Historisch Archief 1877-1940
F. 1396
DE AMSTERDAMMER
A°. 1904
WEEKBLAD YOOE NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juai 1-81 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 27 Maart.
Advertentiën van (?5 regeis f 1.10, eike regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitsclüaud, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RU1)OLF J10SÜE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
I N II O U l» :
VAN VEERE EN VAN NABIJ. Het intrekken der
nitgifte van 15 millioen aan sckatkistbilietten
tegen 4 pCt Onbewuste Huichelaar". De
interpellatie-Drucker. Administratie der Onge
vallenwet, door B. Waaraan 't mislukken van
ie proef met het wervingstelsel .Tonckheer"' te
wijten ?, di/or een Zee-officier. Het leven in de
Hofstad, (I). - KUNST EN LETTEREN: Mnziek
in de Hoofdstad, door Ant Averkamp De Salon
des Indépendants, dóór H Wiessing. Het impres
sionisme der Franschen, door Plassohaert. Een
en ander over Top Napff en haar nieuwste werk :
't Veulen", door L. Wibaut -Berdenis van
Berlekom. Van de Armen, door Is. P. de Vooys,
beoordeeld door Joaunes Reddingius RECLA
MES. VOOR DAMES: Dr. Aletta H. Jacobs,
(mevrouw Gerritsen), (portret). - Onze dienstboden
naar den schouwburg. Allerlei, door Caprice.
Marie van Eysden?Vink, (met portretten), door
Henri Dekking Pfeiffer en Jan Maandag, (met
portretten) FEUILLETON: De grot van
Genoveva, VII, van Clara Viebig, door M v. O. DIT
DE NATÜDR: LVI1I, door E. Heimans
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door
D. Stigter. INGEZONDEN. DAMRÜBRIEK,
SCHAAKSPEL. - PEN EN POTLOODKRAS3EN.
ADVERTENTIEN.
lllllltlllllllllMlllllflIllllllllllllIflIllllllflMIllllllIHIfflIflflIIimmiflMfff'
Het intrekken der uitgifte van
15 millioen aan
schatkistbilletten tegen 4 pCt.
Naar aanleiding van de vorige W
eekbladplaat, met het onderschrift: De
Nederlandsche Maagd (tot Kuyper) Wat
«en toestand! Nog zijn jij en Loeff in
het hospitaal, en daar heeft Harte zich
weer in zijn vingers gesneden!" maakt de
Standaard de volgende opmerking.
Ditmaal is Braakensiek abuis.
Als met de schatkistbiljetten iemand zich
in de vingers heeft gesneden ? wat we in
het midden laten dan is dat in elk geval
niet de Minister van Financiën, maar de
Nederlandsche Bank.
De Bank als eerste, geoctroyeerde
financieele instelling van heel het land, moet
geacht worden beter dan iemand den stand
van de geldmarkt te kunnen beoordeelen.
En geen grooter kunst-fout voor het
carricatuur, dan zich te vergissen in den patiënt,
dien het onderhanden neemt".
De Standaard wil zeggen : de Minister
van Financiën heeft eenvoudig het advies
van de Ned. Bank gevolgd, deze maakte
een fout. Harte gaat vrij uit.
Aangenomen de juistheid der bewering
ten opzichte van de Nederlandsche Bank,
zoo is daarmede de heer Harte nog niet
voldoende van schuld gezuiverd. Het feit
is en blijft, dat de heer Harte, als Mi
nister van Financiën getoond heeft vol
strekt niet in staat te zijn, om zijn adviseurs
zelfstandig te controleeren; zoodat ook hij
een fout heeft begaan, een daad heeft ver
richt, gelijk tot dusverre, naar wij ineenen
te weten, zonder voorbeeld. Het terug
trekken dezer uitgifte, omdat terstond
de critiek van alle zijden werd vernomen,
was voor Harte ten aanschouwe van het
buitenland en van het binnenland,
caricaturistisch gesproken, een leelijke snee in
zijn vingers.
Intusschen, indien de minister werkelijk
het advies van de Ned. Bank gevolgd
heeft, behoort inen dit als een verzach
tende omstandigheid aan te merken. In dit
geval echter had de plaat kunnen blijven
gelijk zij is, maar het onderschrift be
hoorde gewijzigd te worden in dezen
zin: Wat een toestand ! Nog zijn jij en
Loeff in het hospitaal, en daar heeft
Harte zich in zijn vingers laten snijden."
Maar nu volgt voor ieder nadenkende
aanstonds de vraag, hoe en wanneer heeft
de Ned. Bank den minister haar advies
gegeven. Dergelijke adviezen kunnen
voorwaardelijk en onvoorwaardelijk zijn,
en zich wijzigen naar den indruk, dien
de tijd, waarop men te besluiten heeft,
geeft. Voorts, heeft de heer Harte de
Nederlandsche Bank-directie wel goed
begrepen:' De vraag is geoorloofd, wat
meer zegt, is niet te ontgaan, nu de
eerste geoctroyeerde Nederlandsche in
stelling van heel het land," wordt aan
gewezen als adviseerende tot een operatie,
welke daags, nadat zij was aangekondigd,
heel de financieele en niet-financieele han
delswereld van verbazing vervulde.
Men herinnere zich hoe onbeholpen
de heer Harte zich nog betoonde bij de
verdediging van zijn wetsontwerp betref
fende de vermogensbelasting, zoodat men
den indruk kreeg, dat hij zelfs niet thuis
was in zijn eigen ontwerp. Welnu, hoe
licht kan bet dan gebeuren, dat zulk een
minister zich vergist bij het overwegen
van adviezen door geldmannen uitge
bracht over een aangelegenheid, die ge
heel buiten zijn studieveM ligt? Ook
door ons ingewonnen informatie doet het
ons waarschijnlijk achten, dat de minister
niet geheel buiten de Ned. Bank oin ge
handeld heeft maar alles hangt hier
af van de wijze hoe; en wil De Standaard
met zijn mededeeling iets ten voordeele
van den heer Harte, bereiken, dan
dient hij deze verzekering, die nu zoomaar
gegeven wordt, eenige beteekenis te
verleenen door een nadere mededeeling aan*
gaande den tijd wanneer en de wijze
waarop do minister met de Bank-directie
heeft overlegd; m. a w. hoe hij zich in
zijn vingers heeft laten snijden. Immers,
dat de Ned. Bank, hadde zij in 's ministers
pUats gestaan, op denzelfden dag als
Z.Exc. deze uitgifte zou hebben gedaan,
om haar, naar eenparig advies van alle
deskundigen, den volgenden dag terug te
trekken, dit valt bezwaarlijk te
gelooven.
Toch kan De Standaard een argument
voor haar beweren aanvoeren, dat eenig
gewicht heeft. Tot dusverre kwam van
geen enkele zijde tegenspraak.
De Bank zelf zwijgt. De bladen
spraken het bericht niet tegen. Ook het
Handelsblad niet. Vooral dit laatste
heeft ons getroffen.
Het Handelsblad mocht zich de eer
toerekenen, het eerst in de pers de uit
gifte gekritiseerd te hebben. Het meent
zelfs, dat zijne kritiek er toe heeft geleid,
de fout ongedaan te maken ; en daarbij
heeft het zeer begrijpelijk het be
leid van minister Harte krachtig ver
oordeeld.
Hoe denkt dat blad nu over de mede
deeling van De Standaard?
Oordeelt het die mededeeling zoo geheel
bezijden de waarheid, dat het haar be
neden zijn waardigheid acht ze te be
spreken; of is zwijgen hier toestemmen ?
Maar dit laatste kan niet, want dan had
het reeds lang voor Harte, den aange
vallene, verzachtende omstandigheden
gepleit.
Waarschijnlijk is het blad dus nog aan
het onderzoeken.
Zooveel is zeker, het publiek wacht 's
Handelsblad's oordeel in de zoo geruchtma
kende zaak,?met het oog op zijn verdien
stelijken arbeid in deze, mag men zeggen,
zijn zaak met groote belangstelling af.
* *
*
De Standaard heeft gemeend aan
bovenbesproken berichtje, eenige zwaar
wichtige leeringen ten opzichte van het
carricatuur" te moeten verbinden. Hij
wilde zijn kindje blijkbaar niet zoo maar
in het hemdje presenteeren; neen, 't moest
in de lange kleeren.
Eerst krijgen we dan: geen grooter
kunstfout voor het carricatuur, dan zich
te vergissen in den patiënt, dien hot onder
handen neemt."
Wij zouden zeggen, geen kunstfout,
maar een gebrek aan kennis of' een
denkfout.
Dan vervolgt hij gemoedelijk:,, Toch
zal dit Braakensiek's schuld niet zijn."
Vermoedelijk zal hij hebben uitge
voerd wat politiciens hem inspireerden."
Welke politiciens? vragen wij. Alsof
er op het moment, dat Br. y.ijn plaat
ontwierp, iemand was, die Harte van
schuld had vrijgepleit! En bijaldien, er
zulk ceu verdediging hadde bestaan,
Braakensiek dan daarvan kennis moest
hebben gedragen. De politiek, door de
Standaard,ZQQ gemoedelijk listighier inge
draaid, was de politiek van alle partijen.
Doch," zoo heet het dan verder, doch
dan is hier ook de kunst geweld aange
daan. Echte kunst toch dimt niet, maar
heerscht vrij."
Wel, wel, wat weet die man toch
alles ! Arme portretschilders !.
De kunst zou eerst in dit geval geweld
zijn aangedaan, als Braakensiek zelf in
een Minister, die gedwongen is zijn uitgifte
van 15 millioen aan schatkistbiljetten
tegen 4 pCt. terug te nemen?niet, gelijk
ieder menscli, die over het jammerlijk
geval sprak, een Minister had gezien, die
zich in zijn vingers heeft gesneden !
En als de Standaard dan zoo goedig,
verontschuldigenderwijs, geinsinueord
heeft, dat Braakensiek zich door de
politiciens laat gebruiken; komt hij op
heinelschen toon nog dit zedepreekje
houden:
En d;m eerst handhaaft zich de echte
carricaturist op zijn nobele hoogte, als hij
den schaduwkant der dingen tentoonstelt
zonder aanzien des persoons, en dus ook
zonder aanzien van partijen".
Nu, in de vele honderden platen van
het Weekblad heeft Br. het bewijs ge
leverd dat hij allerminst van de Standaard
onpartijdigheid behoeft te leeren!
Een earicaturist, die zich naar dezen
journalist en diens blad vormde; die
streefde naar de nobele hoogte", welke
deze christelijke redacteur bereikt in zijn
tentoonstellen van den schaduwkant
dor dingen, zonder aanzien des persoons
en zonder aanzien der partijen" zou
eenvoudig week aan week iets gruwelijks
leveren.
Arme kerel, zoo zouden wij willen
vragen, hoe of wat noopt u ran een
nobele hoogte" te spreken, van het niet
aanzien van personen en partijen ? Wat
zij t gij zelf anders dan de herdershond
van Kuyper? Ah, wat zien we u dag
aan dag draven, blaffen en bijten... en
kijken naar de oogen van den man met
zijn staf, leidende zijn schapen. Sorns
zijn wij er in den geest getuige van,
hoe hij u den kop streelt en aanmoedigt...
eens nog maar en wij vonden het al
te hard gaf hij u een trap, die zeer
deed. Doch eiken avond, dat wij tegen
woordig de Standaard openslaan, zeggen
wij bij ons zelf, wat zal hij nu weer van
zijn baas vertellen; wie hapt hij op hoog
bevel naar de boenen, hoe ligt hij nu te
bassen in zijn hok! Deze week gaf hij
nog een teekenend voorbeeld, toen hem
door de N. Jï. C t. gevraagd word, het
beweren waar te maken, dat zij met
sympathie op de adresbeweging der
dominees gewezen zou hebben; wat hij
natuurlijk niet kon, en in plaats van zijn
verontschuldigingen aan te bieden, van
zijn nobele hoogte, trachtte hij zich nog
te redden, door te' zeggen: hebt ge geen
sympathie uitgesproken, welnu, ge bobt
er dan toch niet tegen geageerd, en be
lasterde hij zijn tegenpartij in zijn ironisch
bedoeld opschrift: Duirenonschtild",
als wilde hij zeggen, al sta ik met mijn
mond vol tanden, als gij bewijzen vraagt,
uitschelden durf ik u toch. En toen
de X, 11. Ct. hem vroeg of hij er ook
raad op wist Kuypers uitlatingen anti
on pro een Herv. tlieol. fa«*11*iit met
elkaar te doen rijmen, antwoordde hij:
neen, dat mag ik niet, maar als het punt
aan de orde komt in de Kamer, zal wel
blijken dat Kuyper gelijk hoeft en do
Rotterdammer miszag. Zoo'n onafhanke
lijke geest! Als hij g>;eu raad weet, zegt
hij eenvoudig: wacht maar, straks komt
de patroon.
Van een nobele hoogte en onpar
tijdigheid gesproken staat er wel n
blad lager, is er wel n redacteur in
Nederland mér dienaar, minder vrij ? En
zoo iemand wil Braakensiek onderrichten !
Onbewuste huichelaar".
Naar aanleiding van do
interpellatieDrucker over het ontslag van den heer
Lindeman, is weder de uitdrukking be
wuste of onbewuste huichelaar" te pas
gebracht, en heeft de heer Troelstra
geconstateerd, dat dr. Kuyper eveneens
een bewust of onbewust" huichelaar
is genoemd door dr. Vos, in diens werk
over de troebelen met de Nieuwe Kerk".
Daarop heeft dr. A"os in het midden
gebracht:
En mij nu voorts tot die stichting zelve
bepalende, stel ik op den voorgrond, dat er
een onderscheid bestaat tusschen welbewuste
en onbewuste valschheid. De laatste bedoel
ik, als ik spreek van valschheid in de houding,
in het woord, in het werk van dr. Kuyper.
Zoolang mogelijk neem ik aan, dat hij zich
van zijne geveinsdheid niet bewust is, en wij
behoeven slechts LUC. 12 : l?12 goed te
ontleden, (om te zien) hoever naar 's Heilauds
leer de geveinsdheid zich zelfs onder Zijne
kudde kan uitstrekken.
Ik heb, Mijnheer de Redacteur, zelfs nu
deze gebeurtenissen van 1885 SU reeds 18
jaren achter ons liggen, aan die woorden
niets te veranderen. Maar zij zeggen in mijne
schatting volstrekt niet wat mr. Troelstra
mij heeft laten zeggen. Ook heb ik nooit
zoo iets bedoeld aangaande den persoon in
quaestie".
Na deze verklaringen, in het Handels
blad door dr. Vos afgelegd, heeft mr.
Troelstra in datzelfde blad in het licht
gestold, dat Lindeman'»1 woorden, ten
opzichte van dr. Kuyper gebe/igd, inder
daad geheel overeenkomen met die, welke
dr. Vos over den huldigen premier, nu
achtien jaar geleden, geschreven heeft.
Tusschen dr. Vos en mij loopt nu de
discussie niet over de vraag, of deze rede
neering juist is; alleen ov«r deze, of in deze
redeneering de uitdrukking bewust of on
bewust huichelen" niet geheel dezelfde betee
kenis heeft als in die van dr. Vos opblz. 24.
van zijn botk de uitdrukking welbewuste of
onbewuste valschheid en geveinsdheid", Om
deze vraag te beantwoorden, leze men blz.
22 en volg. van dr. Vos' boek: 1. Het keer
punt in de jongste geschiedenis van Kerk
en Staat, waar een karakteristiek van dr.
Kuyper wordt gegeven, waarin de woorden
valscu" en slim" elkaar afwisselen; waar
hem o. a. wordt verweten, dat hij Gods
vrome volk" vleit, om er door dat volk bij
de aanstaande politieke troebelen" boven op
te komen; dat hij al voor de vierde maal
is veranderd, doch thans ieder doodslaander
die het waagt, van hem te verschillen;
waarop ten slotte de geveinsdheid" van dr.
Kuyper wordt behandeld met verwijzing naar
LUC. 12 : l?12, waar gehandeld wordt van
de Farizeeërs.
Ik haal dit aan, niet omdat ik alles, wat
dr. Vos daar zegt, voor mijne rekening zou
willen nemen, doch alleen, om den lezer te
doen beoordeelen, of ik niet volkomen het
recht had, de qualiticatiën omtrent dr. Kuyper
van den leeraar Lindeman gelijk te stellen
met die van dr. Vos".
Wij hebben reeds vroeger gezegd, dat
het niet aangaat, zonder de duchtigste
bewijzen daarbij te voegen, iemand voor
een huichelaar uit te maken; en dat
zulke bewijzen moeilijk, meestal onmo
gelijk te leveren zijn; maar dat het zeker
niet aangaat, bij gebreke van zulke door
slaande bewijzen, iemand dan maar als een
onbewusten" huichelaar voor te stellen;
aangezien huichelarij steeds opzet in zich
sluit. Zoo heeft dr. Vos, dunkt ons, dan
ook een slecht voorbeeld gegeven, toon
hij valschheid, geveinsdheid, slimheid,
het vleien van Gods vrome volk, in
dr. Kuyper aanwees, en daarbij toch
een deurtje wilde openhouden, waardoor
Kuyper,als onbewust huichelaar", mocht
uitgaan. En Lukas XII kon hem in
dit geval niet van dienst zijn, daar in
dat bijbelwoord, wel gewaarschuwd wordt
tegen den zuurdeesem der Earizeërs,"
maar van onbewuste huichelarij" dair
heelemaal geen sprake is.
Om nu dr. Vos te redden, zouden wij
op onze beurt, weer moeten spreken van
diens onbewuste vergoelijking van
Kuypers fouten, of van diens onbewuste vrees
om, door precies te zeggen wat hij meent,
zich de vingers te branden; of van
diens onbewust pogen, om heel vromelijk,
verontschuldigenderwijs, zijn tegenstan
der zoo zwart mogelijk te maken;
maar de voorkeur verdient het toch
zeker al die onbewustheid elkander
cadeau te doen, en precies te zeggen
waar het op staat, met of zonder bijbel
teksten.
Vooral een predikant, dunkt ons,
moest achttien jaar, nadat hij zich
verschreven heeft, liever zijn woorden in
trekken, dan, geheel en al tegen zijn
schrijven in, nu te komen zeggen, dat
hij nooit zoo iets aangaande den persoon
in quaestie had bedoeld !
Waarlijk het wordt tijd, dat wij die
onbewuste huichelarij, valschheid, slim
heid, geveinsdheid enz. voor goed uit ons
parlementair- en
samenlevings-woordenboek schrappen. Hoe licht komt daar
anders ook de onbewuste bewustheid"
nog in te staan!
De interpellatie Drncker.
Wel zonder rechtstreeksch practisch
gevolg, maar toch niet zonder meer licht
te verspreiden over de houding van de
Regeering, heeft de heer Drucker zijn
interpellatie, nopens de zaak-Lindeman,
tot den minister gericht.
Men weet nu, dat, naar de
MarezOyens' verklaringen, noch de woorden
over Kuyper door dezen onderwijzer ge
sproken, noch zijn optreden voor het
Comitévan Verweer, noch zijn weigering
om zijn politieke overtuiging te verloo
chenen, hem zijn betrekking hebben ge
kost ; maar veeleer om zijn verklaring, dat
hij over zijn politiek optreden den minister
niet verantwoording schuldig was, met ont
slag is gestraft ofschoon er op de wijze,
waarop hij zijn ambt vervulde, geen enkele
aanmerking te maken was.
Het is alzoo ten duidelijkste gebleken,
dat onder het tegenwoordig bewind, de
ambtenaar ook naar zijn politiek geloof
onder controle van den Minister staat, en
dat een groot deel der liberalen dit stelsel
sanctioneert.
Wij nemen het allerminst op voor de
woorden door Lindeman gesproken, en
zoo mogelijk nog minder voor liet Comit
van Verweer; maar n zaak staat
voor ons, en waarschijnlijk ook voor
Lindeman's tegenstanders, vast: dat diezelfde
heer, in geheel zijn optreden als een geest
driftig, plicht-getrouw man, ten slotte niet
anders heeft gedaan, dan zijn politieke
overtuiging te verkondigen, met het doel,
niet om den Staat af te breken, maar
wat ieders recht is om den Staat naar
zijn inzicht te helpen rerbeteren.
Ziet men nu, dat iemand tegenwoordig
in Nederland, uit zijn ambt kan worden
geworpen, omdat de meerderheid van het
Nederlandsche volk, en dus ook de Regee
ring, het niet eens is met zijn politiek
inzicht, dan dient toch erkend, dat het
ge/,ag hier te lande zich boven het ge
wet n stelt.
Ongetwijfeld, men kan door de aanvaar
ding van een ambt, zich zelf beperken in
zijn rechten; maar dan toch zeker is dit
niet te vorderen verder dan tot richtige
vervulling van dat ambt volstrekt noodig
is. Zoo had dan ook den heer Lindeman,
meenen wij, alleen ontslag kunnen ge
geven worden op grond van schade door
hem aan 't onderwijs berokkend.
Edoch, ieder weet, dat hij, uitnemend
onderwijzer, ook bij zijn medeleeraren
zich een goeden naam verwierf. En hoe
zou nu iemand, zoo goed ter faam, niet,
nog meer dan vroeger reeds, een sieraad
van de Landbouwschool moeten wezen,
juist nu hij bewezen heeft zoozeer man
van karakter te zijn, dat hij zich eer
liet ontslaan, dan, op aandrang van den
Minister, zijn politieke overtuiging te
verdonkeremanen.
Zonderlinge kortzichtigheid bij dit
Ministerie en bij zijne politieke hand
langers! Het zijn waarlijk niet de
slechsten, die men bij het onderwijs hier en
daar uitwerpt; integendeel, een kind kan
het begrijpen, allereerst zijn het de man
nen van karakter. Maar op karakter
schijnt het niet meer aan te komen in
onzen tijd. Het karakter, met een politiek
inzicht dat tegenover het onze staat, wordt
uitgedreven. Natuurlijk, zoo geeft men
de tegenpartij, die men klein wil houden,
de beste medestanders, de vlijtigste en
vurigste propagandisten.
Wat wij hier zien gebeuren tegenover
de socialistische onderwijzers, is au fond
hetzelfde wat men in Frankrijk tegen
over de congregaties onderneemt. Door
vrijheidsberooviiig, door reehtskrenking
een zekere richting trachten boven water
te houden... een politiek, die op den
duur toch iii haar pogen faalt.
Onbegrijpelijk zouden wij zeggen
indien het liberalisme ons niet reeds aan
zooveel gewend had dat óók liberalen
daaraan meedoen. Of moeten we mis
schien zeggen ... kijk, dit is nu juist
voor het liberalisme iets! De principes
en do werkelijkheid leven zoo gaarne
met elkander in strijd.
Administratie fler ODjeTrllenwet.
't Is oud nieuws, dat de
rijksverzekeringbank bij dit werkgevers en arbeiders verre
van populair isjditisuit de menigvuldige
klachten, in de Kamer en in de pers vol
doende gebleken. Evenmin verklap ik een
geheim, door te beweren, dat de omslachtige
administratie van dit instituut, door de wet
opgedragen aan de posterijen, bij zijne
ambtenaren verre van eingebürgert is. Be
halve in een paar vakpers-artikelen heeft
die mindere ingenomenheid zich naar buiten
nog niet geopenbaard. Zonder nu uit de
school te klappen, kan ik wel mededeclen,
dat op de a.s. vergadering der vereeniging
van directeuren bij post- en telegraafdienst
een poging zal worden gedaan om deze
administratie te vereenvoudigen. 01'die po
ging gelukken zal weet ik niet. Het spreek
woord : ieder meent z'n uil een valk te
zijn", is op sommige ambtenaren toepasse
lijk ; zij blijven met hand en tand vast
houden aan hetgeen zij zelf hebben voor
gesteld. Maar dit weet ik wel, dat de
directeur, dio het initiatief tot deze beweging
nam, begonnen is, met zich zooveel mooglijk
op de hoogte te stellen van wijzigingen die
in den boezem van het postcorps worden
noodig geacht.
De kardinale fout in deze administratie
is m. i. het streven om per se iets nieuws
te willen geven, iets dat afwijkt van be
staande postale administratieve inrichtingen.
Terwijl integendeel het publiek belang eischt
aanpassing aan een van de bij het publiek
bekende onderdeelen van onze
postadniinistratie, 't zij postwissels of quitanties. Dit
is nu geen ei van Uolumbus; verschillende
postambtenaren opperden 't idee. Dat 't niet
gevolgd is, maar het bestuur van de
Rijksverzekeringbank zich een eigen admini
stratie heeft gekozen, is misschien te wijten
aan het feit, dat onder al de ambtenaren,
die in het diroetiegebouw aan de Keizers
gracht te Amsterdam een onderdak vonden,
slechts een enkele postambtenaar is, die al.s
eomiiiies-chef van een bureau fungeert. In
den boezem van het bestuur is hij dus de
eenige, die over een doelmatige aaii
passingeen op ervaring gegrond advies kan geven.
/onder nu iets te kort te willen doen aan
de capaciteiten van dien eenen, komt 't mij
voor, dat men bij meerdere deskundigen om
advies had moeten gaan, te meer, waar die
ecno postambtenaar zich in het vak nimmer
deed kennen als specialiteit. De voorbe
reiding van het voorstel in de
directeurenvereeniging geeft m. i. veel meer zekerheid
op goed werk. Zonder nu op die poging
vooruit te willen loopen: voor een nieuws
gierig publiek den sluier te willen oplichten
die over de toekomst hangt, meen ik goed
te doen al vast op enkele punten de aan
dacht te vestigen; de akker te bereiden voor
het zaai', dat weldra zal worden uitgestrooid.
Door het bewerken van de publieke meening,
hoop ik een instelling, die werkelijk nu
reeds heilzaam werkt, waarvan veel is to
verwachten, meer bij het volk ingang te
doen vinden.
Voor aangifte en staking van bedrijf zijn
formulieren verkrijgbaar aan de postkan
toren, die ingevuld daar tegen reen weer
worden afgegeven. Met aangifte van on
gevallen is het evonzoo. Al die formu
lieren zijn in duplo en na «pzending aan