De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 20 maart pagina 2

20 maart 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No. 1395 gegeven op alle vragen, die nog te doen waren. De vorige maand werd de inrichting voor iet eerst in werking gesteld in tegenwoordigheid van dea Hoofdinspec teur eter Volksgezondheid te 's Hertogenbosch en van de leden der Gezondheids commissie voor Ginneken e. O.; de leiding is bestemd voor de levering van 3000 kub. M. water per etmaal, doch voors hands slechts ingericht voor de helft dier hoeveelheid, omdat aanvankelijk de behoefte der bevolking daaraan genoeg heeft. Het water der rivier de Mark" wordt na snelle zandfiltratie opgepompt en in de cylindervormige reservoirs in den toren zoo innig met ozon vermengd, dat alle voortbestaan van organische stoffen van welken aard ook onmogelijk wordt. Een eigenaardig voordeel van het ozonsysteem boven elke andere wijzen van waterzuivering is nog, dat van te voren kan worden bepaald hoeveel ozon noodig is om het verontreinigde water te zuiveren. Bij eenvoudige zandfiltratie zal weliswaar ook de graad der onzuiverheid van het water der prise d'eau den meer of minderen duur en de intensiteit bepalen, waarmede de zandfilters moeten werken, maar constante verhoudingen zijn moeielijk vast te stellen. Bij de ozonzuivering kan worden nagegaan hoeveel onzuivere bestanddeelen vernietigd worden door het invoeren van bepaalde hoeveelheden ozonlucht en kan men de zekerheid verkrijgen van algeheele ver nietiging, wanneer slechts zorg wordt gedragen, altijd iets te veel ozon door het water heen te voeren. Ifu de eerste complete inrichting op groote schaal is tot stand gekomen, is het gebleken, dat zelfs deze overmaat van ozon, die voor de zekerheid der reiniging wenschelijk is, de kosten niet bezwaart. De prijs van het drinkwater wordt bij oordeelkundige aanwending van ozon slechts met de fractie van een cent per kubiek Meter verhoogd boven hetgeen thans voor leidingwater op de meeste plaatsen moet worden betaald. Heeft men dan ook al vele jaren lang het ozonwater als het leidingswater der toekomst bestempeld, toch stuitte men tot heden steeds op praktische be zwaren; nu het bewijs geleverd is, dat deze te overwinnen zijn, staat niets de verdere toepassing in den weg. Toen wijlen Tindal bij Parijs zijn wel geslaagde proefnemingen deed met de nieuwste ozon-installatie, die een produc tievermogen bezat van 9000 kub. M. drinkwater per etmaal en die alleen ten gevolge van financieele moeielijkheden geen voortgang hebben gehad, schreef het Journal des Débats op 6 Aug. 1896 aan het slot van eene warme aanbe veling dezer methode: Nous pourrons dans quelque temps, goilter Ve.au ozonisée et juger nous-mêmes de l'efficacitédu tratteinent lectrique. Il va de soi que qui peut Ie plus, peut Ie moins", et qu'il faut s'attendre a voir pénétrer aussi dans les nwisons particulières Vozoniseur domestique. On prendm Télectriciténécessaire au réseau lectrique de la rue et, en quelqufs minutes, Vozoniseur transformera T eau cnargée de microbes en eau excellente. Et voiiïi comment Tozone, dont on parlait si pau, est appeléu avoir une brittante destinée et comment notre génération aura assktéa la grandeur et a la décadence der fcltres. Zoover is het nu nog wel niet, dat in ieder huis aan den watermeter een ozonapparaatje kan worden aangebracht, dat aangesloten aan een electrische centrale het water uit een leiding afkomstig van mogelijk achtergebleven bacteriën vrij maakt, maar toch mag deze mogelijkheid in de toekomst niet worden ontkend en dank zij de thans in ons land door de hierboven aangegeven drinkwaterleiding te Ginneken verkregen resultaten, is proefondervindelijk en op groote schaal bewezen, dat iedere gemeente in staat is absoluut zuiver en niet te duur drink water te verkijg'ren. Tot geruststelling van enkelen, die, zooals een vegetariër op het laatste Nederlandsen hygiënisch congres, beducht zijn, dat achterblijvende ozon in het water de spijsvertering zou kunnen benadeelen, of anderen, die vreezen voor aantasten van de loodsoldeeringen der leidingbuizen door deze actieve zuurstof, kan worden medegedeeld, dat de overmaat van Ozon, die voor de zeke.rheid der werking wenschelijk is, onmiddellijk uit het water verdwijnt bij het aftappen. Dr. G. W. BRTJINSMA. NOT A. uu de ozondrinkwatervoorziening zich on getwijfeld van Nederland uit zal verspreiden, is het wenschelijk het aandeel en de verdieasten vast te stellen van allen, wier namen ' in ons land met deze uitvinding en haar exploitatie gemoeid zijn, zooals dit uit vol komen zekere bron kan geschieden. Irr het jaar 1893 is de heer Sehneller, toenmaals te Keulen woonachtig en onder wiens onmiddellijk toezicht de geheele in richting te Ginueken thans is tot stand ge komen, op aansporing van den heer Tindal naar Holland gekomen, om te Oudshoorn de sterilisatie van water door ozon praktisch in werking te brengen. Reeds 6 a 7 jaren lang had dezelfde heer Sehneller zich bezigge houden met dit procédéen met de toepas sing van ozon voor andere doeleinden. De ozonisatie van water wasvoor hem reeds lang tot klaarheid gekomen, doch de middelen voor practische toepassing ontbraken hem, waarom hij het aanbod van deii heer Tindal volgaarne aanvaardde, die deze middelen te zijner beschikking stelde. Tengevolge van allerlei omstandigheden, die echter met de methode niets te maken hadden, vlotte de zaak minder gemakkelijk dan de uitvinder gemeend had te mogen ver wachten. Intusschen was op aanwijzing van den heer Tindal in 1895 de heer Vosmaer insgelijks aan de inrichting verbonden en vertrok deze mede naar Parijs, waar de Commission de l'hygiène op haar tentoonstelling op het Champ de Mars voor den heer Tindal een plaats ter demonstratie had baschikbaar gesteld. Het gevolg was dat op zeer voordeelige voorwaarden een overeenkomst tot ozonwaterlevering voor Parijs werd verkregen, en dat de heer Sehneller opdracht ontving eene aansluiting tot stand te brengen aan eene voor de watervoorziening van Parijs bestaande priae d'eau te St. Maur, Deze ge heele onderneming leed langen tijd aan bloed armoede en kwam weliswaar eindelijk tot stand, doch lang nadat de heer Sehneller zich had afgescheiden van don heer Tindal. Deze laatste had namelijk het door den heer Sehneller aan hem overgedragen patent ver kocht aan eene Maatschappij, die weldra bleek aan haar verplichtingen niet te kunnen voldoen. De heer Vosmaer luid zich reeds vroeger genoopt gezien zich terug te trekken, en trachtte na dat tijdstip de opgedane wetenschappelijke ervaringen zelfstandig in de praktijk toe te passen. Hij w ir t eenige mannen van naam om zich te vereenigen, en eene Maatschappij te vormen, en kan thans wijzen op een inrichting ter proef neming, welke hij dezer dagen aan het Rotterdamsch Gemeentebestuur heeft aangebo den om onderzoekingen te doen; hetzelfde aanbod is ook geschied door de ondernemers der installatie te Ginueken. In 1897 zond de heer Tindal den heer Sehneller naar Brussel om voor de tentoon stelling aldaar een proefinstallatie in orde te maken, die 30 kub. meter door ozon gesteri liseerd water per uur zou moeten leveren. Rcgeering en deskundigen gaven openlijk getuigenis van het welslagen dezer proef en beloofden medewerking voor de toekomst; aan de gemeente Blankenborgh werd reeds een rijkssubsidie toegezegd, indien zij een drinkwaterleiding volgens dit stelsel weuschte tot stand te brengen. Allerlei omstandig heden brachten echter een kink in den kabel, waartoe zeker niet het minste bij droeg, dat de heer Sehneller weder naar Parijs werd teruggeroepen door den heer Tindal en de onderneming te Rhinkenbergh in handen werd geg'eveu van een jongmensch, die nimmer ernstige studie had ge maakt van electro-technische wetenschap. Sedert het jaar 1900 ongeveer is de uit vinder Sehneller voor goed weer naar Neder land teruggekeerd en ijverig ter zijde gestaan door den heer Siinon, heeft hij alle krachten ingespannen om voor «Ie gemeenten (finneken en Teteringen bij Breda een rivienvaterleiding tot stand te brengen, waarbij tevens gelegen heid bestaat aan deze gemeenten, tot nog toe zonder gas, electrische verlichting te verschaffen. Nieuwe patenten stellen den heer Sehneller reeds in staat om ook in het buitenland zijn systeem in toepassing Ie brengen. Indien, wat thans nauwelijks meer be twijfeld mag worden, Nederland het voor beeld geeft van practische toepassing der waterozonisatie, en het buitenland dit weldra zal navolgen, komt dus voor een groot deel de eer daarvan toe aan den heer Tindal, die aanvankelijk de zaak heeft durven onder nemen en gelden daarvoor heeft weten te vinden; den heer Yosmaer die steeds ijverde voor de watorozonisaitio en een inrichting tot proefneming heeft gesticht; doch vooral in niet minder mate aan de volharding van den uitvinder den heer Sehneller en den heer Simon, die genoegzaam vertrouwen in de uitvinding bleek te bezitten om dezen bij te staan met alle hem ten dienste' staande middelen. G. W. B. De ftrinïwater-iffestie te Rotterdam Geachte Eedactie, Het spijt me, u nogmaals lastig te moeten vallen, na mijn uitvoerige uiteenzetting van de typhus-geschiedenis te Rotterdam, in het vorig no., om nog een kleine plaatsruimte ten einde, nadat mij van volkomen bevoegde zijde enkele inlichtingen zijn gegeven, mijne conclusiën in deze belangrijke zaak eemgermate te wijzigen ; 1. is mij gebleken, dat dr. Van 't Hoff reeds vroeger, vóór deze jongste typhuskwestie aan de orde kwam, zijn ontslag had aangevraagd, en hem dat ook reeds vroeger, met ingang van l Mei was gegeven; 2. Dat de burgemeester zijue, wat ik zacht noemde ongeloofelijke", mededeelingen, over het niet bij vloed inlaten van water in de bassins, terwijl toch n door B. en W., n door de Directie schriftelijk was erkend, en ook op de curve was te zien, dat dit wél geschied was, ontleende aan de mededeclmgen van.... dr. Van't Hoff, die waarnemen'! directeur was; en die cerxt verklaarde, wél water bij vloed te hebben ingelaten, en later aan de Commissie van de Drinkwaterleiding schreef, dat dit eene vergiftiging" was geweest. De zonderlinge figuur die de burgemees ter maakte, tegenover de mededeelingen van dr. Dutilh, komt dus op dat punt voor reke ning van hern, op wiens gezag hij zulks deed, n.l. dr. Van 't Hojt'; 3. dat reeds half November, toen hot kind op den toren aan typhus ziek lag, dr. Van 't Hoff waarn. directeur was. en dus toch in die kwaliteit wel degelijk de autoriteiten, of de Gczondheids-Commissie daarvan op de hoogte had moeten stellen. Uit deze medodeelingen blijkt dus m. i. maar mér ook niet dat bij degenen, aan wien plicbts-nalatigheid moet verweten wor den, óók ter doge dr. Van 't Hou' genoemd moet worden. Ik voeg hier bij, dat deze rectificatie allén plaats kon vinden door eenige mededeelin gen, die tot nu toe niet gepubliceerd zijn, en ik, vooral wat het onder 1. genoemde betreft, dat bij het schrijven van mijn artikel onmo gelijk kon weten. Te wenschen is het, dat. indien er weer een bacterioloog benoemd wordt, dezen wet vergund wordt, buiten zijn zoo verantwoor delijke betrekking nog zooveel andere op drachten en baantjes voor derden te aan vaarden, dat nonchalance in zijn gemeente betrekking daarvan het noodzakelijk gevolg moet zijn. Dankend voor de plaatsing, S. Het Damplein. Woensdagavond heeft de Algemeen» "Winkeliersvereeniging onder voorzitterschap van den heer Meuwsen, met den heer Fiedeldy Dop als inleider, eene vergadering gehou den, waarin de volgende motie is aan genomen : De vergadering, gehoord de beraadsla gingen en overtuigd van de wenschelijkheid om het vrijgekomen terrein der oude Beurs niet te doen bebouwen, en, mocht bebouwen onvermijdelijk zijn, dan aller minst met een warenhuis; besluit eene commissie te benoemen, die in opdracht heeft, plannen te ontwerpen en maatregelen te treffen, waardoor een gewenschte oplos sing verkregen kan worden in het algemeen belang van Amsterdam. De werkzaamheden dezer commissie zijn als volgt omschreven: 1. op touw zotten van een algemeene petitie, waarin bij den gemeenteraad wordt aangedrongen op nietbebouwing; 2. commissies te benoemen uit haar midden, ter verkrijging van een fonds om het terrein eventueel aan te koopen; 3. verhoogd straatgeld te verkrijgen voor de huizen aan de stille zijde van het Damrak; 4. plannen te ontwerpen ter verdere uitbreiding der verfraaiingen in verband niet het eventueel aan te leggen Beursplantsoen en demping van het Rokin; 5. bij de regeering aan te dringen op tijdige tusschenkorast, in geval van verkoop van het terrein aan particulieren." De motie werd bij zitten en opstaan aan genomen. Medegedeeld werd dat de vol gende hoeren zullen worden aangezocht, om zitting te nemen in bovengenoemde commissie: Bart van llove, voorzitter van Arti et Amicitia; Himon Maria, voorzitter van St. Lucas; Kil. Cuypers, voorzitter der Maatschappij voor Bouwkunst; H. P. Berlage, voorzitter van Architeotura et Amieitia; Kromhout (architect), Ijzerman (raads lid), mr. Sehoelvinek, Wackers, Tutein Nolthenius, Fiedeldy Dop, mr. van Xierop, J. Schmitz, mr. II. P. van Ogtrop, mr. Th. ?Stuart, dr. J. Th. de Visser, dr. llubrecht, prof', mr. Josephus Jitta, W. llovy, S. .P. van Keghei], mr. C. Friokers, A. .). van Laar, G. Muller, C. H. van do Velden, Sigmund Eiohette, Meuwsen en Moen. Hiermee is ook o.i. een goed werk verricht. Natuurlijk zullen de omlerdeeleu van de opdracht aan de commissie gedaan, stof' genoeg tot besprtkin» geven! Alleen meenen wij te moeten verklaren, dat een ge meente als Amsterdam, die in t hart van de stad ecu terrein bezit, dat voor velerlei stedelijke inrichtingen, waaraan later de behoefte zich kan doen gevoelen, geschikt bouwterrein zal kunnen zijn, niet zoo kort zichtig zich. mag aanstellen, om dat te verkoopen. Tegen een r"Waarenhaus", op to trekken anders dan op de wijze, waarop de heer Waterpasman in dit Nr. daarover aan den heer Hellingman schrijft d. w. z. er den draak mee stekende achten wij overbodig. iiiiiimMiiiMiiir.imuHiiiiiiiiiiiiiimiiHiiiiiii iMtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii» Sociale, iiititiiitiiiMKiiintiiiiiiiMiiitiiMiii VermMerüi Tan oen arMstfld voor vrouwen ia de Kot vorige jti.iv is aan de Inspecteurs van den Arbeid iu Pruissen de bijzondere opdracht verstrekt hunne meening te doen kennen over den duur van den dagelijksohen werktijd der in fabrieken werkzame vrouwen boven de 1G jaar, en over de doelmatigheid on de uitvoerbaarheid van een vermindering van den tegenwoordig wettelijk vastgestelden werktijd. Op grond van deze onder zoekingen moet de vraag beantwoord wor den of het doelmatig en uitvoerbaar wordt geacht den dagelijkschen arbeidstijd van vrouwen boven de 1G jaar van 11 op 10 uur te verminderen. Deze oVi'ïPJ'KOckiiigen zijn neergelegd in een rapport, góuiolu: Arbeitszeit der Ar'oeiterinnen ber 1G Jahro in Fabriken und diesen gloichgestollten Anlagen riach den Krhebungon der K uiglich Preussischen Gewerbeaufsichtbcambten und Bergbehörden im Jalire 1902." Ook bij ons te lande is het vraagstuk van verkorting van den Arbeidstijd meer malen ter sprake gekomen zonder dat een algemeen gevestigde opinie zich daaromtrent gevormd heeft. Terwijl eenerzijds de stel ling wordt verkondigd, dat verkorting niet alleen is in het belang van den arbeider, maar ook in dat van den patroon ten gevolge van meerder productieverniogen van het personeel op dit verschijnsel hebben do Inspecteurs ton onzent dikwijls gewezen, zijn anderen huiverig op dit punt, zoodat deze niet een proefneming durven te wagen. Daarom kan bij liet uiteenloopen der ineeningen het allicht zijn nut hebben eens stil te staan bij de oordeel vellingen der Pruisische Inspecteurs. Het is dan gebleken, dat in Pruissen bijna 71.3 pet. der bedrijven met bijna Gl.8 pet. dor vrouwen reeds een werktijd van ten hoogste 10 uur hebben ingevoerd. In West- en Xuid-Duitschland is de ver houding nog eerder gunstiger dan onguns tiger. Op grond van deze ervaringen spreken 21 van de 28 Inspecteurs zich uit ten gunste van do wettelijke invoering van den 10urigen maximalen arbeidstijd voor volwassen arbeidsters. Vermeld dient echter te worden, dat ook van degene, dio voor de verkorting zijn, velen beweren, dat de wettelijke in krimping van den arbeidstijd slechts uit voerbaar is, wanneer bepaalde overgangsen uitzonderingsbepalingen gelijktijdig in het loven worden geroepen. De moeilijkste regeling betreft evenwrel de textiel-nijverlieid. Do statistiek leert, dat iu Pruissen 52.5 pet. van de bedrijven met bijna 60.3 pet. der arbeidsters een arbeidstijd hebben van 10 tot 11 uur. De Inspecteurs zijn over de vraag of do invoering van den 10-urigen maximalen arbeidstijd voor arbcidgovors en arboidncmors wenschelijk is, zeer verdeeld. De Inspecteur in liet district Potsdam meent, dat het aan geen twijfel onderhevig is, dat de invoering van den 10-urigen werk dag voor de vrouwen, die voor de mannen ton gevolge moet hebbeu; want eenerzijds werken mannen en vrouwen dikwijls ge zamenlijk en hangt de arbeid van den een te nauw samen met dien van den ander, en anderzijds bestaat bij de arbeiders zelven een te sterk streven naar verkorting van den werktijd. Dit streven heeft reeds in zooverre gevolg gehad, dat reeds overal waar geleerde arbeiders in grootere massa aanwezig zijn en door de vakorganisatie sterk geworden zijn, alzoo voornamelijk in de groote steden en de nijverheidscentra, een noemenswaardige verkorting van den werktijd bereikt is en -wel zonder dat de Iconen zijn gedaald. De Inspecteur meent ten slotte, dat de invoering van den ar beidstijd van 10 uur voor vrouwen geene moeilijkheden zal teweeg brengen,.wanneer aan de fabrikanten een voldoende over gangstijd wordt gelaten en hun, vooral in den eersten tijd vergund wordt tijdelijk van den regel af te wijken. In aansluiting hieraan gaat deze Inspec teur in het bijzonder de verhoudingen in de doek- en tapijt-industrie na en betoogt, dat inderdaad in de doekfabrieken een in korting van, den arbeidsduur een vermeer dering van personeel en machines eischt. Men zal derhalve aan deze industrieën tijd moeten laten tot het aanschaffen van meerder personeel en machines, lipt eerste zal echter in sommige streken moeilijkheden ten gevolge