De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 27 maart pagina 6

27 maart 1904 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No. 1396 ZEUST IMI .A. _A. IbT ID ^ GK Francois Joseph Pfeiffer. Junior. ? Braakensiek zit in 't atelier van het Paleis voor Volksvlijt gereed om den de corateur, Jan Maandag, uit te teekenen. Neen, Jan, waarachtig, zoo gaat het niet. Ernstig kijken! :,)' i*??Ernstig, je hebt mooi praten. Zie je dje kat daar, Braak ? -> Ja. een opgezette kat. Niet waar." Maandag proesfjhet uit, dat is een mummie-kat. Een mummie-kat ? Ja. 't Is een mop geweest, kolossaal! Laat ik je die vertellen en dan zal ik een styf en strak gezicht zetten. Deftig, zoo! Nou, die kat is een uitgedroogde kat. In de ondergrondsche gewelven van het Paleis is ze verleden jaar gevonden. Een berg rommel lag er op. Wel dertig jaar had alles zóó gelegen. Bij het opnemen is de kat heel onderaan van daan gekomen. Ze is doodgedrukt, kijk, aan de kop kan je aien hoe benauwd het beest 't gehad moet Met plezier m'nheer, daar heeft u de kat. Zoo, is dat de kat? Ja, dat is de kat. Tikt u maar eens tegen poesje. Verbazend, M'nheer Maandag! Geheel uitge droogd! Leer, feitelijk leer. Ja, ja, jawel, leer, alle maal leer. Hoeveel jaar zou die kat onder den grond hebben gelegen ? ... Drie duizend jaar, zegt u... Drie duizend...." en Maandag proest het uit, neen, mijnheer, hoogstens 30 jaar, en in de kelders van het Paleis! Ik mag u niet beetnemen, om uws geleerdheid. Het is een mop. De Egyptoloog lachte zuurzoet, en zei om zijn figuur te redden: Ik zal toch een fotografie van de kat laten nemen." En de fotograaf deed alzoo. Jan Maandag kreeg een lange lachbui, Braakensiek lachte niet minder, en zei: Je bent een rare kerel. Altijd lach je en altijd heb je een mop, en toch is je werk ern stig, en ben je, als het er op aankomt even ernstig als een ander. Ga nu zitten en blijf dan een oogenblik kalm en vergeet je moppen. ? Zoo, dat 's goed. Zet je hoed op. Je ziet er met je hoed beter uit. Je hebt zoo'n vreemde kop, Je hoort niet in dezen tijd. Je moest op de Schuttersmaaltijd" zit ten. Je bent minstens twee eeuwen te laat op de wereld gekomen, net als Jan Willen. Twee nakomertjes! Jan Willem ken je toch, de OHwe Eederijker, die alle groote acteurs van vóór 40 jaar kan nadoen. Of ik Jan Willem ken! Wie kent hem niet. Laten ze het hem maar nadoen. Als hij Gysbreght van Amstel reciteert, Peters nadoet of Judels nazingt, weten de jongelui niet hoe ze het hebben. Jan zoo gaat hij goed. Zoo ernstig heb je nog nooit gekeken.. Mag ik praten? Zeker, praat maar. Wat zeg je er van ? ;Jjambert Melisz,.of de ouderlievende Jongeling van Westzanen. (2de Bedrijf). kebben, aan het strekken van die poot, en aan het ingedrukte lichaam. Tik er maar op, net leer. Een mummie-kat! Verleden jaar heb ik het beest in een winkel in de Galerij voor de ramen laten leggen, met een karton er bij, waarop met groote letters: Mummie-kat, 3000 jaar oud, opgegraven in Egypte'1. Honderden menschen hebben die kat moeten zien. Als de scholen uitgingen, ver drongen de jongens zich voor den winkel. Maar nu het mooiste! De kat heb ik lang terug, en daar komt, op een goejen morgen, een deftig heer met geleerd gezicht op mijn atelier, een fotograaf achter hem, en zegt tegen me: M'nheer Maandag u heeft een Egyptische mummie-kat. Mag ik die van u zien? Ik ben Egyptoloog, ik schrijf een werk over Egypte, en nu zou het interes sant zijn een af beeling van uw kat in mijn werk op te nemen; de fotograaf heb ik meegebracht". Maandag zette een verbaasd gezicht, strak «m de lachspieren te bedwingen. Waarvan? Van het portret van Pfeiffer. Ik vond het beroerd, dat er in den stadsschouwburg bij allerlei portretten van acteurs en actri ces geen enkel portret van een decoratieschilder hing. Wij zwijgen wel, maar wij spreken toch ook.' Jij, ten minste. - Neen, geen gekheid. Een decor is voor het stuk en den tooneelist toch ook niet onverschillig. Wij, decorateurs, hebben niet minder zorg voor ons werk dan de tooneelisten. Ik zou zeggen, meer. En wat voor voldoening hebben we? Gaat er een nieuwe opera, dan leest men over het orkest, over de artiesten..., over de décoratiën ... ho, maar! Grootveld heeft me dikwijls verteld, dat het vroeger anders was, Jan. Zeker moet het anders geweest zijn. Want Pfeiffer had een klein tooneel ge maakt, met bosch-, tnin-, rots- en zaaldecors, winter- en zomergezichten. In de Eeguliersdwarsstraat gaf hij er voorstellinPreciosa of het Spaansch Heidinnetje. (2de Bedrijf). gen mee. Het tooneel had kunstig-uitgedachte machinerietjes, waardoor alles ver anderen kon. Pfeiffer liet het ook donderen, de zon ondergaan en de maan opkomen. Mekanieke poppetjes bewogen zich op het tooneel. Veel pleizier hadden de lui in een aanspreker, die door jongens met sneeuw ballen werd gegooid en dan geheel wit werd." Zeg, Braak, van die decors kan je er nog zien, op het tooneeltje van Hilman, in het Rijksmuseum. Braakensiek is opgestaan Jan Maandag praat te lang hij blijft, nu, luisteren. Jammer, dat de decors, die Pfeiffer voor den stadsschouwburg geschilderd heeft, verbrand zijn. Tot het laatste toe werden ze gebruikt. In dit boek kun je ze nog zien. Hij heeft die zelf op steen geteekend en bij Weddepohl uitgegeven. Kijk's hier, dat decors voor Lambert Melisz, en dit voor Preciosa, en het andere voor Jeanne d'Are. Mooi en degelijk. De decora teurs hadden toen nog den tijd; over sommige decors werkten ze een heel jaar. Maar zoo'n decor, een Romeinsche zaal b.v. was gelijk met zeven decors. Een klassieke zaal bestond uit 20 a 25 stuks: friezen, achterdoek, afzonderlijke doeken om de zaal te vergrooten of te verkleinen, lijst met losse doeken, groote hoofdingangen, deuren, doorzichtdoek enz. Zoo maakte men van n zaal zeven a acht zalen. Kr werd tijd aan besteed! Eerst zaten de dichters met directeur en decorateur in de oude koffiekamer van den houten schouwburg op het Leidscheplein aan den haard te praten, lekker hun lange pijp rookend. Mr. Jacob van Lennep stond graag met den voet tegen de haard. Moeder Boggia liet dan slemp of roode keteltjes bisschop brengen. En zoo dampend en drinkend werd alles besproken. Pfeiffer maakte eene maquette, heel consciëntieus en uitvoerig. Als directeur en dichter alles goed hadden gevonden, ging de maquette naar de commissariskamer. In eene bizondere ver gadering, op welke de decorateur ontboden werd, en de directeur later bescheiden, maakte de deftige commissarissen hunne opmerkingen. Een enkele, als Haverkorn droeg nog een staartpruikje. Te Amsterdam is hij de man geweest, die het pruikje het langst gedragen heeft. De tooneelisten en tooneelkappers noemen thans nog een staartpruikje, nooit anders dan: 'n Haverkorntje. Ik heb nog stukken van zulk een maquette, vermoedelijk van Pfeiffer. Jongen, geef me die schermpjes van Pfeiffer even, Zie eens, hoe ui.tyo^ig. De lijn tjes en ruitjes, /iiaar welke de leerlingen moesten werken, kan je nog duidelijk zien. Bij dat werk werd Pfeiffer niet gehaast. Hoe had hij anders het lijst werk, de ornamentiek, de kapiteelen, en alles zoo uitvoerig kunnen behandelen. Alles was soliede. Op goed doek werd ge schilderd, alles getimmerd, alles sloot flink op elkaar. Nu stoot eenJacteurTmet zijn elleboog tegen een kasteel, en het geheele kasteel kronkelt, of het de kramp krijgt. En dan het schil deren ... het is van smeeren moet je maar". Enfin in Duitschland koop je het decor bij den vierkanten meter. Je schrijft maar naar Berlijn: zend mij zooveel vier kanten meter bosch, zee of kasteel en, eer je er om denkt, heb je de kasteelen, zeeën en bosschen thuis. Er kwamen op het atelier van den stads schouwburg altijd andere schilders, fijnschilders". Bij Jan Eduard de Vries, leerling en opvolger van Pfeiffer kwamen er heel veel: Rochussen, Te Gerapt, Greive, Sangster, Hilverdink, enz. Jan Eduard de Vries had van alle hulp. Wanneer hij met het figuur geen weg wist, dan hielp hem vaak den Italiaanschen schilder Peduzzi. Maar wat Rochussen niet al voor de Vries en den costumier gedaan heeft, is niet te zeggen! In den Haag was het 't zelfde. Bij den ouden van Hoven kwamen Bosboom en Weissenbruch en anderen helpen. Bij Grootveld, leerling van Jan Eduard de Vries, werd het al anders, en ik, die van Grootveld geleerd en hem opgevolgd ben, zie weinig meer van de fijnschilders". Toen Jan Eduard de Vries, kort nadat hij directeur van den stadsschouwburg werd, in Parijs was geweest, en meer en meer zin en oog voor balletwerk kreeg, en de menschen begoochelden met flonkertjes en ttikkertjes iets nieuws toen werd het minder. Pfeiffer mocht niet gaarne balletten, hij hield niet van het flodderwerk. Met Grootveld heb ik toch nog veel ernstig werk gemaakt, zooals de ze ventiendekamer voor Semeyna, het decor voor Sofonisbe, en heel veel veel décoratiën voor den schouwburg te Arnhem. Het tooneel is overal veranderd, met het decor. Het tooneel van den schouwburg hier - van het Paleis voor Volksvlijt isdoor J. E. de Vries ingericht geheel naar den vorigen Schouwburg op het Leidsche plein. We hebben zoo goed als geen machineriën, en toch kunnen we even goed en even flug, het tooneel bij opendoek veranderen. Het opschuiven en toeschuiven gaat met de handen, met de vleeschmachine", zooals de tooneelknechts zeggen. ,.a Neen, in den tijd van Pfeiffer en ook nog van Jan Eduard de Vries was het beter. Nu moet alles roef-roef! Nu schilderen we een decor in denzelf den tijd als ze vroeger noodig hadden, om er over te praten. Zie me dan dat werk ook eens aan! ^Mooi, hèBraak! Heb ik gelijk of niet, dat ik gezorgd heb voor het portret van Pfeiffer in den Stadsschouwburg. Zoodra uit de kranten mijn plan bekend werd, en ik naar Oost en West brieven geschreven had, heb ik van mijn vrienden en vriendinnen alleen, voldoende geld ge kregen om een portret van Pfeiffer te laten schilderen. Een flinke bijdrage kreeg ik van een 80-jarige dame. Ze schreef me, dat ze, als meisje, Pfeiffer nog gekend had. En het verbluffendst is, dat er zelfs n acteur heeft meegedaan. Zooveel medewerking heb ik niet kunnen hopen! Co Breman heeft Pfeiffer's portret ge schilderd, op anderhalf maal de ware grootte. Heb jij 't gezien, Braak ? Neen, tot mijn spijt. 't Is toch op Lucas te zien geweest. Het wordt algemeen mooi gevonden. De commissie voor de portretten in den stadsschouwburg heb ik het aangeboden. voor wat ben je me eigenlijk komea uitteekenen?... 't Is toch geen mop? Waarachtig niét. Je komt in de raadzaal. Dan zullen ze lachen. Daar is 't juist om te doen. Als Jan Maandag Zaterdagavond, naar ouder gewoonte, De Groene" inziet, zal hij weten waarom zijn vriend Braakensiek hem heeft uitgeteekend. Tot zoolang blijft hij zenuwachtig, denkend dat er nu met hém-zelf een grap wordt uitgehaald. Braakensiek heeft Jan Maandag uitge teekend, omdat men hem, den vroolijken schilder, eene wilde brengen voor het betoonen van eerbied voor een grooten voor ganger, en geheel alleen, het mogelijk heeft gemaakt, dat het portret van den JAN MAANDAG. Voor het Weekblad, naar het leven geteekend door Joh. Braakensiek. Ik heb geschreven naar die commissie en naar deze commissie, en, met bekwamen spoed, is de schenking van het portret aanvaard. Binnenkort wordt het opgehan gen in een der gangen van den stads schouwburg, die dan ook eere brengt aan de kunst van den decorateur in 't alge meen en aan die van Fran§ois Pfeiffer, in 't bizonder. Ik maak je wel m'n compliment, Jan. Ben je uitgesproken? vermaarden decorateur, Frangois Joseph Pfeiffer Junior in den Stadsschouwburg eene plaats heeft. Pfeiffer als vertegenwoordiger der tooneelscherm-schilderkunst heeft hij gekozen omdat deze staat boven zijne talent volle voorganger en enkele tijdgenooten, als: J. .van Drecht; J. G. Walderp; H. Numan; J. Henning; A. van der Groen en J. Barbiers. Van alle dezen werden tot aan den brand van den schouwburg, nog decors gebruikt, en zeer mooie. Fransche Jeanne d'Are, of de Maagd van Orleans. (5de Bedrijf). Verveel ik je? Jij verveelt nooit. Maar ik moet nog wat aan je kop doen. Je hebt, al pratend, een goed gezicht gekregen. Houd dat. Een oogenblikje maar. Braakensiek ging weer aan 't werk en was spoedig gereed. Zie zoo, daar ben je. Ben ik dat ? Ja, dat ben jij. Zoo. Zie ik er zoo deftig uit. Ja, dat moet ook. Waarom ? Omdat je opgehangen wordt in de raadzaal van het stadhuis. Maak geen gekheid. Neen, zeg Braak, artiesten, er optredende, roemden steeds hunne tooneelschermen. Madme Agar was vol lof en bewondering voor den Romein sche zaal. Er was tot aan den brand, decors bij van 1774. Onder de Kunst- en Vliegwerken uit de 18e eeuw muntten vooral uit: De Nederdalende Wolk en de Bollende Zee. AANTEEKENING. FranQois Joseph Pfeiffer Jr. is 5 Oct. 1778 te Luik geboren. Zijn vader, met dezelfde voornamen, had te Aken het levenslicht gezien. Deze heeft lang te Amsterdam/als schilder en graveur gewerkt. Hij heeft vele hoofdlieden der Patriotten geteekend, (Zit vtrvolg op pag. 9).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl