De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 27 maart pagina 5

27 maart 1904 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1396 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD TOOI H1D11LAMD. DE FIJNSTE BOUILLON bereidt men slechts met kokend water, zonder verdere toevoeging, met MAGGI'8 ConsomméCapsules. Een Capsule bevat 2 Tubes. Een tube voor een groote kop a X Liter kost 6 ets. buitenste capsule Maggi's Bquillon Capsules worden uit het allerbeste Vleeschextrakt vervaardigd, waaraan fijne groenten, en het noodige keukenzout is toegevoegd. Te verkrijgen bij kruideniers en comestibleshandelaars. binnenate Tubes Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HORNj Amsterdam. IIIMIIIIIIIItlllllltlllllllflIlllllltttlHIIIMIIflIllllllllllllllllllllllllllllirilllllllllllllllllllMIIIIIIIIMIHII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIIIMimilllllllllllllllllllllllimMIIIM l* DAMEjg. Dr. ALETTA H. JACOBS (Mevr. Gerritsen) ter gelegenheid van haar 25-jaiig doctoraat in de geneeskunde. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIUtllHIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIItlllllllllllinillllllllllllllllllllllll ^Ouze ieDsttiotleD naar CD Sdwnwlmn. s Onlangs vond ik een artikel in de Frankf. Zeit., dat ik in hoofdzaak hier bekend maken wil, omdat er onder onze lezers en vooral lezeressen zullen z\jn, die zich licht opge wekt gevoelen daardoor, het gegeven voor beeld te volgen: wat onze dienstboden wezen lijk ten goede komen zou. Daar mijn vrouw en ik nog al dikwijls naar den schouwburg gaan, achtte ik het van het begin van ons huwelijk af gewenscht, ook onze dienstboden in de gelegenheid te stellen, nu en dan dit genot te smaken; zoo hoefden ze ons niet alleen niet deswege te benijden, maar konden op die wijze tevens in onze ge noegens deelen. Om de 4 a 6 weken gaf ik ze een kaartje, nu wel niet juist voorden eersten, maar toch ook niet voor den laagsten rang. Hier volgen enkele ervaringen, door ons daarbij opgedaan. In de eerste plaats wil ik hier 't een en ander meedeelen over een meisje, waarbij al onze pogingen in deze richting schipbreuk leden. Trouwens, ze was ons altijd een ziel kundig raadsel. Ze kwam uit Sileziëen was over 't algemeen een uitstekende werkkracht; jammer, dat ze zoo bijzonder achteloos was. Merkwaardig mag 't heeten, dat ze heelemaal geen behoefte toonde aan uitgaan, ofschoon ze rechtstreeks van haar geboorteplaats bij ons .te Dresden kwam. Keden te over, om te denken, dat ze zich de oogen uit het hoofd zien en het vuur uit haar sloflen loopen zou, om overal eens een kijkje te kunnen nemen. Niets van dat alles. De gewoon voorkomende boodschappen deed ze prompt en ongemeen vlug; overigens is Dresden haar gedurende haar maandenlang verblijf aldaar een totaal onbekende gebleven. Zelfs bezocht ze geen kerk. Wat we ook zeiden, hoe we ook bij haar op uitgaan aandrongen, 't baatte niets. Toen probeerden we het met een kaartje voor het tooneel. Anna!" zei mija vrouw, morgen mag je itaar den schouwburg gaan. Van mijn man krijg Je een kaartje." Ik dank u wel, mevrouw, maar ik doe 't niet!" luidde het antwoord. En waarom dat niet? Ben je er wel eens geweest?" Neen, nog nooit. Eens ben ik met in'n vorige meester en meesteres naar 't circus geweest, maar daar was 't erg vervelend." Nu, in den schouwburg is 't veel mooier. Baar zul je je wel amuseeren." Och neen, ik blijf liever thuis!" Toen mijn vrouw me den uitslag van haar pogingen meedeelde, dacht ik eerst, dat het een misplaatste bescheidenheid van haar was, die haar ons verzoek deed afslaan. Mijn vrouw daarentegen was van oordeel, dat ze bang was, alleen uit te gaan en daarom zorgde ik ook voor een kaartje voor mijn secretaris wien ik ook graag eens een genoegen deed dat die haar begeleiden kon. Maar mijn secretaris ging met veel pleizier, het meisje bleef stilletjes thuis: ze was er niet toe te bewegen, mee te gaan. Nooit hebben we een verklaring kunnen vinden voor deze zonderlinge manier van doen: 't meisje was en bleef ons in dit opzicht een raadsel. Gebrek aan levenslust was zeker niet 4e oorzaak, daarvoor was ze altijd veel te vroolijk en opgewekt. Ook mochten we niet aannemen, dat ze iets voor ons te verbergen kad, dat ze bang was, we zouden haar boeltje bij haar afwezigheid eens kunnen gaan dóórneuzen. Door alle andere dienstboden werd ons voorstel, eens naar den schouwburg te gaan op onze kosten, steeds met groote vreugde begroet. Ik was er altijd zooveel mogelijk op bedacht, . een gemakkelijk te begrijpen yolksstuk voor ze «U te zoeken; soms ook viel mijn keuze op eentje van Schiller, b.v. de Wilhelm Teil" en Maria Stuart". Vooral dit laatste wekte de geestdrift onzer gedien stigen; een van haar kon me ook tamelijk goed den gansenen inhoud van het stuk ver tellen, wat bij de andere voorstellingen nooit recht gelukken wou. En nog schrijf ik het eerste toe aan de bijzondere schranderheid van dit meisje, want overigens hadden ze allen buitengewoon veel moeite, verslag uit te brengen over wat ze gezien.... en daaruit begrepen hadden. 't Meest behaagde de meisjes een Schwank" of een blijspel, een van die stukken, zooals die er tot voor eenige jaren zoo vele gingen. Eén ervaring deed ik met volle zekerheid daarbij op. Als we haar vroegen: Wat is je dan zoo bijzonder goed bevallen?" of: Wat komt er dan voor moois in dat stuk voor?" dan luidde het bescheid : Och, d'r was er een, die aldoor zulke gekke grapjes maakte", of wel: Er was iemand bij, die liep zoo komiek en toen klauterde hij naar boven...!" Waaruit bleek, dat wat haar 't meest aan gestaan had, niets anders was dan de komiek, de gemoderniseerde hansworst uit vroeger eeuwen, die nu nog even goed als voorheen op het eenvoudig gemoed van het echte volkskind werkt. Eén feit merkte ik echter met groot ge noegen op, dit nl. dat de Afterkunst", die in de varicteits-schouwburgen en door allerlei specialiteiten-gezekchappen gepleegd wordt, op de meisjes weinig aantrekkingskracht uitoefende en veel minder in den smaak viel, dan het heusche tooneel. Meer dan eens heb ik op zettelijke proeven genomen, om dit goed na te gaan. We hadden op zekeren tijd een wel wat al te babbelachtige kindermeid en een zeer opgewekte dienstbode. Op een goeien dag lieten we ze samen naar den schouwburg gaan, en natuurlijk waren ze den volgenden dag ik weet niet precies meer, wat er gegeven werd vol van wat ze gezien hadden. Dan had de een, dan weer de ander het er over ; geen van beiden kon er over uitgepraat raken; niet alleen tegenover mijn vrouw, maar ook onder elkaar waren ze niet uitgeput over al het genotene, nog dagen aaneen. Een paar weken daarna mochten ze weer uitgaan: ditmaal naar een variété-schouwburg: als we er niet naar vroegen, hoorden we er niemen dal van. En ook dan nog waren haar ant woorden al heel kort. In 't eerste oogenblik dachten we, dat ze ons voor het lapje ge houden, misschien haar kaartjes verkocht hadden, en naar een danszaal waren ge gaan. Maar een nauwkeuriger onderzoek deed ons kond, dat ze wel degelijk gehande'd hadden naar onze opdracht, en alles gezien en gehoord hadden. En mochten ze nu ook al op onze vraag, of ze zich flink geamuseerd hadden, antwoordden: O ja, heel goed!" zoo was het duidelijk, dat dit bescheid meer uit dankbare beleefdheid voortsproot, dan uit overtuiging. Een honden-dresseur had nog den meesten indruk op haar beiden gemaakt. En toen we haar eenige weken later vroegen, of ze liever naar den schouw burg zouden gaan, dan naar het variét theater, luidde het antwoord eenstemmig : Naar den schouwburg, als 't u belieft!" En zie, de monden stonden daarna er weer een heelen tijd niet over stil. Een proef met de opera mislukte bij alle meisjes; wel 3 of 4 stuurden we er heen, maar geen van allen had er klaarblijkelijk eenigen indruk van gekregen. Och, ik ver stond er niet veel van; ze zongen maar al door!" zei een van haar, en 't oordeel der anderen luidde niet anders. Och, 't was vervelend !" meende een van haar al dadelijk, ofschoon ze Humperdinck's Hansel und Gretel" gezien had, waarvan de inhoud haar toch zeker wel bekend moest wezen. Zelfs op een iets meer ontwikkeld meisje, dat bij ons een tijdlang de plaats van kinderjuffrouw bekleedde, maakte de opera heel wat minder indruk dan een tooneelstuk, en ofschoon ze zelf heel goed zong en de dochter van een muzikaal-begaafd man was, toonde ze toch zeer weinig belangstelling voor alles wat de opera aanging. Haar oordeel over wat ze gezien en gehoord had, vatte ze on geveer aldus samen : Het was heel aardig, maar ik kende de geschiedenis al!" Voor haar was dus de fabel de hoofdzaak, en zoo ging het trouwens met de anderen ook. Ik wil deze mededeelingen afsluiten met een ervaring, door een bevriende Hamburgsche familie opgedaan, die ze ons liet weten. In dit koopmansgezin woonde nog maar sinds kort een braaf meisje uit Mecklenburg, met wie men bijzonder ingenomen was en die daarom menig bewijs van genegenheid mocht ontvangen. Op een goeien dag gaf haar mees teres haar dan ook eens een kaartje, om naar den schouwburg te gaan. Dat was iets voor haar, die zoo kcrsversch van Mecklenburg kwam. Netjes opgeknapt en stralend van blijdschap verliet het gelukkige Fieken het huis, maar kwam na verloop van een goed half uur, tot aller verbazing, terug. Wel, Fieken! al weer terug?" zei de huis vrouw. O, mevrouw!" antwoordde het meisje, nog heel opgewonden door het haar ten deel gevallen genoegen, o mevrouw!" et war wunnerschon." 1) Zoo, dus is 't je goed bevallen ? Maar waarom dan" O mevrouw", de velen feinen Lür un de Musik. Un dann das grote, schüne Bild! So wat heww' ick ininall Dagnich seihn!" 2) Ja, maar als 't je dan zoo goed bevallen is, waarom ben je dan niet gebleven, Fieken?" Je Madam, as wi dor nu setten un Musik horten, würd dat grote Bild tau Höcht trekt un dorachter stunner Twei un fangen an tau snacken un sich wat tau vertellen. Dor heww' ick mi dacht: Dat geiht di ja nu wedder nicks an un bünn na Hus gangen." 3) * * # Zegt niet: heiige onnoozelheid!" lezeres sen en lezers. Meent nu niet, dat er aan zulke lui" dan toch geen eer te behalen is. Meer dan ge denkt. En ook, laten we onze minderen" opvoeden, dat ze van de ver schillende uitingen der kunst leeren genieten. En daarom laat ze oaar den schouwburg gaan. Ze zullen er u erkentelijk voor zijn. 1) het was wónder-mooi. 2) wat een boel fijne lui en die muziek. En dan dat groote, fraaie schilderij! Zoo iets heb ik nooit van mijn levensdagen gezien! 3) Ja, mevrouw, toen we daar nu zaten en muziek hoorden, toen werd dat groote schilderij in de hoogte getrokken en daar achter stonden twee (menschen) en die be gonnen te praten en wat aan elkaar te ver tellen. Toen dacht ik zoo bij me-zelf: Dat gaat jou nou eigenlijk niks an" ? en ben naar huis gegaan. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIHI Modes: oorringen, amethyst, hoeden. Ongelooflijk en tóch waar! Madame Mode wordt een beetje gedwarsboomd ! Wij houden met haar grillig voorschrift, dat wij ons zou den tooien met lange, bengelende oorversie ringen, geen rekening. Echt-vrouwelijk gooien wij het op een akkoordje! De ooren worden opgetuigd; maar, niet met afhangende ver siersels. Kleine, platte knopjes drukken er op. Eén enkele kostbare steen, zoo eenvoudig mogelijk gezet, wordt in de oorlapjes ge schroefd. De mondaine heeft verschillende steenen, in kleur overeenstemmend met haar verschillende toiletten. Kleedt zij zich in wit, rose of zwart, dan prijkt een witte, rose of zwarte parel op haar nuffig oortje. Turquoise, smaragd, amethyst of robijn, zijn van dienst, wanneer zij verschijnt in 't blauw, groen, mauve of rood. * * * De lievelingstinten van koningin Alexandra van Engeland zijn: lila, mauve en purper. Het zal haar genoegen doen te zien, dat de amethyst met zijn geflonker in de kleuren door de vorstin het meest bewonderd, tot mode-steen is bevorderd. Voor tiara, hals en armsieraden zijn amethysten en diamanten de meest gezochte combinatie. In Schotland, heeft Alexandra heel wat ruwe amethysten opgekocht, en die gaande-wég laten snijden en zetten tot preciosa voor haar tallooze petekinderen, nichtjes en vriendinnen. Waar schijnlijk zal het veelvuldig dragen van amethysten in de Engelsche hofkringen, deze mode hebben doen ontstaan. * * * Wat hoeden betreft, is de keuze groot. De onuitputtelijke fantasie van kappers en hoe denmakers, die op dit gebied n lijn trekken, heeft gezorgd dat ook voor de lente en voor den aanstaanden zomer, elk wat wils zou vinden. Op recepties en bij trouwplechtigheden, wordt zoowel de reusachtige Hertoginvan-Devonshire-hoed (picture hat) als de elegante toque, style Louis XVI gedragen. De zuivere lijnen van een klassiek profiel, zullen onder de slagschaduw van een grooten hoed, een verkwikking van de oogen zijn. Een frisch gezichtje niet guitig wipneusje, dat zich oin stijl noch hjneii bekommert, zal er bekoorlijk uitzien, wanneer de geestige toque parmantig het kopje siert. De platte pannekoek-modellen worden schaarscher. Zij zullen weldra geheel ver dwijnen met de lage kapsels, die feitelijk niet getriomfeerd hebben. Enkelen hebben wij gezien, nu ja' maar une hirondelle ne fait pas Ie printemps. Eén ding is hél zeker: de hoeden, klein of groot, worden mér in 't gezicht gedragen. Niet te veel naar achteren gezet, iets, wat sommigen niet kwaad, zelfs hél goed staat, wanneer men het provoquante niet versmaadt, mdar, wat toch altijd weinig distinctie geeft. De nieuwste modellen hebben ten gerieve der kapsels, een eenigszins diepen bol. Hoogopstaande rand links; of, matig opstaande rand links en rechts. Achterwaarts opge slagen rand wordt ook gezien. De randen zijn omslingerd door veeren, gaan schuil onder touffes van bloemen. Hél veel bloemen zijn modieus. Zér zachte tinten. Licht rose, zacht-geel, mauve, wit. Op de zomerhoeden weinig goud of zilver. Die garneering flikkert te veel in 't dartele zon nelicht. De hoedenmakers leven in de ge lukkige onderstelling, dat wij weer een ouderwetschen zomer met zon en warmte zullen krijgen. Mogen zij niet bedrogen uit komen. Uit pure dankbaarheid zouden wij hun voorschriften volgen en dolgaarne voor langen tijd afscheid nemen van druiloorige regenschermen, waterproofs en overschoenen. Struisveeren, groote en kleine, gaas, mousseline- de soie- kant-garneeringen, al te gader door de mode gevorderd, hoe zouden zij bestand zijn tegen vochtige luchten en regen ? Neen, wij willen niet gelooven aan sombere voorspellingen, geen acht geven op mistroos tige teekenen, maar deelen de optimistische verwachtingen van hoedenmaker en kapper ! De ondulaties en krulletjes geperst en ge brand in onze lokken, schuwen vocht en nattigheid. Verrukkelijke zon ! onthoud ons niet langer de warmte en den gloed van uw stralen! CAPEICB. ?«?iiiWii' imiiMiiiin i iiuiiiuiii i i i i . UIT DE NATUUR. LVIII. Rotganzen. Zwanen, eenden, ganzen dat is een traditionneele reeks van vernuften, maar een afdalende. In werkelijkheid is 't net andersom; als de jagers niet allemaal jokken dan is de gans niet alleen de verstandigste van alle drie, maar een van de vogels die 't aller moeilijkst te foppen is. Geen waakzamer en slimmer vogels dan een troep wilde ganzen, zeggen de lui die 't weten kunnen; ze zijn haast niet te naderen; alle kunstmiddeltjes als listen van den vernuftigen mensch weten zij te ontdekken en te verijdelen; en ze weten zoo goed als ekster of ooievaars al in de verte den man met het geweer te onder scheiden van den onsehadelijken boer of wandelaar; vrouwen laten de slimmerds dichterbij komen dan mannen. De meeste wilde ganzen leven als de broed tijd voorbij is in groote troepen, die waar schijnlijk uit kleine gezelschappen of families bestaan. Meest is er een ganzerik of gent, die voor een gans en haar jongen zorgt en die zich waar 't niet volkomen veilig is, haast geen tijd gunt om gras te eten, zoo druk heeft hij het met uitkijken naar alle kanten. Die voorzichtigheid is dan ook de oorzaak dat er van het huiselijk leven van vele wilde ganzen nog weinig bekend is geworden en dat weinige nog wel vrij laat. In zoo'n geval weten de menschen zich te behelpen met aanne melijke en minder aannemelijke gissingen en verzinsels; en als zoo'n merkwaardigheid, uit den duim gezogen of op oppervlakkige waarneming berustend, eenmaal bij het volk, bij visschers, jagers vooral, ingang heeft gevonden, dan is het een knap man, die 't weer uit krijgt. oesters, en daarna hun verder leven door brengen op de rots, den drij venden boomstam of't kromhout, waarop ze toevallig belandden. Wat er uit de schelpen steekt en wel eenigszins op vogelvlerkjes lijkt dat zijn de vele kreeftenpootjes, die zoodanig gevormd zijn, dat ze dienst kunnen doen als watertoestroomers, dus voor de ademhaling zorgen. In den Haag heb ik j aren geleden eens een paar visschers gezien die met een stuk krom hout vol eendenmossels aan de deuren belden, om ze voor een kleinigheid te laten kijken. Een van de impressario's vertelde er de heele legende bij van de rotganzen, die er uit groeiden en nog veel meer moois. Toch is het al meer dan driehonderd jaar geleden, dat het nest en de eieren van rot ganzen ontdekt zijn. Dat deed Gerrit de Veer, dezelfde Hollandsche jongen, die de over wintering op Nova Zembla meemaakte; hjj ging tijdens een tochtje naar Groenland aan wal, en bemerkte daar in den zomer dezelfde geheimzinnige zwarte ganzen, die hij 's win ters thuis op de schorren zoo dikwijls had begluurd. Hij klom tegen de hooge kustrotsen op en vond er de nesten met eieren in groot aantal. Toch is de oude legende nog niet vergeten en in oude natuurlijke-historieboeken van veel lateren tijd groeide» nog lang de rotganzen aan boomen op 't strand. Hun naam rotganzen schijnt in verband te staan met het groeien op rot hout, of waarschijnlijker is het een aanduiding van het geluid, dat deze ganzen geven bij 't trekken. Trouwens niet alleen op den doortocht. In den ganzen vijver van Artis is in deze week het zachte krot! krot! duidelijk tusschen al de variaties van het gewone ganzen-gegigak te onderscheiden. Zoekt men tusschen al die andere ganzen die zachte zangers" uit, dan blijken het mooie gansjes te zijn, met gitzwarte borst en grijs gemarmerden buik en vlerken. Het beste zijn ze dakelijk te ken nen aan een heelen of halven witten ring om den hals. Meestal blijven ze wat achteraf als de kin deren op 't brugje biscuitjes uitdeelen, maar 's morgens vroeg en vooral in 't voorjaar zijn ze minder schuw en dan maken ze net als de brandganzen en canadeezen met hun mooie witte wangen allerlei zonderlinge be wegingen en ook zeer vreemde heesche en lang niet liefelijke geluiden. Een gelief koosde ganzenstand is die, welke ik hier geschetst heb. Herhaaldelijk zag ik een rot gans, onverwachts en zonder merkbare aan leiding op een ander toeloopen; die bleef onbewogen staan, draaide alleen den kop wat op zijde en luisterde aandachtig naar wat de giggakker met zijn laag gehouden kop te zeggen had. T)an verwisselen ze van rol; nummer twee maakt dezelfde manoeu vres met kop en hals en gigakte er even luid op los; terwijl de kameraad nu op zijn beurt kalm het verhaal aanhoorde. Als 't uit was gingen ze samen een deuntje krotrotten en dan volgde een zwemwedstrijd op den vijver. Toen ik van morgen daar zoo bij den ganzenvijver stond te watchen hoorde ik achter mij een eind verder op den eendenvijver een straatjongen zachtjes klepperen en dan weer een kind met een dubbeltjes rateltje spelen. Dit nu zijn zeer ongewone geluiden in Artis. Ten eerste is het een veel te fatsoenlijke tuin, dat er ooit een jongen, onderstel al dat een lidszoon zoo iets in den zak had, Rotganzen in Artis. Zoo met de rotganzen. Die komen sedert onheuglijke tijden elk jaar tegen den winter bij ons voor; bij duizenden vertoonen ze zich in 't najaar op onze kusten, op Wieringen en Texel en de andere eilanden. Maar nooit zag men ze broeden, en ook in 't hooge Noorden, werden nesten noch eieren gevon den ; dat was een raadsel. Een ander natuur raadsel bestond hierin, dat dikwijls op de kusten stukken half vergaan wrakhout kwamen aanspoelen, waarop heel zonderlinge dingen groeiden; van niet al te nabij gezien, leken het wel eieren op stelen; en keek je goed toe dan zag je de vlerkjes van de jonge vogels die er uitkwamen heen en weer bewe gen. En nu waren er twee vliegen in een klap te slaan; de rotgans-eieren waren gevonden; ze zaten in zee op rottend drijf hout vast en de jonge rotganzen groeiden dus letterlijk aan de boomen. Wat daar op die boomen groeit, de zoo genaamde eendenmossel, dat is werkelijk al wonder genoeg, al komen er geen rotganzen uit. Het zijn een soort kreeftjes, die in hun prille jeugd vrij rondzwemmen, later zich vasthechten op de wijze van mosselen en het zou durven wagen er zijn kleppers voor den dag te halen; maar ook zelfs een baby op den arm zou hier van zijn juf niet mogen ratelen. Daarbij hoe zouden er straatjongens of andere menschen op zoo'n ontijdig uur in Artis komen, het moest wat anders wezen; een dier waarschijnlijk in den vijver. Dit alles moet buiten mij om door mijn arm hoofd gegaan zijn, ik had er stellig allang naar geluisterd, voordat ik 't zelf merkte; jwant ik was al lang aan het zoeken en localiseeren van 't kleine rateltje voor ik mij had omgekeerd. Dat zweefde nu hier dan daar over den vijver; stellig een kwartier duurde het, eer ik 't beestje te pakken had, dat zich zoo'n afwijkend eendentaaltje veroorlooft. Het is een zomer-taling, kenbaar aan een lange witte streep boven 't oog, die van den voorkop tot aan de schouders loopt. Probeer 't aar dige geluidje eens te hooren; maar 't moet heel stil bij den vijver zijn. Zoo stil, dat ge daar den kwartel kunt hooren slaan, die in een boom naast de pauwenvolière zit te roepen. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl