen sic bezweifeln ich
bin von ihrer Wahrheit berzeugt".
Hoe dit nu ook zij, als zeker mag wel
aangenomen worden dat Berlioz steeds Paga
nini beschouwd heeft als de milde schenker
van een som, die hem in staat stelde zich
gedurende eenige jaren te onthouden van
journalistieke!! arbeid en uitsluitend voor
zijne compositiën en voor de uitvoering
daarvan te leven. Zijn dankbaarheid was dan
ook groot en de opdracht van Roméo et
Juliette" aan Paganini mag dan ook als een
acte van erkentelijkheid beschouwd worden
tegenover den beroemden violist.
Na een introductie voor orchest, waarin
het bewegelijke motief van den strijd meer
nog de aandacht trekt dan het recitatief van
de koperen instrumenten (de prins) wordt
door een klein koor de proloog gezongen.
Deze is verdeeld in drie fragmenten. Tusschen
de eerste twee ontmoet men in het orchest
het motief van het feest bij de Capnlets",
tusscheii beide laatste de mooie en dankbare
solo voor alt premiers transports".
In liet Scherzetto wordt de figuur van Mab
beschreven, door Mercutiu (een tenor-solo)
e u liet kleine koor, daarna treden eerst de
hoofdpersonen uit het werk op.
Berlioz heeft in dit eerste gedeelte ons
reeds kennis doen maken met de voornaamste
motieven van zijn opus 17; bovendien zegt
hij in de voorrede zijner partituur dat de
proloog dient a l'exemple de celui du drum e
de Shakespeare lui mème, d'exposer l'action".
/eer interessant is oveiigens dio voorrede,
Berlioz geeft daarin een verklaring van de
motieven, die hem er toe gebracht hebben,
aan de nionschelijko stem wél over te laten
het inleiden van de dingen en gebeurtenissen
die hij met zijnmu/.iek wil schilderen, eehter
niet die dingen zelve, doch deze aan het
orchest toe te vertrouwen. Hij zegt: les
raisons en sont nonibreuses et faciles ;\ saisir.
C"os t d'abord, et ce motif seul snllirait a la
justiiïcation de Puutcur, pareu qu'il s'agit
d'une gymphonie et non d'nn opéra. Ensuite
les duos de cette nature (hij meent, de duos
| d'amonr) avant tétraites mille ibis
vocalei ment et par les plus grands maitres, il tait
j prudent autant qne curieux de tenter un
autre mede d'exprefsion. C'est anssi parce
que la snblimitéméme de eet amour en
rendait la peinture si dangereuse pour Ie
musieien, qu'il a du donner a sa fantaisie
mie latitude qne Ie sens positif des paroles
ehantées ne lui eüt pas laissée, et recourir
a la laiigue instrumentale, langne plus rielie,
plus variée, moins arretée, et par pon vague
mème, iiieoniparablement plus puissante en
pareu cas".
Jülen moet met deze meening zeer zeker
rekening houden, bij bet aanhooren van
dit werk.
liet tweede deel Roméo senl
TristesfeC'oncert et Bal Grande Fète ehez Capulet"
kenmerkt zich reeds dadelijk door eon rijke
vindingskracht, door een meesterlijke instru
mentatie, welke zich niet alleen openbaart
in een schitterenden klank, maar ook in
allerlei mooie finesses bij de aanwending
der afzonderlijke instrumenten; voorts in een
zelfstandigheid der stemvoering, welke den
meester in staat stelt op de meest onge
zochte wijze de beide hoofdthema's uit dit
deel samen te voegen, hetgeen bij noodig
oordeelde in zijn partituur aan te teekenen
met de woorden .,Rcnnion des deux Thènies
du Largbetto et de l' Allegro."
Het derde deel doet ons na een korte
stenimiiigsvolle inleiding pppp voor het
orchest een alleraardigst koor hooren uit de
verte, waarin de gasten van het feest van
Capulet, van elkaar afscheid nemen, elkaar