De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 27 maart pagina 3

27 maart 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 1396 DB AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAHD. op een boom en eindigt met respect voor bet jongste Parijs. Ik zeg : bet jongste Parijs. Want wat de oudereu betreft, die voor het buitenland nog de jongere school" vormen en die zoowel in Frankrijk als in den vreemde ternauwernood aanvaard zijn, ik bedoel de Impressionnisten : Monet, Manet, Kenoir e.a., die hebben van de publieke geringschatting weinig meer te lijden, hun schilderijen gaan van 't atelier naar de kunstkoopers, en met de groote sommen, die er voor worden gemaakt, zitten de heeren in kasteeltjes en rijden automobiel! Maar de jongsten, die moeten hun wereld nog veroveren. De regelloosheid en anarchie, die der Fransche cultuur in 't bloed '/At, gaf Imn als goede vrucht de jurylooze salon : hoe zou ook in 't keurslijf van conservatisme het altijd gistende Fransche gevoel kunnen blijven be sloten I In dien Salon hangen ze hun werk nu, groepsgewijs, vriendjes bij vriendjes. Men ziet er de. i'ervents" tusschendoor loopen met de bovengenoemde moordenaarsmautels «n de punthöeden van middeleeuw-sche al chimisten. Meestal maken ze stille gebaren. Voor hen zit het levensraadsel in iedere grasspriet. Daar is er een aan 't beweren. Men staat voor een interieur van Laprade, een deiwerkelijk talentvolle Jongsten. Ik hoor van bossuhen en bergen, en daar er ai, ai, een bok op komst is, meng ik mij in 't gesprek van de vrienden. Mesieu," zeg ik, die bosschen en ber gen als 't u blieft " Ziet u die dan niet':" en er-komt iets warms in de stem van den fervent, neemt u dan eens Carrière, wat is er in y'i kunst? -Heeft hij niet de rotsen gezien en de groote bosschen, de heuvels van Frankrijk, de wolken. ..." U spreekt over Carrière?" Parfaiteinent, die visioenen van het Fran sche land heeft hy in zijn portretten gelegd. En nu Laprade" daar zullen we't hebben: deze Laprade staat in kunstsoort zoover van Carrière af als, slaan we er een slag naar, Brrfituer van Votli Laprade, mesieti, is gróóter dan Carrière. Hij is gróóter, mesieu ! Hij heeft in stoelen, tapijten en spiegels de wolken en de bosschen en de bergen gegeven!" Parfaitemeiit", zeg ik. Maar laten wij die fervents, die al in hun nopjes zijn als ze de klok hooren luideii.de vrijheid in hun. eigen sop gaar te koken, en /ien we rond. Van wat wij de Jongsten noemen zijn op dezen Salon twee st roomingen te onderkennen. Laprade, die als daareven bleek, moet op passen voor zijn vrinden, vertegenwoordigt met Vuillard de eene: die van 't met nieuw karakter voortwerkeii op de Impressionisten. Deze langzamerhand al oude Impressionnigten, wier taak liet is geweest het binnenkamersehe uit de schilderkunst, met name uit de landschapschilderkunst weg te krijgen en een plein air te bereiken ook in 't in terieur, worden in Laprade en Vuillard, laat ik zeggen, geserreerd. Van die zoet-burgerlijke, en, o ik spot niet, dikwijls zoo innige romantiek van een Monet bijvoorbeeld romantiek van een naturalist - is weinig meer te onderkennen, en te scherper komt een zucht naar de vereenvou diging van schilderen uit, die die nauwsluitender, reecler en misschien ook kouder visie geeft, welke deze Jongsten teekent. Koud ;r echter alleen van gevoel. Want wat gloed van kleuren betreft, daarin zij u hun de Luminiiten de baas niet, en ook merkt men nog een neiging voor pompcuse effecten. Hangt er dus werk in dien Salon des Indépendants, dat een Monet, een Kenoir komt verdringen? Is het al uit met het rijk llllltllllllllUllllllilllMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIimilllllHIIIIIIIHIIIIIIllim De grot van Genoveva, VAN CLARA VI E BI G. Naar het Dullsch, door M. v. O. Zou VII. ze gevlucht zijn ? . . . 'n Zucht van verlichting steeg bij die gedachte in Milde op, maar zijn oog viel op liet hol, dat daar donker, geheimzinnig gaapte en waarvan de ingang half verborgen was door neerhan gend u groene ranken. De rechter hief zijn hand op : Zoek daar binnen, mannen !" Aha!!" Ze vertrappen 't gras en de bluemen, ze rukken de groene slierten af en dringen voorwaarts. Niemand te zien. diepe schemering heerscht er, na de wanne bui tenlucht voelt men hier een kilte die huive ren doet; druppels vallen neer. De dikke Lippi strijkt een lucifer af en haalt 'n stompje kaars te voorschijn. Het (lauwe licht beschijnt de rotswanden, de groole steen in 't midden, die ongeveer den vorm vau een tafel heeft, de lange bank van zandsteen, aan de eene zijde. Daar liggen'n paar gescheurde dekens, 'n hoop strou, een oude ketel, een omgevallen mand en eenige kleeren. De zoe kenden gaan er op af, werpen alles door elkaar .. . Luister ? wat was dat ? .. . Kindergesehrei! Dof weergalmt het in 't hol, lang gerekt, klinkt 't als een onnatuurlijke klaag toon. 111 bijgeloovigen schrik staan de mannen ontzet stil! De hand die Milde opheft siddert; hij wijst op den verst verwijdenden donkersten hoek. Vastberaden heft de politieagent zijn licht in de hoogte . . . d.'uir !. . . '11 meerstemmige kreet, die hol weerkaatst wordt. . . Daar achter 'h uitstekende rotspunt, dicht tegen den grotwand aangedrukt, zit ineengedoken een vrouw, onbeweeglijk, star, zelve als uit steen gehouwen! Sprakeloos blijven de mannen staan, en staren haar aan ; met n stap staat de rechter naast haar en de hand op haar schouder leggende: In naam der wet, neem ik u gevangen !" Geen antwoord; bewegingloos blijft het zonderlinge wezen op den grond neergehurkt. Barbara Holzer, sta op ! Ge wordt ver dacht Lorenz Pfalzel van Ehrang vermoord te hebben." Wat ? .. . Wat ? ? Is dat Barbara ! de meid van den Pfalzelhof? Is 't mogelijk? Jezus Maria ' neen maar .. . zóó wat!" De vrouw beweegt zich niet. Ruwe vuisten trekken haar omhoog, men sleept haar... stoot haar het hol uit daar staat ze in havelooze, gescheurde wollen rok, het grove van die groote hervormers? Zoetjesaan! De wereld gaat niet op stelten: Vuillard, Laprade zijn slechts aan 't begin van de baan. 't Zijn, ik spreek van hun kunst, nog maar jongelieden met het eerste dons op de lippen ! Maar : hun nieuw karakter hebben ze uitgesproken, cii een kunst met nieuw karakter is een te zeldzaam verschijnsel om er niet met wat ophef over te spreken. Een andere richting, die op dezen ophef aanspraak maakt, is die van de nieuw-primi tieven, laat ons ze zoo doopen, kunstenaars, welke in 't spoor gaan van dien jongge storven Gauguin, van wiens leven en werken een tentoonstelling en een conférence in Parijs hebben getuigd, en die onlangs met een belangwekkend feuilleton in het Aliji'in. Ihmdtls/jlail ook den weg gevonden heeft naar ons vaderland. Volgers van Gauguin. Was Gauguin dan een meester ? Dat nief. Maar deze vrijwillige balling, die ouder een on beschaafd eilanden volk het oerleven trachtte te naderen en er van primitieven een om gang zocht, welke hem op zijn neo-primitieveii-kunst gunstig moest werken, kan, ook /onder zelf het groote te hebben uitge drukt, voor een reeks vau talentvolle volgers de baanbreker geweest zijn. Zijn volgers hebben talent, al zijn ze nog niet, waar ze vezen moeten. Mauguiii Leeft het met een stilleven het verste gestuurd. Er komt ouder andere een potje op voor van Bretonsch aardewerk, dat dooi: den eigenlijk nog middeleeuwscheii pottebakker met niet meer eenvoud van ziel en liefde voor innig eoloriet kun gemaakt zijn dan de schilderij, die 't inspireerde. En toch welk een afstan l van cultuur tusschen dien autochtoon van Bretagne en een Jongste van 't verfijnde Parijs! Ook Bréal heeft aan goed primitivisme gedaan. Ik herinner mij ouder andere een kaïn erhoek, waar een vrouw, met den rug naar den beschouwer gekeerd, haar lange enrijkbruiue haveu aai! 't kammen is. Een bod-eind, naar voren stekend, draagt als sierdek een wit satijnen lap, waarop een tak appel bloesem gestikt is, dieppaarsch van kleur. Eenvoudig, zonder kunstjes vau schaduwing in de plooien, ligt iiet daar vlak neer. Maar het innigst van kleur zijn de haren, diep als amber. Er is een simpelheid aan 't komen in de/e kunst, welke van de gewone brouhaha" des levens ver staat, eu als een zoete ven.de.ning aan doet. Wie zegt, waarheen 't nog voert! Ik heb dus de volgers der l mprossionnisten op den voorgrond gesteld en deze iiieuwprimitieven. Vallen die beide scholen dan zoo op? Zijn zij liet, die groepjes om zich heen trekken, als op de groote Salons de povtietten van P.irijsche moudaincs? Volstrekt niet. Wat wij zien zijn slechts embryonale teekons van wat er komen kan. Maar: leekenen des tijds. Want dit werk is eeu logische voortzetting van wat een vroeger geslacht gepraesteerd heeft en daarom de uiting van een generatie niet toekomst. Als zoodanig hebben zij op be spreking meer recht dan honderd anderen, die knapper zijn met het penseel, maar oorspronkelijkheid missen. Oorspronkelijk in hun streven, doch niet direct tot een van beide scholen te rekenen, zijn Camoin en Deins. Deze Deilis is oen primitief vrij van Ga-ugnhi". Zijn voornaamste schilderij op den Salon stelt een strand voor met een paar lieggen en struiken beplant en waarop een zee vol zon haar groene golven werpt. Vrouwen, als het strand roze van kleur. baden en dansen daarin rond, en een snelt er weg, een vlieger oplatend, die, kanm>zijn van kleur, tusschen dat helle groen en roze een heerlijke noot zet. Simpele fautaisie en rijpheid van smaak strijden hier om den voorrang. Van Camoin, bizonder knap teekenaar, wil ik ook slechts n schilderij releveeren. Het heet .levme Créole". Op een breeden divan, overtrokken met een kleed van zacht anemonen-violet, ligt een naakt model, een kind nog, en teekent zich met haar non chalant bruin lijfje prachtig af tegen een achtprhangende lap, groen, met middenin enkel een groot wijnrood embleem. De kleuren zijn mooi, heel mooi. Maar de bekoring, die uit het schilderij komt, heeft toch meer ! oorzaak in de zuivere verhoudingen, waarin het eenvoudig onderwerp is geschikt. Er is in dat kleine liggende wezen, languit en lui op een grooten rust bank en uitkomend tegen een sierlijk en deftig voorhangsel, zoo'n begrip gegeven van ruimte en eenvoudigen rijkdom, dat men wel gaarne meer zag van dezen veelbelovenden vhüdei'. We hebben het over oorspronkelijke]! ge had, laten wij bij do oorspronkelijke)! blijven. i Zwijgen we dus over de verdienstelijke maar niets nieuws brengende volgers van Kenoir en Maufra. van d'Espagnat, van Van Kysselbcrglie. Zwijgen we over d'Espagnat zelf, die weer heel mooi is maar nu al te zeer bekend, en over Van Kysselberghe, welke na zijn schitterend optreden van vurig jaar zijn zending van nu had kunnen thuis huilden. En laten we 't weer, zij 't ook maar voor de aardigheid over een' oorspronkelijke heb beu, dien we ditmaal overigens een origineel dienden te noemen. Ik wou muitrc Hervéwel eens op straat : zien, dat moet dunkt mij een leuke dragon der zijn, een kunst-drag..;uler. Ileerejee, wat heb ik hem al lang in de gaten ! Eerst was het op een grauwe muur bij het j Pantheon der Onsterfelijke-)!, dat hij mijn aandacht trok door de opstelling achter glas van een zecgezicht. Vitknipseltjcs, dezen uitvinder van het expressionnisme" loven Ie, ! had hij er bij gedaan. Xu gooit hij me bij de Jndépendants met zes schilderijen dood. En allemaal onzin; Allemaal Fnin^che blut'. Ach, arme maïtre ilervé, uw bovenkamer j ziet er toch zou eender uit als van zooveel anderen, </<V slw/m, terwijl die toch óók hun fervents en zichzelf bij den neus hebben, toch óók tot de kunst niet hooren. Waarom legt gij dan alleen het loodje? Ja, waarom? Zie, dier maitre, het leven heeft diepten van onrecht, die een Fran^chman, au coeur tendre!, niet pi ilen kan. Och. waarom zouden wij den Farijzenaar niet eens een niallighcidje vergeven'.' Die | zitten in 't bloed Hij is achttien jaar," zei onlangs Antoine. Maar een Xour, die F ransel', e fervent s kweekt, en die ons met e>-n nieuwe manier", met ..een kunst vol oorspronkelijkheid" niets komt brengen dan . . . een nieuwe manier, dat vind ik erger. Een impressionnisme van lange lijnen, dat de goégemeente van d-j confetti naar de serpentine brengt, heeft de/e Diriks wel goed in zijn macht, hij geeft" daarmee i werkelijk wel eeu kant van de natuur weer", maar wij zijn nu eenmaal meer! eisenend dan onze oompjes waren, en vragen iiiiii'ncriixj. Leege eierdopoen lusten wij niet. En daarmee heb ik de voornaamste broe ders genoemd. Men kan mij nu nog vragen naar een in druk van 't geheel. \ '? 's g'-'eii and-Te dan welke ik het vorig jaar hier ter plaatse weerga f',dien van sympathie met zulk een Salon. Elk die eeu gering bedrag betaalt xendt zijn werk maar in : kindcrwerk, meesterwerk. doet er niet toe. Men ziet er een mooi ge voel uitgedrukt bij weinig techniek. fantaWo j bij weinig behcersching. Symbolisten hebben ;ekke kuren. Een kleureiibachanaal hangt hemd met bloed bespat, het haar verward ; up de kruin is een bosje uitgerukt. Haar oogeii zijn neergeslagen, de kleur van haar gelaat is nog valer, bleeker dan dat van den doode. Haar rechter arm hangt slap neer, in den linker houdt ze een bundel lompen tegen zich aangedrukt, waarin haar kind zich be weegt en schreit. Lippi knoopt 'n paar hals doeken aan elkaar om haar handen er mee vast te biniien. Willoos Iaat ze hem begaan, alleen toen men haar het kind afnam, heeft ze de oogen opge.-lagen en kwam er een hartverscheurende uitdrukking van smart op haar gelaat. Een der mannen draagt het nu; hij heelt thuis zelf ook zoo'n klein, hulpeloos i wezentje als dit; vol medelijden houdt hij l het bundeltje zorgvol in zijn arm. Milde heeft de angstige, wanhopige blik opgevangen, waarmee de moeder naar haar kind keek; hij laat den man die 't draagt naast Barbara ioopen. En nu gaan ze de misdadigster in 't midden, met de handen op den rug ge bonden ; achteraan marcheert Lippi met getrokken sabel. De hecslertakken zijn weer terugg -slagen eenzaam is 'r. nu weer op 't zonnige groene grasveldje voor 't hol. De opgaande morgenzon van den volgenden 'lag scheen o)> het kleine getraliede venstertje in den zijmiiiir van het brandspuithiiis van ; Timing. Daar lag het, kamertje, waarin geI Woonlijk allerlei gereedschappen bewaard werden; d.iarin had mr:) de moordenares voor den nacht opgesloten. Daarnaast, inliet groute vertrek, had gisteren nog ile lijk schouwing van den doode plaats gehad. waarna men hem in zijn woning, bij zijn ouders op den Pfalzelhet' g'-bracht had. Do boerin was met een luiden gil bij de, baaiineengezakt ze lag i u liauwto ; Simeon Pfalzel zat als een blok naast het lijk van zijn zoon ; hij roerde zich niet, dol' mompel den slechts af en toe zijn lippen : Alles voor niets geweest . . . Alles voor niets ! . . . Lorenz! word toch "wakker '. Luren/ ! . . ." Vóór 't gebouwtje stond Lippi met getrok ken sdbel o]) wacht. In den nacht had de nachtwacht hem voor 'n paar uurtjes afge lost, maar nu was hij weer present. Ja, ja, Lippi wi.jt wel hoe 't hoorde, hij was uu een , gewichtig persoon. Gisteren en vandaag... j dat waren lichtmomenten in zijn leven ! In militaire pas schreed hij op en neer, de borst \ vooruit! Wat had hij 't gisteren druk gehad bij 't transport