De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 1 mei pagina 2

1 mei 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R NEDERLAND. No. 1401 De Conventie tiisschen Enge land en Franirp. IL Het feit, dat Engeland door deze con ventie aan Frankrijk, zoo goed als geheel, de vrije hand laat in Marokko, is voor Frankrijk van het hoogste belang. On middellijk na het bekend worden der overeenkomst schreef de Temps: La concessinn de notre libertéd'action au Maroc, secondaire pour V A ngleterre, est capita Ie pour la France. ("est notre gain dans l'accord." Inderdaad stelt deze concessie Frank rijk in staat, het groote werk te voltooien, dat in 1830 met de inneming van Algiers werd begonnen en-in 1881 met de bezet ting van Tunis werd voortgezet. Algeri is een Fransche provincie geworden, die hare afgevaardigden zendt naar de Kamer en den Senaat. Over Tunis oefent de Republiek tot dusver slechts een protec toraat uit een verzachten vorm van annexatie en de verhouding tusschen Frankrijk en Marokko moet nog worden vastgesteld; maar zeker is het, dat de geheele linkerhelft van Noord-Afrika van nu af aan Frankrijk is overgelaten en dat de inlandsche r^geeringen van den bey van Tunis en den sultan van Marokko voortaan nog slechts zullen bestaan bij de gratie der Republiek. Dat Engeland tot deze concessie bereid is gevonden, heeft voor Frankrijk een des te grooter waarde, omdat de eerst genoemde staat tot nu toe in het noord westelijk deel van Marokko e^ne zeer bevoorrechte positie innam. In Tanger en in de overige havensteden waren de Engelsche consulaire ambtenaren de fei telijke beschermers van de bevolking en van het verkeer, hetgeen wel het best hieruit bleek, dat de Arabische en de Joodsche kooplieden zich bedienden van do Engelsche taal. Men dient hier echter niet uit het oog te verliezen, dat de macht van den Sultan zich óók slechts over de Arabische en de Joodsche bevolking uit strekt ; de vrijwel onafhankelijke Berberstammen zijn slechts in naam onderdanen van den vorst. En bij deze stammen zal Frankrijk het stelsel toepassen, dat reeds vroeger uitmuntende resultaten heeft opgeleverd: dat van eene geleide lijke penetratie," waarbij de provincie Oran ecne uitmuntende basis is. Gelei delijk zal de spoorweg, die tot de grenzen van Marokko is genaderd, in het land zelf doordringen, en- evenals in de zuidelijke richting, in het gebied der Sahara, zullen thans ook in westelijke richting de inlandsohe troepen uit de Fransche kolonie en de inlandsche, onder leiding van Fransche officieren staande, half-militaire, half-burgerlijke ambtenaren, de Goumiers", als pioniers voor Frankrijk op treden. De Fransche minister van Buitenlandsche Zaken Delcasséheeft reeds geruimen tijd geleden met nadruk gewezen op de overwegende belangen, die Frankrijk in Marokko had. In December 1901 zei de hij in den Senaat dat Frankrijk, als meesteres van Algerië, en daardoor eene uitgebreide gemeenschappelijke grens met. Marokko bezittend, gehouden was, al wat in dit laatste land geschiedde, met bijzondere belangstelling gade te slaan, en dat niemand in billijkheid-de wettigheid dier belangen zou kunnen ontkennen." Later werden deze wenken steeds duidelijker, en van geen enkele zijde kwam protest of tegenspraak, of schoon volgens het beweren van som mige Spaansche bladen in 1887 eene geheime overeenkomst was gesloten tus schen Engeland, Italiëen Spanje, met bet doel den status quo in de aan de Middellandsche zee grenzende landen te handhaven. Wij zeiden, dat Engeland zoo goed als geheel" aan Frankrijk de vrije hand laat in Marokko. Natuurlijk bedingt het voor zijn handel gunstige voorwaarden, voorloopig echter slechts voor een tijd perk van dertig jaren. Voorts wordt in de conventie bepaald, dat Spanje /ijn presidio's zal behouden, maar tevens, dat deze noch uitgebreid, noch versterkt /.uilen mogen worden. Die presidio's zullen dus blijven wat zij tot dusver waren : toe vluchtsoorden voor de door binnenlandsche onrusten bedreigde Spaansche arbei ders, handeldrijvenden en kolonisten. * * De indruk, dien de conventie tusschen Engeland en Frankrijk gemaakt heeft, is zeer groot. Hier geldt het geen arbi trage-traktaat, dat, wanneer het eenmaal ernst wordt, zal blijken een wassen neus te zijn. Van bijzonder belang is de op vatting van deze conventie in Duitschlaud. De algemeene opinie wordt, naar liet ons voorkomt, vrij juist weergegeven door het Berlimr Tageblutt, wanneer het schrijft: Het sluiten der Engelsch-Frausche conventie beheerscht, met haar mogelijke of ingebeelde gevolgen, de wereldpolitiek steeds duidelijker. Terwijl onze oth'cieele kringen tegenover deze gebeurtenis een ongebroken optimisme volhouden, en gladweg ontkennen, dat het feit blijken geeft van eene onaangename gering schatting der belangen van het Duitsche Rijk ; terwijl onze chauvinisten en natio nalisten zich niet ontzien, ten aanhoore van het gretig luisterend buitenland zware beschuldigingen te slingeren naar het hoofd onzer rijksregeering, en haar te verwijten, dat óók onder graaf Biilow het groote moment weer een klein ge slacht heeft gevonden, moet de oplettende en vaderlandslievende waarnemer zich beperken tot de waarneming, dut ook hier, gelijk zoo dikwijls, de waarheid in het midden ligt." Het Berlijnsche blad meent, dat men in Duitsche regeeringskringen geenszins blind is gebleven voor het naderend ge vaar. Zeker is Duitschland niet recht streeks betrokken bij de Marokkaansche quaestie, maar de wendingen, welke deze heeft genomen, bewijst het succes der politiek van Delcassé, den staatsman, die met taaie volharding het doel nastreeft, Frankrijk's positie in den raad der natiën te versterken, ten koste van die van Duitschland. Toen de heer Delcass minister werd, bevond do Republiek zich tegenover Rusland in ecu toestand van onloochenbare afhankelijkheid. Met Enge land lag Frankrijk overhoop, en het knarsetandde van woede, omdat het zich den smaad van Fashoda bijna zonder een woord van protest moest laten wel gevallen. Met Italiëstond Frankrijk, dat zich altijd als de oudste dochter der Kerk beschouwde, op den denkbaar-slechtsten voet. De Italianen zagen in de Repu bliek, met welke Leo XIII zich trachtte te verzoenen, de eigenlijke beschermster van het Pausdom, en dus de bedreigster der eenheid van Italië. In de nauwe aansluiting aan het drievoudig verbond hadden de politici van het Vatikaaneen tegenwicht gezocht voor het gevaar, dat hun van de zijde van Frankrijk be dreigde. Maar in dezelfde mate, waarin de anticlericale. politiek van hetministerieCombes de betrekkingen tusschen Frank rijk en het Vatikaan slechter maakte, werd de weg geëffend voor de politiek van Delcassé, die een hernieuwde aan sluiting van de Republiek aan het Italiaansche Koninkrijk ten doel had." Niets is vleiender dan de complimenten van een tegenstander, vooral wanneer daaruit onverholon spijtigheid spreekt. De heer Delcassékan dubbel en dwars tevreden wezen. Dat de Engelsche poli tici Duitschland geen goed hart t,edragen, is, volgens het Berliner Tageblutt een secret d'arlpqitin. En juist nu komt deze toenadering tot stand tusschen Frankrijk en Duitschland, waarbij alle geschilpunten tusschen de beide mogend heden op vriendschappelijke wijze worden nit den weg geruimd. Zoo heeft Frankrijk zich zonder slag of stoot meester gemaakt van een door Duitschland verloren ter rein. En zal het hierbij blijven ? De wijze waarop do Fransche President Loubet in Italiëis ontvangen, bewijst, hoe sterk de sympathie van het Italiaansche volk voor het Fransche is. Keizer WTilhelm moge de bondgenoot /.ijn en bij zijn bezoek aan Rome en gedurende zijn lange zwerftochten langs de Italiaansche kusten al zijn best doen, om zich populair te maken hij blijft de Tedesco, de onsympathieke Duitscher, geëerd, gevreesd misschien, maar niet populair, terwijl de eenvoudige, gemoe delijke Loubet, die niets indrukwekkends heeft en nooit poseert, wordt toegejuicht met een warmte, die uit het hart komt. Dezer dagen berichtten de dagbladen, dat de koning van Italiëzich onthouden heeft van de deelneming aan de onthul ling van een monument voor Victor Hugo te Rome (wanrbij President Loubet natuurlijk de hoofdrol zou hebben ver vuld), omdat keizer Wilhelm door zijn gezant te Rome zou hebben doen opmer ken, ,dat hij reeds voor drie jaren een standbeeld van Gootliüaan de Eeuwige Stad had ten geschenke gegeven, en dat dit beeld nog altijd niet onthuld was. Is dit bericht juist, d<m zou het bewijzen, dat ook keizer Wilhelm in eene spijtige stemming verkeert en van zij ne ontstem ming geen geheim maakt. Goothe heeft het in "Italiëtegenover Victor Hugo klaarblijkelijk moeten afleg gen. Het incident heeft wellicht eene meer dan voorbijgaande, maar eene sym bolische beteekenis. Sociale, limilHlllllllllMIIIIIIIIIIUMIIIIIIIIimillllHIIIIIIHIIUnillfNItlllHMIimtHI Kof meer w bit arme Schooliinil, Nu hier en daar, en ook gelukkig in Am sterdam, een eerste schrede zal worden ge/et op het gebied van school-kindervoeding en -kleeding van gemeentewege; nu gebrek aan schoeisel geen reden meer behoeft te zijn voor schoolverzuim, en honger geen oorzaak meer van onoplettendheid; nu men de vraag: maar zouden de ouders de ondt vsteuuing wel verdienen? beantwoordt met een: maar de kinderen hebben er recht op! nu meenen velen, dat thans dan ook de grens is bereikt : meer te doen zou ten opzichte van de ouders zoowel als van de kindereu onpedagogisch zijn. Ten opzichte van de ouders; want nu reeds worden er onder deze gevonden, die niet, wat hun kinderen op school leeren, van 't grootste belang achten, maar \vèl, wat ze daar krijgen; die de vraag: waarom acht ge dit of dat nummer zoo'n best school"? beantwoorden met: daar krijgen ze zooveel! Dezulken zullen de school in plaats van als inrichting voor opvoeding en onderwijs meer en meer beschouwen als een plaats, waarheen men zijn kinderen kan zenden om ontslagen te zijn van de zorg voor hun onderhoud. Toegestemd: er zijn er zoo; doch 't zijn uitzonderingen en 't meerendeel van deze kan nog een verontschuldiging vinden inde nijpende, afstompende omstandigheden, waar in zij voortdurend verkeeren, een onophou delijk worstelen tegen bittere armoede, welke zich vertoont dag aan dag in de negatieve vormen van geen eten, onvoldoende kloeding en dek, slechte woning. Kn in gevallen, waarbij de;e verzachtende omstandigheden niet kunnen worden gepleit, heeft men in gezien, dat ook daar nooit het vonnis mag luiden : geen hulp voor de kinderen ! Waar men 't geestelijk voedsel aan het kroost der onverschilügen niet onthoudt, zou men daar stoffelijke l,nip weigeren? Doch het procent der ouders, die inderdaad niets liever willen, dan hun plichten van zich schuiven, en slechts willen opkomen voor hun recht" als er wat te halen is, zal zeer klein blijken; en groot daarentegen het getal vaders en moeders, die zich als zoodanig gevoelen en noodt", alleen door den nood gedwongen, afzien van de ver vulling hunner eerste plichten. Geregelde ondersteuning van arme gezinnen door mid del van stoli'elijke hulp aan de kinderen zal dan ook in het algemeen daarin niet brengen meer lichtzinnigheid en onverschilligheid, maar minder zorg. daardoor minder wrevel en bitterheid en meer opgewektheid en huiselijk genot. En zou met deze resultaten en die, welke do onderwijzers aanwijzen, dan thans mogen worden gezegd: do grens is bereikt; meer behoeft, nec-n mag voor de kinderen niet worden gedaan ? Wanneer men de donkerste wolken heeft doen wegdrijven, zou men daarenboven dan nog geen zonne straaltje mogen laten vallen, waar zoo dik wijls en zoo lang het heden donker was en die toekomst niet minder duister scheen? Zoo'n zonnestraaltje in het huiselijk leven der armen toovert men door de kindenen een vroolijken dag te bezorgen. (rij meent wellicht, lat wij het oog hebben op het Sint-Nicolaasfeest, dat op enkele eerste-klassescholen alhier, dank zij de mild heid van enkele stadgenooten, een lichtstraal werpt in de kinderhartjes; wij bedoelen hier echter een anderen dag, die eiken zomer in tal van klas-en door de groote meerderheid der leerlingen met ongeduld wordt veïbeid, den dag, waarop ietsrhoolreigje wordt gemaakt. Wie zal het de-n kleinen euvel duiden, dat zij, waar zooals hier het nuttige met het aan gename is vereenigd, naar het laatste- slechts hun verlangen richten, dat zij voor het nut der schoolreisjes nog geen oog hebben ? Ook voor h-m is anders ten deele het voordeel te gevoelen; of zouden zij niet bemerken, dat zij door zoo'n tochtje nader aan hun meester worden verbonden en hij aan hen ? Al zien zij echter niet alles ; wij vinden het groote nut voor de hand liggen. Wij zijn het ors bewust, dat wij datgene het best onthouden, wat wij hebben gezien en ter dege bekeken; wij weten ook, dat we dik wijls het schoone en doelmatige van iets alleen dan waarnemen, indien wij daarop worden gewezen. Nog meer is dit het geval bij kinderen. Tal van voorstellingen zijn slechts te verkrijgen door eigen waarneming. En waar nu de onderwijzer om heldere voor stellingen bij zijn leerlingen aan te brengen aanschouwingsmiddelen noodig heeft, die niet in de school aanwezig zijn, en waarvan af beeldingen zoo men daarover beschikken kan verre beneden de voorwerpen zelf blijven, dan is niets meer doeltreffend dan het bewuste met zijn omgeving te doen zien, buiten de school! Waarneming in de natuur; het bezoeken van werkplaatsen; het bespreken van het waargenomene; het ordenen der verkregen voorstellingen en het bewerken dier stof in de school", ziedaar wat men bedoelt met die gemeenschappelijke leerwandelingen in den omtrek en de schoolreisjes wat verder af. Voor de laatste kan daaraan nog worden toegevoegd deze belangrijke factor, dat zij door een dag vol genot afwisseling brengen iu het min of meer eentonig schoolleven. In de weinige jaren, dat er ook van uit Amsterdam door sommige onderwijzers g->regeld schoolreisjes worden georganiseerd, is het nut reeds te duidelijk gebleken, dan dat het noodii zou zijn, <iit nog meer in 't licht te stellen. We zouden anders gaarne 't laatste punt, de beteekenis van dat genot voor de opvoeding, nog wat willen uitwer ken, of een beschrijving gev MI van zoo'n pleiziertoclitje per boot naar Velsen, verder j te voet naar Wijk aan Zee, het strand langs naar IJmuiden en vandaar weer per sp >or of met de boot terug ; van een reisje naar Haarlem en vervolgens naar Zand voort, of een ander naar Hilversum en Baarn, of nog een ander verderop naar Rhenen en Wageningen of zelfs naar Arnhem ; doch, niet waar, gij kunt ze u voorstellen die stralende gezichtjes bij den aftocht, die angstige blikken van sommigen in den trein, die juichtonen in de duinen, die vreugdekreten aan zee, waar ze blootpootje doen" of anders gezegd : pootjes bajen"; gij begrijpt ten volle dat vuur, waarmede thuis wordt verteld over een bosch, etn badplaats, de zee en de pieren, bouwlanden en weiden of over een groote rivier ; gij gevoelt het: met ingenomenheid wordt door de overige leden van liet gezin naar die gloedvolle beschrijvingen geluisterd. Die dagen, zij zijn gewichtig in het school leven van het kind. Niet alleen in het school leven : nog jaren later wekken courant en boek herinneringen aan die pleizierige tochtjes. De schoolreisjes kosten i/M: boot, train en spoor verleenen wel reductie, maar vervoeren nog niet gratis een schoolklasse; er moet onderweg iets worden gebruikt : brood kan van huis worden meegebracht, maar op nis in den zomer i-? men dorstig en de melk heeft men niet voor niets ! l'er hoofd is al gauw een gulden of een daalder noodig. Voor do scholen met betalende leerlingen is dit geen bezwaar. Maar op de scholen voor on- en minvermogenden, hoe krijgt de onderwijzer hier het geld bij elkaar? De kinderen besparen het zelf, d.w.z. zoo veel mogelijk geven de ouders wekelijks bijv. vijf cents mee tot er genoeg is. Zooveel mogelijk ! Waar het betalen van een stuiver schoolgeld per week velen te bezwaarlijk valt, is het duidelijk, dat tal van kinderen herhaaldelijk in gebreke, blijven, hun centen mede te brengen. Een enkele maal wordt het tekort later aangezuiverd ; d ich regel is, dat een week of drie voor den vastgestflden datum weinig meer dan de helft der leer lingen bij is, en steeds zijn er enkelen, die van hun ouders niet mee mogen" en dus nog niets hebben ingebracht. Toch hebben ook dezen nog hoop: als vader eens een goeie week- had, wie weet. . . . Ja, wie weet, hoe dikwijls ze thuis al zijn afgesnauwd, wanneer ze het voor de zooveelste maal waagden, hun verzoek voor te dragen; wie weet, hoeveel pijn het den ouders doet, telkens opnieu v te moeten wei goren, terwijl .lautje en Pietje uit de straat wél mee kunnen ! Hier is een schaduwzijde der schoolreisjes in den tegenwoordigen vorm aangeduid. De onderwijzer weet door huisbezoek -oms nog iets los'' te krijgen. Of 't er af kon ? Och neen, en 't moet den onderwijzer hard vallen, zijn overredingskracht aan te wenden om de ouders geld te doen geven, dat ze van gansther harte voor hun jongen of meisje over hebben, doch feitelijk niet kun nen missen. Want de wil in dezen is beter, dan sommigen geneigd zijn te veronderstellen. Het resultaat blijft echter een algemeen te kort van eenige guldens. Nu, de meester is goedhartig en heeft voor zijn kinderen wat over, en hij heeft vrienden.... Het sehoolreisje gaat door en allen, ook zij, die niets betaalden, gaan mee. (De anderen zijn natuur lijk in den waan, dat ook deze arinsten onder de armen t geld nog bij elkaar hebben weten. te krijgen.) Doch niet altijd gaat 't zoo. 't Gebeurt ook, dat er vijf, soms tien kinderen thuis moeten blijven! Hier is een tweede schaduw kant aangewezen. Gij merkt op, dat er een Commissie bestaat, die schoolreisjes subsi dieert en noemt in verband hiermede den naam van den Schoolopziener in het district Amsterdam ? /eer zeker : velen profiteerden hiervan reeds; 't is maar jammer, dat slechts die klassen subsidie kunnen krijgen, die voor meer dan n dag op reis gaan. Lezer, gevoelt gij, wat het zeggen wil, als en kelen niet mee kunnen; wat er bij die stumperds moet omgaan, als ze hun kauieraa Ijes netjes uitgedost zien vertrekken)? Wilt ge weten, wat zoo'n kind er voor over heeft, om niet achter te Wijven; waar het toe kan komen? Ons is een voorbeeld bekend van een jon getje, dat op den laatsteii dag kwam aan dragen ntet het bedrag in halve stuivers, die hij had gestolen uit den muiïtgasmeter. waar van hij het zegel had moet verbreken! Verwondert het u, dat menig onderwijzer enkel door de mogelijkheid, dat niet allen zullen deelnemen aan het reisje, dat voor allen moet zijn, er van wonit teruggehouden om met zijn klasse te gaan sparen voor een prettigen dag in :t verschiet ; dat hij voor zich het in de gegeven omstandigheden onmoge lijk acht, de voordeelen, welke ook hij voor zijn onderwijs er in ziet, te bereiken? Kn, zóó komt liet, dat er iu dit opzicht een onge lijkheid bestaat tusschen de Amsterdamsehe scholen der eerste klasse, die de ouders dik wijls wijten aan de onderwijzers. Hiermede is het schadelijke van die ongelijkheid met den vinger aangewezen. De schoolreis]es geheel te doen verdwijnen om aldus gelijkheid te verkrijgen, zou zijn: de paarden achter den wagen spannen. Neen, er dient te worden omgezien naar middelen om die reisjes aan alle scholen voor alle leerlingen der hoogere klassen mogelijk te maken. Nog meer voor 't arme schoolkind ! Een vereeniging, na verloop van tijd (wie weet ?) wellicht gesubsidieerd door de gemeente, waarbij klassen, die te kort komen, zouden kunnen aankloppen en in bepaalde gevallen onder zekere voorwaarden steun zouden kunnen krijgen, vindt hier, zoo niet een braak liggend terrein, dan toch een ruim arbeidsveld. Voor de afdeeling van Volks-onderwijs, of welke andere werkzame vereeniging dan ook, die strijdt voor goed onderwijs van het volks kind en hier de koe bij de hoorns vat, ligt in deze richting een nuttig werk. Of zou misschien do eerste stoot met meer kans op succes kunnen worden gegeven door die onderwijzers, b.v. door hoofden van scho len hier ter stede, die nog onlangs een vruchtelooze poging aanwendden om in de plaats der prijsjes a ui 't eind van een leer jaar, voor de kleinen een schoolfeest en voor de grooteren een schoolreisje te veikrijgen? Dat men weldra hoore van een eerste poging, bekroond door een gunstigen uitslag. Dan zou 1!)04 ook in dit opzicht voor het arme schoolkind zijn: een gelukkig jaar! J. EABER. iet in de Hoofdstad. Een werk van geheel bijzonderen aard is Louise" van Gustave Charpentier. Koeds de titel Koman musical" zegt ons dat wij dit werk niet moeten meten met den maatstaf van Grand Opéra'' ook niet dat wij het moeten beschouwen als Muziekdrama". Charpentier hoeft met den titel roman musical" het juiste woord gekozen. De toondichter, tevens tekstdichter heeft hei meestal versmaad den versvorm te gebruiken, maar zijn proza i.s vaak zóó gescandeerd, dat er het muzikale rhythnuw gemakkelijk; uit te her kennen is. Heeft hij in zijn tekst uiting ge geven aan zijn hartstochtelijke gevoelens voor zijn onderwerp, in zijn muziek moet men bewonderen de weg*!epende geestdrift, de onstuimige accenten en de gloeiende klanken, waarmede hij zijn onderwerp bezielt. Hoewel ik ni 't kan aannemen dat op den weg dien Louise" ons aanduidt, het heil te vinden is voor onze muzikaal dramatische kunst, moet ik toch erkennen dat men voor dit aparte werk veel .sympathie kan gevoelen. .?Louise" is een eenling en het zal goed zijn dat het een eenling blijft. Er zijn in Louise" drie maatschappelijke groepen afgebeeld. De eerste is die van het solide burgerlijke leven en voorgesteld door de ouder-i der titelheldin. Iu deze groep wordt men vooral getroffen door het nobele en prachtig geteekende type van den vader. Dan vindt men de ouvrières" zooals iedere groote stad ze heeft, maar geen zóó als Parijs en daarnaast de bohémiens", met hun wereld op zich zelf, hun vrij ongebonden kunste naarsleven, hun wufte en grillige natuur, waarvan toch eerlijkheid en goedhartigheid, als bijzonder aantrekkelijke deugden, den achtergrond vormen. Dit laatste type treft men slechts te Parijs aan, het wordt voor gesteld door Julien en zijn vrienden. Oharpentier heeft al deze groepen naar de natuur geschilderd. Hij is uitstekend opmerker en men kan in zijn geheele werk bespeuren dat hij behoord heeft tot de bohémiens", en voor zooverre hij thans, als voornaam en invloedrijk kunstenaar aan die klasse van artisten ontwassen is, voelt men toch dat hij in zijn hart bohémien" gebleven is. De tendens van zijn Louise-" is een plei dooi voor de arme ouvrière, die van genot verstoken, haar leven, eenzaam, zonder zon neschijn slijt en dikwerf ook thuis in den huiselijke)! kring verdrukt wordt. De titeliiguur snakt naar lucht, naar vrijheid; /ij ziet om zich heen het licht, het leven van Parijs en de begoocheling die uitgaat van den maalstroom der genietingen grijpt haar aan. Zij werpt zich in de armen van Julien en verlaat haar ouders : Tont tre a Ie droit d'ótre libre! Toutcoeurale devoir d'aimer!" Wat nu aangaat de muziek, zoo moet ik verklaren dat ik van de eerste acte den grootsten indruk gekregen heb. Charpentier gebruikt daarin het orehest op de wijze zooals Wagner dit doet. Nu mogen enkele Franschen meenen dat zij Wagner niet navolgen, Char pentier doet dit hier wel e a terecht. Ik wil niet beweren dat hij nminis( (ntun aan Wagner brengt, daarin zit ook niet de quintessence van het Wagnersche principe maar hij geeft in het orchest de psycholo gische illustratie van de gebeurtenissen op het tooneel en dat doet hij juist in de eerste acte met meesterrund. Het orcheat klinkt daarin pyaehtig; de kleurschakeei-ingen zijn rijk en liet sympathieke onderwerp is behan deld, met al de charme die er in leeft. In het eerste, aardige duet, tusschen Louise en Ju.lien, trekken in liet orchest de aandacht de afwisselende melodische passages voor oboe en violoncel, beurtelings optredende en als het ware rellecteerende op de beide hoofd personen. Hoe geestig is ook weergegeven de leuke zet van den vader, als hij spreekt over de fainéants, die hun tijd slechts passeeren, met feestvieren: lis ont la chance d'être ven-US au monde après leurs pères l" Zeer aardig is ook de dialoog tusschen Louise en haar vader. Men oordeele : (Louise) Mais avant d'aimer, avant d'ötre aveugle, ne peut on découvrir les défauts de celui qu'on aimera ? (Le Père) Peut-ètre, s'il ne nous manquait une chose. (Louise) Laquelle? (Le Père) L'expérience! (Louise) Alors ceux qui se marient deux fois sont plus lieureux la seconde ? Een scènetje als tusschen Sachs en Eva ! Charpentier heeft hier prachtig den toon getroffen. De zangstemmen zuiver declamatorisch behandeld en het orchest schilderend. Zóó is de geheele eerste acte een mooi af gerond geheel, zonder een enkelen disso nant. Ware het den componist gelukt ook in de volgende bedrijven den vereischten toon zóó juist en stijlvol te vindt n, dan zou zijn werk een meesterstuk zijn van den aller eersten rang. Dit is echter niet het geval. In geen der volgende bedrijven vindt men zooveel persoonlijkheid en expressieve waar heid als in het begin. Men vindt er zeer mooie, treffende brokstukken maar daarnaast holle, banale phrasen, met bruyante instrumententatie, in den geest van Massenet en de Italiaansche Veristen. Het sombere begin der tweede acte met de voddenraapsters en vuilniszoekers had ik mij in het orchest rijker geïllustreerd ge dacht. Verkwikkend is dan weer de scène met de bohémiens" en later met de ouvri res." Een afzonderlijke vermelding verdienen de cris de Paris." Als een bewijs hoezeer Charpentier zijn tooneel kent, mogen de allervermakelijkste intermezzi dienen van de apprentie". Bij het lozen van het tekstboek had ik mij van de derde acte zeer veel voorge steld. Mijn verwachtingen hiervan zijn niet verwezenlijkt. De componist heeft zich hierin niet geheel kunnen ontworstelen aan de conventie. Hij heeft zich niet kunnen losmaken van het fransche pathos, zoo als zijn begaafde landgenoot d'Indy. Op fransche ooren, die nog uuder den invloed verkeeren van Massenet, zal de liefdesscène der derde acte een wegslepcnden indruk maken. Het is echfer geen muziek van uiiiverseele kracht, die overal haar invloed zal doen gelden. Ook bij het nachtfeest op den heuvel van Montmartre heeft de com ponist te veel brutale ell'ecten aangewend om ook maar eenigszins een indruk te bereiken als bij Wagner's Festwiese" uit de Meistersinger", welke scène blijkbaar den componist toch voor oogen heeft gezweefd. In het vierde bedrijf heeft Charpentier wederom accenten gevonden van groote tragis :he kracht. Maar toch is hij er niet in geslaagd daaraan die eigendommelijkheid te verleenen, welke juist in de eerste acte zoo buitengewoon diep treft. Dit neemt echter niet weg dat de com ponist een groot dramatisch talent heelt geopenbaard, dat den toehoorder onder zijn ontniddellijken invloe l brengt. Eenheid van stijl en eenheid van bewerking mist men in zijn Louse. Dikwijls maakt de componist een zeer gelukkig gebruik van leidmotieven; vaak echter verwacht men er een en dan ver smaadt hij het, er gebruik van te maken. Charpentier is een sterk sprekende natuur, een karakter vol gloed en leven, met hartstoch telijke uitingen, maar hij is in zijn kunst min of meer bohémien." De zelfbeheersching, eigenschap van groote geesti n, is bij hem nog te vaak afwezig. Ondanks dit alles boeit hij in hooge mate en moet men hem sympathie schenken. Zooals men weet, heeft hij zich het lot der ouvrières" op bijzondere wijze aange trokken ; zelfs heeft hij een volks-conservatorium opgericht, waar de minder bedeelden, voor wie de deuren van het conservatoire" gesloten zijn, onderricht krijgen in muziek, declamatie en dans. Over de uitvoering kan ik met zeer veel lof gewagen. Het werk stelt onnoemelijk hooge eischen, die verre uitsteken boven die van het gewone fransche opera-repertoire. Over het algemeen wer-1 hieraan beantwoord. In de eerste plaats noem ik den directeur Jules Lecocq. Hij heeft op bewonderenswaardige wijze de zeer gecompliceerde orchestpartituur ontleed ; hij heeft zijn orchest weten op te voeren tot daden, waarop het tiotsch mag gaan; maar hij heeft ook op het tooneel alles zóó vast in handen gehad, dat men geen j oogenblik den. artistieken. invloed welke van j zijn persoon uitgaat, behoefde te missen. l Onder de vertolkers noem ik in de eerste plaats den tenor Fontaine, als Julien. Als zanger was hij den geheelen avond schitterend bij sten en ook als tooneelspeler wist hij ge heel het frissche relief aan zijn partij te ver leenen, wat er aan toekomt. Mad. Marignan was voor mij niet de ideaal Louise. Zij vatte haar rol doorgaans op aU tragédienne. De aardige scène met Julien in j de eerste acte, speelde zij zóó zwaarmoe iig, ' dat het ingénue-achtige iu het geheel niet tot haar recht kwam. Overigens mag ik niet verzwijgen dat zij tot het laatste toe met haar schoone stemmiddelen woekerde en menig oogenblik, vooral daar waar zij het geheelo orcliest domineerde, een groot ellèct bereikte. De heer Sainprey zong den vader hier eu daar ietwat ruw maar met mooie, sonore stem. Hij had een tlink type gemaakt van zijn rol, waar alleen hier eu daar nog wat meer bonhommie niet geschaad zou hebben.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl