De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 3 april pagina 1

3 april 1904 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1397 WEEK DE AMSTERDAMMER 19J4. NEDE Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOI^KEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.63 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capncines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 3 April. Advertentiën van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer / 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de fiiraa RUDOLF AiOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. I K H O U D VAN VERRE EN VAN NABIJ: Kuypers ant ifoon} aan prof. TUihelaar Ons hedendaagse h Staatsrecht en faculteit der godgeleerdheid, door Dr. J. A. Helper Sesbragger Nobele hoogte". Het bibliotheekvraagstnk te Rotterdam door Q. N. N. Frankrp en het Vaticann. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een belangrijk rapport ovar rr eid v: n schoolgaande kincUren, door B IUNST EN LETTEEEN: Muziek in de Hoofdstad, do r Ant. A\erkamp De begrafenis van den Chat-Noir, door H. Wiessing. Albert Roelols door Plassehaert Japonnaseries bij Van Veen en Co. te Amsterdam, do'ir )!. W. P. Jr. Rabbi Paula» in Filippi door Mauiits Wagenvoort, beo 'rd. door J Herderschee. De SintFranciscaskerk of de Krijiberg, door H J. Ailard, beoordeeld door pastoor Eaag Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten door J L C. A Meijer. BECLAMES VOOR DAMES: Het verdwynen van de Fronde'' (als dagblad), door Vroawke De Spiegel der Waarheid, door Elise A. Haighton. Allerlei, door Caprice Oud Amsterdam, door A. C. Loffelt. (met portretten) - FEUILLETON : De grot van Genoveva.VUI (slot) van ClaraViebig, door M v. O. UIT DE NATUCR :- door E. Heimans FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. SCHETSJE : Zij heelt zich laten kussen naar hetDuistch. van Erdmann Graeser. INGEZONDEN DAMRUBRIEK. SCHAAK SPEL. PEN- ES POTLOODKRAS3EN. ADVEHTENTIEN. uinmttniminint Kuypers antwoord aan Prof. Tichelaar. Minister Kuyper heeft den 26en Maart geantwoord op hetgeen prof. Tichelaar, in het midden heeft gebracht, om zijn collega v. d. Vlugt, en den door dezen gehavenden collega Oppenheim, van blaam te zuiveren. In dit verweer van Kuyper, met onnoodigcn omhaal gegeven, waarschijnlijk om niet al te zeer te doen uitkomen, dat hij ruim veertien dagen voor het bedenken van dit antwoord heeft genomen, zal wel niemand iets nieuws lezen, tenzij de latijnsche woorden, waarmee het werd opgepronkt; als primordiaal rechtsbe ginsel" : audi et alteram partem", argu mentatie e cencessis", proprio motu," argnmentum ad hominem". Het blijkt ook hier, gelijk in zijn kamerspeechen, dat onze premier, in den nieuwen staat zijns levens, zich meer aangetrokken gevoelt door de tale Latiums, dan dooi de tale Kanaans, hem vroeger zoo eigen; iets wat, naast andere verschijnselen, zeer duidelijk wijst op een psychologisch proces. In n opzicht achten wij dit antwoord alleszins afdoende. Het volgende komt ons geheel juist voor: En nu kwam op 8 Maart j.l. prof. mr. P. A. Tichelaar in Het Vaderland een krachtig protest indienen tegen wat door inij in zake prof. mr. J. Oppenheim was gezegd, en nog maals in dit protest omsluiert zich het recht. Niet ik toch heb prof. Oppenheim in hot debat gebracht. Dit deed prof. Van der Vlugt, die na eerst aan zijn collega Bolland het brandmerk van den si quis alius" te hebben opgedrukt, dit hier