der schuldige en de aankomst in 't dorp. Als 'n loopend vuurtje was 't beken ! geworden, dat Barbara Holzer ver dacht werd van den moord op Lorenz Pfalzel, en dat ze opgebracht werd. Met gebalde . vuisten en kreten van woede was ze onti vangen geworden ; 'n h.igol van steem-n was tegen den zijnmur en het getraliede ven stertje geworpen. -, K u was 't nog vroeg in den morgen en zeer stil. Lippe floot 'n deuntje.. . daar naast een houterig portret. Ieder doet wat hij wil, en 't geheel wordt vanzelf een geheel. Want het is Parijs in hoeken en gaten, Parijs van straat en boulevard, het is de cosuiopolitischc stad, zooals ze leeft en lijdt. En daarom heb ik dezen Salon zoo lief. Geen avondje met kappersbedienden, zooals de vroeg-voorjuarssalons, geen congres met heeren-kappers zooals de groote. liet leven, hoe gek dan ook, hoe wanstaltig dikwijls, hoe verdrietig, hoe weinig hoopvol. Want hoop die vindt men in Babel weinig. P a r ij s. H. WIESSING. kraakte aan den overkant de deur van't huis [ van den burgemeester en de rechter .Milde stak de straat over. Hij had «lollig slecht ' geslapen . . . gisteren tot laat in den nacht te doen gehad eu nu ai weer op? Agent ! maak de deur open '." Tot uw dienst, meneer de rechter!" Lippi rammelde omslachtig niet de sleutel*, de poortdeur knarste en week zwaar terug'. Mlijf maar hier, ik zal verder wel zelf open maken." En Milde nam .Lippi den sleu telbos uit dj hand; deze bleet' ontstemd iU.'hter; hij was wat graag meegegaan om 'n kijkje bij de gevangene te nemen. Milde sloot de poortdeur achter zich, liep haastig door de sehcmenu'h1. ige ruimte' waar in 't midden de brandspuit s'.ond, en stak 'u sleutel in i de lage deur rechts; zachtjes opende hij die i en trad binnen. ! Dooi- het tralievensterlje drong voldoende lielu door ; 'n straal viel (Mi den hoop stroo op den grond, en >ehcon o"k op il-- in elkaar gedoken gvstalto van Barbara Holzer. Ze zat in dezelfde houding waariH men haar gisten-n gevonden bad, met :t hoofd vooruilgestrekt i en de oogen strak op n punt gevestigd. Karhara llulzer!" -Milde trad nader en raakte Hebt haar schouder aan ; ze schokte ', op, en dook toen schuw nog dieper ineen. | ..Barbara Ih-lzer, go wordt van ecu zware misdaad verdacht, hebt ge iets te zeggen dat. . . ' .,.M'n kind!... M'n kind!" Met dien jammerenden kreet richtte- de ongelukkige zich op on tastte zoekend met de handen om zich heen; /e hadden haar het kind niet teruggegeven. M'n kind ! . .. m'n kind !" Ais het kermen van een gemartelde klonk die klaagroep der moeder; 't drong Milde in de ziel ; hij zette zich op 't krukje naast liet struologer en zei zacht: Wees gerust liarbara, uw kind is in goede handen, daar voor heb ik gezorgd." l"? u?" 'n Ongelooi'ige verbazing klonk in haar stem. U is zóó goed geweest'.' zoo goed ?."' Ja. het onschuldige kind hoeft toch niet voor de misdaad der moeder te boeten! Barbara, de bewijzen voor uw schuld stapelen i zich oj). Het mes waarmei' Lorenz gedood werd blijkt een keukenmes te zijn uit den 1 Pfalzelhuï', dat, sedert uw heimelijk vertrek vandaar, ook verdwenen is. Ik weet het. 't,Is uwe hand geweest, die hem de doodelijke l wonde heeft toegebracht, spreek ... Zeg ! 't me. Is uw geweten niet bezwaard ?" De rechter had niet streng gesproken, maar bedaard, rustig en overredend, zooals men met een onverstandig groot kind spreekt. Eén oogenblik was 't stil in 't kamertje, heel stil, toen 'H diepe zucht: ,,Ja, ik ben't geweest." Met 'n diep medelijden, gemengd met ont zetting, zag Milde de jonge nisdadigster aan. Welk ecu afgrond van ellende ! En uit den Htl impressionisme oer Fransclen. Km aliiemfi'iii' hfïsrliomvinrf na/ir nartle'/rUng ran ile Libre Esthétif|iie" te Jiruum'l. Komende uit het museum dor vroegere | schilders en door hun werk de oogen willig voor schoonheid was het mij, de zaal van de Libre Fsthéque binnengaand, of ik kwam van uit een kamer in het buiten of in den tuin want zoodanig-is het verschil in licht. Hoewel Manet voor ons niet zoo hel is, dat we nu nog wél kunnen verstaan zelfs om zijn klaarst schilderwerk, dat er zulk ! oen strijd gestreden wiord en hij nu soms ! donker schijnt zoo diep doordrong deze ! invloed al 't werk van later is het ver! schil niet werk van vroeger eeuwen groot. De richting die onder den naam impres sionisme monschen voreenigt als Degas den teekenaar en Signac den neo-impressionist (welk oen verschil in beide) on opstand was, boven.alles opstand was togen do Formule" bracht oen erkenning vau het moderne levon on oen waarlijker aanschouwen van het vibrooron van hot licht on de buitonkleiir. Ze bracht goon edeler bezonken aandacht voor de malschheid van een stof of de weligheid van fluweel; ze bracht geen dieper speuren in het karakter uitgedrukt door de schilderkunst deze dingen waren haar goon voorwerpen van eerste zorg zo was bovenal oen /i//.y.«.V/.r t>nticikkt'lin</ nm lii't on/j. Pat was haar wil. En gaande van Man et langs Monel komt go aan schilders als Signac. Deze, schilder van havens uit hot zuiden met oen gloedende helderheid schijnt ecu eind aan deze richting. En tevens wordt in hem. die het hoogste punt bereikt, aan geduid waarin hot tekort van deze kunst is. Al haar schilders, zelfs Manet, bezitten ecu kleine maat van geestelijke diepte, van die gevoelens, die men dj religieuso mocht noe men en die het verband aanduiden, hetzij tusschen monschen onderling, hetzij tusschon deze en de aardt-. Ge kunt zeggen dat Degas een fijne opmerkende goost is, niet zonder wee-moed in zijn observatie eigentlijk, niet zonder zacht verlangen in zijn schijnbaar mcedoogenloos-steüige teekoning (hij i< niet half zoo cynisch als Thönvl maar toch is ook bij hem il' luti'i'l'jki- </i'*te, het niterl'jk ijc/i'iar, veelmaals hoofdtaak. Een riikolo, oon tweetal wol, kan hiervan worden afgezonderd : Cézanne en Vincent van Gogh. Van Gogb was bovenal, oen reli gieus gevoel ; ieder voorwerp) was hom be langrijk om d-'ii arbeider, die het hanteerde. om den men-vli die het, aanvatte on ook de stillevens on do landschappon van Cé/anne bezitten deze eigenschap. De anderen missen dit. Mauot mot do. vl-ioiondo weligheid van zijn meesterschap. Kenuir mot zijn hoogste deftigheid in La Loge", een meesterwerk voor allen tijd ; Monet met zijn iijn-bewogon landschappen, die toch grootsoh van ruimte zijn ; Pisarro met de stadsgezichten en het gckriel van Maker en mensch indeweidsche avenuon ; Kv.sselberghe gezond, hoewel soms hard en de gloedvolle Signac ? een winst hebben ze gebracht, maar eene die, was niet een verder doordringen in gemoedsdiepte of weergave van stof maar het was een actie gerïclit tegr.ii traditie; een obser vatie die steun vindt in zulken als Venneer; een loutering was het en een verscherping ran liet zien ten opzichte ran liet om de veoravrpen vlbreerend licht. Brussel. PLASSCHAEET. ECU en acflfr over Top Nafff en feaar mixte weriï; 't Men",x) Het talent van Top Naeif gelijkt een fraai gekleurden vogel, die opgegroeid is in een volière. Dat daar buiten de vergulde kooi, de groote ruimte is, de blauwe lucht, dat zijn vleugels flink genoeg zijn om daarin op te stijgen, hij weet het niet, en stelt zich tevreden met de vluchtige bewondering der voorbijgangers. Jammer is dat. Want hier is ecu rijk, een warm talent, dat haast ondanks zichzelf menige snaar in het menschelijk hart kan doen trillen. Hier is een jonge vrouw, die de in ons land zoo zeldzame gave bezit van geestig en dartel te zijn, te tintelen van levenslust en over moed. Zij heeft vooral een grooten afkeer van het conventioneele en kónd-vormelijke, en deze eigenschap maakt wel het aantrekkelijke uit. van het bes-te gedeelte uit haar nieuwste werk: 't Veulen", nl. de teekening van het gezin van den armen journalist, die met zijn vrouw, eene zangeres, zijn schoonzus-je Jo, bijgenaamd : het Veulen", en zijn twee kleine stoute jongetjes ia eeu boerenhuisje woont, dat zij gedoopt hebben tot Villa Treurniet". ,,1'ora geeft zanglessen en .lo -paste op haar twee kleine jongens en bestuurde op zeer luchthartige wijze, de eenvoudige huishou ding. Zij hadden geen van drieën begrip van orde, regelmaat of geldzaken, en zaten steeds in, en redden zich wonderwel uit de .grootste moeilijkheden. Maar zij hadden wel begrip van hartelijke liefde en zorgclooze pret en leefden in het kleine buitenhuisje als drie groote en twee kleine kinderen, blijmoedig, door de dagelijksche beslommeringen ongoj decrd. Doi'a, klein-gezet vrouw tje, met vrien delijk stralend gezicht boven het kort dik halsje, wie men haar volle heldere sopraanstem, volgens haai- echtgenoot, aanzag vóór zij nog een mond had opengedaan, Dora als de niüeke." en Jo zóó mager dat ze beweerde haar eigen ribben te hooren rammelen, veel te lange armen, en stclfen-beeneii als het Veulen, en Loet, d'- heer des huizes in sluagelaehtigheid meer Jo gelijk, a's de chef van de familie. Om nog niet te spreken van de tallooze vrienden en vriendinnen, die de | loopers kaal liepen en komende tegen liet uur der maaltijden, gaarne mede aan-choven". Als contrast van het leven in Villa Treurniet, wordt dan met sterke kleuren do omgeving van de stijve oude dame ge schetst bij wie Jo. door geldnood gedwongen, als gezelse.hapsjuU'rouw in betrekking zal gaan. Vooral de eerste dag van Jo's opvoeding' tot ..gezelsehapsjiilfrouw" wordt geestig be schreven : Xa het eten bood zij (Jo) met een buiging de oude, dame weder haar arm aan, en ge leid Ie haar, gevolgd door den knecht, die Ie warme stoof droeg, terug naar de voorkamer. Daar stond reeds het theeblad te blinken ond< r de brandende h'.mp op de tafel, en de gordijnen waren gesloten. Jo hoopte 1^<-;nu'lijk dat mcviouw een dutje zou gaan do< n, terwijl zij. al was tt maar een kwartiertje, vrij, onbo.spird, zou mogen zitten xo<>aU ze zelf wou. achter in haar stoel, het eene been over het andere gewipt. Maar mevrouw, 11 Amsterdam H. J. W. Becht. iiimiiiiiimniiMiitmi imiiiiMiiliimiiiiiiliimiiiHi grond van zijn hart zeide hij zacht : O ' ongelukkige !" Ze sloeg do oogen op en kook hem aan ; opeens, moest hij denken aan den hond, dien hij onlangs op do brug over de Moezel gezien had. Straatjongens hadden 't dier een touw om don hals gebonden met een zwaren steen er aan ; rillend stond het beest zijn lot afwach tend. Hij had hot uit de handen der kwa jongens bevrijd, het touw losgemaakt en toen ! had het dier, mot zijn verstandige, trouwe t hondenuogon hom aangekeken mot oon blik ... j Juist met zóó'n blik had de jonge vrouw nu i opgekeken. Jn de sombere, wczenlooze oogen «?as oen schuw-verwonderde, dankbare uit! drukking .gekomen . . . toen boog ze het blonde [ hoofd on een klagend stenen drong haar uit de ziel. P.arbara Ifjlt/.er. ik heb medelijden mot je, zeg mo, wat hooft hij jo gedaan '.'" 'n Lange pau/.e dan 'n kermen on i hevig snikken ! Ze springt op, strekt de han den uit, valt oj) haar knieën en slaat met haar voorhoofd o]> den grond! M'n kind! m'n kind ! !" .Hot is Milde niet mogelijk een woord over i zijn lippen te brongen bij die uitbarsting vau wanhoop, verstomt hij. 'n Tijdlang 1)1 ij ft, 't stil ... in een hoek knaagt 'n muis on trippelt, vlug over don grond... N n logt de rechter zijn hand zacht i op hot blonde, hoofd. Zo, richt hot betraande gelaat op, krampt de trillende vingers in zijn ', ja-pand: Hoer, heer, help mij ... M'n kind!" i Ik kan je niet holpen!" Stokkend komen die woorden over Milde's lippen, ge hebt een zware misdaad begaan! Maar spreek, spreekt met me. stel je voor, dal ik je biecht vader ben, aan wion je al wat er in jo omgaat wilt zeggen, of donk dat ik je vader ben zeg mo alles wat jo op 't hart hebt. Ik heb zielsmodelijden niet jo, kind! sta op !" ! Maar ze blijft, op haar knieën liggen, vaster nog omvatten haar vingers de puint van zijn .ia*. O meneer! goede meneer! ik bon zóó ongelukkig geweest, verlaten van God en iedereen on 't is Lorenz. die me slecht hooft gemaakt ! En dan heeft hij mo m'n kind willen afnemen !" Ze springt met vlammende oogen op. j Hoort u dat? begrijpt u dat? Eenzaam heb ik daar boven in de Gonovovagrot geleefd Loreiiz had me daar verstopt mot m'n kind on ik ben 'r zoo gelukkig geweest tot dat. Op 'n dag is m'n tante Ivathriju Holzer 'r geweest en die vertelde me, dat Lorenz zou gaan trouwen met Anna van den Kamstein! Dat hij niet met mij wilde trouwen wist ik, maar met oon andere i noen dat nooit! dat heeft hij ook bij het Allerheiligste gezworen ! En hij is toen ook j niet meer bij me gekomen . Ik heb daar boven gezeten ... o ! met pijn on ellende hier... in m'n hart. Ik heb hem opgewacht, als hij 's avonds van den Kamstein terugkwam en hem gesmeekt en gebeden ... op m'n knieën heb ik voor 'm gelegen maar hij was boos en hard en hooft mo van zich gostooton . . . Laat mo met vrede !" zei hij. Ik heb hem bezworen bij de zaligheid van zijn ziel. . . bij ons kind maar 't was alles voor niets ! En dien boelen nacht ben ik opgebleven en heb zitten denken ? en alles draaide in m'n hoofd als dol in de rondte, aldoor in do rondte o! En op 'n anderen avond, ben ik 'm weer gaan op wachten en dat mes had ik in mijn zak gtstopt ik wist zelf niet waarom ! En toen ik 'm weer zoo gesmeekt had 't niet te doen, zei hij, dat hij wat bedacht had : we moesten 't kind in den Kamsteiu vóór de deur neerleggen, dan zou hij Anna en haar ouders wol bepraten om 't to houden als 'n goed werk van barmhartigheid en als hij dan mot Anna getrouwd was, zoudon ze 'r kind bij zich nomen... en goed behan delen... nuuir ik moest maken dat ik weg kwam . . . toen .. . toen ben ik helsch gewor den ! Jk heb 'm 't mos getoond en ge zegd : l.otvnz, pas op! ik geef m'n kind niet af ik ga niet weg van m'n kind! Toen heeft hij mo gepakt on op m'n gezicht ge slagen : Vod! dat je bent ! zwijg! anders stock ik je overhoop!... on toen hij mo zoo boet pakte on 't mes nit m'n hand wou ruk ken toen toen o', onze hoer Jezus vergeve 't me! toon heb ik toegestooten . . . 011 hij viel neer zonder geluid te geven ! . . ." De toehoorder huivert : Om God's wil... ongelukkige wat hol) jo godaan !'' Godaan?" Zij ziet hem strak aan en knikt langzaam met 't hoofd : op haar gelaat, ligt 'n uitdrukking van onbuigzame weerspan nigheid. Ik ga niet van m'n kind :'' En nu zal dat toch moeten, arme ziel !" Ze hoort hem niet. Ze heft haar handen o]), strekt ze voor zicli uit en terwijl ze er mot ontzetting op staart, mompelt ze: Bloed... bloed kleeft er aan !" Ze huivert . . . als in ecu droom (luistert zo, toonloos : Ik be-.i weer naar boven gerond, en heb m'n kind opge pakt en mo heel diep in 't donker verstopt... t n toen . . . en toon . . . bon ik gevangen geno men .'..." En met 'n kreet, die door morgen been drong: Och meneer! help me toch !... M'n kind .' . . . m'n kind ! . . ." Zo huilt als 'u wild dier, in haar wanhoop stort ze zich weer voor hem neer, met haar voorhoofd slaat zo telkens weer op zijn voeten . Hijzelf is zeer bleek geworden, het zweet parelt op zijn voorhoofd... Zacht legt hij zijn hand op haar schouder : Ik kan je niet helpen. Bar bara Holzer! God erbarme zich over.je ?;' Hij gaat heen, de deur valt achter hem dicht! haar hopeloos gejammer snijdt hom door do ziel. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl