Historisch Archief 1877-1940
N°. 1395
DE AMSTERDAMMER
A°. 1904.
WEEKBLAD
NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/»
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 20 Maart.
Advertentiën van l?5 regels / 1,10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLt1 MOSSE te Keulen en duor alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
I W H O 17 J>:
VAN VEERE EN VAN NABIJ: N» het
hoogeronderwjjs-debat. Ons belastingstelsel, de draag
kracht der belastingbetalers, en het nieuwe tar.ef
invoerrechten, door J. J. B. De koelie-schan
dalen. Ozon-drinkwater, door dr.G.W Brninsma.
De drinkwater-kwestie te Eotterdam, door 8. Het
Damplein , SOCIALE AANGELEGENHEDEN :
Vermindering van den arbeidstijd voor vrouwen
in de teitiel-mlverheid, door mr dr. H. B.
Veldman KUNST EN LETTEREN: Mnziek in
de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Voor werk
plaats en school, door J. B Houkelom, beoordeeld
door E. W. P. Jr. Christelijke Poëzie, van
Sjoerd Anema, beoordeeld door D. Jaarsma
Geen gelukkige inkleediug, door F. J. van
Uildriks. Een boek van prof. Metchnikoff,
door dr. J. J. van Loghem. -- Over openbare
Volksbibliotheken, (ingez.), door B. Bymholt.
RECLAMES. VOOB DAMES: De Vereeniging
ter behartiging der belangen van jonge meisjes en
het congres voor kinderbescherming, II, (slot), door
JohauuaW. A Naber. Helen Keiler, door M G.
Be moderne vronw in Japan, door v. O. - Allerlei,
door Caprice. ? De Toevlucht voor Behoeftigen"
op de Passeerdergracht. door J. v. M. Jong
kind-tentoonstelling by Preyer, door J. W. N.
Ueber Ton-Bhytmik und Stimmenführing, van A.
J. Polak, beoordeeld door E. Brandsma FEUIL
LETON : De grot van Genoveva VI, van Clara
Viebig, door M v.O. DIT DE NATUUR: LVII, door
E. Heimans FINANCIEELE EN
OECONOMI8CHE KEONIEK, door D. Stigter. SCHETSJES:
Het is verboden, door Felix Franz. Gemoedelijk
schreven van Waterpasman aa-n Hellingman.
DAMBDBBIEK, SCHAAKSPEL. - ADVER
TENTIËN.
Na het hooger-onderwijs-debat.
Eindelijk, na ruim drie weken er aan be
steed te hebben, heeft het parlement het
Hoogeron derwij s-wetsontwerp afgehan
deld; nu nog n dag voor de tweede
lezing, en men zal weten, welke de cijfers
der partijstemming zijn.
.Indien men iemand met het einde der
debatten geluk mag wenschen, dan zeker
Kuyper.
Welk een gevoel van verlichting en
opluchting moet het voor den Minister
zijn, nu eens niet meer allerlei
bedenkeeltjes te zoeken, om zich los te praten,
als hij zich had vastgewerkt.
Kuyper is een knap man; hij staat in
het debat voor niets. Hij weet altijd raad.
Dat is voor iemand, wien er nu minder
aan gelegen is, hoe hij er komt", een
geluk.
Maar voor een Christen-staatsman ?
Voor iemand die geen seconde mag ver
geten, dat hij in den dienst zich bevindt
van God den Heere?
Een die zich geroepen acht de natie
door woord en daad, ook door de instel
lingen die hij verdedigt, op te voeden in
de Waarheid, groote keur.
Ach, wat wordt dat altijd raad weten"
dan een ongeluk!
We wezen er in ons vorig artikel reeds
op, hoe Kuyper, nu de dominees kwamen
dreigen, dadelijk gereed was hen te ant
woorden : maar lieve broeders, ik beloof
H heel graag ook een hervormde
alias : een staats-theologische faculteit
die ligt voor mij, als doleerende en als
vader van. de Vrije Universiteit, volstrekt
niet buiten mijn lijn!
Foei, welk een vernedering voor een
man, die zich zelf steeds als een princi
pieel strijder den volke heeft voorgesteld;
maar ook welk een houding van een
Minister, die, ware hij overtuigd vaa het
recht der predikanten op vervulling van
hun eisch, dan het onrecht, als kende hij
het niet, liet voortduren, en alleen ging
zorgen voor de belangen van zijn Vrije
principieele, d. i. dogmatische, Univer
siteit !
Zoo heeft de heer Kuyper het
geheele debat door altijd maar raad ge
weten, en hoe verder de discussie vor
derde steeds meer. De laatste dag was in
dit opzicht nog opmerkelijker dan een
der vorigen. Nu viel hem b.v. in, dat de
?100,000 in 25 jaar aan een dogmatische
universiteit uit te keeren, niet oorspron
kelijk bedoeld was als een subsidie, om
de instelling mogelijk te maken, maar
om haar een steuntje te geven, tegen
over de bijzondere leerstoelen, die aan de
Universiteiten kunnen worden opgericht;
en vervolgens kinderachtiger kon het
onder groote mannen toch wel niet
werd dat woord subsidie door tegemoet
koming" vervangen, opdat de
partijgenooten, die uit beginsel tegen een subsidie
voor een dogmatische universiteit waren,
toch met een gerust geweten konden
vóórstemmen. En als er dan nog vrienden
mochten zijn, die een Universiteit met
slechts drie faculteiten een te povere in
stelling meenden te moeten achten,om haar
het promotie-recht met den effectus civilis
te verleenen, welnu, wat nood! Ook daar
wist Kuyper raad, en hij gaf de fameuse
wijziging, dat zulk een dogmatische Uni
versiteit na 25 jaar het bestaansrecht
zou verliezen, indien zij niet vier, en na
50 jaar, indien zij niet vijf faculteiten
vertoonde, ieder met minstens ... drie
professoren.
Blijf daar nu eens ernstig bij. Een
man als Kuyper, die in een wet over 25,
ja zelfs over 50 jaar later handelt, en
dan over een medische faculteit... met
minstens drie professoren!
Aan de politiek is allicht een vieze,
of laat ons liever zeggen, onfrissche kant,
ook naar Kuyper's meening; maar indien
de leider van de Christelijke politiek ten
onzent, deze zijde zoozeer in het oog doet
vallen, als bij het nu geëindigd
Hoogeronderwijs-debat het geval was, dan is de
vraag toch geoorloofd, of het niet
wenschelijk moet heeten Christendom en
politiek voor goed te scheiden; en ook, of
niet juist voor de Christelijke politiek,
die man het gevaarlijkst is, die altijd
raad weet." Maar het schijnt wel, dat
hoe hooger men in 't anti-revolutionnaire
kamp staat, hoe gemakkelijker men dien
onfrisschen kant nadert; Immers, moest
men bij deze gelegenheid kiezen tusschen
Kuyper en Lohman, dan zou het nogal
bezwaarlijk zijn dezen of genen als den
matador aan te wijzen. Lohmau met zijn
speech tegen de Vrije Universiteit, en zijn
belofte, om toch voor den effectus civilis
te stemmen; Lohman niet zij n principieel
verzet tegen het verleenen van subsidie
aan de dogmatische hoogeschool, en toch
bereid een ton daarvoor te bestemmen;
Lohman, die ten slotte met een motie
komt om den effectus civilis aan 't staats
examen te verbinden, maar die motie
dadelijk laat wegschuiven, om toch maar
't met den effectus civilis te stellen ...
hoe moeten deze twee heeren elkaar aan
kijken, als zij eens in een apartje elkander
gelukwenschen met het succes hunner
samenwerking" bij dit stukje politiek,
ter verhooging ,"an het nationaal chris
telijk bewustzijn! Waarlijk, dezen beiden
coryfeeën, die altijd raad weten", zal
het een heerlijk vooruitzicht zijn, dat er
binnen zoo korten tijd nu een
Paaschfeest komt, hetwelk hun de gelegenheid
geeft, zich eens danig op te frisschen van
de onfrissche politiek. Een reisje samen,
waarheen dan ook, zal hun goed
doen, en zij hebben 't verdiend.
Tot dusverre waren er twee zaken,
waarover de heeren Kuyper en Lohman,
bij hun gemeenschappelijk
antirevolutionnair zijn, de stilzwijgendhcid liefst zagen
bewaard. Hun eendrachtig wandelen in de
Nieuwe Kerk, en hun tweodrachtig han
delen in de Vrije Universiteit. Toen v. d.
Vlugt 't laatste in herinnering bracht,
sprak Kuyper zelfs van een nagel, die
een roof zou trekken van de oude wond.
Bij deze twee gebeurtenissen, is met de
behandeling der Hooger-onderwijswct,
een derde gekomen, die de beide heeren
't heeft wel iets van een hemelsch
bestel nu tweedrachtig-eendrachtig"
te samen deed treffen. Welnu, ons zou
het geenszins verwonderen, of de tijd is
niet ver meer, dat deze derde actie, deze
coöperatie op dolcorenden grondslag, door
Kuyper en Lohman zelf van harte gaarne
vergeten zal worden, en dat zij ieder,
die er aan durft te herinneren, verdenken
zullen van een aanslag te bedoelen op hun
eere. Want men behoeft, onder de huidige
politieke constellatie, niet te hopen op een
openlijke bekentenis van teleurstelling en
ergernis in het coalitie-kamp; maar dat
ook onder de partijgenoóten van het
Kabinet,velen zullen gevonden worden, die
van weerzin vervuld x.iju door zulk een
politiek gescharrel, ter meerdrc eere
Grods", wie zou het kunnen betwijfelen,
die aan de ingeschapen waarheidsliefde
van zijn medemeusch gelooft?
De liberalen de oppositie in 't al
gemeen zijn in hun houding door ons
geenszins bewonderd.
Zij begingen o. i. een fout, die zich
wreken zal.
Zeker kan de Eerste Kamer onmogelijk
een ontwerp worden aangeboden, dat door
de niet-kerkelijke loden met meer recht
te verwerpen is.
Het is haast niet te denken, dat, zooals
het wetsontwerp nu daar ligt, het door
eenig lid van de minderheid in de
Tweede Kamer, of door eenig lid van de
meerderheid in do Eerste Kamer, kan
worden goedgekeurd.
Daar bestaat dus alle kans, dat het
vooreerst niet wet zal worden.
Zoo kan deze quaestie aangaande
den effectus civilis, die hoofdzaak, eene
zijn, die direct of indirect der natie ter
nadere overweging wordt opgedrongen.
Eene vraag, voor het overgroote doel
des volks, zeer moeilijk, om er zich een
oordeel over te vormen.
Verwerpt nu de Eerste Kamer dit ont
werp, dan heeft de meerderheidspartij dit
vóór, dat zij met volle recht kan zeggen,
de tegenpartij heeft geen enkele poging
gedaan, om een onbillijkheid, die tegen
over het bijzonder Hooger onderwijs be
staat, op te heffen. Achtte zij den effectus
civilis iets te veel, dan zou zij zich toch
bereid hebben moeten toonen de onbillijk
heid op audere wijs uit de wereld te
helpen. En juist over dit deel der quaestic,
de .billijkheidsvraag, zal de menigte wel
een oordeel hebben. Deze zij van de zaak
te willen verduisteren, het helpt niet.
In die richting te gaan... maakt altijd
zwakker.
Hoe sterk hadden de anti-kerkelijken
kunnen staan als zij tegenover Kuypers
foutieven opzet en verweer een echt
vrijzinnig standpunt hadden ingenomen.
Maar ach, die illiberale zorg voor zekere
belangetjes!
Ons belastingstelsel, fle flraaitaclit oer belas
tingbetalers, en iet D? tarief in wrecbteD.
In 1900 werd door mij in de Vragen des
7'tjds berekend, welk deel van onze Rijks
belastingen, inclusief opcenten, werd betaald
door de arbeidersklasse, wat door don mid
denstand, en wat door de rijken. Daarbij
werden beschouwd:
als arbeiders, kloste A zij, die beneden ? 800
inkomen of ?16,000 vermogen hebben;
als middenstand, klasse M zij, die van ?800
?5000 inkomen of ? 10,000 ?100,000 vermo
gen hebben;
als rijken, klasse Ji zij, die meer dan ?5000
inkomen of ? 100,000 vermogen hebben.
Hiervan is (behalve voor het personeel)
gebruik gemaakt van de Jaarcijfers" 1896.
Daar ons belastingstelsel, uitgenomen juist
wat de invoerrechten betreft, die elk jaar
meer zijn gaan opbrengen, sinds dien niet
noemenswaardig is veranderd, kunnen deze
cijfers zeer goed gecombineerd worden met
die van de Invoerrechten voor 1902,
Vooraf werd berekend, dat behooren:
tot klasse A: 4,220,000 personen met gemid
deld per gezinshoofd ?500 inkomen;
tot klasse M: 660,000 personen met gemid
deld per gezinshoofd ?1845 inkomen;
tot klasse R: 55,000 personen met gemiddeld
per gezinshoofd ? 14,000 inkomen;
en het resultaat was dat
klasse A betaalde totaal ? 45,900,000
M 35,900,000
R i, 20,800,000
In getalsterkte verhouden zich de klassen
A, M en E dus tot elkaar als $0 : 12: 1.
Deze cijfers dienen wel even opgehaald
te worden. Zo moeten en dat geldt ook
voor de thans volgende zeer voorzichtig
gehanteerd worden, wat ze trouwens niet
alle cijfers gemeen hebben. Het was echter
alleen de bedoeling, te bewijzen, (Jat de
arbeidersklasse te veel betaalt in verhouding
tot deti middenstand, en deze weer te veel in
rei-houding tot de rijken. Alle ramingen nu
zijn voorzichtig gedaan en ongunstig ten
opzichte van de te verkrijgen conclusie. De
cijfers mogen dus al niet juist zijn, ze zijn
te beschouwen, althans voor klasse A, als
minima, /e zijn trouwens, voor zoover mij
bekend, nooit weersproken.
Dat de arbeidersklasse to veel betaalt,
ligt niet aan de directe belastingen, die
men ziet, maar aan de indirecte, die men
niet ziet.
Nu we een nieuw Tarief Invoerrechten
krijgen, dat 9 millioen meer dan het oude
zal opbrengen, ligt het voor de hand, d;it
do zwakkere schouders betrekkelijk nog
meer zullen moeten dragon. Dat i* bijna
niet te vermijden, al moet dadelijk erkend
worden, dat het ontwerp oen aantal artikelen
ran algemeen gebruik opzettelijk niet, of
niet te zwaar, treft», .
Van deze gelegenheid maakte ik gebruik,
om de 15 millioen, die in ons land aan
gemeentelijke l «komstenbelastingen worden
betaald, over de drie klassen te vordoelon
en in de berekening op tt» nemen. Deze
loopt daardoor nu over 126 van de 147
millioen, die in ons land door liet belasting
betalende publiek worden opgebracht. De
zegel- on registratie belasting vallen er
buiten, omdat daarop hoogst moeilijk peil
is te trekken intusschcn, kon men ook
die over de drie klassen verdeden, dan zou
de conclusie al heel weinig verzwakt, mis
schien tiog wel versterkt worden.
Bij de gemeentelijke inkomstenbelastingen
moet men rekening houden met het verschil
tusschen platteland, kleine en groote steden
(boven 50.000 inw.). De laatste brengen het
leeuwendeel op: 8 van de 15 millioen, of
schoon ze maar ruim % van de bevolking
van ons land tellen. Een zelfde inkomen is
natuurlijk meer waard in een kleine dan
in een groote stad. De verdere berekening
zal den lezer wel niet interesseeren, maar
het resultaat was, dat:
klasse A aan de gemeenten betaalt ? 1,678,000
M ., ., '?7,455,11(10
,, H ,, 5,767,000
De middenstand wordt dus door deze
belastingen het zwaarst getroffen.
\Vat nu liet nieuwe tarief' invoerrechten
betreft, wanneer men bedenkt, dat het 445
posten telt, dan volgt daar al uit, dat men
onmogelijk voor al die artikelen zou kunnen
ramen, hoeveel de drie klassen daarvoor
aan de schatkist offeren. Om bijv. te
beoordoelen, of de arbeiders meer buiten- dan
binnenlandsch aardewerk gebruiken, of zo
Hollandsche of andere kaas eten,
buitenof' binnenlandsch leer aan hun schoenen
hebben, daartoe diende men wel de ervaring
van een twintigtal handelaars, gecombineerd
met die van een tiental huismoeders te
bezitten.
Wie dan ook een eenigszins nauwkeurige
becijfering zou willen maken, met behulp
vau arbeidersbudgets enz. die zou al spoedig
op zooveel onberekenbare factoren stuiten,
dat hij er wanhopig het bijltje bij moest
neerleggen.
Ik heb dus eenvoudig de invoerrechten
over de drie klassen verdeeld, in verhouding
tot het aantal gezinshoofden in elke klasse,
maar zoodanig dat een persoon uit den
middenstand wordt gerekend ZES maal, en
een uit klasse R ACHT maal zooveel invoer
recht te betalen als een uit klasse A.
Dat dit zér ongunstig gerekend is, en
dat de zoo verkregen cijfers nu wel niet
sterk spreken, maar dan ook als minima
vaststaan, is gemakkelijk te begrijpen.
We vinden bijv. in het nieuwe tarief be
last : geëmailleerd keukengerei, runder- en
seliapenvet, sukade, sinaasappelen, krenten
en rozijnen, schoen werk en tabak, alles
artikelen van algemeen gebruik. Paarden
zullen bij invoer f 10 betalen, wat ook geldt
voor paarden, ter slachting ingevoerd. Dat
recht zal werken als een soort
aanvullings-aecijns op het geslacht voor de armen
in de groote steden.
De opbrengst der invoerrechten verdeelen
we dus over klasse A, M en R in verhou
ding van 80 X l tot 12 X 6 tot 1X8.
Kr blijkt dan, dat
klasse A zal betalen ?9,500,000
M 8,550.000
R 950/JOO
Om nu nog ten overvloede aan te toonen,
dat dit zeer ongunstig is gerekend ten
opvan de conclusie, waartoe we zullen komen,
het volgende :
Manufacturen en kleederen brengen op
dit oogenblik aan recht op: 2,5 millioen,
de opbrengst zal + 5 millioen worden.
fu zijn er in ons land l millioen arbei
dersgezinnen, (klasse A) wier gemiddeld
inkomen ik stel op ?450. Aannemend dat
ze daarvan 14 pCt. aan kleeding besteden,
en dat daarvan weer de helft uit
buitenlandsch goed is gemaakt (dit alles is waar
schijnlijk te laag geraamd), dan geeft klasse
A aan buitenlandsche manufacturen uit 31
millioen, waarvoor 3 millioen recht is be
taald, dus 3/j van het totaal voor manu
facturen.
Jfemen we verder petroleum. Uit de ar
beidersbudgets, in 1891 door het Statistisch
Instituut" uitgegeven, is te berekenen, dat
naar matige schatting een arbeidersgezin
jaarlijks 130 K.G. petroleum gebruikt, waar
voor ' dus ?0.975 recht wordt betaald. (In
de memorie van toelichting wordt dit be
drag hooger geschat). De een millioen ar
beidersgezinnen zullen dus voor hun licht
ongeveer ?975,000 betalen van de ? 1,315,000
die de post petroleum zal opbrengen, dus
ruim 9/i:i.
Orn tot een eind te komen, het resultaat
is, dat na de invoering van het nieuwe
tarief', en inbegrepen de gemeentelijke in
komstenbelastingen : in (Ie directe
rijksprovinciale- en gemeente-belastingen zal
betaald worden.
door klasse A ? 7,592,420
M ., 28,737,400
R 20,553,040
en in de indirecte
door klasse A ?42,072,200
M 19,368,540
R 2,408,220
totaal door
klasse A f49,664,680
M 48,105.940
R 22,961,260
Dat is in percenten van het gemiddelde
inkomen;
door een gezinshoofd uit klasse A 9,55 pCt.
-, M 20,20
& 11.90
Deze percenten geven echter geen zuiver
beeld van den toestand. Er is een zeker
inkomen, waarvan niets gemist kan worden;
dat een bexta«nxMini>num is. Daarvan mag
geen belasting worden geheven, dat is wel
een eerste beginsel van de nieuwere weten
schap der belastingen, en evenzeer een eerste
eisch van rechtvaardigheid.
Stellen we dit ininimum-inkoinen op ? 400
(een cijfer, dat toch werkelijk niet te hoog
is) dan betaalt.
kl. A van hare f 100 surplus-ink. 47,3 pCt. *)
., M ',. 1045 27,9
,, R ., ., 13,600 12,3 ,,
Dat de verkregen cijfers, wat de wanver
houding tusschen het betaalde door klasse
A en door klasse R betreft, nog maar
minima zijn, volgt nog hieruit:
We namen voor het gemiddeld inkomen
der arbeiders /'500. Dat is echter te hoog.
Men bedenke, dat bij de nationale werk
gevers-verzekeringsbank" 80000 arbeiders
verzekerd zijn naar een gemiddeld inkomen
van /'3Ï5. Daarbij zijn niet de nog lager
betaalde landarbeiders. Men ziet met een
oogopslag dat de cijfers nog heel anders
zouden worden, als we bv. ?450 namen als
gemiddeld inkomen, en daarvan 400 af
trokken.
Daarentegen, wie meer dan ?5000 inko
men heeft/hebben we tot de rijken" ge
rekend. Maar velen zullen die grens
bospot*) Zonder het Gedistilleerd zouden de
cijfers zijn voor klasse A 24,3 pCt.
M 2G,7
K 12,2
telijk laag noemen hadden we ?10000
genomen, ook dan zou het resultaat er
heel anders uit zien.
Was het, tot versterking der middelen,
bepaald noodig, tot een verhooging van de
indirecte belastingen over te gaan ?
Zonder tot een volledige beantwoording
van die vraag over te gaan, zijn een paar
zwakke punten in ons belastingstelsel toch
gemakkelijk aan te wijzen.
Wij hebben een gesplitste inkomsten
belasting voor het Rijk, waarvan de uit
voering aan twee verschillende ambtenaars
corpsen is opgedragen. Daarnaast hebben
de gemeenten hun hoofdelijken omslag naar
het inkomen. Er wordt (het moet voor een
leek eigenlijk wel curieus zijn) dus dubbel
of driedubbel werk gedaan. Eigenaardig is
daarbij, dat de rijksambtenaren wel inzage
mogen nemen van de gemeentelijke kohie
ren, maar niet omgekeerd de gemeente
ambtenaren van de kohieren der
bedrijfsbelasting wat ieder rechtgeaard gemeente
ambtenaar met verontwaardiging vervult.
Het is bekend, hoe de heer Raadt indertijd
heeft berekend, dat de gemeente Amsterdam
over 25 millioen inkomen mér inkomsten
belasting heft dan het Rijk in die gemeente
waaruit hij terecht afleidde, dat ervoor
het Rijk vrij aanzienlijke bedragen moeten
verloren gaan.
Overigens is het percent vooral van de
vermogens-belasting zeer matig.
Onze successie-belasting is in de rechte
nederdalende lijn maar n percent (38 op
centen). Daarbij is ze niet progressief, wat
bv. de Fransche en de Kngelsche belastin
gen wel zijn.
Werd débelasting in de rechte lijn 3 pCt.
(nog zeer matig) dan zouden daardoor 5
millioen meer opgebracht worden.
Een speciale belasting op het bezit in de
doode hand ontbreekt nog steeds.
J. J. B.
De koeli schandalen.
"V oor hen, die kennis genomen hebben
van hetgeen, naar aanleiding van Mr. v. d.
Brand's brochure De millioenen van Deli
in de pers, en ook in ons blad, is ge
schreven, zal het aangenaam zijn te ver
nemen, dat het rapport van Mr. hemrev,
uitgebracht, als gevolg van zijn, hem door
de Regeering opgedragen, onderzoek naor
de toestanden ter Oostkust van Sumatra,
aan den Minister van Koloniën is opge
zonden.
De resident te Medan heeft een afschrift
van dat rapport ontvangen. Zoowel do
Sumatra-Post als de Deli Ct. kunnen
mededeelen, dat de gevolgtrekkingen,
waartoe Mr. Rhemrev komt, niet zeer
gunstig" of vrij ongunstig" ten aanzien
van de planters luiden.
Ozon-dri nkwater.
Het ongelukkig voorval met de drink
waterleiding te Rotterdam heeft veler
gemoederen wakker geschrikt en het
vertrouwen geschokt in iedere leiding,
waarbij niet met zekerheid en van te
voren de onschadelijkheid van het water
kan worden vastgesteld. Het spreekt van
zelf, dat de mogelijkheid tot het ver
krijgen van Ozon-water zich onder deze
omstandigheden opnieuw en met kracht
op den voorgrond heeft gedrongen. Bij
deze methode van waterzuivering toch
heeft de ondernemer het in zijn macht
alle ziektekiemen, die uit welke oorzaken
ook in de prise d'eau of in de filters
mochten geraken te vernietigen en ook
dan haar voortbestaan in het water
onmogelijk te maken, wanneer zij aa»
voorafgaande onderzoekingen van het
water mochten zijn ontsnapt. De gewone
darnpkringslucht, waarvan de zuurstof
door electrische ontladingen iu Ozon is
omgezet, verkrijgt zeer sterke bactericide
eigenschappen en het is voldoende deze
omgevormde zuurstof in genoegzame
hoeveelheid met het water in innige aan
raking te brengen om het voortbestaan
van alle bacillen, van welken aard ook,
onmogelijk te maken.
Dit verschijnsel was reeds vele jaren
lang genoegzaam bekend en bestudeerd,
de mooielijkheid lag alleen in de om
standigheid om deze electrische ontla
dingen te doen plaats vinden op de
wijze van zoogenaamde pluimontladingen,
met vermijding van vonk- en
vlamontladingcu; omdat de eerste alleen de
beoogde werking in voldoende mate te
weeg brengt zonder te groot verlies aan
electriciteit, die nutteloos te loor gaat.
Toen ook dit weldra gevonden was,
moest nog eene methode worden ont
dekt, die bruikbaar was voor de praktijk
niet alleen, maar ook goedkoop genoeg
om den prijs van het drinkwater op
groote schaal niet te veel te verhoogen.
Xa tal van proefnemingen in het
binnen- en buitenlanden waaraan schatten
zijn ten koste gelegd, is dit thans gelukt
en de Ozon-drinkwater installatie te
Ginnckeu, bij Breda, zooals zij thans is
tot stand gekomen, heeft een antwoord