hebben door h t ontbreken van voldoende en goede werkkrachten. Ander zijds is het duidelijk, dat do loonen bij gebrek aan werkkrachten zullen stijgen, Deze kunnen echter door do fabrieken niet betaald worden, waar zoowel het eigen als het buitenland scherp concurreert, indien niet de toevlucht wordt genomen tot Sehnellstühlcn" en Doppelstuhlarbeid". Het laatste is slechts bij een deel den ma chines mogelijk en bovendien eischt deze arbeid mannelijke kracht en is deze bij de arbeiders zelven niet geliefd. De fabri kanten zelf hebben geen gevestigde meenirig over de gevolgen van do invoering van den 10-urigen werktijd. De Inspecteur besluit aldus: dr.ss in den verschiedonen Tuchfabriken die Einfnlmmg des /nhnsttmdcntages recht versvhieden einwirken dürfe, da der Verlust an Arbeitszeit nicht berall und nicht vollstiindig durch sclmelleve Arbeit der Maschinea würde ausgegliehon werden können." Ongunstig vooral y,al de toestand worden voor du exportfabrieken. Eveneens zijn de verhoudingen in de tapijtfabrieken en de kamgarciispinnerijen. Trots deze bedenkingen komt de Inspecteur tot de conclusie dat zij niet zoo groot zijn of' zij kunnen door gepaste maatregelen uit don weg geruimd worden, in de volgende bewoordingen geeft hij deze, maatregelen aan : Zunaehst würde man zwischen dein Tag, an dein das Oesetz erlasseu werden wird, und de m Tag des lukrafttvetons eiueii genügend langen /wisohenrauin logen mus sen, damit die Fabriken sichauf'die kürzere Arheitszoit einrichten können, ohne die Maschinenfabriken in eine verhiinguisvollo liochfint zu bringen. "\Veiter würde im (tosetz die Möglichkeit vorgoselien werden mussen, dass besonders ungiinstig gestcllten Industrien und Hetrieben Ausnalinien, wenigstens fiir einige Jalire gewaiirt werden kimnten, und denselben den bergang zu zohnstiindigen Arbeitszeit zn erloichtern. Sodnnn würde man den Fabrikanten eine scrössere Bewegungsfreiheit bezüglich der L'eberarbeit gcben mussen." De ambtenaar in Frankfort aan de Odor in wiens district de verhoudingen iu de textielnijverheid vrij wel gelijk zijn aan die in Potsdam, komt tot een tegenoverge stelde meening. Volgens hem zal de invoe ring van den lO-urigeri arbeidsdag voor vrouwen tengevolge hebben, dat de doekfabricage moeilijk zal kunnen concurroeren, tenzij met opoffering van groote kosten en verlaging der loonen. In de linnenweverij kan wel de 1(}1A urige werktijd of ook de 60 urige arbeidsweek vvovdeu ingevoerd, maar voor den 10 uvigen werktijd is het oogenblik nog niet gekomen. Hij is voorts van meening, dat door een verkorting van den arbeidstijd de gezondheidstoestand in het algemeen niet verbeterd zal worden. Hem werd, door de. wevers meermalen ver zekerd, dat die 12 en 13 urige arbeid in clou langzaam werkende weefstoel hen niet zoo vermoeid hêci't als thans de 11 urige en dat zij daarom ook van den langeron vrijen tijd weinig genot hebben. Ook in zedelijk opzicht zouden zich de verhoudingen sedert de invoering van den verkorten werktijd niet verbeterd hebben. Het is buiten twijfel, dat het getal der onwettige geboorten toegenomen is sedert 1892 met de verkorting van den arbeidsdag aldus laat de berichtgever zich uit en hij komt dan tot deze slotsom : De wettelijke invoering van den 10 urigcn werktijd voor do vrouw is in de meeste takken van industrie uitvoerbaar, in de textielnijverheid evenwel zal deze maatregel voor arbeidgcvers en arbeidnemers groote nadeelen ten gevolge hebben. De invoering is echter niet doelmatig en niet aan te bevelen, daar de gezondheidstoestand der arbeidsters door andere invloeden meer nadeel ondervindt dan door den langen werktijd. Wel is de invoering van een arbeidsdag van 10 uren voor de getrouwde vrouw noodig, opdat zij tijd heeft zich meer aan hare huishouding en hare kinderen te wijden. Daarnevens moeten de wetten ter bescherming van de gezondheid der arbeid ster nog zooveel verscherpt worden als noodig is om haar uit te sluiten van hot verrichten van die werkzaamheden welke voor hare soxe niet geschikt, zijn. De Berlijiische rapporteur, die gestemd is voor do invoering van den verkorten arbeidsduur in Berlijn is de 10 urige arbeidsdag reeds thans vrijwel ingevoerd?, merkt evenwel op, dat menige industrie den langeren arbeidsduur behoudt ten gevolge van de scherpe concurrentie met liet buitenland, zoo de textielnijverheid; door deze wordt verlangd een internationale regeling. Do Breslausche Inspecteur meent, dat de cventueele vermindering van den arbeids tijd aan do arbeidsters in do spinnerijen geene of ten hoogste weinig beteekonende geldelijke nadeelen zal berokkenen, terwijl anderzijds de zegeningen van een lichame lijke ontlasting haar deel zullen worden. Daarentegen is zijn ambtgenoot voor Oppcln gekant tegen de verkorting. Betreffende do spinnerijen merkt hij op: Ingeval de arbeidsduur in dit bedrijf tot op 10 uur wordt verminderd, zoo zal do reeds tot het uiterste opgevoerde productie afnemen. De gevolgen daarvan zouden zijn een heenzouden der vrouwelijke arbeiders of een kostbare uitbreiding der inrichtingen. "\Yaiit over het algemeen is het niet aan te nement dat bij een vermindering vanden 11-urigen tot een 10-urigen arbeidsdag de productie op dezelfde hoogte zal blijven. Ook de concurrentie met het buitenland zal nadee len en moeilijkheden veroorzaken. Evenzoo oordeelt de Magdeburger rapporteur. De berichtgevers in Merzeburg, Erfurt, Hannover, Hildesheim, Munster, Minden en Arnsberg zijn voor de verkorting, al ont kennen eenigen hunner niet, dat wel eens moeilijkheden te duchten zullen zijn en dat het geweascht is voorzichtig te werk te gaan. Enkele Inspecteurs pleiten bij de invoe ring van den verkorten arbeidsduur voor uit zonderingsbepalingen voor enkele industriën, zoo de . Inspecteurs te Lïineburg, Kassei, Wiesbaden, Coblenz, Düsseldorf, Keulen en Aken, al zouden zij in het algemeen de verkorting toejuichen en al verwachten zij daarvan groote voordeelen. Ziehier dus een staalkaart van meeningen. "Wist men het nog niet, dan zal thans wel gebleken zijn, dat het vraagstuk van de verkorting van den arbeidsduur niet zoo gemakkelijk is op te lossen, omdat zij met vele omstandigheden samenhangt en ook de buiteulandsche concurrentie een woordje medespreekt. Ware het juist, dat een ver mindering van den werktijd steeds de prodructie op dezelfde hoogte zou houden, dan waren wij voor een groot deel klaar, maar aan alles is een grens en zoo ook aan het productie-vermogen. De ondervinding zal in deze een leermeester moeten zijn en de werkgevers zouden verstandig handelen. indien zij steeds voortgingen met het doen van proefnemingen. / Kampen. Mr. Dr-II. S. VELDMAN. Mnzieïin de Hoofdstad, Van de vier symphoniën, die door Schumann gecomponeerd zijn, heeft de tweede zich nooit mogen verheugen in de populari teit die aan de andere is te beurt gevallen. Mijns inziens niet ten onrechte. De eerste Satz, het Allegro, waaraan men bij een symphouie in den regel de grootste beteekenis toekent, het deel dat meestal zijn stempel drukt op het geheele werk, staat hier bij Schuuiaim op verre na niet zoo hoog als in zijne andere symphonieëii. Niet alleen neemt de phantasie hier geen hooge vlucht, ook de instrumentatie, met haar voortdurend overheerschende en opdringerige tonica- en domi nant-trompetten, biedt al zeer weinig bekoorlijks, terwijl de bewerking evenmin zich onderscheidt door dat pittige en persoonlijke, hetwelk men meestal bij Schumaun's muziek aantieft. Ken gelukkig contrast hiermede vormt het tweede deel: Het is een Allegro vivace in het karakter van Scherzo" doch niet, zooals gewoonlijk in %, maar in '2/4 muat. Zeer bekoorlijk zijn de dartele en speelsche vioolrassages die het geheele eerste gedeelte van het Scherzo doorloopen ; evenzoo de triolenfiguren van het eerste Trio. liet tweede Trio staat m. i. volstrekt niet achter in belangrijk heid bij het eerste. WèPheeft het een anderen geest; liet is veel rustiger, maar juist daaraan heeft men behoefte na al die bewegelijke passages. Het Adagio mag men mede beschouwen als een der gelukkigste en melodierijkste inspiraties van Sehumann. Vooral het Zwiegesprach" tusschen clarinet en oboëia vol poëzie. Het Finale staat met deze beide deelen niet op gelijke hoogte; toch acht ik het be langrijker dan het eerste deel. In ieder geval deed het mij genoegen Sclmmann's tweede symphonie op het pro gram ma van het laatste abonnementsconeert iu het Concertgebouw te kunnen ontmoeten, te meer omdat Je uitvoering in ieder opzicht voortreffelijk was. Dit was niet minder het geval met Brahm's Akademische Pestouverture, een kernachtig stuk, waarin verschillende studentenliederen met groot meesterschap zijn bewerkt en dat zeer brillant en enthou siast eindigt, zoodat het begrijpelijk is, dat het stuk, pas na zijn verschijnen, niet alleen te Breslau furore maakte (Brahms heeft de ouverture opgedragen arm de Universiteit te Breslau, waar men hem het eeredoctoraat had aangeboden) maar over de geheele wereld een schitterenden triompbtocht volbracht. Do solist van den avond was de ook hij ons wel bekenden pianist Eduard Risler. Hier en daar, vooral te Berlijn, wordt Risler als de eerste onder de pianisten van den tegenwoordigen tijd vereerd. Dit uu, dunkt mij, is wel wat koen en gevaarlijk, aangezien de qualiteiten die bij zulk een classificeeren in het spel komen, zoo enorm uiteenloopend zijn. Voor den een is opvatting en stijlgevoel alles, terwijl slordigheden in technisch opzicht in het geheel niet in rekening worden ge bracht. Voor den ander is een correct en geacheveerd spel met fraaie nuanceeringen in den aanslag (genre Kleeberg) liet non plug nllra. Een derde acht de technische vaardig heden wederom van zoo groot belang dat een pianist die niet spot met fabelachtige moeilijkheden (genre Rosenthal), voor hem niet onder de grooten der aarde kan worden gerangschikt. Het komt slechts zelden voor dat n pianist al deze eigenschappen in zich vereenigt. Misschien i-? er tot dusverre nog slechts n zoo geweest, n.l. de nog niet overtroffen Franz Liszt. Nu is het voor mij uitgemaakt dat Risler als pianist niet met Liszt vergeleken kan worden; maar tevens wil ik gaarne erkennen dat Risler voor imj een der meest sympathieke kunstenaars is van den tegenwoordigen tijd en wel door zijn grooten eenvoud en zijn zelfverloochening, ten gevolge waarvan bij hem zijn eigen per soon op den achtergrond treedt, ten gunste van den meester, dien hij vertolkt. Reeds het programma dat hij Donderdagavond had uitgekozen, pleit voor zijn artistieken zin, wars van alle effectbejag. Het G-dur concert en de sonate opus 111 van Beethoven richten zich niet tot den wuften genotzoekor. Zij zijn van te ernstige natuur en slechts degenen die in hooge kunstuitingen bevrediging vinden voor hun dorst naar muziek, kunnen volop daarvan genieten. Het hoofdmotief van Beotboven's concert, die paar maten, waarin de groote meester

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl