De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 20 maart pagina 7

20 maart 1904 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1395 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Toevlucht voor Behoef t igen", op de Passeer dergracht. '< Volck is hier goetgeefs, 't blijkt aan haar caritaten /" Deze ongedwon gen lofspraak heeft in het begin der 17e eeuw, de dichter-vaandrig Gerbrand Adriaensen Brederöo een zijner personen in den mond gelegd, en Amsterdam heeft yan ouwer tot ouwer die goedgeefschheid bewaard tot op heden. Aan deze weldadigheid en mildheid van de rijken, zoowel als van de gezeten burgerij, danken vele gestichten voor weduwen en weezen, voor bejaarden en behoeftigen hun bestaan.. Een goede, moederlijke bur gervrouw als Haesje Claes blijft in ?eere als stichteres van 't Burgerwees huis en*Anne Klaes in de drie testen deed in den aanvang der 17e eeuw een roep van haar weldadigheid uit gaan. De Amsterdamsche liefdadigheid is spreekwoordelijk geworden en heeft zich altijd weer op nieuw geopenbaard. Vooral in de eerste helft der 19e eeuw, na de afschudding van het Fransche juk, in den oorlog met Zuid-Nederland en in de dagen der slapte in zaken tusschen 1845 en 1850. Enkele verza melaars bezitten nog eenige voor werpen, herinneringen' aan die jaren, b.v. de afbeelding van den grooten brand van 'de suikerraffinaderij: het Zwarte Paardshoofd, van de heeren J. H. Rupe & Zoon op de Keizers gracht bij de Westermarkt. Deze brand maakte in Amsterdam een ontzettenden indruk en vermeerderde het aantal werkeloozen en ontevredenen zeer. Een ander belangrijk document uit die tijden is een briefje door de stad verspreid om de behoeftigen en menschen zonder werk op te roepen, zich den 24m Maart 1848 op den Dam te verzamelen, 't geen tot een straatrumoer daar ter plaatse aanleiding gaf. Het aantal werkeloozen nam onrust barend toe, bovendien liep er veel geboefte rond en mengde zich onder de rustig huns weegs gaande berooiden, die Walenhoek. in de schuiten bevroor en er niet ge pompt kon worden. De Passeerdergracht is een merkwaar dig grachtje, want men heeft daar nog den WALENHOEK, een slop, dat de herin nering aan de Fransche vluchtelingen (de Walen) bewaart. De geheele buurt daar is een deel der Jordaan, een ver bastering van Les Jardins", de huisjes met tuintjes, waar de Fransche uitgeEetzaal. niet wisten hoe aan eten en ligging te komen. Met die ongelukkigen begaan kwam de Notaris Bruno Tideman alhier met anderen samen om te overleggen hoe dien nood te lenigen, hoe de dakloozen nachtverblijf te bezorgen en aan de hongerigen een goed warm maal. Hun overleggingen hadden een praktisch ge volg en leidden tot een stichting, die zij op de Passeerdergracht vestigden en noemden: TOEVLUCHT VOOR BEHOEFTIGEN." De Passeerdergracht was destijds een schilderachtig, antiek grachtje, bebouwd voor een deel met schuren, pakhuizen en enkele woonhuizen, waarachter vrij groote tuinen lagen, grenzende aan het Leidsche Kerkhof, dat eerst in veel later jaren geruimd en gedeeltelijk bebouwd werd. De Handelsschool staat, voor een deel, nu op die plek. In de Directiekamer van de TOEVLUCHT wordt nog een merkwaardige oude prent, een wintergezicht, bewaard, waarvan wij hier de reproductie geven. Men ziet daarop den zeer eenvoudigen gevel van de Toevlucht zoo als ze oorspronkelijk was, naast pakhuizen en een schuur, die bij het Leidsche Kerkhof behoorde en diende om er baren, spaden, touwen, vermolmde kisten en doodsbeenderen in te bewaren. In de onderstukken der pakhuizen er naast was een kuiperij. Vóór de pak huizen ligt in het ijs een waterschuit, een echte Amsterdamsche antiquiteit. Er was toen van een waterleiding nog geen sprake. Destijds werd het Vechtwater in schuiten aangevoerd; de Amsterdammers kochten dat water gaarne; 't werd in een bijzonder soort emmers, door water dragers aan een juk gedragen. Twee emmers noemde men n gang" en dikwijls was het 's winters zelfs niet tot hoogen prijs te krijgen, omdat het water wekenen zich vestigden en goede zaken maakten, zoodat in dien tijd Rozen- en Bloemgrachten tot de voornamen gere kend werden. Bekend is het dat op de Rozengracht onze beroemde schilders, Rembrandt en Israëls' gewoond en ge werkt hebben. De Walenhoek, grenzend aan een buitenmuur van DE TOEVLUCHT" werd allengs kleiner, omdat een gedeelte daar van (n.l. van de daartoe behoorende huisjes) geleidelijk werd verbouwd en latere bij de Toe vlucht" gevoegd. Ook een Volkskoffiehuis en Volks logement, een onder deel van de stichting is daar ontstaan en wordt geregeld goed bezocht. In een soort schuur, tusschen de pakhuizen en een woonhuis,op de grens van den Walenhoek werd; de Toevlucht voor Behoeftigen het eerst gevestigd. Arme lieden, zwervenden, dakloozen konden er voor eenige centen, of tegen afgifte van een bon, hun door menschenvrienden verstrekt, een warm maal ontvangen en 's nachts een onder komen vinden. De oorspronkelijke in richting was al spoe dig te klein en door B. W. Tideman, oud 6 jaar, werd den 11 en Mei 1850 de eerste | Toevlucht v. Behoeftigen, | in de jaren 1848?1850. | steen gelegd voor het gebouw, dat thans nog in wezen is. Twee deuren naast elkander geven toegang, de eene is voor de bezoekers, de andere voor bestuurders, hoofdsup poosten enz. Op die tweede deur staat Bureau van informatie naar behoeftigen. Dit bureau eene afdeeling van de Toevlucht" stelt zich ten doel in lichtingen te verstrekken omtrent be hoeftigen, aan hen, die daartoe aan het bureau eene geldelijke bijdrage geven. Op die vragen wordt met den meesten spoed, zoo volledig mogelijk geantwoord. In de laatste jaren kwamen gemiddeld 600 aanvragen 'sjaars in. Indien een behoeftige 's morgens tus schen 9 en 12 uur koffie met brood wil hebben of tusschen 12 en 4 uur een warme portie eten, heeft hij slechts 5 centen noodig, legt die in het loketje neer, ontvangt een loodje, gaat de zaal binnen en krijgt voor dat loodje een flink stuk brood (18 decagram) met een groote kom goede koffie, of 's middags een diep bord-vol heele gort met rozijnen, rijst of boekweitengort, erwtensoep, vulgo snert, of bruine boonen. Driemaal per week wordt gort met rozijnen en een Hink balletje gehakt verstrekt, uitsluitend voor een bon. Dat gehakt mot gort werd het eerste verkrijgbaar gesteld in de dagen dat de cholera te Amsterdam heerschte. Er had zich toen een commissie gevormd om den minderen man in de gelegenheid te stollen een gezond, degelijk maal te krijgen tegen kleinen prijs, teneinde zijn weerstandsvermogen te versterken. Bestuurderen der Toevlucht boden zich aan om zulk een maal te leveren en stelden het verkrijgbaar dat is tot op heden zóó gebleven. Een nachtverblijf kost ook maar vijf centen. Hij, die dat wenscht, legt ineen loketje het geld neer en ontvangt van de hoofdsuppooste een kaartje waarop het no. staat der krib, die hem wacht. Vooraf moet zijn naam, beroep enz., in een register worden opgenomen. In de slaapzaal, waar de bedden, zoowel als de dekens en kussens, bestaan uit met stroo gevulde zakken, waartusscheri de slaper meer dan genoeg beschutting en warmte vindt, is gelegenheid tot wasschen, waar van de meeste logé's gebruik maken, ofschoon ze zich gewoonlijk niet ontkleeden en alleen hun schoeisel, voor zoover ze dat hebben, uit doen. Na tien uur wordt niemand meer toegelaten. Dronken Kerkhof! oods. lieden of half beschonkenen worden streng geweerd, en, zoo er al eens een mocht binnenslippen, zonder genade verwijderd door den zaalwaker, die den geheelen nacht op is, 's zomers tot 's morgens 6, 's winters tot 7 uur. Om dien tijd wekt hij de slapers door slaan tegen de kribben. Een uur later moeten allen de Toevlucht verlaten om te kunnen luchten enz. enz. Ontbijt wordt eerst na 9 uur verstrekt. Gewoonlijk maken 's nachts, tusschen de 60 en 70 personen, (mannen) van 't asyl gebruik. De afdeeling voor vrouwen, geheel afgescheiden gehouden, herbergt zelden meer dan 10 slaapsters, meest al negotievrouwen, aardappelschilsters, schoonmaaksters, vrouwen zonder fami lie, enz. De groote fornuizen en ketels bevinden zich achter de keuken en dienen tevens tot verwarming van het geheele ge bouw; de afgewerkte stoom voedt de verwarmingsbuizen onder de tafels, waaraan de gasten plaats nemen, op lange banken ter weerszijde. Vermelding verdient nog, dat in gén der lokalen Bijbelteksten of Spreuken zijn opgehangen, die in dergelijke lokalen maar al te dikwijls aanleiding geven tot ongepasten spot. Er is echter gezorgd, dat voor allen zwijgend gebeden wordt vóór, en gedankt na den eten, want op den nen muur der eetzaal staat met groote letters: HEER ZEGEN DEZE SPIJS EN DRANK", op den anderen: BlDT EN DANKT GOD VOOR ALLES" en boven den aanrecht: ALS \vu VOEDSEL EN ? DEKSEL HEBBEN, WIJ ZULLEN DAARMEDE VERGENOEGD ZIJN". De Toevlucht bestaat grootendeels door vrijwillige bijdragen en door de hulp van meerbedeelden, die geregeld eenige honderden bons, voor eten of logies, koopen om die aan armen, bedelenden en werkeloozen uit te deelen. Maar, zooals het meermalen gaat, de uitgaven worden steeds grooter, de inkomsten minder en het Bestuur zou gaarne op haar deur zetten: Ai, ga niet voort door deze poort of help een luttel dragen" indien dit niet reeds boven een der ingangen van het Burgerweeshuis stond. Wil DE TOEVLUCHT in stand blijven tot een zegen voor dat stadsgedeelte, dan moeten er meer inkomsten zijn. De eischen van de bezoekers zijn waarlijk niet groot, maar een inrichting die meer dan vijftig jaar oud is en gedurende al dien tijd niet meer dan het hoog noodige voor onderhoud heeft gehad, zou aan verval van krachten kunnen sterven, wanneer niet te rechter tijd het versterkende ge neesmiddel werd toegediend. Dat de Toevlucht in een groote behoefte, juist in dat stadsgedeelte, waar het Leger des Heils" geen asyl heeft, voorziet, zal niemand betwijfelen. Er zijn ook menschen, die om de een of andere reden niet in de lokalen van het L. d. Heils willen gaan, menschen wie de eigenaardige wijze van GodsdienstSlaapzaal voor mannen. Keuken. Bekende straatfiguren treft men er weinig. Ik zag er alleen een paar verloopen heeren, die met goedkoope keukimlcctuur, zoogenaamde Romans, colporteercn. De meeste bezoekers zien er waarlijk treurig uit, uienschelijke ruïnes; door armoede en verdriet ge sloopte wezens, zonder weerstandsver mogen, ongelukkigen, onverschillig, dof in zich zelf' gekeerd, soms zelfs te levens moe om met elkan der te praten. De kraakzindelijke keuken is een kijkje waard. Na iederen maal tijd zijn daar flinke werkvrouwenaanhet borden en lepels was schen; de groote [ beweegbare ketels waar een mud bruine boonen tegelijk in gaat, worden door haar spiegelblank geschuurd; van de steentjes vloer kan men, zoouls 't spreek woord zegt: wel eten". Nette knechts, met witte huisjes aan en sloven voor, doen het zware werk in de keuken. Alle gort, rozijnen, erwten, boonen, enz. enz., zijn van eerste kwaliteit.Het vleesch wordt geleverd door den slachter Schaap in de Vijzelstraat, het brood door de fabriek op de Vijzel gracht. Al het eten wordt met stoom gekookt. oefening der Heils-armee tegenstaat, armen die liever stil en allén hun karig maal willen nuttigen. Voor hen is de Toe vlucht" waarlijk een uitkomst. Daarom zou het zeer te bejammeren zijn, wanneer, na zooveel jaren van inspanning, van goed en zegenrijk werken, een dergelijke inrichting zou moeten worden opgeheven. Alles in de Toevlucht is rein en netjes, maar oud, alles heeft vernieuwing noodig; de slaapzakken, de matrassen, de tafels, de banken, ze kunnen nog een tijdje mededoen, maar dan ? ..., Het Bestuur wanhoopt echter niet: er zijn nog veel weldadige menschen in onze stad en wanneer die maar eerst weten, dat een zoo nuttige instelling als DE TOE VLUCHT VOOR BKHOEFTIGEN zelf noodlij dend wordt, zullen zij hun beurs wel ontsluiten. Het Bestuur bestaat thans uit de heeren : J. W. Schouten, Voorzitter; W. O. Verschuur, Secretaris-Penningmeester; P. G. de Veij Mestdagh, Mr. W. J. M. Westerwoudt, J. W. Luber, J. W. Tideman, Mr. Alex. H. Wertheim, Y. Rogge. J. v. M.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl