Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R NEDERLAND.
No. 1401
De Conventie tiisschen Enge
land en Franirp.
IL
Het feit, dat Engeland door deze con
ventie aan Frankrijk, zoo goed als geheel,
de vrije hand laat in Marokko, is voor
Frankrijk van het hoogste belang. On
middellijk na het bekend worden der
overeenkomst schreef de Temps:
La concessinn de notre libertéd'action
au Maroc, secondaire pour V A ngleterre,
est capita Ie pour la France. ("est notre
gain dans l'accord."
Inderdaad stelt deze concessie Frank
rijk in staat, het groote werk te voltooien,
dat in 1830 met de inneming van Algiers
werd begonnen en-in 1881 met de bezet
ting van Tunis werd voortgezet. Algeri
is een Fransche provincie geworden, die
hare afgevaardigden zendt naar de Kamer
en den Senaat. Over Tunis oefent de
Republiek tot dusver slechts een protec
toraat uit een verzachten vorm van
annexatie en de verhouding tusschen
Frankrijk en Marokko moet nog worden
vastgesteld; maar zeker is het, dat de
geheele linkerhelft van Noord-Afrika
van nu af aan Frankrijk is overgelaten
en dat de inlandsche r^geeringen van
den bey van Tunis en den sultan van
Marokko voortaan nog slechts zullen
bestaan bij de gratie der Republiek.
Dat Engeland tot deze concessie bereid
is gevonden, heeft voor Frankrijk een
des te grooter waarde, omdat de eerst
genoemde staat tot nu toe in het noord
westelijk deel van Marokko e^ne zeer
bevoorrechte positie innam. In Tanger
en in de overige havensteden waren de
Engelsche consulaire ambtenaren de fei
telijke beschermers van de bevolking en
van het verkeer, hetgeen wel het best
hieruit bleek, dat de Arabische en de
Joodsche kooplieden zich bedienden van
do Engelsche taal. Men dient hier echter
niet uit het oog te verliezen, dat de macht
van den Sultan zich óók slechts over de
Arabische en de Joodsche bevolking uit
strekt ; de vrijwel onafhankelijke
Berberstammen zijn slechts in naam onderdanen
van den vorst. En bij deze stammen
zal Frankrijk het stelsel toepassen, dat
reeds vroeger uitmuntende resultaten
heeft opgeleverd: dat van eene geleide
lijke penetratie," waarbij de provincie
Oran ecne uitmuntende basis is. Gelei
delijk zal de spoorweg, die tot de grenzen
van Marokko is genaderd, in het land zelf
doordringen, en- evenals in de zuidelijke
richting, in het gebied der Sahara, zullen
thans ook in westelijke richting de
inlandsohe troepen uit de Fransche kolonie
en de inlandsche, onder leiding van
Fransche officieren staande, half-militaire,
half-burgerlijke ambtenaren, de
Goumiers", als pioniers voor Frankrijk op
treden.
De Fransche minister van
Buitenlandsche Zaken Delcasséheeft reeds geruimen
tijd geleden met nadruk gewezen op de
overwegende belangen, die Frankrijk in
Marokko had. In December 1901 zei de
hij in den Senaat dat Frankrijk, als
meesteres van Algerië, en daardoor eene
uitgebreide gemeenschappelijke grens
met. Marokko bezittend, gehouden was,
al wat in dit laatste land geschiedde,
met bijzondere belangstelling gade te
slaan, en dat niemand in billijkheid-de
wettigheid dier belangen zou kunnen
ontkennen." Later werden deze wenken
steeds duidelijker, en van geen enkele
zijde kwam protest of tegenspraak, of
schoon volgens het beweren van som
mige Spaansche bladen in 1887 eene
geheime overeenkomst was gesloten tus
schen Engeland, Italiëen Spanje, met
bet doel den status quo in de aan de
Middellandsche zee grenzende landen te
handhaven.
Wij zeiden, dat Engeland zoo goed
als geheel" aan Frankrijk de vrije hand
laat in Marokko. Natuurlijk bedingt het
voor zijn handel gunstige voorwaarden,
voorloopig echter slechts voor een tijd
perk van dertig jaren. Voorts wordt in
de conventie bepaald, dat Spanje /ijn
presidio's zal behouden, maar tevens, dat
deze noch uitgebreid, noch versterkt /.uilen
mogen worden. Die presidio's zullen dus
blijven wat zij tot dusver waren : toe
vluchtsoorden voor de door
binnenlandsche onrusten bedreigde Spaansche arbei
ders, handeldrijvenden en kolonisten.
* *
De indruk, dien de conventie tusschen
Engeland en Frankrijk gemaakt heeft,
is zeer groot. Hier geldt het geen arbi
trage-traktaat, dat, wanneer het eenmaal
ernst wordt, zal blijken een wassen neus
te zijn. Van bijzonder belang is de op
vatting van deze conventie in Duitschlaud.
De algemeene opinie wordt, naar liet ons
voorkomt, vrij juist weergegeven door het
Berlimr Tageblutt, wanneer het schrijft:
Het sluiten der Engelsch-Frausche
conventie beheerscht, met haar mogelijke
of ingebeelde gevolgen, de wereldpolitiek
steeds duidelijker. Terwijl onze oth'cieele
kringen tegenover deze gebeurtenis een
ongebroken optimisme volhouden, en
gladweg ontkennen, dat het feit blijken
geeft van eene onaangename gering
schatting der belangen van het Duitsche
Rijk ; terwijl onze chauvinisten en natio
nalisten zich niet ontzien, ten aanhoore
van het gretig luisterend buitenland
zware beschuldigingen te slingeren naar
het hoofd onzer rijksregeering, en haar
te verwijten, dat óók onder graaf Biilow
het groote moment weer een klein ge
slacht heeft gevonden, moet de oplettende
en vaderlandslievende waarnemer zich
beperken tot de waarneming, dut ook
hier, gelijk zoo dikwijls, de waarheid
in het midden ligt."
Het Berlijnsche blad meent, dat men
in Duitsche regeeringskringen geenszins
blind is gebleven voor het naderend ge
vaar. Zeker is Duitschland niet recht
streeks betrokken bij de Marokkaansche
quaestie, maar de wendingen, welke deze
heeft genomen, bewijst het succes der
politiek van Delcassé, den staatsman, die
met taaie volharding het doel nastreeft,
Frankrijk's positie in den raad der natiën
te versterken, ten koste van die van
Duitschland. Toen de heer Delcass
minister werd, bevond do Republiek zich
tegenover Rusland in ecu toestand van
onloochenbare afhankelijkheid. Met Enge
land lag Frankrijk overhoop, en het
knarsetandde van woede, omdat het zich
den smaad van Fashoda bijna zonder
een woord van protest moest laten wel
gevallen. Met Italiëstond Frankrijk, dat
zich altijd als de oudste dochter der Kerk
beschouwde, op den denkbaar-slechtsten
voet. De Italianen zagen in de Repu
bliek, met welke Leo XIII zich trachtte
te verzoenen, de eigenlijke beschermster
van het Pausdom, en dus de bedreigster
der eenheid van Italië. In de nauwe
aansluiting aan het drievoudig verbond
hadden de politici van het Vatikaaneen
tegenwicht gezocht voor het gevaar, dat
hun van de zijde van Frankrijk be
dreigde. Maar in dezelfde mate, waarin
de anticlericale. politiek van
hetministerieCombes de betrekkingen tusschen Frank
rijk en het Vatikaan slechter maakte,
werd de weg geëffend voor de politiek
van Delcassé, die een hernieuwde aan
sluiting van de Republiek aan het
Italiaansche Koninkrijk ten doel had."
Niets is vleiender dan de complimenten
van een tegenstander, vooral wanneer
daaruit onverholon spijtigheid spreekt.
De heer Delcassékan dubbel en dwars
tevreden wezen. Dat de Engelsche poli
tici Duitschland geen goed hart
t,edragen, is, volgens het Berliner Tageblutt
een secret d'arlpqitin. En juist nu komt
deze toenadering tot stand tusschen
Frankrijk en Duitschland, waarbij alle
geschilpunten tusschen de beide mogend
heden op vriendschappelijke wijze worden
nit den weg geruimd. Zoo heeft Frankrijk
zich zonder slag of stoot meester gemaakt
van een door Duitschland verloren ter
rein. En zal het hierbij blijven ? De
wijze waarop do Fransche President
Loubet in Italiëis ontvangen, bewijst,
hoe sterk de sympathie van het
Italiaansche volk voor het Fransche is. Keizer
WTilhelm moge de bondgenoot /.ijn en
bij zijn bezoek aan Rome en gedurende
zijn lange zwerftochten langs de
Italiaansche kusten al zijn best doen, om
zich populair te maken hij blijft de
Tedesco, de onsympathieke Duitscher,
geëerd, gevreesd misschien, maar niet
populair, terwijl de eenvoudige, gemoe
delijke Loubet, die niets indrukwekkends
heeft en nooit poseert, wordt toegejuicht
met een warmte, die uit het hart komt.
Dezer dagen berichtten de dagbladen,
dat de koning van Italiëzich onthouden
heeft van de deelneming aan de onthul
ling van een monument voor Victor
Hugo te Rome (wanrbij President Loubet
natuurlijk de hoofdrol zou hebben ver
vuld), omdat keizer Wilhelm door zijn
gezant te Rome zou hebben doen opmer
ken, ,dat hij reeds voor drie jaren een
standbeeld van Gootliüaan de Eeuwige
Stad had ten geschenke gegeven, en dat
dit beeld nog altijd niet onthuld was. Is
dit bericht juist, d<m zou het bewijzen,
dat ook keizer Wilhelm in eene spijtige
stemming verkeert en van zij ne ontstem
ming geen geheim maakt.
Goothe heeft het in "Italiëtegenover
Victor Hugo klaarblijkelijk moeten afleg
gen. Het incident heeft wellicht eene
meer dan voorbijgaande, maar eene sym
bolische beteekenis.
Sociale,
limilHlllllllllMIIIIIIIIIIUMIIIIIIIIimillllHIIIIIIHIIUnillfNItlllHMIimtHI
Kof meer w bit arme Schooliinil,
Nu hier en daar, en ook gelukkig in Am
sterdam, een eerste schrede zal worden ge/et
op het gebied van school-kindervoeding en
-kleeding van gemeentewege; nu gebrek aan
schoeisel geen reden meer behoeft te zijn
voor schoolverzuim, en honger geen oorzaak
meer van onoplettendheid; nu men de vraag:
maar zouden de ouders de ondt vsteuuing wel
verdienen? beantwoordt met een: maar de
kinderen hebben er recht op! nu meenen
velen, dat thans dan ook de grens is bereikt :
meer te doen zou ten opzichte van de ouders
zoowel als van de kindereu onpedagogisch
zijn. Ten opzichte van de ouders; want nu
reeds worden er onder deze gevonden, die
niet, wat hun kinderen op school leeren, van
't grootste belang achten, maar \vèl, wat ze
daar krijgen; die de vraag: waarom acht ge
dit of dat nummer zoo'n best school"?
beantwoorden met: daar krijgen ze zooveel!
Dezulken zullen de school in plaats van als
inrichting voor opvoeding en onderwijs meer
en meer beschouwen als een plaats, waarheen
men zijn kinderen kan zenden om ontslagen
te zijn van de zorg voor hun onderhoud.
Toegestemd: er zijn er zoo; doch 't zijn
uitzonderingen en 't meerendeel van deze
kan nog een verontschuldiging vinden inde
nijpende, afstompende omstandigheden, waar
in zij voortdurend verkeeren, een onophou
delijk worstelen tegen bittere armoede, welke
zich vertoont dag aan dag in de negatieve
vormen van geen eten, onvoldoende kloeding
en dek, slechte woning. Kn in gevallen,
waarbij de;e verzachtende omstandigheden
niet kunnen worden gepleit, heeft men in
gezien, dat ook daar nooit het vonnis mag
luiden : geen hulp voor de kinderen ! Waar
men 't geestelijk voedsel aan het kroost der
onverschilügen niet onthoudt, zou men daar
stoffelijke l,nip weigeren? Doch het procent
der ouders, die inderdaad niets liever willen,
dan hun plichten van zich schuiven, en slechts
willen opkomen voor hun recht" als er wat
te halen is, zal zeer klein blijken; en groot
daarentegen het getal vaders en moeders, die
zich als zoodanig gevoelen en noodt", alleen
door den nood gedwongen, afzien van de ver
vulling hunner eerste plichten. Geregelde
ondersteuning van arme gezinnen door mid
del van stoli'elijke hulp aan de kinderen zal
dan ook in het algemeen daarin niet brengen
meer lichtzinnigheid en onverschilligheid,
maar minder zorg. daardoor minder wrevel
en bitterheid en meer opgewektheid en
huiselijk genot. En zou met deze resultaten
en die, welke do onderwijzers aanwijzen, dan
thans mogen worden gezegd: do grens is
bereikt; meer behoeft, nec-n mag voor de
kinderen niet worden gedaan ? Wanneer men
de donkerste wolken heeft doen wegdrijven,
zou men daarenboven dan nog geen zonne
straaltje mogen laten vallen, waar zoo dik
wijls en zoo lang het heden donker was en
die toekomst niet minder duister scheen?
Zoo'n zonnestraaltje in het huiselijk leven
der armen toovert men door de kindenen
een vroolijken dag te bezorgen.
(rij meent wellicht, lat wij het oog hebben
op het Sint-Nicolaasfeest, dat op enkele
eerste-klassescholen alhier, dank zij de mild
heid van enkele stadgenooten, een lichtstraal
werpt in de kinderhartjes; wij bedoelen hier
echter een anderen dag, die eiken zomer in
tal van klas-en door de groote meerderheid
der leerlingen met ongeduld wordt veïbeid,
den dag, waarop ietsrhoolreigje wordt gemaakt.
Wie zal het de-n kleinen euvel duiden, dat
zij, waar zooals hier het nuttige met het aan
gename is vereenigd, naar het laatste- slechts
hun verlangen richten, dat zij voor het nut
der schoolreisjes nog geen oog hebben ? Ook
voor h-m is anders ten deele het voordeel
te gevoelen; of zouden zij niet bemerken,
dat zij door zoo'n tochtje nader aan hun
meester worden verbonden en hij aan hen ?
Al zien zij echter niet alles ; wij vinden het
groote nut voor de hand liggen. Wij zijn
het ors bewust, dat wij datgene het best
onthouden, wat wij hebben gezien en ter
dege bekeken; wij weten ook, dat we dik
wijls het schoone en doelmatige van iets
alleen dan waarnemen, indien wij daarop
worden gewezen. Nog meer is dit het geval
bij kinderen. Tal van voorstellingen zijn
slechts te verkrijgen door eigen waarneming.
En waar nu de onderwijzer om heldere voor
stellingen bij zijn leerlingen aan te brengen
aanschouwingsmiddelen noodig heeft, die niet
in de school aanwezig zijn, en waarvan af
beeldingen zoo men daarover beschikken
kan verre beneden de voorwerpen zelf
blijven, dan is niets meer doeltreffend dan
het bewuste met zijn omgeving te doen zien,
buiten de school!
Waarneming in de natuur; het bezoeken
van werkplaatsen; het bespreken van het
waargenomene; het ordenen der verkregen
voorstellingen en het bewerken dier stof in
de school", ziedaar wat men bedoelt met
die gemeenschappelijke leerwandelingen in
den omtrek en de schoolreisjes wat verder
af. Voor de laatste kan daaraan nog worden
toegevoegd deze belangrijke factor, dat zij
door een dag vol genot afwisseling brengen
iu het min of meer eentonig schoolleven.
In de weinige jaren, dat er ook van uit
Amsterdam door sommige onderwijzers
g->regeld schoolreisjes worden georganiseerd,
is het nut reeds te duidelijk gebleken, dan
dat het noodii zou zijn, <iit nog meer in 't
licht te stellen. We zouden anders gaarne
't laatste punt, de beteekenis van dat genot
voor de opvoeding, nog wat willen uitwer
ken, of een beschrijving gev MI van zoo'n
pleiziertoclitje per boot naar Velsen, verder
j te voet naar Wijk aan Zee, het strand langs
naar IJmuiden en vandaar weer per sp >or
of met de boot terug ; van een reisje naar
Haarlem en vervolgens naar Zand voort, of
een ander naar Hilversum en Baarn, of nog
een ander verderop naar Rhenen en
Wageningen of zelfs naar Arnhem ; doch, niet
waar, gij kunt ze u voorstellen die stralende
gezichtjes bij den aftocht, die angstige blikken
van sommigen in den trein, die juichtonen
in de duinen, die vreugdekreten aan zee,
waar ze blootpootje doen" of anders gezegd :
pootjes bajen"; gij begrijpt ten volle dat
vuur, waarmede thuis wordt verteld over
een bosch, etn badplaats, de zee en de pieren,
bouwlanden en weiden of over een groote
rivier ; gij gevoelt het: met ingenomenheid
wordt door de overige leden van liet gezin
naar die gloedvolle beschrijvingen geluisterd.
Die dagen, zij zijn gewichtig in het school
leven van het kind. Niet alleen in het school
leven : nog jaren later wekken courant en boek
herinneringen aan die pleizierige tochtjes.
De schoolreisjes kosten i/M: boot, train en
spoor verleenen wel reductie, maar vervoeren
nog niet gratis een schoolklasse; er moet
onderweg iets worden gebruikt : brood kan
van huis worden meegebracht, maar op nis
in den zomer i-? men dorstig en de melk
heeft men niet voor niets ! l'er hoofd is al
gauw een gulden of een daalder noodig.
Voor do scholen met betalende leerlingen
is dit geen bezwaar. Maar op de scholen
voor on- en minvermogenden, hoe krijgt de
onderwijzer hier het geld bij elkaar?
De kinderen besparen het zelf, d.w.z. zoo
veel mogelijk geven de ouders wekelijks bijv.
vijf cents mee tot er genoeg is. Zooveel
mogelijk ! Waar het betalen van een stuiver
schoolgeld per week velen te bezwaarlijk
valt, is het duidelijk, dat tal van kinderen
herhaaldelijk in gebreke, blijven, hun centen
mede te brengen. Een enkele maal wordt
het tekort later aangezuiverd ; d ich regel is,
dat een week of drie voor den vastgestflden
datum weinig meer dan de helft der leer
lingen bij is, en steeds zijn er enkelen, die
van hun ouders niet mee mogen" en dus
nog niets hebben ingebracht. Toch hebben
ook dezen nog hoop: als vader eens een
goeie week- had, wie weet. . . .
Ja, wie weet, hoe dikwijls ze thuis al zijn
afgesnauwd, wanneer ze het voor de
zooveelste maal waagden, hun verzoek voor te
dragen; wie weet, hoeveel pijn het den
ouders doet, telkens opnieu v te moeten wei
goren, terwijl .lautje en Pietje uit de straat
wél mee kunnen !
Hier is een schaduwzijde der schoolreisjes
in den tegenwoordigen vorm aangeduid.
De onderwijzer weet door huisbezoek -oms
nog iets los'' te krijgen. Of 't er af kon ?
Och neen, en 't moet den onderwijzer hard
vallen, zijn overredingskracht aan te wenden
om de ouders geld te doen geven, dat ze
van gansther harte voor hun jongen of
meisje over hebben, doch feitelijk niet kun
nen missen. Want de wil in dezen is beter,
dan sommigen geneigd zijn te veronderstellen.
Het resultaat blijft echter een algemeen te
kort van eenige guldens. Nu, de meester is
goedhartig en heeft voor zijn kinderen wat
over, en hij heeft vrienden.... Het
sehoolreisje gaat door en allen, ook zij, die niets
betaalden, gaan mee. (De anderen zijn natuur
lijk in den waan, dat ook deze arinsten onder
de armen t geld nog bij elkaar hebben weten.
te krijgen.)
Doch niet altijd gaat 't zoo. 't Gebeurt
ook, dat er vijf, soms tien kinderen thuis
moeten blijven! Hier is een tweede schaduw
kant aangewezen. Gij merkt op, dat er een
Commissie bestaat, die schoolreisjes subsi
dieert en noemt in verband hiermede den
naam van den Schoolopziener in het district
Amsterdam ? /eer zeker : velen profiteerden
hiervan reeds; 't is maar jammer, dat slechts
die klassen subsidie kunnen krijgen, die voor
meer dan n dag op reis gaan.
Lezer, gevoelt gij, wat het zeggen wil, als en
kelen niet mee kunnen; wat er bij die stumperds
moet omgaan, als ze hun kauieraa Ijes netjes
uitgedost zien vertrekken)? Wilt ge weten,
wat zoo'n kind er voor over heeft, om niet
achter te Wijven; waar het toe kan komen?
Ons is een voorbeeld bekend van een jon
getje, dat op den laatsteii dag kwam aan
dragen ntet het bedrag in halve stuivers, die
hij had gestolen uit den muiïtgasmeter. waar
van hij het zegel had moet verbreken!
Verwondert het u, dat menig onderwijzer
enkel door de mogelijkheid, dat niet allen
zullen deelnemen aan het reisje, dat voor
allen moet zijn, er van wonit teruggehouden
om met zijn klasse te gaan sparen voor een
prettigen dag in :t verschiet ; dat hij voor zich
het in de gegeven omstandigheden onmoge
lijk acht, de voordeelen, welke ook hij voor
zijn onderwijs er in ziet, te bereiken? Kn,
zóó komt liet, dat er iu dit opzicht een onge
lijkheid bestaat tusschen de Amsterdamsehe
scholen der eerste klasse, die de ouders dik
wijls wijten aan de onderwijzers. Hiermede
is het schadelijke van die ongelijkheid met
den vinger aangewezen.
De schoolreis]es geheel te doen verdwijnen
om aldus gelijkheid te verkrijgen, zou zijn:
de paarden achter den wagen spannen. Neen,
er dient te worden omgezien naar middelen
om die reisjes aan alle scholen voor alle
leerlingen der hoogere klassen mogelijk te
maken.
Nog meer voor 't arme schoolkind ! Een
vereeniging, na verloop van tijd (wie weet ?)
wellicht gesubsidieerd door de gemeente,
waarbij klassen, die te kort komen, zouden
kunnen aankloppen en in bepaalde gevallen
onder zekere voorwaarden steun zouden
kunnen krijgen, vindt hier, zoo niet een
braak liggend terrein, dan toch een ruim
arbeidsveld.
Voor de afdeeling van Volks-onderwijs, of
welke andere werkzame vereeniging dan ook,
die strijdt voor goed onderwijs van het volks
kind en hier de koe bij de hoorns vat, ligt
in deze richting een nuttig werk.
Of zou misschien do eerste stoot met meer
kans op succes kunnen worden gegeven door
die onderwijzers, b.v. door hoofden van scho
len hier ter stede, die nog onlangs een
vruchtelooze poging aanwendden om in de
plaats der prijsjes a ui 't eind van een leer
jaar, voor de kleinen een schoolfeest en voor
de grooteren een schoolreisje te veikrijgen?
Dat men weldra hoore van een eerste
poging, bekroond door een gunstigen uitslag.
Dan zou 1!)04 ook in dit opzicht voor het
arme schoolkind zijn: een gelukkig jaar!
J. EABER.
iet in de Hoofdstad.
Een werk van geheel bijzonderen aard is
Louise" van Gustave Charpentier.
Koeds de titel Koman musical" zegt ons
dat wij dit werk niet moeten meten met den
maatstaf van Grand Opéra'' ook niet dat wij
het moeten beschouwen als Muziekdrama".
Charpentier hoeft met den titel roman
musical" het juiste woord gekozen. De
toondichter, tevens tekstdichter heeft hei meestal
versmaad den versvorm te gebruiken, maar
zijn proza i.s vaak zóó gescandeerd, dat er het
muzikale rhythnuw gemakkelijk; uit te her
kennen is. Heeft hij in zijn tekst uiting ge
geven aan zijn hartstochtelijke gevoelens voor
zijn onderwerp, in zijn muziek moet men
bewonderen de weg*!epende geestdrift, de
onstuimige accenten en de gloeiende klanken,
waarmede hij zijn onderwerp bezielt.
Hoewel ik ni 't kan aannemen dat op den
weg dien Louise" ons aanduidt, het heil te
vinden is voor onze muzikaal dramatische
kunst, moet ik toch erkennen dat men voor
dit aparte werk veel .sympathie kan gevoelen.
.?Louise" is een eenling en het zal goed zijn
dat het een eenling blijft.
Er zijn in Louise" drie maatschappelijke
groepen afgebeeld. De eerste is die van het
solide burgerlijke leven en voorgesteld door
de ouder-i der titelheldin. Iu deze groep wordt
men vooral getroffen door het nobele en
prachtig geteekende type van den vader. Dan
vindt men de ouvrières" zooals iedere
groote stad ze heeft, maar geen zóó als Parijs
en daarnaast de bohémiens", met hun wereld
op zich zelf, hun vrij ongebonden kunste
naarsleven, hun wufte en grillige natuur,
waarvan toch eerlijkheid en goedhartigheid,
als bijzonder aantrekkelijke deugden, den
achtergrond vormen. Dit laatste type treft
men slechts te Parijs aan, het wordt voor
gesteld door Julien en zijn vrienden.
Oharpentier heeft al deze groepen naar de
natuur geschilderd. Hij is uitstekend opmerker
en men kan in zijn geheele werk bespeuren
dat hij behoord heeft tot de bohémiens",
en voor zooverre hij thans, als voornaam en
invloedrijk kunstenaar aan die klasse van
artisten ontwassen is, voelt men toch dat hij
in zijn hart bohémien" gebleven is.
De tendens van zijn Louise-" is een plei
dooi voor de arme ouvrière, die van genot
verstoken, haar leven, eenzaam, zonder zon
neschijn slijt en dikwerf ook thuis in den
huiselijke)! kring verdrukt wordt. De
titeliiguur snakt naar lucht, naar vrijheid; /ij
ziet om zich heen het licht, het leven van
Parijs en de begoocheling die uitgaat van den
maalstroom der genietingen grijpt haar aan.
Zij werpt zich in de armen van Julien en
verlaat haar ouders : Tont tre a Ie droit
d'ótre libre! Toutcoeurale devoir d'aimer!"
Wat nu aangaat de muziek, zoo moet ik
verklaren dat ik van de eerste acte den
grootsten indruk gekregen heb. Charpentier
gebruikt daarin het orehest op de wijze zooals
Wagner dit doet. Nu mogen enkele Franschen
meenen dat zij Wagner niet navolgen, Char
pentier doet dit hier wel e a terecht. Ik wil
niet beweren dat hij nminis( (ntun aan
Wagner brengt, daarin zit ook niet de
quintessence van het Wagnersche principe
maar hij geeft in het orchest de psycholo
gische illustratie van de gebeurtenissen op
het tooneel en dat doet hij juist in de eerste
acte met meesterrund. Het orcheat klinkt
daarin pyaehtig; de kleurschakeei-ingen zijn
rijk en liet sympathieke onderwerp is behan
deld, met al de charme die er in leeft. In
het eerste, aardige duet, tusschen Louise en
Ju.lien, trekken in liet orchest de aandacht
de afwisselende melodische passages voor
oboe en violoncel, beurtelings optredende en
als het ware rellecteerende op de beide hoofd
personen. Hoe geestig is ook weergegeven de
leuke zet van den vader, als hij spreekt over
de fainéants, die hun tijd slechts passeeren,
met feestvieren: lis ont la chance d'être
ven-US au monde après leurs pères l"
Zeer aardig is ook de dialoog tusschen
Louise en haar vader. Men oordeele :
(Louise) Mais avant d'aimer, avant d'ötre
aveugle, ne peut on découvrir les défauts
de celui qu'on aimera ?
(Le Père) Peut-ètre, s'il ne nous manquait
une chose.
(Louise) Laquelle?
(Le Père) L'expérience!
(Louise) Alors ceux qui se marient deux
fois sont plus lieureux la seconde ?
Een scènetje als tusschen Sachs en Eva !
Charpentier heeft hier prachtig den toon
getroffen. De zangstemmen zuiver
declamatorisch behandeld en het orchest schilderend.
Zóó is de geheele eerste acte een mooi af
gerond geheel, zonder een enkelen disso
nant. Ware het den componist gelukt ook in
de volgende bedrijven den vereischten toon
zóó juist en stijlvol te vindt n, dan zou zijn
werk een meesterstuk zijn van den aller
eersten rang. Dit is echter niet het geval.
In geen der volgende bedrijven vindt men
zooveel persoonlijkheid en expressieve waar
heid als in het begin. Men vindt er zeer
mooie, treffende brokstukken maar daarnaast
holle, banale phrasen, met bruyante
instrumententatie, in den geest van Massenet en
de Italiaansche Veristen.
Het sombere begin der tweede acte met
de voddenraapsters en vuilniszoekers had ik
mij in het orchest rijker geïllustreerd ge
dacht. Verkwikkend is dan weer de scène
met de bohémiens" en later met de ouvri
res." Een afzonderlijke vermelding verdienen
de cris de Paris." Als een bewijs hoezeer
Charpentier zijn tooneel kent, mogen de
allervermakelijkste intermezzi dienen van
de apprentie".
Bij het lozen van het tekstboek had ik
mij van de derde acte zeer veel voorge
steld. Mijn verwachtingen hiervan zijn niet
verwezenlijkt. De componist heeft zich hierin
niet geheel kunnen ontworstelen aan de
conventie. Hij heeft zich niet kunnen
losmaken van het fransche pathos, zoo
als zijn begaafde landgenoot d'Indy. Op
fransche ooren, die nog uuder den invloed
verkeeren van Massenet, zal de liefdesscène
der derde acte een wegslepcnden indruk
maken. Het is echfer geen muziek van
uiiiverseele kracht, die overal haar invloed
zal doen gelden. Ook bij het nachtfeest op
den heuvel van Montmartre heeft de com
ponist te veel brutale ell'ecten aangewend om
ook maar eenigszins een indruk te bereiken
als bij Wagner's Festwiese" uit de
Meistersinger", welke scène blijkbaar den componist
toch voor oogen heeft gezweefd.
In het vierde bedrijf heeft Charpentier
wederom accenten gevonden van groote
tragis :he kracht. Maar toch is hij er niet in
geslaagd daaraan die eigendommelijkheid te
verleenen, welke juist in de eerste acte zoo
buitengewoon diep treft.
Dit neemt echter niet weg dat de com
ponist een groot dramatisch talent heelt
geopenbaard, dat den toehoorder onder zijn
ontniddellijken invloe l brengt. Eenheid van
stijl en eenheid van bewerking mist men in
zijn Louse. Dikwijls maakt de componist een
zeer gelukkig gebruik van leidmotieven;
vaak echter verwacht men er een en dan ver
smaadt hij het, er gebruik van te maken.
Charpentier is een sterk sprekende natuur,
een karakter vol gloed en leven, met hartstoch
telijke uitingen, maar hij is in zijn kunst min
of meer bohémien." De zelfbeheersching,
eigenschap van groote geesti n, is bij hem
nog te vaak afwezig.
Ondanks dit alles boeit hij in hooge mate
en moet men hem sympathie schenken.
Zooals men weet, heeft hij zich het lot
der ouvrières" op bijzondere wijze aange
trokken ; zelfs heeft hij een
volks-conservatorium opgericht, waar de minder bedeelden,
voor wie de deuren van het conservatoire"
gesloten zijn, onderricht krijgen in muziek,
declamatie en dans.
Over de uitvoering kan ik met zeer veel
lof gewagen. Het werk stelt onnoemelijk hooge
eischen, die verre uitsteken boven die van
het gewone fransche opera-repertoire. Over
het algemeen wer-1 hieraan beantwoord. In
de eerste plaats noem ik den directeur Jules
Lecocq. Hij heeft op bewonderenswaardige
wijze de zeer gecompliceerde orchestpartituur
ontleed ; hij heeft zijn orchest weten op te
voeren tot daden, waarop het tiotsch mag
gaan; maar hij heeft ook op het tooneel alles
zóó vast in handen gehad, dat men geen
j oogenblik den. artistieken. invloed welke van
j zijn persoon uitgaat, behoefde te missen.
l Onder de vertolkers noem ik in de eerste
plaats den tenor Fontaine, als Julien. Als
zanger was hij den geheelen avond schitterend
bij sten en ook als tooneelspeler wist hij ge
heel het frissche relief aan zijn partij te ver
leenen, wat er aan toekomt.
Mad. Marignan was voor mij niet de ideaal
Louise. Zij vatte haar rol doorgaans op aU
tragédienne. De aardige scène met Julien in
j de eerste acte, speelde zij zóó zwaarmoe iig,
' dat het ingénue-achtige iu het geheel niet tot
haar recht kwam. Overigens mag ik niet
verzwijgen dat zij tot het laatste toe met haar
schoone stemmiddelen woekerde en menig
oogenblik, vooral daar waar zij het geheelo
orcliest domineerde, een groot ellèct bereikte.
De heer Sainprey zong den vader hier eu
daar ietwat ruw maar met mooie, sonore stem.
Hij had een tlink type gemaakt van zijn
rol, waar alleen hier eu daar nog wat
meer bonhommie niet geschaad zou hebben.