volgende van zijn collega Oppenheim sprak: De zeer weinigen, die van het vrijgevig artikel 85 gebruik maken, zouden toch althans wanneer zij kwamen aankloppen bij mijn faculteit, al bijzonder luttel kans van slagen hebben, indien zij zich eenvoudig aan een drilschool, een zekeren voorraad van positieve kennis mechanisch haddju laten inpompen. Ik zie en h o o r a l i n m ij n g e d a c hten m ij n hooggesc batten ambtge noot O p p e n h e i m, i e h ij z u l k e e n g e d r e s s e e r d e n papegaai in e t een zekere animositeit alles behalve .zacht handig zou te lijfgaa n." (Hand. bl. i:!88). Kent men nu, of kent prof. Tichelaar niet de argumentatie» e eoncessis? Welnu, deze en geen andere betoogtrant is door mij gebezigd. Xiet tot een ander, maar in mijn repliek tot prof. Van der Vlugt, en dus ad hominem argurnenteerend, heb ik gezegd: Dit is door uzelven aangaande het examen van uw faculteit verklaard. Ik neem dit op uw zeggen aan. Edoch dan volgt er ook uit, dat een examen bij uw faculteit voor wie van buiten komt, een ernstig struikelblok kan worden. Wat eischt nu bij zulk een argumentatie e coneessis het recht? Dat ge de geïncrimineerde woorden verwijt aan hem, die ze proprio motu uitsprak, of aan hem, die er zich op beriep? Katuurlijk het eerste, het laatste nooit. En toch deed prof. Tichelaar het laatste. Hij viel niet prof. Van der Vlugt aan, die het gezegd had, maar mij, die er mij als argumentum ad hominem van had bediend. Erger nog, hij deed dit zonder de woorden van prof. Van der Vlugt of de mijne aan te halen, eii alzoo zonder den lezer van zijn protest in staat te stellen tot het vellen van een rechtvaardig oordeel." Inderdaad meenen wij, dat prof. Kuyper zich zelfs van deze verdediging had mogen onthouden. Immers van de malle ver tooning, door prof. Tichelaar gegeven, om de schuld van v. d. Vlugt op Kuyper af te wentelen, als ware deze de aanklager van Oppenheim, zal wel geen nkel den kend mensch dupe zijn geworden. Had het prof. v. d. Vlugt niet aan den zedelijken moed ontbroken, om onge lijk te erkennen, hij zou reeds da lelijk, na zich zoo lichtzinnig over prof. Oppenheim te hebben uitgelaten, evenals Kuyper en Loeff vroeger eenmaal deden, voor zijn lapsus linguai" vergiffenis hebben gevraagd, uu toch brachten zijn onberaden woorden niet alleen Oppenheim in verdenking, maar was hij oorzaak ook van Tichelaar's en Andreae's onge lukkig geschrijf. Professoren, het blijkt telkens weer, doen zeer enkele uit zonderingen daargelaten beter inet zich aan hun studie te wijden, dan met te oreeren en te polemiseercn over de dingen des dagelijkschen levens; het schijnt inderdaad, dat men door het moeizaam voltassen van het brein, afge wisseld met het straffe nadenken over de allerdiepste problemen, de zuiverheid en de levendigheid van het gevoel en het verstand allicht in niet onbelangrijke mate schaadt. "VVel heeft v. d. Vlugt gepoogd een onschuldige verklaring van zijn woorden te geven, door bij interruptie den heer Lohman te verzekeren, dat prof. Oppen heim in bijzondere mate de kunst ver staat om te onderscheiden ingepompte kennis, die hij onvoldoende acht, van zelfdoordachte kennis, waarmede hij alleen genoegen neemt" maar het spreekt van zelf, dat hiermede aan de zaak niets veranderd werd, daar de hoog geschatte collega dan toch als examinator zulk een rampzalige", zulk een gcdresseerden papegaai" mot een zekere ani mositeit, allesbehalve zachthanditj 'to lijf zou gaan." Deze animositeit, dit hard handig te lijf gaan is in een examinator op geen enkele wijze goed te praten; en het is nogal begrijpelijk, dat de mannen van de Vrije Universiteit, wetende hoe hun instelling als wetenschappelijk min der waardig wordt geoordeeld, niet zon der zorg hun kweekelingen aan een examen onderworpen zien, bij personen, wier zekere animositeit en te lijf gaan den bijval of bewondering hunner col lega's ondervindt. En dit te meer nu, hoe hoog men v. d. Vlugts, Oppenheims en anderer kunstgave ook moge schatten, om ingepompte kennis van zelfdoor dachte te onderscheiden" er ook op dit terrein gedwaald kan worden, wijl zelfs bij liberale professoren de invloed van vooroordeelen gansch niet buitengesloten is, en de examinator, als professor aan een Rijksuniversiteit, tevens min of meer als partij staat tegenover hem, die, zonder de studie aan zulk een Universiteit, zijn doel tracht te bereiken. Gaf dus, wat wij niet kunnennagaan, v. d. Vlugt een valsche voorstelling van Oppenheim als exami nator, wat ware hier eer aan de orde geweest, dan een protest tegen T. d. 'Vlwjfs uitlating, hetzij door Oppenheim zelf, hetzij door de leden van de fueuleit. Maar twee protesten voor n tegen Knijper, het heeft geen zin. Toch hnd, dankt ons, liet antwoord van den Minister vollediger kunnen zijn. Hij heeft in de Kamer al te dankbaar gebruik gem:i:i!it van de woorden zijner tegenpartij. Zij waren meer in 't algemeen gesproken, dan rechtstreeks gericht tegen de Vrije Universiteit; met het bedenke lijke en ondoordachte er van aan te wijzen, had hij kunnen volstaan ; v. d. Vlugt zou er weldra bij zijn collega's last genoeg van hebben, /e zitten er nog meo in. Maar Kuypers zwakke zijde, die steeds duidelijker aan den dag komt, is, moei te hechten aan zijn vernuft als debater, dan aan do juistheid van ernstig overdachte, wel gewogen argumenten. | Hij heeft reeds zooveel moeten verde digen in zijn léven, en met zijn diulectischen aanleg het daardoor tot een ge| oef'endheid gebracht, die hom dit soort j van werk licht maakt, maar hem tevens i hoe langer hoe ininder doet vragen, of iets nu werkelijk precies waar is. Bewe gelijk van aard, wipt hij met het meeste gemak van het cene standpunt over naar het andere, en met een tikje zenuwach tigheid, door tegenstand of tegenspoed geprikkeld, grijpt hij naar links en rechts, en neemt iets al te gemakkelijk wat hem voor de hand komt. En dan, heel anders nog als David bij Goliath, met n steen kan hij wel zesmaal gooien! Men duide hot hem niet al to euvel begrijpen is vergeven. Maar, zoo meenon wij, had hij ook nu drie weken na dio hatelijke woordenwisseling aan /ijn billijk pro test moeten toevoegen: overigens, wat ik zelf, naar aanleiding van v. d. Vlugts gekken uitval, heb gesproken, het i.s mij van de lippen gekomen in de hitte van den strijd; ik zelf' wil er uit de Hande lingen wel wat van schrappen. En als de beide heeren elkander nu nog een briefje in dezen geest schreven, waren zij, gelooven wij, het best af; en zou de een zich, met een gerust sreweten, weer in zijn stille doopsgezindheid, de ander zich in zijn druk calvinisme kunnen verpoozen. Toch was Kuyper's antwoord o*s welkom, zelfs buitengewoon welkom, en wel, wijl het enkele regelen bevat, die wij van hooge beteekenis achten. Ertjer nog, hij (Tichelaar) deed dat zonder de iroorden van prof. v. d. Vlwjt of de mijne aan te halen, en alzoo zond etden lezer van zijn protest in staat te stellen tot het vellen van een rechtvaardig oordeel." Voor deze klacht gevoelen wij. Hoe dikwijls hebben wij en anderen den redacteur Kuyper niet hetzelfde verweten. De Standaard is sedert jaren het model van een blad, dat uit den trcure zijn tegenstanders aanvalt, '/.onder het verweer of protest van den aangevallene op te nemen, en zijn lezers in staat te stellen tot het vellen van een rechtvaardig oordeel." Menigmaal hebben wij ons daaraan geërgerd, meer nog ons daarover ver wonderd. Een Christelijk blad, zeidon wij dan, een dat de naam dos Heeren" schier dagelijks gebruikt; en zijn redacteur heeft volstrekt geen gevoel voor het primordiale rechtsbeginsel: alteriim partem", om het voor te huldigen. \Vat kon dit toch zijn p Kuyper misschien een plekje in zijn hart, waar alle gevool uit is F Ja, waarlijk, wij hebben weieens aan znlk een boozo veron derstelling plaats gegeven. En hoe zou dat anders ? Want hot scheen en het schijnt nog dat de Standaard-\&/.vrs wel mogen weten voor hoe slecht en hoe dom de #toW<7(m/-redactie de socialen, de radicalen en de l-beralen houdt, maar zij nooit eens een betoog verdienen to lezen, waarin deze opvatting wordt weerlegd. Dit zal nn ui! zijn, hopen wij. Kuyper zelf komt ons te hulp! Hij ge voelt voor 't eerst, of althans weer na vele jaren, al het hatelijke van een oneerlijk debat. audi et zijn lezers Had dan Ons hedendaagsch Staatsrecht en de faculteit der godgeleerdheid. Er blijkt binnen en buiten het Parlement eeiie reactionaire stroomitig te bestaan, <lie ten doel heeft de theologische faculteit te vervormen tot eene Calvinistische faculteit, tot eene faculteit ten dienste van liet Xed. Hervormd kerkgenootschap. De Minister van Kinnenlandsche /aken doet hieraan in strijd met zijn vroegere overtuiging mede. liet is daarom noodig op die vroegere over tuiging te wijzen, en de gevoelens der meest verschillende mannen aan te halen, dio zich welbewust waven, dat de faculteit der godgeleerdheid aan onze fvijksuniver.siteiten en onze gemeente-universiteit in strijd is met ons hedendaagse!! Staatsrecht. J n 18!)0 schreef dr. Kuypor: Naar onze overtuiging eischt het beginsel /elf van ons Staatsrecht, eischt onze vndorlandsche historie, zoowel als de historie der universi teiten, en eischt niet minder het karakter on de eere der wetenschap, dut de Staat hoc eerder hoe beter met zijn stelsel van ofh'cieele Stuatsorthodoxie op geheel het terrein der wetenschap breke en op dien ..grond overga tot volledige opheffing van de dusgenaaimlo theologische faculteit aan zijn publieke universiteiten." I). Gold uit de gemeentekas voor kerkelijke doeleinden te nemen," gelijk de Amsterdamsche ge meenteraad eeltige j ave n achtereen deed om Calvinistische hoogleoraron te ?alariooren, noemde Dr. Kuyper dan ook terecht een staatkundige misgreep." '2) Hij ver heugde zich, dat deze voor sta Isgeld aan gekochte synodale hoogleeraren" later /ijn afgeschaft on verzekerde: Dat vroeg of laat de theologische faculteit van onze publieke universiteiten wegvalt, is een even zekere als goedgeefscho profetie, niitc'ir lini'liiinj ze Jiaar leven nog rokken zal, is zelfs van verre niet te gissen. Kwijnende zieken zijn soms taai." i!) Dr. Sclmepimiii was bet in in dezen vol maakt met dr. Kuypor eens. Hij schreef reeds in 188,'i: Men zal ook ten langen leste gaan inzien, dat een neutrale Staat aan oen Staatsschool geen godgeleerdheid, geen godsdienstwetenschap kan doen 011derwij/en. Wat geen Staat ter wereld vermag, vermag allerminst de neutrale Staat. De holheid der betoogen ten bate de/er Staatstheologie gevoerd, zal steeds hoorbaarder worden." 4) Reeds in 1878 had het Roomsclie dagblad De. Tijd zich laten liooren en schreef liet: dat zulk een Staatsfaculteit aandruischt tegen den geest dor Grondwet." i">) Ku in K)l)2 uitte zich een koomsche medicus in het maandschrift I>e Katholiek op dozo wijze : De Xederlandsehe Staat heeft zich niet te mengen in het onderwijs in do godgeleerdheid; een neutrale Staat die professoren in de tlteolixjie benoemt, men kan zich zulk oen toestand moeilijk elders dan in het China van Europa denken." (i) Leest men het \'erdiuj t/er lliiin/eli->:<je.» van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gedurende het zittingjaar 1875?187(5 dan ziet men uit de diseussié'n, dat, om met het Kamerlid De Vries te spreken : Een van de doeleinden, welke men door het wetsontwerp moet bereiken, is de besteinming van de theologische faculteit aan de hoogeschool te veranderen en in overeenstemming te brengen met onze tegenwoor dige begrippen. I)e taak der opleiding van leeraren voor een bepaald kerkgenootschap, mag niet langer aan de Rijkshoogesehool worden opgedragen." 7) Het katholieke Kamerlid j h r. van Nispen tot Sevenaer maakte toen ter tijd, de zeer juiste opmerking dat de theologie, de god geleerdheid, de godsdienstwetenschap of hoe men die zaken noemen wil, aan de Kerk moet worden overgelaten." 8) In overeenstemming met den heer Van Nispen, verklaarde do heer Mees : zoo blijft er niets over dan dat de Staat zich outhoude van alle kerkelijk theologisch ondorwijs en dit o verlat e aan do kerk." 9) Ook de heer Biehon van Usselmomle verklaarde rondweg: dat uit het standpunt van het hedendaagsohe Staatsrecht, de theologische faculteit aan onze Staatsinstellingen niet is te behouden." 10) Eindelijk; was toen ter tijd ook do Minis ter Heemskerk tegen het behoud van de godgeleerde faculteit aan onze Rijksuni versiteiten, hij zeide: de Staat wil het kerkelijk gebied niet betreden, heeft geen //w in xit/Tii, en moet dat ook niet hebben." 11). Volgens dr. Kuyper hebben dan ook in |S7(i de radicaalste atheïsten in de Tweede Kamer voor het behoud van de theologi sche faculteit geijverd out den cltrixtelijken. i,ni;'i>i'J »i> het volk te brekni, 1.2) moest de theologische faculteit enkel en alloen weer opgenomen worden onder de andere facul teiten om de krueht der ot-fliodo.ri,?. -in het lund te l/reken. ll>) Was het dus politiek en nog eens politiek waaraan het behoud der theologische faculteit te danken was, en natuurlijk beginsellooze, of' immoreole politiek. Wel terecht kon daarom in 1892 dr. H. Betz getuigen: De handhaving eener theologische faculteit aan onze openbare universiteiten is in het minst geen zaak van wetenschap. 't Is louter een zaak van politiekerij, waarbij hare voorstanders zich niet door het verstand laten leiden, maar door hun gemoed." 1.4) Wars van allo politiek geknoei, zoide de hoogleeraar Loman, wijlen professor aan de Amsterdamsche universiteit en aan het Kvang. Lutbersch Seminarium dan ook: Dit eene echter acht ik onbetwistbaar, dat er eigenaardige bezwaren verbonden zijn aan de tegenwoordige regeling van ons openbaar hooger onderwijs in de theologic, bezwaren waaraan zou worden tegemoot gekomen door de opheffing der faculteit on do imleeling dor vakken tot de godsdienstwetenschap behooronde bij de litterarischo faculteit." 15) Dat door liet behoud der theologische faculteiten onrecht bestendigd wordt, ver klaarde de bekende juvist mr. O. (j. van S windeven toon hij schreef: Degenen die do theologische faculteiten aan de Hijksnniversiteiten willen handhaven, verloochenen oveneons in de praktijk hunne theorie. Immers zij miskennen de rechten der fioomsch-Katholieken, dor niet-hervormde- protestanten en der Israëlieten." l (i) Toen dr. Hoedemaker nog hoogleeraar aan do vrije universiteit op Gereformeerden grondslag was, schroef hij : /ooals u bekend is, eischt de openbare meening ten onzent, dat de neutrale Staat, dio hot zonder Staatskerk (n bijgevolg zonder theologie wist to stellen, zich niet langer zou belasten mot do opleiding van predikauten voor de Ned. llorv. Kerk. ..Op dit standpunt mu het consequent zijn geweest do theologie uit de rij der wetenschappen, die van Staatswege worden beoefend te schrappen." f 7). Men heeft dezer dagen do theologische faculteit vergeleken met de rechtsgeleerde faculteit, en er de voorbarige gevolgtrek king uit afgeleid, dat als de godgeleerde faculteit wordt opgeheven dit ook moet ge schieden mot die dor rechtsgeleerdheid. De vergelijking is niet nieuw, on gaat in het [ geheel niet op, zelfs zoo weinig dat alles i wat ploit rnor de opheffing van de godge leerde faculteit pleit teijw do opheffing j van do faculteit der rechtsgeleerdheid. Keeds j in 1898 schreef'wijlen de L'trechtscho hoogI loeranr in do theologie, dr. Lamors : Hot l waren zeker de onverstandigsten niet, dio ! begrepen dat onze Staat evenmin don j Godsdienst als het Kocht kan afwijzen | aan de poort der universiteit." 18). Het j waven zeer onverstandige menschon, die j daartoe hebben medegewerkt. Immers er bestaat in Nederland wol oen Staatsrecht, maar geen Staatsgodsdienst. .Mr bestaat oen Nedorlandscli burgerlijk recht en strafon handolsvecht, maar cv bestaat geen Staatskerk, evenmin als er een volkskerk of vadorlandsche kerk bestaat. Kort on krachtig drukt dan ook dr. ff. Bavinck, hoogleeraar aan do vrije universiteit het uit, als hij zegt : Want of men het wille i of niet, de tijd der Staatskerk on der j Staatstheologie is voorbij.," l'.)) on het zal i daarom blijken, dat zelfs oen Minister van ? fünneiilandscho Zaken dien eens verledenen ! tijd niet weder kan doen terugkocren. j >). A. Hi'.i.i'Ki: SKSIÏRI (KiEit. j Amsterdam, 22 Maart l'.)04. | 1) fs er aan do publieke universiteit ten i onzent plaats voor een faculteit dor theoNobele hoogte." In ons No. van 27 Maart gaven wij een antwoord aan De Standaard, welke de verdenking had geuit, dat Braakensiek, toen hij Harte teekende, die zich in de vingers had gesneden, dit gedaan zou hebben ten believe van politiciens, d. i. togen eigen overtuiging in, de kunst geweld aandoende." Van ons betoog tot weerlegging dier insinuatie, vinden wij in De Standaard geen woord. Kuyper's verzuchting, dat men, door zijn woorden te verzwijgen, te zijnen opzichte de lezers niet in staat had ge steld tot het vellen van een rechtvaardig oordeel", schijnt tot dusverre door De Standaard niet vernomen of overwogen te zijn. Van hetgeen wij schreven aan gaande het aandeel, dat de Ned. Bank in de uitgifte der 15 millioen schatkistbilletten zou gehad hebben, mochten zijn lezers blijkbaar niets weten; en evenmin mocht voor hen beleden worden, dat De Standaard den teekenaar in verden king had gebracht, zonder eenicjen grond. '/MO staat Braakensiek voor De Standa<trd-lezers nog altijd daar, als de be schuldigde, ofschoon het der redactie zeer wel bekend is, dat haar aanklacht op geen enkele wijs te verdedigen valt. Toch, om do aandacht van dit geval af te leiden, acht zij zich verplicht tot het schrijven van een woordje, onder het opschrift: Qtii bene dixtinyuït bene docet. Onze opmerking dat de earicatmir kunst is, en als kunst vrij, niet dienstbaar moet wezen, beantwoordt de Groene met het verwijt aan ons blad, dat ook wij een bepaalde poli tieke constellatie dienen. Dit zegt minder dan niets. Een politiek blad dient in den regel een bepaalde richting; en zoo zijn richting aan het bewind is, steunt het gemeenlijk zijn aan het bewind zijnde mannen, voorzoover ze aan de beleden richting niet ontrouw worden. Een politiek blad is daarom met do caricatuur nooit te vergelijken. Wel is er partij-caricatuur, gelijk te« onzent die van hot Volk en van het Volksdai/lilad; maar dat is de caricatuur van lager orde. j Braakensiek daartegen neemt ten onzent onder de caricaturisten den eersten rang in. Bij hem legden we daarom hooger maat staf aan. En nu stemmen we toe. dat ook deze kun stenaar u-el eentt ook links een belachelijke figuur zag, en die uitbeeldde ; maar ook hier geldt het, dat de exceptie, indien ze zoo zeld zaam is, den regel eer bevestigt dan breekt." Inderdaad, dit is leerzaam onderwijs! De Standaard had geschreven: En dan eerst handhaaft zich de echte cariccitiirixt op zijn nobele hoogte, als hij den schaduwkant der dingen tentoonstelt zonder aanzien des persoons, en dus ook zonder aanzien der partijen." Nu vernemen wij, dat die nobele hooyte wel voor den caricaturixt, maar niet voor den journalist het doel is, waarnaar gestreefd moet worden, aangezien een politiek blad in den regel een richting dient. Dient men dus een richting, b.v. de anti-revolntionnaire, dan hoeft men niet meer zonder aanzien des persoon», en dus ook zonder aanzien van zijn eigen partij, te oordeelen ; dat wil zegaen, strikt rechtvaardig te zijn. Zeker, een caricaturist en een jour nalist verschillen van wapenen. -Maar dat ! voor beiden niet dezelfde moreele wetten zouden golden, ziedaar iets nieuws, door ons althans tot dusver nooit vernomen. De leer wel te verstaan ; niet AQpraktijk. Dagelijks zien wij die opvatting gehul digd; men leze slechts trouw De Standaard! Wel is er partij-caricatuur, zoo vervolgt logie?" Referaat voor de meeting gehouden ter gelegenheid van de tiende jaarvergade ring der Vereeniging voor hooger onderwijs op gereformeerden grondslag, door dr. A. Kuyper, Amsterdam, J. A. Worinser I8!A), p.4t. 2) p. K). ;;) p. t L. 4) Het hooger onderwijs en de drie Rijks universiteiten". Een antwoord aan mr. J. baron d'Anlnis do Bourouill, hoogleeraur te l'treclit, door dr. H. J. A. 31, Sc'haepman. Utrecht, wed. J. R, van Rossum 1S8:;, p. 7-1. 5) Ik Tijd, No. !)4!)0. (ij Dr. J. van Gorkom in ])c KatliolU'k, honderd-oY'ii-en-twintigste deel, p. 40. 7) VeraltK/ der Handclnii/en. p. 'J7.">. N) p. 127'-;. ',>! p. IKiS. 10) p. 117ö. lli p. 1.17i). 12) Dr, A. Kuypor, Revisie der revisie legende", 1S7D, p. :!0, l:!) Dr. A. Kuyper, Strikt genomen", Isso, ji. ]:!(.;. 14; l>c Tijihp'irgel, 1S!>2, N'o. 12, p. :!Ó8. 15) De Gids, 18!):!, p. l:',0 en 134. llij Stemme» TOOT Wtutrlii'id en Vrede, 188:!, p. 511. 17) Niet van eigen uitlogging", 1880, p. 4. '!MJ Theologische Studiën", p. ;!3l!. ]'.)) De wetenschap dor II. Godgeleerd heid", Kampen 1883, p. (i.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl