Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
No. 1396
ZEUST
IMI .A. _A. IbT ID ^ GK
Francois Joseph Pfeiffer. Junior.
? Braakensiek zit in 't atelier van het
Paleis voor Volksvlijt gereed om den de
corateur, Jan Maandag, uit te teekenen.
Neen, Jan, waarachtig, zoo gaat het
niet. Ernstig kijken! :,)'
i*??Ernstig, je hebt mooi praten. Zie je
dje kat daar, Braak ?
-> Ja. een opgezette kat.
Niet waar." Maandag proesfjhet
uit, dat is een mummie-kat.
Een mummie-kat ?
Ja. 't Is een mop geweest, kolossaal!
Laat ik je die vertellen en dan zal ik een
styf en strak gezicht zetten. Deftig, zoo!
Nou, die kat is een uitgedroogde kat. In
de ondergrondsche gewelven van het Paleis
is ze verleden jaar gevonden. Een berg
rommel lag er op. Wel dertig jaar had
alles zóó gelegen. Bij het opnemen is de
kat heel onderaan van daan gekomen. Ze
is doodgedrukt, kijk, aan de kop kan je
aien hoe benauwd het beest 't gehad moet
Met plezier m'nheer,
daar heeft u de kat.
Zoo, is dat de kat?
Ja, dat is de kat. Tikt u
maar eens tegen poesje.
Verbazend, M'nheer
Maandag! Geheel uitge
droogd! Leer, feitelijk leer.
Ja, ja, jawel, leer, alle
maal leer.
Hoeveel jaar zou die
kat onder den grond hebben
gelegen ? ... Drie duizend
jaar, zegt u...
Drie duizend...." en
Maandag proest het uit,
neen, mijnheer, hoogstens
30 jaar, en in de kelders van
het Paleis!
Ik mag u niet beetnemen,
om uws geleerdheid. Het is
een mop.
De Egyptoloog lachte
zuurzoet, en zei om zijn figuur
te redden: Ik zal toch een
fotografie van de kat laten
nemen."
En de fotograaf deed alzoo.
Jan Maandag kreeg een
lange lachbui, Braakensiek
lachte niet minder, en zei:
Je bent een rare kerel. Altijd
lach je en altijd heb je een
mop, en toch is je werk ern
stig, en ben je, als het er
op aankomt even ernstig als een ander.
Ga nu zitten en blijf dan een oogenblik
kalm en vergeet je moppen.
? Zoo, dat 's goed. Zet je hoed op. Je
ziet er met je hoed beter uit. Je hebt
zoo'n vreemde kop, Je hoort niet in dezen
tijd. Je moest op de Schuttersmaaltijd" zit
ten. Je bent minstens twee eeuwen te laat
op de wereld gekomen, net als Jan Willen.
Twee nakomertjes! Jan Willem ken je toch,
de OHwe Eederijker, die alle groote acteurs
van vóór 40 jaar kan nadoen.
Of ik Jan Willem ken! Wie kent hem
niet. Laten ze het hem maar nadoen. Als
hij Gysbreght van Amstel reciteert, Peters
nadoet of Judels nazingt, weten de jongelui
niet hoe ze het hebben.
Jan zoo gaat hij goed. Zoo ernstig heb
je nog nooit gekeken..
Mag ik praten?
Zeker, praat maar.
Wat zeg je er van ?
;Jjambert Melisz,.of de ouderlievende Jongeling van Westzanen. (2de Bedrijf).
kebben, aan het strekken van die poot, en
aan het ingedrukte lichaam. Tik er maar
op, net leer. Een mummie-kat! Verleden
jaar heb ik het beest in een winkel in de
Galerij voor de ramen laten leggen, met
een karton er bij, waarop met groote letters:
Mummie-kat, 3000 jaar oud, opgegraven
in Egypte'1.
Honderden menschen hebben die kat
moeten zien. Als de scholen uitgingen, ver
drongen de jongens zich voor den winkel.
Maar nu het mooiste! De kat heb ik lang
terug, en daar komt, op een goejen morgen,
een deftig heer met geleerd gezicht op mijn
atelier, een fotograaf achter hem, en zegt
tegen me: M'nheer Maandag u heeft een
Egyptische mummie-kat. Mag ik die van
u zien? Ik ben Egyptoloog, ik schrijf een
werk over Egypte, en nu zou het interes
sant zijn een af beeling van uw kat in mijn
werk op te nemen; de fotograaf heb ik
meegebracht".
Maandag zette een verbaasd gezicht, strak
«m de lachspieren te bedwingen.
Waarvan?
Van het portret van Pfeiffer. Ik vond
het beroerd, dat er in den stadsschouwburg
bij allerlei portretten van acteurs en actri
ces geen enkel portret van een
decoratieschilder hing. Wij zwijgen wel, maar wij
spreken toch ook.'
Jij, ten minste.
- Neen, geen gekheid. Een decor is
voor het stuk en den tooneelist toch ook
niet onverschillig. Wij, decorateurs, hebben
niet minder zorg voor ons werk dan de
tooneelisten. Ik zou zeggen, meer. En wat
voor voldoening hebben we? Gaat er een
nieuwe opera, dan leest men over het orkest,
over de artiesten..., over de décoratiën ...
ho, maar!
Grootveld heeft me dikwijls verteld,
dat het vroeger anders was, Jan.
Zeker moet het anders geweest zijn.
Want Pfeiffer had een klein tooneel ge
maakt, met bosch-, tnin-, rots- en
zaaldecors, winter- en zomergezichten. In de
Eeguliersdwarsstraat gaf hij er
voorstellinPreciosa of het Spaansch Heidinnetje. (2de Bedrijf).
gen mee. Het tooneel had
kunstig-uitgedachte machinerietjes, waardoor alles ver
anderen kon. Pfeiffer liet het ook donderen,
de zon ondergaan en de maan opkomen.
Mekanieke poppetjes bewogen zich op het
tooneel. Veel pleizier hadden de lui in een
aanspreker, die door jongens met sneeuw
ballen werd gegooid en dan geheel wit
werd." Zeg, Braak, van die decors kan
je er nog zien, op het tooneeltje van Hilman,
in het Rijksmuseum.
Braakensiek is opgestaan Jan Maandag
praat te lang hij blijft, nu, luisteren.
Jammer, dat de decors, die Pfeiffer
voor den stadsschouwburg geschilderd heeft,
verbrand zijn. Tot het laatste toe werden
ze gebruikt. In dit boek kun je ze nog
zien. Hij heeft die zelf op steen
geteekend en bij Weddepohl
uitgegeven. Kijk's hier, dat
decors voor Lambert Melisz, en
dit voor Preciosa, en het andere
voor Jeanne d'Are.
Mooi en degelijk. De decora
teurs hadden toen nog den tijd;
over sommige decors werkten
ze een heel jaar. Maar zoo'n
decor, een Romeinsche zaal b.v.
was gelijk met zeven decors. Een
klassieke zaal bestond uit 20 a
25 stuks: friezen, achterdoek,
afzonderlijke doeken om de zaal
te vergrooten of te verkleinen,
lijst met losse doeken, groote
hoofdingangen, deuren,
doorzichtdoek enz. Zoo maakte men
van n zaal zeven a acht zalen.
Kr werd tijd aan besteed!
Eerst zaten de dichters met
directeur en decorateur in de
oude koffiekamer van den houten
schouwburg op het
Leidscheplein aan den haard te praten,
lekker hun lange pijp rookend.
Mr. Jacob van Lennep stond
graag met den voet tegen de
haard. Moeder Boggia liet dan
slemp of roode keteltjes bisschop
brengen. En zoo dampend en
drinkend werd alles besproken.
Pfeiffer maakte eene maquette,
heel consciëntieus en uitvoerig.
Als directeur en dichter alles
goed hadden gevonden, ging de
maquette naar de
commissariskamer. In eene bizondere ver
gadering, op welke de decorateur
ontboden werd, en de directeur
later bescheiden, maakte de
deftige commissarissen hunne
opmerkingen. Een enkele, als
Haverkorn droeg nog een
staartpruikje. Te Amsterdam is hij
de man geweest, die het pruikje
het langst gedragen heeft. De
tooneelisten en tooneelkappers
noemen thans nog een
staartpruikje, nooit anders dan:
'n Haverkorntje.
Ik heb nog stukken van zulk
een maquette, vermoedelijk van
Pfeiffer. Jongen, geef me die
schermpjes van Pfeiffer even,
Zie eens, hoe ui.tyo^ig. De lijn
tjes en ruitjes, /iiaar welke de
leerlingen moesten werken, kan
je nog duidelijk zien. Bij dat
werk werd Pfeiffer niet gehaast.
Hoe had hij anders het lijst
werk, de ornamentiek, de
kapiteelen, en alles zoo uitvoerig
kunnen behandelen. Alles was
soliede. Op goed doek werd ge
schilderd, alles getimmerd, alles
sloot flink op elkaar.
Nu stoot eenJacteurTmet zijn
elleboog tegen een kasteel, en
het geheele kasteel kronkelt, of
het de kramp krijgt. En dan het schil
deren ... het is van smeeren moet je
maar". Enfin in Duitschland koop je het
decor bij den vierkanten meter. Je schrijft
maar naar Berlijn: zend mij zooveel vier
kanten meter bosch, zee of kasteel en, eer
je er om denkt, heb je de kasteelen, zeeën
en bosschen thuis.
Er kwamen op het atelier van den stads
schouwburg altijd andere schilders,
fijnschilders". Bij Jan Eduard de Vries, leerling
en opvolger van Pfeiffer kwamen er heel
veel: Rochussen, Te Gerapt, Greive,
Sangster, Hilverdink, enz. Jan Eduard de Vries
had van alle hulp. Wanneer hij met het
figuur geen weg wist, dan hielp hem vaak
den Italiaanschen schilder Peduzzi. Maar
wat Rochussen niet al voor de Vries en den
costumier gedaan heeft, is niet te zeggen!
In den Haag was het 't zelfde. Bij den
ouden van Hoven kwamen Bosboom en
Weissenbruch en anderen helpen.
Bij Grootveld, leerling van Jan Eduard
de Vries, werd het al anders, en ik, die
van Grootveld geleerd en hem opgevolgd ben,
zie weinig meer van de fijnschilders".
Toen Jan Eduard de Vries, kort nadat
hij directeur van den stadsschouwburg werd,
in Parijs was geweest, en meer en meer
zin en oog voor balletwerk kreeg, en de
menschen begoochelden met flonkertjes en
ttikkertjes iets nieuws toen werd het
minder.
Pfeiffer mocht niet gaarne balletten, hij
hield niet van het flodderwerk.
Met Grootveld heb ik toch nog veel
ernstig werk gemaakt, zooals de ze
ventiendekamer voor Semeyna, het decor voor
Sofonisbe, en heel veel veel décoratiën voor
den schouwburg te Arnhem.
Het tooneel is overal veranderd, met het
decor. Het tooneel van den schouwburg hier
- van het Paleis voor Volksvlijt isdoor
J. E. de Vries ingericht geheel naar den
vorigen Schouwburg op het Leidsche plein.
We hebben zoo goed als geen machineriën,
en toch kunnen we even goed en even flug,
het tooneel bij opendoek veranderen. Het
opschuiven en toeschuiven gaat met de
handen, met de vleeschmachine", zooals
de tooneelknechts zeggen. ,.a
Neen, in den tijd van Pfeiffer en ook nog
van Jan Eduard de Vries was het beter.
Nu moet alles roef-roef!
Nu schilderen we een decor in denzelf
den tijd als ze vroeger noodig hadden, om
er over te praten.
Zie me dan dat werk ook eens aan!
^Mooi, hèBraak! Heb ik gelijk of niet,
dat ik gezorgd heb voor het portret van
Pfeiffer in den Stadsschouwburg.
Zoodra uit de kranten mijn plan bekend
werd, en ik naar Oost en West brieven
geschreven had, heb ik van mijn vrienden
en vriendinnen alleen, voldoende geld ge
kregen om een portret van Pfeiffer te laten
schilderen. Een flinke bijdrage kreeg ik
van een 80-jarige dame. Ze schreef me, dat
ze, als meisje, Pfeiffer nog gekend had. En
het verbluffendst is, dat er zelfs n acteur
heeft meegedaan. Zooveel medewerking heb
ik niet kunnen hopen!
Co Breman heeft Pfeiffer's portret ge
schilderd, op anderhalf maal de ware grootte.
Heb jij 't gezien, Braak ?
Neen, tot mijn spijt.
't Is toch op Lucas te zien geweest.
Het wordt algemeen mooi gevonden.
De commissie voor de portretten in den
stadsschouwburg heb ik het aangeboden.
voor wat ben je me eigenlijk komea
uitteekenen?... 't Is toch geen mop?
Waarachtig niét. Je komt in de raadzaal.
Dan zullen ze lachen.
Daar is 't juist om te doen.
Als Jan Maandag Zaterdagavond, naar
ouder gewoonte, De Groene" inziet, zal
hij weten waarom zijn vriend Braakensiek
hem heeft uitgeteekend. Tot zoolang blijft
hij zenuwachtig, denkend dat er nu met
hém-zelf een grap wordt uitgehaald.
Braakensiek heeft Jan Maandag uitge
teekend, omdat men hem, den vroolijken
schilder, eene wilde brengen voor het
betoonen van eerbied voor een grooten voor
ganger, en geheel alleen, het mogelijk
heeft gemaakt, dat het portret van den
JAN MAANDAG.
Voor het Weekblad, naar het leven geteekend door Joh. Braakensiek.
Ik heb geschreven naar die commissie en
naar deze commissie, en, met bekwamen
spoed, is de schenking van het portret
aanvaard. Binnenkort wordt het opgehan
gen in een der gangen van den stads
schouwburg, die dan ook eere brengt aan
de kunst van den decorateur in 't alge
meen en aan die van Fran§ois Pfeiffer, in
't bizonder.
Ik maak je wel m'n compliment, Jan.
Ben je uitgesproken?
vermaarden decorateur, Frangois Joseph
Pfeiffer Junior in den Stadsschouwburg eene
plaats heeft. Pfeiffer als vertegenwoordiger
der tooneelscherm-schilderkunst heeft hij
gekozen omdat deze staat boven zijne talent
volle voorganger en enkele tijdgenooten,
als: J. .van Drecht; J. G. Walderp; H.
Numan; J. Henning; A. van der Groen en
J. Barbiers. Van alle dezen werden tot
aan den brand van den schouwburg, nog
decors gebruikt, en zeer mooie. Fransche
Jeanne d'Are, of de Maagd van Orleans. (5de Bedrijf).
Verveel ik je?
Jij verveelt nooit. Maar ik moet nog
wat aan je kop doen. Je hebt, al pratend,
een goed gezicht gekregen. Houd dat. Een
oogenblikje maar.
Braakensiek ging weer aan 't werk en
was spoedig gereed.
Zie zoo, daar ben je.
Ben ik dat ?
Ja, dat ben jij.
Zoo. Zie ik er zoo deftig uit.
Ja, dat moet ook.
Waarom ?
Omdat je opgehangen wordt in de
raadzaal van het stadhuis.
Maak geen gekheid. Neen, zeg Braak,
artiesten, er optredende, roemden steeds
hunne tooneelschermen. Madme Agar was
vol lof en bewondering voor den Romein
sche zaal. Er was tot aan den brand, decors
bij van 1774. Onder de Kunst- en
Vliegwerken uit de 18e eeuw muntten vooral
uit: De Nederdalende Wolk en de Bollende
Zee.
AANTEEKENING.
FranQois Joseph Pfeiffer Jr. is 5 Oct. 1778
te Luik geboren. Zijn vader, met dezelfde
voornamen, had te Aken het levenslicht
gezien. Deze heeft lang te Amsterdam/als
schilder en graveur gewerkt. Hij heeft
vele hoofdlieden der Patriotten geteekend,
(Zit vtrvolg op pag. 9).