Historisch Archief 1877-1940
No. 1396
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD TOOI H1D11LAMD.
DE FIJNSTE BOUILLON
bereidt men slechts met kokend water, zonder verdere toevoeging,
met
MAGGI'8 ConsomméCapsules.
Een Capsule bevat 2 Tubes.
Een tube voor een groote kop a X Liter kost 6 ets.
buitenste capsule
Maggi's Bquillon Capsules worden uit het allerbeste Vleeschextrakt vervaardigd, waaraan fijne groenten,
en het noodige keukenzout is toegevoegd. Te verkrijgen bij kruideniers en comestibleshandelaars.
binnenate Tubes
Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HORNj Amsterdam.
IIIMIIIIIIIItlllllltlllllllflIlllllltttlHIIIMIIflIllllllllllllllllllllllllllllirilllllllllllllllllllMIIIIIIIIMIHII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIIIMimilllllllllllllllllllllllimMIIIM
l*
DAMEjg.
Dr. ALETTA H. JACOBS (Mevr. Gerritsen)
ter gelegenheid van haar 25-jaiig doctoraat in de geneeskunde.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIUtllHIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIItlllllllllllinillllllllllllllllllllllll
^Ouze ieDsttiotleD naar CD Sdwnwlmn. s
Onlangs vond ik een artikel in de Frankf.
Zeit., dat ik in hoofdzaak hier bekend maken
wil, omdat er onder onze lezers en vooral
lezeressen zullen z\jn, die zich licht opge
wekt gevoelen daardoor, het gegeven voor
beeld te volgen: wat onze dienstboden wezen
lijk ten goede komen zou.
Daar mijn vrouw en ik nog al dikwijls naar
den schouwburg gaan, achtte ik het van het
begin van ons huwelijk af gewenscht, ook
onze dienstboden in de gelegenheid te stellen,
nu en dan dit genot te smaken; zoo hoefden
ze ons niet alleen niet deswege te benijden,
maar konden op die wijze tevens in onze ge
noegens deelen. Om de 4 a 6 weken gaf
ik ze een kaartje, nu wel niet juist voorden
eersten, maar toch ook niet voor den laagsten
rang. Hier volgen enkele ervaringen, door
ons daarbij opgedaan.
In de eerste plaats wil ik hier 't een en
ander meedeelen over een meisje, waarbij al
onze pogingen in deze richting schipbreuk
leden. Trouwens, ze was ons altijd een ziel
kundig raadsel. Ze kwam uit Sileziëen was
over 't algemeen een uitstekende werkkracht;
jammer, dat ze zoo bijzonder achteloos was.
Merkwaardig mag 't heeten, dat ze heelemaal
geen behoefte toonde aan uitgaan, ofschoon ze
rechtstreeks van haar geboorteplaats bij ons
.te Dresden kwam. Keden te over, om te
denken, dat ze zich de oogen uit het hoofd
zien en het vuur uit haar sloflen loopen zou,
om overal eens een kijkje te kunnen nemen.
Niets van dat alles. De gewoon voorkomende
boodschappen deed ze prompt en ongemeen
vlug; overigens is Dresden haar gedurende
haar maandenlang verblijf aldaar een totaal
onbekende gebleven. Zelfs bezocht ze geen
kerk. Wat we ook zeiden, hoe we ook bij haar
op uitgaan aandrongen, 't baatte niets. Toen
probeerden we het met een kaartje voor het
tooneel.
Anna!" zei mija vrouw, morgen mag je
itaar den schouwburg gaan. Van mijn man
krijg Je een kaartje."
Ik dank u wel, mevrouw, maar ik doe
't niet!" luidde het antwoord.
En waarom dat niet? Ben je er wel eens
geweest?"
Neen, nog nooit. Eens ben ik met in'n
vorige meester en meesteres naar 't circus
geweest, maar daar was 't erg vervelend."
Nu, in den schouwburg is 't veel mooier.
Baar zul je je wel amuseeren."
Och neen, ik blijf liever thuis!"
Toen mijn vrouw me den uitslag van haar
pogingen meedeelde, dacht ik eerst, dat het
een misplaatste bescheidenheid van haar was,
die haar ons verzoek deed afslaan. Mijn vrouw
daarentegen was van oordeel, dat ze bang
was, alleen uit te gaan en daarom zorgde ik
ook voor een kaartje voor mijn secretaris
wien ik ook graag eens een genoegen deed
dat die haar begeleiden kon. Maar mijn
secretaris ging met veel pleizier, het meisje
bleef stilletjes thuis: ze was er niet toe te
bewegen, mee te gaan.
Nooit hebben we een verklaring kunnen
vinden voor deze zonderlinge manier van doen:
't meisje was en bleef ons in dit opzicht een
raadsel. Gebrek aan levenslust was zeker niet
4e oorzaak, daarvoor was ze altijd veel te
vroolijk en opgewekt. Ook mochten we niet
aannemen, dat ze iets voor ons te verbergen
kad, dat ze bang was, we zouden haar boeltje
bij haar afwezigheid eens kunnen gaan
dóórneuzen.
Door alle andere dienstboden werd ons
voorstel, eens naar den schouwburg te gaan
op onze kosten, steeds met groote vreugde
begroet. Ik was er altijd zooveel mogelijk
op bedacht, . een gemakkelijk te begrijpen
yolksstuk voor ze «U te zoeken; soms ook
viel mijn keuze op eentje van Schiller, b.v.
de Wilhelm Teil" en Maria Stuart". Vooral
dit laatste wekte de geestdrift onzer gedien
stigen; een van haar kon me ook tamelijk
goed den gansenen inhoud van het stuk ver
tellen, wat bij de andere voorstellingen nooit
recht gelukken wou. En nog schrijf ik het
eerste toe aan de bijzondere schranderheid
van dit meisje, want overigens hadden ze
allen buitengewoon veel moeite, verslag uit te
brengen over wat ze gezien.... en daaruit
begrepen hadden.
't Meest behaagde de meisjes een Schwank"
of een blijspel, een van die stukken, zooals
die er tot voor eenige jaren zoo vele gingen.
Eén ervaring deed ik met volle zekerheid
daarbij op. Als we haar vroegen: Wat is je
dan zoo bijzonder goed bevallen?" of: Wat
komt er dan voor moois in dat stuk voor?"
dan luidde het bescheid : Och, d'r was er
een, die aldoor zulke gekke grapjes maakte",
of wel: Er was iemand bij, die liep zoo
komiek en toen klauterde hij naar boven...!"
Waaruit bleek, dat wat haar 't meest aan
gestaan had, niets anders was dan de komiek,
de gemoderniseerde hansworst uit vroeger
eeuwen, die nu nog even goed als voorheen
op het eenvoudig gemoed van het echte
volkskind werkt.
Eén feit merkte ik echter met groot ge
noegen op, dit nl. dat de Afterkunst", die in
de varicteits-schouwburgen en door allerlei
specialiteiten-gezekchappen gepleegd wordt, op de
meisjes weinig aantrekkingskracht uitoefende
en veel minder in den smaak viel, dan het
heusche tooneel. Meer dan eens heb ik op
zettelijke proeven genomen, om dit goed na
te gaan. We hadden op zekeren tijd een
wel wat al te babbelachtige kindermeid en een
zeer opgewekte dienstbode. Op een goeien dag
lieten we ze samen naar den schouwburg gaan,
en natuurlijk waren ze den volgenden dag ik
weet niet precies meer, wat er gegeven werd
vol van wat ze gezien hadden. Dan had
de een, dan weer de ander het er over ; geen
van beiden kon er over uitgepraat raken;
niet alleen tegenover mijn vrouw, maar ook
onder elkaar waren ze niet uitgeput over al
het genotene, nog dagen aaneen. Een paar
weken daarna mochten ze weer uitgaan:
ditmaal naar een variété-schouwburg: als we
er niet naar vroegen, hoorden we er niemen
dal van. En ook dan nog waren haar ant
woorden al heel kort. In 't eerste oogenblik
dachten we, dat ze ons voor het lapje ge
houden, misschien haar kaartjes verkocht
hadden, en naar een danszaal waren ge
gaan. Maar een nauwkeuriger onderzoek
deed ons kond, dat ze wel degelijk
gehande'd hadden naar onze opdracht, en alles
gezien en gehoord hadden. En mochten ze
nu ook al op onze vraag, of ze zich flink
geamuseerd hadden, antwoordden: O ja, heel
goed!" zoo was het duidelijk, dat dit bescheid
meer uit dankbare beleefdheid voortsproot,
dan uit overtuiging. Een honden-dresseur
had nog den meesten indruk op haar beiden
gemaakt. En toen we haar eenige weken
later vroegen, of ze liever naar den schouw
burg zouden gaan, dan naar het variét
theater, luidde het antwoord eenstemmig :
Naar den schouwburg, als 't u belieft!" En
zie, de monden stonden daarna er weer een
heelen tijd niet over stil.
Een proef met de opera mislukte bij alle
meisjes; wel 3 of 4 stuurden we er heen,
maar geen van allen had er klaarblijkelijk
eenigen indruk van gekregen. Och, ik ver
stond er niet veel van; ze zongen maar al
door!" zei een van haar, en 't oordeel der
anderen luidde niet anders. Och, 't was
vervelend !" meende een van haar al dadelijk,
ofschoon ze Humperdinck's Hansel und
Gretel" gezien had, waarvan de inhoud haar
toch zeker wel bekend moest wezen.
Zelfs op een iets meer ontwikkeld meisje,
dat bij ons een tijdlang de plaats van
kinderjuffrouw bekleedde, maakte de opera heel
wat minder indruk dan een tooneelstuk, en
ofschoon ze zelf heel goed zong en de dochter
van een muzikaal-begaafd man was, toonde
ze toch zeer weinig belangstelling voor alles
wat de opera aanging. Haar oordeel over
wat ze gezien en gehoord had, vatte ze on
geveer aldus samen : Het was heel aardig,
maar ik kende de geschiedenis al!" Voor haar
was dus de fabel de hoofdzaak, en zoo ging
het trouwens met de anderen ook.
Ik wil deze mededeelingen afsluiten met een
ervaring, door een bevriende Hamburgsche
familie opgedaan, die ze ons liet weten. In
dit koopmansgezin woonde nog maar sinds
kort een braaf meisje uit Mecklenburg, met
wie men bijzonder ingenomen was en die
daarom menig bewijs van genegenheid mocht
ontvangen. Op een goeien dag gaf haar mees
teres haar dan ook eens een kaartje, om naar
den schouwburg te gaan. Dat was iets voor
haar, die zoo kcrsversch van Mecklenburg
kwam. Netjes opgeknapt en stralend van
blijdschap verliet het gelukkige Fieken het
huis, maar kwam na verloop van een goed
half uur, tot aller verbazing, terug.
Wel, Fieken! al weer terug?" zei de huis
vrouw.
O, mevrouw!" antwoordde het meisje, nog
heel opgewonden door het haar ten deel
gevallen genoegen, o mevrouw!" et war
wunnerschon." 1)
Zoo, dus is 't je goed bevallen ? Maar
waarom dan"
O mevrouw", de velen feinen Lür un de
Musik. Un dann das grote, schüne Bild!
So wat heww' ick ininall Dagnich seihn!" 2)
Ja, maar als 't je dan zoo goed bevallen
is, waarom ben je dan niet gebleven, Fieken?"
Je Madam, as wi dor nu setten un Musik
horten, würd dat grote Bild tau Höcht trekt
un dorachter stunner Twei un fangen an tau
snacken un sich wat tau vertellen. Dor heww'
ick mi dacht: Dat geiht di ja nu wedder
nicks an un bünn na Hus gangen." 3)
* *
#
Zegt niet: heiige onnoozelheid!" lezeres
sen en lezers. Meent nu niet, dat er aan
zulke lui" dan toch geen eer te behalen is.
Meer dan ge denkt. En ook, laten we onze
minderen" opvoeden, dat ze van de ver
schillende uitingen der kunst leeren genieten.
En daarom laat ze oaar den schouwburg
gaan. Ze zullen er u erkentelijk voor zijn.
1) het was wónder-mooi.
2) wat een boel fijne lui en die muziek.
En dan dat groote, fraaie schilderij! Zoo
iets heb ik nooit van mijn levensdagen
gezien!
3) Ja, mevrouw, toen we daar nu zaten
en muziek hoorden, toen werd dat groote
schilderij in de hoogte getrokken en daar
achter stonden twee (menschen) en die be
gonnen te praten en wat aan elkaar te ver
tellen. Toen dacht ik zoo bij me-zelf: Dat
gaat jou nou eigenlijk niks an" ? en ben
naar huis gegaan.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIHI
Modes: oorringen, amethyst, hoeden.
Ongelooflijk en tóch waar! Madame Mode
wordt een beetje gedwarsboomd ! Wij houden
met haar grillig voorschrift, dat wij ons zou
den tooien met lange, bengelende oorversie
ringen, geen rekening. Echt-vrouwelijk gooien
wij het op een akkoordje! De ooren worden
opgetuigd; maar, niet met afhangende ver
siersels. Kleine, platte knopjes drukken er
op. Eén enkele kostbare steen, zoo eenvoudig
mogelijk gezet, wordt in de oorlapjes ge
schroefd. De mondaine heeft verschillende
steenen, in kleur overeenstemmend met haar
verschillende toiletten. Kleedt zij zich in wit,
rose of zwart, dan prijkt een witte, rose of
zwarte parel op haar nuffig oortje. Turquoise,
smaragd, amethyst of robijn, zijn van dienst,
wanneer zij verschijnt in 't blauw, groen,
mauve of rood.
* *
*
De lievelingstinten van koningin Alexandra
van Engeland zijn: lila, mauve en purper.
Het zal haar genoegen doen te zien, dat de
amethyst met zijn geflonker in de kleuren
door de vorstin het meest bewonderd, tot
mode-steen is bevorderd. Voor tiara, hals en
armsieraden zijn amethysten en diamanten
de meest gezochte combinatie. In Schotland,
heeft Alexandra heel wat ruwe amethysten
opgekocht, en die gaande-wég laten snijden
en zetten tot preciosa voor haar tallooze
petekinderen, nichtjes en vriendinnen. Waar
schijnlijk zal het veelvuldig dragen van
amethysten in de Engelsche hofkringen, deze
mode hebben doen ontstaan.
*
* *
Wat hoeden betreft, is de keuze groot. De
onuitputtelijke fantasie van kappers en hoe
denmakers, die op dit gebied n lijn trekken,
heeft gezorgd dat ook voor de lente en voor
den aanstaanden zomer, elk wat wils zou
vinden. Op recepties en bij
trouwplechtigheden, wordt zoowel de reusachtige
Hertoginvan-Devonshire-hoed (picture hat) als de
elegante toque, style Louis XVI gedragen.
De zuivere lijnen van een klassiek profiel,
zullen onder de slagschaduw van een grooten
hoed, een verkwikking van de oogen zijn.
Een frisch gezichtje niet guitig wipneusje,
dat zich oin stijl noch hjneii bekommert,
zal er bekoorlijk uitzien, wanneer de geestige
toque parmantig het kopje siert.
De platte pannekoek-modellen worden
schaarscher. Zij zullen weldra geheel ver
dwijnen met de lage kapsels, die feitelijk
niet getriomfeerd hebben. Enkelen hebben
wij gezien, nu ja' maar une hirondelle ne
fait pas Ie printemps. Eén ding is hél
zeker: de hoeden, klein of groot, worden
mér in 't gezicht gedragen. Niet te veel
naar achteren gezet, iets, wat sommigen niet
kwaad, zelfs hél goed staat, wanneer men
het provoquante niet versmaadt, mdar, wat
toch altijd weinig distinctie geeft. De
nieuwste modellen hebben ten gerieve der
kapsels, een eenigszins diepen bol.
Hoogopstaande rand links; of, matig opstaande
rand links en rechts. Achterwaarts opge
slagen rand wordt ook gezien. De randen
zijn omslingerd door veeren, gaan schuil
onder touffes van bloemen. Hél veel
bloemen zijn modieus. Zér zachte tinten.
Licht rose, zacht-geel, mauve, wit. Op de
zomerhoeden weinig goud of zilver. Die
garneering flikkert te veel in 't dartele zon
nelicht. De hoedenmakers leven in de ge
lukkige onderstelling, dat wij weer een
ouderwetschen zomer met zon en warmte
zullen krijgen. Mogen zij niet bedrogen uit
komen. Uit pure dankbaarheid zouden wij
hun voorschriften volgen en dolgaarne voor
langen tijd afscheid nemen van druiloorige
regenschermen, waterproofs en overschoenen.
Struisveeren, groote en kleine, gaas,
mousseline- de soie- kant-garneeringen, al te
gader door de mode gevorderd, hoe zouden zij
bestand zijn tegen vochtige luchten en regen ?
Neen, wij willen niet gelooven aan sombere
voorspellingen, geen acht geven op mistroos
tige teekenen, maar deelen de optimistische
verwachtingen van hoedenmaker en kapper !
De ondulaties en krulletjes geperst en ge
brand in onze lokken, schuwen vocht en
nattigheid. Verrukkelijke zon ! onthoud ons
niet langer de warmte en den gloed van uw
stralen! CAPEICB.
?«?iiiWii' imiiMiiiin i iiuiiiuiii i i i i .
UIT DE NATUUR.
LVIII. Rotganzen.
Zwanen, eenden, ganzen dat is een
traditionneele reeks van vernuften, maar een
afdalende. In werkelijkheid is 't net andersom;
als de jagers niet allemaal jokken dan is de
gans niet alleen de verstandigste van alle
drie, maar een van de vogels die 't aller
moeilijkst te foppen is. Geen waakzamer en
slimmer vogels dan een troep wilde ganzen,
zeggen de lui die 't weten kunnen; ze zijn
haast niet te naderen; alle kunstmiddeltjes
als listen van den vernuftigen mensch weten
zij te ontdekken en te verijdelen; en ze
weten zoo goed als ekster of ooievaars al in
de verte den man met het geweer te onder
scheiden van den onsehadelijken boer of
wandelaar; vrouwen laten de slimmerds
dichterbij komen dan mannen.
De meeste wilde ganzen leven als de broed
tijd voorbij is in groote troepen, die waar
schijnlijk uit kleine gezelschappen of families
bestaan. Meest is er een ganzerik of gent, die
voor een gans en haar jongen zorgt en die zich
waar 't niet volkomen veilig is, haast geen
tijd gunt om gras te eten, zoo druk heeft hij
het met uitkijken naar alle kanten.
Die voorzichtigheid is dan ook de oorzaak
dat er van het huiselijk leven van vele wilde
ganzen nog weinig bekend is geworden en dat
weinige nog wel vrij laat. In zoo'n geval weten
de menschen zich te behelpen met aanne
melijke en minder aannemelijke gissingen en
verzinsels; en als zoo'n merkwaardigheid, uit
den duim gezogen of op oppervlakkige
waarneming berustend, eenmaal bij het volk,
bij visschers, jagers vooral, ingang heeft
gevonden, dan is het een knap man, die 't
weer uit krijgt.
oesters, en daarna hun verder leven door
brengen op de rots, den drij venden boomstam
of't kromhout, waarop ze toevallig belandden.
Wat er uit de schelpen steekt en wel
eenigszins op vogelvlerkjes lijkt dat zijn de
vele kreeftenpootjes, die zoodanig gevormd
zijn, dat ze dienst kunnen doen als
watertoestroomers, dus voor de ademhaling zorgen.
In den Haag heb ik j aren geleden eens een
paar visschers gezien die met een stuk krom
hout vol eendenmossels aan de deuren belden,
om ze voor een kleinigheid te laten kijken.
Een van de impressario's vertelde er de heele
legende bij van de rotganzen, die er uit
groeiden en nog veel meer moois.
Toch is het al meer dan driehonderd jaar
geleden, dat het nest en de eieren van rot
ganzen ontdekt zijn. Dat deed Gerrit de Veer,
dezelfde Hollandsche jongen, die de over
wintering op Nova Zembla meemaakte; hjj
ging tijdens een tochtje naar Groenland aan
wal, en bemerkte daar in den zomer dezelfde
geheimzinnige zwarte ganzen, die hij 's win
ters thuis op de schorren zoo dikwijls had
begluurd. Hij klom tegen de hooge
kustrotsen op en vond er de nesten met eieren
in groot aantal. Toch is de oude legende
nog niet vergeten en in oude
natuurlijke-historieboeken van veel lateren tijd groeide»
nog lang de rotganzen aan boomen op 't
strand.
Hun naam rotganzen schijnt in verband
te staan met het groeien op rot hout, of
waarschijnlijker is het een aanduiding van het
geluid, dat deze ganzen geven bij 't trekken.
Trouwens niet alleen op den doortocht. In
den ganzen vijver van Artis is in deze week
het zachte krot! krot! duidelijk tusschen al
de variaties van het gewone ganzen-gegigak
te onderscheiden. Zoekt men tusschen al
die andere ganzen die zachte zangers" uit,
dan blijken het mooie gansjes te zijn, met
gitzwarte borst en grijs gemarmerden buik en
vlerken. Het beste zijn ze dakelijk te ken
nen aan een heelen of halven witten ring
om den hals.
Meestal blijven ze wat achteraf als de kin
deren op 't brugje biscuitjes uitdeelen, maar
's morgens vroeg en vooral in 't voorjaar
zijn ze minder schuw en dan maken ze net
als de brandganzen en canadeezen met hun
mooie witte wangen allerlei zonderlinge be
wegingen en ook zeer vreemde heesche en
lang niet liefelijke geluiden. Een gelief
koosde ganzenstand is die, welke ik hier
geschetst heb. Herhaaldelijk zag ik een rot
gans, onverwachts en zonder merkbare aan
leiding op een ander toeloopen; die bleef
onbewogen staan, draaide alleen den kop
wat op zijde en luisterde aandachtig naar
wat de giggakker met zijn laag gehouden
kop te zeggen had. T)an verwisselen ze van
rol; nummer twee maakt dezelfde manoeu
vres met kop en hals en gigakte er even
luid op los; terwijl de kameraad nu op zijn
beurt kalm het verhaal aanhoorde. Als 't
uit was gingen ze samen een deuntje
krotrotten en dan volgde een zwemwedstrijd op
den vijver.
Toen ik van morgen daar zoo bij den
ganzenvijver stond te watchen hoorde ik achter
mij een eind verder op den eendenvijver een
straatjongen zachtjes klepperen en dan weer
een kind met een dubbeltjes rateltje spelen.
Dit nu zijn zeer ongewone geluiden in Artis.
Ten eerste is het een veel te fatsoenlijke
tuin, dat er ooit een jongen, onderstel al
dat een lidszoon zoo iets in den zak had,
Rotganzen in Artis.
Zoo met de rotganzen. Die komen sedert
onheuglijke tijden elk jaar tegen den winter
bij ons voor; bij duizenden vertoonen ze zich
in 't najaar op onze kusten, op Wieringen
en Texel en de andere eilanden. Maar nooit
zag men ze broeden, en ook in 't hooge
Noorden, werden nesten noch eieren gevon
den ; dat was een raadsel. Een ander natuur
raadsel bestond hierin, dat dikwijls op de
kusten stukken half vergaan wrakhout kwamen
aanspoelen, waarop heel zonderlinge dingen
groeiden; van niet al te nabij gezien, leken
het wel eieren op stelen; en keek je goed
toe dan zag je de vlerkjes van de jonge
vogels die er uitkwamen heen en weer bewe
gen. En nu waren er twee vliegen in een
klap te slaan; de rotgans-eieren waren
gevonden; ze zaten in zee op rottend drijf hout
vast en de jonge rotganzen groeiden dus
letterlijk aan de boomen.
Wat daar op die boomen groeit, de zoo
genaamde eendenmossel, dat is werkelijk al
wonder genoeg, al komen er geen rotganzen
uit. Het zijn een soort kreeftjes, die in hun
prille jeugd vrij rondzwemmen, later zich
vasthechten op de wijze van mosselen en
het zou durven wagen er zijn kleppers voor
den dag te halen; maar ook zelfs een baby
op den arm zou hier van zijn juf niet mogen
ratelen. Daarbij hoe zouden er straatjongens
of andere menschen op zoo'n ontijdig uur
in Artis komen, het moest wat anders wezen;
een dier waarschijnlijk in den vijver. Dit
alles moet buiten mij om door mijn arm
hoofd gegaan zijn, ik had er stellig allang
naar geluisterd, voordat ik 't zelf merkte;
jwant ik was al lang aan het zoeken en
localiseeren van 't kleine rateltje voor ik mij
had omgekeerd.
Dat zweefde nu hier dan daar over den
vijver; stellig een kwartier duurde het, eer
ik 't beestje te pakken had, dat zich zoo'n
afwijkend eendentaaltje veroorlooft. Het is
een zomer-taling, kenbaar aan een lange witte
streep boven 't oog, die van den voorkop
tot aan de schouders loopt. Probeer 't aar
dige geluidje eens te hooren; maar 't moet
heel stil bij den vijver zijn. Zoo stil, dat
ge daar den kwartel kunt hooren slaan, die
in een boom naast de pauwenvolière zit
te roepen.
E. HEIMANS.