Historisch Archief 1877-1940
N°. 1397
WEEK
DE AMSTERDAMMER
19J4.
NEDE
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOI^KEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.63
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capncines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 3 April.
Advertentiën van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer / 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de fiiraa
RUDOLF AiOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
I K H O U D
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Kuypers ant
ifoon} aan prof. TUihelaar Ons hedendaagse h
Staatsrecht en faculteit der godgeleerdheid, door
Dr. J. A. Helper Sesbragger Nobele hoogte".
Het bibliotheekvraagstnk te Rotterdam door Q.
N. N. Frankrp en het Vaticann. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Een belangrijk rapport
ovar rr eid v: n schoolgaande kincUren, door B
IUNST EN LETTEEEN: Muziek in de Hoofdstad,
do r Ant. A\erkamp De begrafenis van den
Chat-Noir, door H. Wiessing. Albert Roelols
door Plassehaert Japonnaseries bij Van Veen
en Co. te Amsterdam, do'ir )!. W. P. Jr. Rabbi
Paula» in Filippi door Mauiits Wagenvoort,
beo 'rd. door J Herderschee. De
SintFranciscaskerk of de Krijiberg, door H J. Ailard, beoordeeld
door pastoor Eaag Bloemlezing uit Guido
Gezelle's Gedichten door J L C. A Meijer.
BECLAMES VOOR DAMES: Het verdwynen
van de Fronde'' (als dagblad), door Vroawke
De Spiegel der Waarheid, door Elise A. Haighton.
Allerlei, door Caprice Oud Amsterdam, door
A. C. Loffelt. (met portretten) - FEUILLETON : De
grot van Genoveva.VUI (slot) van ClaraViebig, door
M v. O. UIT DE NATUCR :- door E. Heimans
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Stigter. SCHETSJE : Zij heelt zich laten
kussen naar hetDuistch. van Erdmann Graeser.
INGEZONDEN DAMRUBRIEK. SCHAAK
SPEL. PEN- ES POTLOODKRAS3EN.
ADVEHTENTIEN.
uinmttniminint
Kuypers antwoord aan
Prof. Tichelaar.
Minister Kuyper heeft den 26en Maart
geantwoord op hetgeen prof. Tichelaar,
in het midden heeft gebracht, om zijn
collega v. d. Vlugt, en den door dezen
gehavenden collega Oppenheim, van
blaam te zuiveren.
In dit verweer van Kuyper, met
onnoodigcn omhaal gegeven, waarschijnlijk
om niet al te zeer te doen uitkomen, dat
hij ruim veertien dagen voor het bedenken
van dit antwoord heeft genomen, zal
wel niemand iets nieuws lezen, tenzij de
latijnsche woorden, waarmee het werd
opgepronkt; als primordiaal rechtsbe
ginsel" : audi et alteram partem", argu
mentatie e cencessis", proprio motu,"
argnmentum ad hominem".
Het blijkt ook hier, gelijk in zijn
kamerspeechen, dat onze premier, in den nieuwen
staat zijns levens, zich meer aangetrokken
gevoelt door de tale Latiums, dan dooi
de tale Kanaans, hem vroeger zoo eigen;
iets wat, naast andere verschijnselen,
zeer duidelijk wijst op een psychologisch
proces.
In n opzicht achten wij dit antwoord
alleszins afdoende.
Het volgende komt ons geheel juist voor:
En nu kwam op 8 Maart j.l. prof. mr.
P. A. Tichelaar in Het Vaderland een krachtig
protest indienen tegen wat door inij in zake
prof. mr. J. Oppenheim was gezegd, en nog
maals in dit protest omsluiert zich het recht.
Niet ik toch heb prof. Oppenheim in hot
debat gebracht. Dit deed prof. Van der Vlugt,
die na eerst aan zijn collega Bolland het
brandmerk van den si quis alius" te hebben
opgedrukt, dit hier volgende van zijn collega
Oppenheim sprak:
De zeer weinigen, die van het vrijgevig
artikel 85 gebruik maken, zouden toch althans
wanneer zij kwamen aankloppen bij mijn
faculteit, al bijzonder luttel kans van slagen
hebben, indien zij zich eenvoudig aan een
drilschool, een zekeren voorraad van positieve
kennis mechanisch haddju laten inpompen.
Ik zie en h o o r a l i n m ij n g e d a c
hten m ij n hooggesc batten ambtge
noot O p p e n h e i m, i e h ij z u l k e e n
g e d r e s s e e r d e n papegaai in e t een
zekere animositeit alles behalve
.zacht handig zou te lijfgaa n."
(Hand. bl. i:!88).
Kent men nu, of kent prof. Tichelaar niet
de argumentatie» e eoncessis?
Welnu, deze en geen andere betoogtrant
is door mij gebezigd.
Xiet tot een ander, maar in mijn
repliek tot prof. Van der Vlugt, en dus ad
hominem argurnenteerend, heb ik gezegd:
Dit is door uzelven aangaande het examen
van uw faculteit verklaard. Ik neem dit op
uw zeggen aan. Edoch dan volgt er ook uit,
dat een examen bij uw faculteit voor wie
van buiten komt, een ernstig struikelblok
kan worden.
Wat eischt nu bij zulk een argumentatie
e coneessis het recht?
Dat ge de geïncrimineerde woorden verwijt
aan hem, die ze proprio motu uitsprak, of
aan hem, die er zich op beriep?
Katuurlijk het eerste, het laatste nooit.
En toch deed prof. Tichelaar het laatste.
Hij viel niet prof. Van der Vlugt aan, die
het gezegd had, maar mij, die er mij als
argumentum ad hominem van had bediend.
Erger nog, hij deed dit zonder de woorden
van prof. Van der Vlugt of de mijne aan te
halen, eii alzoo zonder den lezer van zijn
protest in staat te stellen tot het vellen van
een rechtvaardig oordeel."
Inderdaad meenen wij, dat prof. Kuyper
zich zelfs van deze verdediging had mogen
onthouden. Immers van de malle ver
tooning, door prof. Tichelaar gegeven,
om de schuld van v. d. Vlugt op Kuyper
af te wentelen, als ware deze de aanklager
van Oppenheim, zal wel geen nkel den
kend mensch dupe zijn geworden.
Had het prof. v. d. Vlugt niet aan
den zedelijken moed ontbroken, om onge
lijk te erkennen, hij zou reeds da lelijk,
na zich zoo lichtzinnig over prof.
Oppenheim te hebben uitgelaten, evenals
Kuyper en Loeff vroeger eenmaal deden,
voor zijn lapsus linguai" vergiffenis
hebben gevraagd, uu toch brachten zijn
onberaden woorden niet alleen Oppenheim
in verdenking, maar was hij oorzaak
ook van Tichelaar's en Andreae's onge
lukkig geschrijf. Professoren, het blijkt
telkens weer, doen zeer enkele uit
zonderingen daargelaten beter inet
zich aan hun studie te wijden, dan met
te oreeren en te polemiseercn over de
dingen des dagelijkschen levens; het
schijnt inderdaad, dat men door het
moeizaam voltassen van het brein, afge
wisseld met het straffe nadenken over
de allerdiepste problemen, de zuiverheid
en de levendigheid van het gevoel en
het verstand allicht in niet onbelangrijke
mate schaadt.
"VVel heeft v. d. Vlugt gepoogd een
onschuldige verklaring van zijn woorden
te geven, door bij interruptie den heer
Lohman te verzekeren, dat prof. Oppen
heim in bijzondere mate de kunst ver
staat om te onderscheiden ingepompte
kennis, die hij onvoldoende acht, van
zelfdoordachte kennis, waarmede hij
alleen genoegen neemt" maar het
spreekt van zelf, dat hiermede aan de
zaak niets veranderd werd, daar de hoog
geschatte collega dan toch als examinator
zulk een rampzalige", zulk een
gcdresseerden papegaai" mot een zekere ani
mositeit, allesbehalve zachthanditj 'to lijf
zou gaan." Deze animositeit, dit hard
handig te lijf gaan is in een examinator
op geen enkele wijze goed te praten;
en het is nogal begrijpelijk, dat de mannen
van de Vrije Universiteit, wetende hoe
hun instelling als wetenschappelijk min
der waardig wordt geoordeeld, niet zon
der zorg hun kweekelingen aan een
examen onderworpen zien, bij personen,
wier zekere animositeit en te lijf gaan
den bijval of bewondering hunner col
lega's ondervindt. En dit te meer nu,
hoe hoog men v. d. Vlugts, Oppenheims
en anderer kunstgave ook moge schatten,
om ingepompte kennis van zelfdoor
dachte te onderscheiden" er ook op dit
terrein gedwaald kan worden, wijl zelfs
bij liberale professoren de invloed van
vooroordeelen gansch niet buitengesloten
is, en de examinator, als professor aan
een Rijksuniversiteit, tevens min of meer
als partij staat tegenover hem, die, zonder
de studie aan zulk een Universiteit, zijn
doel tracht te bereiken. Gaf dus, wat wij
niet kunnennagaan, v. d. Vlugt een valsche
voorstelling van Oppenheim als exami
nator, wat ware hier eer aan de orde
geweest, dan een protest tegen T. d.
'Vlwjfs uitlating, hetzij door Oppenheim
zelf, hetzij door de leden van de fueuleit.
Maar twee protesten voor n tegen
Knijper, het heeft geen zin.
Toch hnd, dankt ons, liet antwoord
van den Minister vollediger kunnen zijn.
Hij heeft in de Kamer al te dankbaar
gebruik gem:i:i!it van de woorden zijner
tegenpartij. Zij waren meer in 't algemeen
gesproken, dan rechtstreeks gericht tegen
de Vrije Universiteit; met het bedenke
lijke en ondoordachte er van aan te wijzen,
had hij kunnen volstaan ; v. d. Vlugt zou
er weldra bij zijn collega's last genoeg
van hebben, /e zitten er nog meo in.
Maar Kuypers zwakke zijde, die steeds
duidelijker aan den dag komt, is, moei
te hechten aan zijn vernuft als debater,
dan aan do juistheid van ernstig
overdachte, wel gewogen argumenten.
| Hij heeft reeds zooveel moeten verde
digen in zijn léven, en met zijn
diulectischen aanleg het daardoor tot een
ge| oef'endheid gebracht, die hom dit soort
j van werk licht maakt, maar hem tevens
i hoe langer hoe ininder doet vragen, of
iets nu werkelijk precies waar is. Bewe
gelijk van aard, wipt hij met het meeste
gemak van het cene standpunt over naar
het andere, en met een tikje zenuwach
tigheid, door tegenstand of tegenspoed
geprikkeld, grijpt hij naar links en rechts,
en neemt iets al te gemakkelijk wat hem
voor de hand komt. En dan, heel anders
nog als David bij Goliath, met n steen
kan hij wel zesmaal gooien! Men duide
hot hem niet al to euvel begrijpen
is vergeven. Maar, zoo meenon wij, had
hij ook nu drie weken na dio hatelijke
woordenwisseling aan /ijn billijk pro
test moeten toevoegen: overigens, wat
ik zelf, naar aanleiding van v. d. Vlugts
gekken uitval, heb gesproken, het i.s mij
van de lippen gekomen in de hitte van
den strijd; ik zelf' wil er uit de Hande
lingen wel wat van schrappen. En als
de beide heeren elkander nu nog een
briefje in dezen geest schreven, waren
zij, gelooven wij, het best af; en zou de
een zich, met een gerust sreweten, weer in
zijn stille doopsgezindheid, de ander zich
in zijn druk calvinisme kunnen verpoozen.
Toch was Kuyper's antwoord o*s
welkom, zelfs buitengewoon welkom, en
wel, wijl het enkele regelen bevat, die
wij van hooge beteekenis achten.
Ertjer nog, hij (Tichelaar) deed dat
zonder de iroorden van prof. v. d. Vlwjt
of de mijne aan te halen, en alzoo zond
etden lezer van zijn protest in staat te stellen
tot het vellen van een rechtvaardig oordeel."
Voor deze klacht gevoelen wij. Hoe
dikwijls hebben wij en anderen den
redacteur Kuyper niet hetzelfde verweten.
De Standaard is sedert jaren het model
van een blad, dat uit den trcure zijn
tegenstanders aanvalt, '/.onder het verweer
of protest van den aangevallene op te
nemen, en zijn lezers in staat te stellen tot
het vellen van een rechtvaardig oordeel."
Menigmaal hebben wij ons daaraan
geërgerd, meer nog ons daarover ver
wonderd.
Een Christelijk blad, zeidon wij dan,
een dat de naam dos Heeren" schier
dagelijks gebruikt; en zijn redacteur
heeft volstrekt geen gevoel voor het
primordiale rechtsbeginsel:
alteriim partem", om het voor
te huldigen.
\Vat kon dit toch zijn p
Kuyper misschien een plekje in zijn hart,
waar alle gevool uit is F Ja, waarlijk, wij
hebben weieens aan znlk een boozo veron
derstelling plaats gegeven. En hoe zou
dat anders ? Want hot scheen en het
schijnt nog dat de Standaard-\&/.vrs
wel mogen weten voor hoe slecht en hoe
dom de #toW<7(m/-redactie de socialen,
de radicalen en de l-beralen houdt, maar
zij nooit eens een betoog verdienen to lezen,
waarin deze opvatting wordt weerlegd.
Dit zal nn ui! zijn, hopen wij.
Kuyper zelf komt ons te hulp! Hij ge
voelt voor 't eerst, of althans weer na
vele jaren, al het hatelijke van een
oneerlijk debat.
audi et
zijn lezers
Had dan
Ons hedendaagsch Staatsrecht en
de faculteit der godgeleerdheid.
Er blijkt binnen en buiten het Parlement
eeiie reactionaire stroomitig te bestaan, <lie
ten doel heeft de theologische faculteit te
vervormen tot eene Calvinistische faculteit,
tot eene faculteit ten dienste van liet Xed.
Hervormd kerkgenootschap. De Minister
van Kinnenlandsche /aken doet hieraan in
strijd met zijn vroegere overtuiging mede.
liet is daarom noodig op die vroegere over
tuiging te wijzen, en de gevoelens der
meest verschillende mannen aan te halen,
dio zich welbewust waven, dat de faculteit
der godgeleerdheid aan onze
fvijksuniver.siteiten en onze gemeente-universiteit in
strijd is met ons hedendaagse!! Staatsrecht.
J n 18!)0 schreef dr. Kuypor: Naar onze
overtuiging eischt het beginsel /elf van
ons Staatsrecht, eischt onze vndorlandsche
historie, zoowel als de historie der universi
teiten, en eischt niet minder het karakter
on de eere der wetenschap, dut de Staat
hoc eerder hoe beter met zijn stelsel van
ofh'cieele Stuatsorthodoxie op geheel het
terrein der wetenschap breke en op dien
..grond overga tot volledige opheffing van
de dusgenaaimlo theologische faculteit aan
zijn publieke universiteiten." I). Gold uit
de gemeentekas voor kerkelijke doeleinden
te nemen," gelijk de Amsterdamsche ge
meenteraad eeltige j ave n achtereen deed
om Calvinistische hoogleoraron te
?alariooren, noemde Dr. Kuyper dan ook terecht
een staatkundige misgreep." '2) Hij ver
heugde zich, dat deze voor sta Isgeld aan
gekochte synodale hoogleeraren" later /ijn
afgeschaft on verzekerde: Dat vroeg of
laat de theologische faculteit van onze
publieke universiteiten wegvalt, is een
even zekere als goedgeefscho profetie,
niitc'ir lini'liiinj ze Jiaar leven nog rokken
zal, is zelfs van verre niet te gissen.
Kwijnende zieken zijn soms taai." i!)
Dr. Sclmepimiii was bet in in dezen vol
maakt met dr. Kuypor eens. Hij schreef
reeds in 188,'i: Men zal ook ten langen
leste gaan inzien, dat een neutrale Staat
aan oen Staatsschool geen godgeleerdheid,
geen godsdienstwetenschap kan doen
011derwij/en. Wat geen Staat ter wereld
vermag, vermag allerminst de neutrale
Staat. De holheid der betoogen ten bate
de/er Staatstheologie gevoerd, zal steeds
hoorbaarder worden." 4)
Reeds in 1878 had het Roomsclie dagblad
De. Tijd zich laten liooren en schreef liet:
dat zulk een Staatsfaculteit aandruischt
tegen den geest dor Grondwet." i">) Ku in
K)l)2 uitte zich een koomsche medicus in het
maandschrift I>e Katholiek op dozo wijze :
De Xederlandsehe Staat heeft zich niet te
mengen in het onderwijs in do
godgeleerdheid; een neutrale Staat die professoren
in de tlteolixjie benoemt, men kan zich
zulk oen toestand moeilijk elders dan in
het China van Europa denken." (i)
Leest men het \'erdiuj t/er lliiin/eli->:<je.»
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
gedurende het zittingjaar 1875?187(5 dan
ziet men uit de diseussié'n, dat, om met
het Kamerlid De Vries te spreken : Een
van de doeleinden, welke men door het
wetsontwerp moet bereiken, is de
besteinming van de theologische faculteit aan de
hoogeschool te veranderen en in
overeenstemming te brengen met onze tegenwoor
dige begrippen. I)e taak der opleiding van
leeraren voor een bepaald kerkgenootschap,
mag niet langer aan de Rijkshoogesehool
worden opgedragen." 7)
Het katholieke Kamerlid j h r. van Nispen
tot Sevenaer maakte toen ter tijd, de zeer
juiste opmerking dat de theologie, de god
geleerdheid, de godsdienstwetenschap of
hoe men die zaken noemen wil, aan de
Kerk moet worden overgelaten." 8)
In overeenstemming met den heer Van
Nispen, verklaarde do heer Mees : zoo blijft
er niets over dan dat de Staat zich
outhoude van alle kerkelijk theologisch
ondorwijs en dit o verlat e aan do kerk." 9)
Ook de heer Biehon van Usselmomle
verklaarde rondweg: dat uit het
standpunt van het hedendaagsohe Staatsrecht,
de theologische faculteit aan onze
Staatsinstellingen niet is te behouden." 10)
Eindelijk; was toen ter tijd ook do Minis
ter Heemskerk tegen het behoud van de
godgeleerde faculteit aan onze Rijksuni
versiteiten, hij zeide: de Staat wil het
kerkelijk gebied niet betreden, heeft geen
//w in xit/Tii, en moet dat ook niet
hebben." 11).
Volgens dr. Kuyper hebben dan ook in
|S7(i de radicaalste atheïsten in de Tweede
Kamer voor het behoud van de theologi
sche faculteit geijverd out den cltrixtelijken.
i,ni;'i>i'J »i> het volk te brekni, 1.2) moest de
theologische faculteit enkel en alloen weer
opgenomen worden onder de andere facul
teiten om de krueht der ot-fliodo.ri,?. -in het
lund te l/reken. ll>) Was het dus politiek
en nog eens politiek waaraan het behoud
der theologische faculteit te danken was,
en natuurlijk beginsellooze, of' immoreole
politiek. Wel terecht kon daarom in 1892
dr. H. Betz getuigen: De handhaving
eener theologische faculteit aan onze
openbare universiteiten is in het minst geen
zaak van wetenschap.
't Is louter een zaak van politiekerij,
waarbij hare voorstanders zich niet door
het verstand laten leiden, maar door hun
gemoed." 1.4)
Wars van allo politiek geknoei, zoide
de hoogleeraar Loman, wijlen professor aan
de Amsterdamsche universiteit en aan het
Kvang. Lutbersch Seminarium dan ook:
Dit eene echter acht ik onbetwistbaar, dat
er eigenaardige bezwaren verbonden zijn
aan de tegenwoordige regeling van ons
openbaar hooger onderwijs in de
theologic, bezwaren waaraan zou worden
tegemoot gekomen door de opheffing der
faculteit on do imleeling dor vakken tot de
godsdienstwetenschap behooronde bij de
litterarischo faculteit." 15)
Dat door liet behoud der theologische
faculteiten onrecht bestendigd wordt, ver
klaarde de bekende juvist mr. O. (j. van
S windeven toon hij schreef: Degenen die
do theologische faculteiten aan de
Hijksnniversiteiten willen handhaven,
verloochenen oveneons in de praktijk hunne
theorie. Immers zij miskennen de rechten
der fioomsch-Katholieken, dor
niet-hervormde- protestanten en der Israëlieten." l (i)
Toen dr. Hoedemaker nog hoogleeraar
aan do vrije universiteit op Gereformeerden
grondslag was, schroef hij : /ooals u
bekend is, eischt de openbare meening ten
onzent, dat de neutrale Staat, dio hot
zonder Staatskerk (n bijgevolg zonder
theologie wist to stellen, zich niet langer
zou belasten mot do opleiding van
predikauten voor de Ned. llorv. Kerk.
..Op dit standpunt mu het consequent
zijn geweest do theologie uit de rij der
wetenschappen, die van Staatswege
worden beoefend te schrappen." f 7).
Men heeft dezer dagen do theologische
faculteit vergeleken met de rechtsgeleerde
faculteit, en er de voorbarige gevolgtrek
king uit afgeleid, dat als de godgeleerde
faculteit wordt opgeheven dit ook moet ge
schieden mot die dor rechtsgeleerdheid. De
vergelijking is niet nieuw, on gaat in het
[ geheel niet op, zelfs zoo weinig dat alles
i wat ploit rnor de opheffing van de godge
leerde faculteit pleit teijw do opheffing
j van do faculteit der rechtsgeleerdheid. Keeds
j in 1898 schreef'wijlen de L'trechtscho
hoogI loeranr in do theologie, dr. Lamors : Hot
l waren zeker de onverstandigsten niet, dio
! begrepen dat onze Staat evenmin don
j Godsdienst als het Kocht kan afwijzen
| aan de poort der universiteit." 18). Het
j waven zeer onverstandige menschon, die
j daartoe hebben medegewerkt. Immers er
bestaat in Nederland wol oen Staatsrecht,
maar geen Staatsgodsdienst. .Mr bestaat
oen Nedorlandscli burgerlijk recht en
strafon handolsvecht, maar cv bestaat geen
Staatskerk, evenmin als er een volkskerk
of vadorlandsche kerk bestaat. Kort on
krachtig drukt dan ook dr. ff. Bavinck,
hoogleeraar aan do vrije universiteit het
uit, als hij zegt : Want of men het wille
i of niet, de tijd der Staatskerk on der
j Staatstheologie is voorbij.," l'.)) on het zal
i daarom blijken, dat zelfs oen Minister van
? fünneiilandscho Zaken dien eens verledenen
! tijd niet weder kan doen terugkocren.
j >). A. Hi'.i.i'Ki: SKSIÏRI (KiEit.
j Amsterdam, 22 Maart l'.)04.
| 1) fs er aan do publieke universiteit ten
i onzent plaats voor een faculteit dor
theoNobele hoogte."
In ons No. van 27 Maart gaven wij
een antwoord aan De Standaard, welke
de verdenking had geuit, dat Braakensiek,
toen hij Harte teekende, die zich in de
vingers had gesneden, dit gedaan zou
hebben ten believe van politiciens, d. i.
togen eigen overtuiging in, de kunst
geweld aandoende."
Van ons betoog tot weerlegging dier
insinuatie, vinden wij in De Standaard
geen woord.
Kuyper's verzuchting, dat men, door
zijn woorden te verzwijgen, te zijnen
opzichte de lezers niet in staat had ge
steld tot het vellen van een rechtvaardig
oordeel", schijnt tot dusverre door De
Standaard niet vernomen of overwogen
te zijn. Van hetgeen wij schreven aan
gaande het aandeel, dat de Ned. Bank
in de uitgifte der 15 millioen
schatkistbilletten zou gehad hebben, mochten zijn
lezers blijkbaar niets weten; en evenmin
mocht voor hen beleden worden, dat
De Standaard den teekenaar in verden
king had gebracht, zonder eenicjen grond.
'/MO staat Braakensiek voor De
Standa<trd-lezers nog altijd daar, als de be
schuldigde, ofschoon het der redactie zeer
wel bekend is, dat haar aanklacht op geen
enkele wijs te verdedigen valt.
Toch, om do aandacht van dit geval
af te leiden, acht zij zich verplicht tot
het schrijven van een woordje, onder het
opschrift: Qtii bene dixtinyuït bene docet.
Onze opmerking dat de earicatmir kunst
is, en als kunst vrij, niet dienstbaar moet
wezen, beantwoordt de Groene met het verwijt
aan ons blad, dat ook wij een bepaalde poli
tieke constellatie dienen.
Dit zegt minder dan niets.
Een politiek blad dient in den regel een
bepaalde richting; en zoo zijn richting aan
het bewind is, steunt het gemeenlijk zijn aan
het bewind zijnde mannen, voorzoover ze aan
de beleden richting niet ontrouw worden.
Een politiek blad is daarom met do
caricatuur nooit te vergelijken.
Wel is er partij-caricatuur, gelijk te«
onzent die van hot Volk en van het
Volksdai/lilad; maar dat is de caricatuur van
lager orde. j
Braakensiek daartegen neemt ten onzent
onder de caricaturisten den eersten rang in.
Bij hem legden we daarom hooger maat
staf aan.
En nu stemmen we toe. dat ook deze kun
stenaar u-el eentt ook links een belachelijke
figuur zag, en die uitbeeldde ; maar ook hier
geldt het, dat de exceptie, indien ze zoo zeld
zaam is, den regel eer bevestigt dan breekt."
Inderdaad, dit is leerzaam onderwijs!
De Standaard had geschreven: En
dan eerst handhaaft zich de echte
cariccitiirixt op zijn nobele hoogte, als hij den
schaduwkant der dingen tentoonstelt
zonder aanzien des persoons, en dus ook
zonder aanzien der partijen."
Nu vernemen wij, dat die nobele hooyte
wel voor den caricaturixt, maar niet
voor den journalist het doel is, waarnaar
gestreefd moet worden, aangezien een
politiek blad in den regel een richting
dient. Dient men dus een richting, b.v.
de anti-revolntionnaire, dan hoeft men
niet meer zonder aanzien des persoon»,
en dus ook zonder aanzien van zijn eigen
partij, te oordeelen ; dat wil zegaen, strikt
rechtvaardig te zijn.
Zeker, een caricaturist en een jour
nalist verschillen van wapenen. -Maar dat
! voor beiden niet dezelfde moreele wetten
zouden golden, ziedaar iets nieuws, door
ons althans tot dusver nooit vernomen.
De leer wel te verstaan ; niet AQpraktijk.
Dagelijks zien wij die opvatting gehul
digd; men leze slechts trouw De Standaard!
Wel is er partij-caricatuur, zoo vervolgt
logie?" Referaat voor de meeting gehouden
ter gelegenheid van de tiende jaarvergade
ring der Vereeniging voor hooger onderwijs
op gereformeerden grondslag, door dr. A.
Kuyper, Amsterdam, J. A. Worinser I8!A), p.4t.
2) p. K).
;;) p. t L.
4) Het hooger onderwijs en de drie Rijks
universiteiten". Een antwoord aan mr. J.
baron d'Anlnis do Bourouill, hoogleeraur
te l'treclit, door dr. H. J. A. 31, Sc'haepman.
Utrecht, wed. J. R, van Rossum 1S8:;, p. 7-1.
5) Ik Tijd, No. !)4!)0.
(ij Dr. J. van Gorkom in ])c KatliolU'k,
honderd-oY'ii-en-twintigste deel, p. 40.
7) VeraltK/ der Handclnii/en. p. 'J7.">.
N) p. 127'-;.
',>! p. IKiS.
10) p. 117ö.
lli p. 1.17i).
12) Dr, A. Kuypor, Revisie der revisie
legende", 1S7D, p. :!0,
l:!) Dr. A. Kuyper, Strikt genomen",
Isso, ji. ]:!(.;.
14; l>c Tijihp'irgel, 1S!>2, N'o. 12, p. :!Ó8.
15) De Gids, 18!):!, p. l:',0 en 134.
llij Stemme» TOOT Wtutrlii'id en Vrede, 188:!,
p. 511.
17) Niet van eigen uitlogging", 1880, p. 4.
'!MJ Theologische Studiën", p. ;!3l!.
]'.)) De wetenschap dor II. Godgeleerd
heid", Kampen 1883, p. (i.