De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 1 mei pagina 5

1 mei 1904 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1401 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zijn en tocb goed koken, dat kan iedere zuinige huisvrouw e, MAGGI'8 AROMA om te kruiden weinige druppels van dit alom gerenommeerde en bekroonde produkt voor het opdienen bijgevoegd zijn voldoende om aan groenten,vleezen,sauzen,soepen,zwakken bouillon enz.dadelijk een verrassend krachtigen en aangenamen smaak te geven. Te verkrygen by kruideniers en comestibleshandelaars In flacons van ?0.80 tot f&.SH. MAGGPs onderscheidingen: 4 groote Prijzen, 28 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 5 Eere-Prijzen, zesmaal buiten mededinging, o.a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs. Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HORN, Amsterdam. SPAARZAAM ,?MmiliiHimiiiiiiiiiimi m i minimi Bekentenissen eener vrouw. Nieuw is het niet, wat ik hier schrijf, en toch zal de lectuur dezer regels menig vrouwenhart heviger doen kloppen; in hoeveel oogen,- schitterend van goed begrijpen, zou ik instemming kunnen lezen; velen mijner lezeressen toch zullen in dit opstel haar eigen levensgeschiedenis terugvinden, al zullen er natuurlijk ook enkele gelukkigen of wat-al-te-optimistischen onder zijn, die dezen noodkreet ongegrond achten of over dreven, 't Lot van menige vrouw zal zich in deze regelen weerspiegelen, van menige vrouw, die tot nu haar levenslast stom droeg, zonder juist te herkennen, waaraan haar hart krank ging, wat haar den vroolijken, klaren blik harer oogen heeft verduisterd. En zoo zal mijn kleine geschiedenis veelvoudige echo vinden bij allen, die als ik tal van plichten, en weinig rechten hebben. Ook ben ik ^geen schrijfster van beroep, en wat ik hier neerschrijf, heeft leven slechts en beweging, omdat het me door het leven-zelf onder menigen zwaren strijd werd gedicteerd. Een reeks van jaren ben ik al gehuwd; aan geld en weelde ontbreekt het mij niet, en de vrijgevigheid van mijn echtgenoot maakt het me mogelijk aan mijn redelijke behoeften op allerlei gebied te voldoen. Ik was gelukkig, zoo lang de zinnen spraken en ik, jong als ik was, dagelijks nieuwe indrukken van buiten kreeg. Zoolang ik kinderlijk was en als niet-af, zoolang ik eigen inzicht vrijwillig ondergeschikt maakte aan de meeningen mijns mans, zoo lang was onze echt schitterend, benijdenswaardig! Na kleine oneenigheden sloten we ons bij de verzoening nog maar te nauwer aaneen. Doch met de jaren kwam de zekerheid des oordeels, de critische blik, het rijke en diepere innerlijke leven en daarmee deed het tragische zijn intree in ons huwelijksleven ; persoonlijkheid plaatste zich tegenover persoonlijkheid, en schrille dissonanten gingen weerklinken in het tot nog toe zoo liefelijke duet van den echt. Want zoodra de vrouw optreedt als een zelf standig individu, nader bescheid verlangt over den gang van zaken, over linancieefe aangelegenheden, wordt ze, lastig ; zoodra ze den echtgenoot rekenschap vraagt over deze of gene daad, wordt ze afgewezen afe wantrou wend en indringerig; onverstandig en onwetend als ze heet te zijn, wordt ze niet-waardig geacht, de belangensfeer haars mans te deelen. En zoo blijft der vrouw slechts het recht, de gevolgen, die voortspruiten uit domme handelingen van den echtgenoot, mee te dragen; den man liefhebbend" en troostend ter zijde te staan, wanneer deze in economischpn of maatschappelijken zin ten onder gaat; want stem in 't kapittel had ze niet, heur raad werd in den wind geslagen, en de belangrijkste hesluiten worden zonder haar toestemming genomen. En de man is dan nog dwaas genoeg, van deze vrouw, die hij buiten zijn belangensfeer heeft gesloten, liefde, algeheele overgave, zelfverloochening te ver langen. Was deze verhouding niet zoo dieptreurig, deed ze niet zoo menigen traan ver gieten, ze zou zijn een klucht, een satire op leven en echt. 't Schijnt immers wel, of de mannen er bang voor zijn, dat wij vrouwen iets weten van hun levenstaak, zoo ver willen ze er ons van verwijderd houden, zóó onkun dig dienaangaande; zoo weinig lust bespeurt men bij hen, ons rekenschap en verantwoor ding te geven. De treurige gevolgen dezer handelwijze blijven niet uit. Zoodra de vrouw van den ernst des levens zich bewust is ge worden, komt' het maar al te vaak voor, dat de echtgenooten staan voor het bankroet van hun huwelijk, als twee, elkaar innerlijk ge heel vreemde wezens, die het toeval of slimberekenende verwanten saam hebben ge bracht, en die nu nog slechts door gewoonte en fatsoen naast elkaar blijven leven. Maar steeds veelvuldiger worden de uren, waarin de vrouw, met schrik geslagen, staat voor de dwaling van dit huwelijk, waarin droefheid en toorn over haar onmacht de herinnering aan gelukkiger dagen doen verbleeken. En dan dringt zich de erkenning aan haar op, dat haar leven tot nu toe veel onbewuste leugens en schijn bevatte, en dat ze met heur gemaal weinig meer gemeen heeft dan hun kinderen! De ziel van haar echt genoot behoort niet aan haar, zijn gedachtenleven mag zij niet deelen, zijn vermogen is 't hare niet; allerlei sieraden en prullen mag ze koopen, maar hun de behulpzame hand bieden, met wie ze allicht in het leven zich zeer na verwant gevoelt en die heur bijstand behoeven, dat mag ze niet, al is ze misschien een rijke vrouw! En toch is haar gemaal een braaf mensch, heeft hij een rechtschapen karakter, is zijn maatschappelijke positie een zeer gunstige. Was deze ongelukkige be hoefte, elkaar te verstaan, niet in haar ont waakt, alles zou voortreffelijk zijn blijven gaan. Kinderen heeft ze ook : mijn god, over den strijd en de moeite, die hun opvoeding meebrengt, al de teleurstellingen die deze biedt, daarover misschien een andere maal. -£ ^ Wat staat mij te doen? Ik kan, om der kinderen wille, den gade niet verlaten want nog dien ik mijn plichten te stellen boven eigen aandeel in het recht om te leven", boven den drang naar vrijheid, wiens stem ik onophoudelijk in me hoor weerklinken. Anders zou dit dilemma, al zeer spoedig zijn opgelost. Hoe fariseesch heb ik vroeger de gescheiden vrouw met geen blik verwaardigd; maar nu: toutcomprendre, c'est toutpardonner!" (alles weten is alles vergeven). In waarheid,. de toestand wordt fataal! Men kan niet mér, als vroeger, over allerlei onverschillige en onbeduidende zaken praten; df ijzig zwijgen of verbitterde strijd. Dit is de positie, waarin de moderne vrouw zich gedrongen ziet, sinds ze tot het inzicht is gekomen, dat haar zitting en stem toekomt in den huwelijksraad,; de echtgenoot is onschuldig-schuldig, wijl hij de gegrondheid dezer eischen van de vrouw niet, of althans nog DAMEj£ 4 niet erkennen wil. Dat is het klaaglied in vele, vele huwelijken, en jammerlijk genoeg.' velen vrouwen zijn eerst in dezen de oogen opengegaan, nadat ze haar halve leven belogen en bedrogen zijn geworden' Daarom weet ik, hoezeer de inhoud dezer regelen bijval zal vinden, al zullen er e.enige aanmerkingen te maken zijn op den vorm, waarin 't gegoten is. Maar verder! Hoe kan in deze quaestie geholpen worden en wat staat ons te doen? Tot zoolang wij strijderessen" het niet tot een compromis hebben gebracht, dat veel weg heeft van eene kleine overwinning, tot zoolang zullen we verbitterd blijven; en in dientusschentijd zijn we oud en moede geworden, dan wel zien we ons genoodzaakt het ver knoeide leven zoo verder te leiden, en onze eischen op te geven. Maar, gij moeders, die dochters hebt, trekt bij de opvoeding van uw meisjes partij van de door u opgedane erva ring! Licht haar in omtrent heur ware positie in het leven, maakt ze zelfstandig en onaf hankelijk, zoodat de toekomstige gemaal van meet af overtuigd is, dat hij geen gedachtelooze pop huwt, maar een vrouw, die met ganscher harte deelnemen wil aan zijn leven en streven, met oordeel en goed inzicht. Leert uw dochters den man kennen en zegt haar, dat hij niet is de romanheld en de harten dwinger, als ze wanen mochten, maar een persoonlijkheid met zeer veel egoi'sme en eigenliefde, een individu, die meestal geen God kent, dan zich-zelf. En, o moeders! voedt uw zonen op, dat ze de vrouw leeren achten en doet ze begrijpen dat het moderne meisje andere idealen heeft, en ander levensdoel kent, dan de jacht naar den man!" Wellicht blijft het der toekomst voorbe houden, de huwelijken gelukkiger en harmo nischer te doen wezen, dan ze uu nog zijn. Vaak immers wordt men door den echt ver bonden, zonder elkaar te kennen: is 't wonder, dat deze lichtzinnigheid de latere jaren ver galt? Want een bloot toeval is het enkel, wanneer zulk een huwelijk, op uiterlijkheden gebaseerd, en waarbij het innerlijk totaal gei'gnoreerd wordt, dat zulk een huwelijk ge lukkig zij. De mannen weten zich meestal gemakke lijker over de teleurstellingen, die de echt hun baarde, heen te zetten, maar het is een honende ellende, de vele, vroeg verouderde, droevige en vreugdelooze vrouwenfiguren te zien, die met een bitter lachje het facit van haar leven hebben opgemaakt. Naar Margit Holm (JJürich) P. in de Frankf. Zeit. van 13-9-'()3. Benige, inAEriïa, speciaal inrroDwennanilen terecht geinen beroepen. Dat 't voor man en voor vrouw in heel onze beschaafde" wereld in den letterlijken zin des woords met den dag moeilijker wordt, zich door arbeid een menschwaardig bestaan te verschaffen, wie die dit op eenigen grond van waarheid zou kunnen tegenspreken. Bitter harde strijd is 't voor een ieder; steeds angstiger wordt de vraag: waar moet dat heen", wat zal 't einde zijn?" Ook in dit opzicht kan men met Heine zeggen: und ein Narr wartet auf Antwort." AI is, dank stoom en electriciteit sinds langereri tijd reeds heel de wereld n stad, men hoort zoo af en toe toch nog wel eens van gêne zijde van den Oceaan, mededeelingen die hier in ons oude Euroop' nog iets biejonders" hebben, en... waarvan de bekendmaking in wijderen kring nuttig kan zijn. Ik wil hier van drieërlei berqepen spreken, die in de Nieuwe wereld voor zoover die de U. S. beduidt geheel in handen van vrouwen zijn gekomen en waarmee dezen een flink stuk brood kunnen verdienen. Om met 't meest lucratieve, tevens 't minst tijdroovende van deze drie bezigheden te beginnen, kome 't eerst 't beroep van lampeniste aan de beurt. De Amerikaansche lampeniste heeft haar vaste abonnees, die zij dagelijks bezoekt. Haar taak begint in den winter 's morgens om 10 uur en eindigt tegen 4 uur, 's zomers arbeidt zij van 8?6 uur. In de allereerste plaats is haar werk: 't vullen van petroleumof patentolie-lampen, 't nazien van gloeilichtkousjes, 't beproeven van de werking van 't electrische licht. Het gevolg dus van deze reeds vél omvattende taak, is, dat zulk een vrouw op de hoogte moet zijn van de ver schillende systeemen om lichtlevering, toege past in de stad harer werkzaamheid, ook van de mekaniek der verschillende lampen en kroonen dient ze af te weten. Ondervinding moet haar gelesrd hebben, welk soort pit of lampenglas de juiste is voor deze of gene soort lamp of kroon, maar ook met welk poetspoeder dit of dat metaal't mooist wordt, want niet alleen 't in- ook 't uitwendige van de lichttoestellen staan onder haar hoede. In ieder first-rate Amerikaansch huis vindt men een speciaal lampenkamert;e ... 't hei ligdom der lampeniste. Daar vindt zij op 't uur waarop ze haar werk gaat verrichten, alle lampen, kandelaars, blakers bijeen en al dat passeert de revue. Dat wordt gepoetst, zoo noodig van 'n nieuwe kaars of 'n ander kousje voorzien, brandmateriaal wordt aan gevuld en is al dat werk verricht, dan gaat de tocht door 't huis, om daar, waar hang lampen en kroonen zijn, de inspectie voort te zetten. Is ergens een ernstig defect te repaieeren, dan neemt zij, of zelve in haar coupétje of op haar fiets de patiënte mee, of wel, zij zorgt dat de reparateur de zieke spoedig afhaalt, deelt hem de door haar gemaakte diagnose mede en is als 't ware verantwoordelijk voor spoedige en behoorlijke terugbezorging. Niet zelden komt 't voor, dat in n huis tien tot vijftien pleegkinderen onder de hoede der lampeniste zijn gesteld en gemiddeld kan zij per gezin en per maand op l50 A /on abonnetnentsahiris rekenen. Nu weten wij wel, dat in Amerika de dollar (dus de rijksdaalder) niet zoo heel veel meer is dan in Holland onze gulden, maar toch begrijpen we, dat een gezochte" lampeniste een royaal stuk brood moet verdienen. Mij werd medegedeeld, dat zoo een wel 100 tot 150 dollars 's maands verdient. Daarbij komt nog de lichtzijde, dat zij niet zooals dit in Europa veel meer 't geval zou zijn dage lijks in aanraking komt met de huisvrouw. Gaat alles van 'n leien dakje, dan hebben huisvrouw en lampeniste daar niets met elkaar uit te staan, hoogstens verschijnt de eerste ter uitbetaling van 't maandabonnement. Enkele dezer vrouwen beperken haar werk kring tot een betrekkelijk klein getal abonnés, om te meer tijd voor andere plichten te hebben. Dit kunnen echter alleen zulken doen, die de zaak maar als bijverdiensten behoeven te besckouwen. De kinderen heb ben er niet onder te lijden als de moeder ? in dit geval meestal 'n weduwe of 'n ge scheiden vrouw den dag grootendeeis buitenshuis moet doorbrengen, want moeder brengt ze eerst naar school; daar kunnen ze blijven en ontvangen zij behoorlijke voe ding, tot ze weer door moeder worden ge haald, als deze haar dagtaak heeft volbracht, en zooals gezegd : dit is op 't laatst om 6 uur namiddags. Er moet in Denver een lampe niste zijn, die zóó kranig haar vak verstaat, dat zij 't zonder inspanning tot 165 doll. per maand brengt! Nu spreekt 't van zelf, dat hier in Hol land door geen lampeniste 't vijfde zelfs verdiend zou kunnen worden, van wat in Amerika als in dit opzicht gewoon" geldt, en evenmin zou 't heir" dezer lampendokteressen zich kunnen moten met dat der steden in de nieuwe wereld ... maar toch 't zou 'n stuk brood kunnen geven aan meer dan een eenigszins beschaafde vrouw en in rijke groote gezinen zou 't ook hier menig gemak kunnen brengen. Voor 't tweede beroep heeft men een ge regelde opleiding en wel een voor ettelijke jaren noodig, hier toch is 't de kwestie om 't horlogevak goed te verstaan. Zulke horloge-ladies" hebben meestal niets te doen dan de klokken op te winden; ze bezoeken dan ook vele huizen slechts een of tweemaal 's weeks. Doch er zijn ook, die er op gesteld zijn hun een-dag-gaande uurwerken door zulk een deskundige te laten opwinden en voor geld is alles te koop zegt de Amerikaan. In doorslag echter kan een horloge-lady op 25 doll. 's maands per huis rekenen. Door haar deskundige behancWine komen onge vallen op haar terrein zelden voor, doch en dat is de schaduwzijde gebeurt er iets, ook wanneer de zaak buiten haar schuld is, dan is zij, voor zoover 't geen ouderdoms ziekte betreft, of wel een onloochenbare verminking door val als anderszins, voor 't herstel verantwoordelijk, zonder verhoo ging van salaris. Een der hoofdoorzaken van 't feit, dat dit beroep in Amerika menige vrouw een goede broodwinning geeft, is wel daarin te zoeken, dat de rijke Ameri kaansche tal van met diamanten bezette horloges bezit; zij geeft die kostbare kleinoodiën liefst niet ter verpleging buitenshuis, en in handen van de horloge-lady zijn ze vertrouwd. Het is de gewoonte, dat zulk een uurwerkverpleegster behalve haar salaris, met Nieuwjaar en met Paschen in klinkende munt of op andere wijze door haar clientèle goed wordt bedacht. Het derde beroep is wel 't minst aange name, maar 't merkwaardigste. Het is dat van kookster (in eigen huis) voor zieken, die voortdurend op dieet moeten gehouden worden. In zulk een zieken-gaarkeuken" vindt de gal- en leverlijdende, de zwak-magige, de diabetisch-aangelegde wat van zijn gading is. Het is dan ook een merkwaaadige spijslijst, die daar dagelijks op tafel ligt, maar... een weldaad voor de velen, die, schoon ziekelijk, toch hun brood moeten verdienen en hun eentoonig menu'tje liefst vinden in de nabij heid van hun kantoor, magazijn of fabriek. Die zieken-gaarkeukens zijn zeker van een flink getal gasten, die onder artselijke con trole staan, en al is ook dat vaak een wassen neus, men kan zeker zijn, dat zulken hun prijzen iets hooger berekenen. Onnoodig te zeggen dat de vrouwelijke chef op de hoogte moet zijn van wat de eene en wat de andere patiënt behoeft en dat ook 't uitzenden" van maaltijden voor zieken, nog heel wat opbrengt. Of zulk een onderneming in een stad als Amsterdam werkelijk kans van slagen zou hebben ... daaromtrent laat ik de beslissing anderen over. VROUWKE. (Pearsons Weekl;/). Internationale Mnierlitteratonr. Van een Engelsch prenteboek AETHUR J. GASKIX, Goad Kim/ Wenceslas' A carol, written by dr. John Mason Xeale, with an introduction, by Williaru Morris, London. Elkin Mathews, Vigo Street. ,,IIet is geen toeval dat juist Engeland, waar men den hoogsten trap van kinderverzorging en opvoeding heeft bereikt, in den loop der laatste eeuw het meest gedaan heeft om de kunst in het leven der kinderen toegang te verschaffen. Het beste middel daartoe, het prenteboek, staat daar dan ook sedert de laatste 20 jaren op een bijna onbereikbare hoogte, en geen land ter wereld kan zich met Engeland incten, wat betreft zijn rijkdom aan werkelijk artistieke kinderboeken. Het heeft echter ook hier langen tijd geduurd voor en aleer uien tot de over tuiging kwam dat inen niet alleen de ooren der kinderen voor goede, aesthetisch vormende indrukken moest open houden, maar dat ook het oai/ daartoe een middelaar ? en misschien zelf;-' een nog betere dan het oor is, om den smaak voor het goede en mooie in de kinderziel tot ontwikkeling te brengen. ANNA MUTHESIUS-TKIPPENBACH. (In Dekorative Kunst van Mei 1902.) Ja, wél mag Engeland het land der echt artistieke prenteboeken genoemd worden ! De meesten daarvan zijn dan ook trouwens al internationaal eigendom geworden. Wie kent b.v. niet de heerlijke kunstwerkjes van Walter Crane en Caldecott, wien staan niet de teer fijne poppetjes van Kate Greenaway helder voor oogen ? Wat de geestige kindertypjes uit de Londensche achterbuurten, van Edith Farmiloe betreft, die besprak ik reeds vroeger in dit blad. En de origineele poppenboeken van Florence pton : The advertures of two dutch dolls" en The Colliwogg", (te Londen, bij Long mans Green en Co.), wie kent ook die niet ? Van Arthur Gaskin's Good King Wences las" echter hoorde ik hier te lande nog nooit spreken, en toch verdient het boek dit ten volle. 't Is echt fijn, artistiek werk, al vindt men in dit boekje dan ook heel veel geel-wit papier, en maar zes plaatjes l Als je 't boek eerst, nog onopengesneden, in handen krijgt, denk je haast aan een mystificatie; je bladert en bladert, en ??? ziet niets dan stevig, geelachtig oud-Hollandsch papier; 't lijkt wel een tooverboek", waarin je, door er op verschillende manie ren in te bladeren, telkens of allemaal witte blaadjes, of allemaal prentjes van een be paalde soort kunt vertoonen. Maar hier zie je niets dan wit allemaal geelachtig wit: Enfin, je gaat aan 't opensnijden, hopende op die manier toch nog iets anders ook te vinden, en ja waarlijk, nadat je vier totaal witte bladen hebt omgeslagen, is er eindelijk een, waar: Good King Wenceslas" op te lezen staat; daarna een prachtig uitgevoerd titelblad, en dan een blad met het opschrift: To my wife". Dan komt alweer een wit blad, en daaronder stemmig verscholen, eindelijk de Introductory Note" van William Morris. En daarna volgen dan, vlug achter elkaar, de zes illustraties van Gaskin, waarvan elk op zichzelf een kunstwerk is, zóó treffend mooi, zoo machtig van expressie bij allen eenvoud, dat men het steeds meer lief krijgt, hoe meer men zich er in leeft. ? En eerst dan is het ons of we beseffen, waartoe al dat stille, witte papier moest dienen, dat ons eerst zoo zonderling aandeed. Zou het niet de bedoeling van den kunstenaar of van den uitgever zijn, ons daardoor voor te bereiden tot de rustige stemming die we noodig hebben om dergelijke kunst te be grijpen en te genieten ? In elk geval, of 't de bedoeling is of niet, deze stemming werd er bij mij door gewekt. De eenvoudige legende van den goeden koning Wenceslas, die op oudejaarsdag een armen man hout ziet sprokkelen, en dan zoo zeer door medelijden wordt aangegrepen dat hijzelf met zijn page uitgaat om den man brandstof en allerlei levensmiddelen te bren gen, is door Arthur Gaskin in zes teekeningen heerlijk uitgewerkt. III. Bring me flesh, and bring me wine, Bring me pine-logs hither," zegt de goede koning. Thou and I will see him dine, When we bear them thither." Page and Monarch, forth they went, Forth they went together; Through the rude winds' loud lament And the bitter weather. IV. Sire, the night is darker now, And the wind blows stronger; Fails my heart, I know not how, I can go no longer." Mark my footsteps, my good page, Tread thou in them boldly, Thou shalt find the winter wind Freeze thy blood less coldly." V. In his master's steps hètrod, Where the snow lay dinted ; Heat was in the very sod \Vhich the Saint had printed. Therefere, Christian men, be sure Wealth or rank possessing, Ye who now will bless the poor, Shall yourselves find blessing. Hoe mooi die plaat, waar de koning en de page, in hun mantels gehuld, door de diepe sneeuw waden de koning, geleid door zijn warrne liefde, stevig voortstappend zonder de minste aarzeling, ? de page angstig, beverig, en niet op z'ii gemak. De legende op zichzelf is liefelijk," zegt William Morris in z'n voorrede, en de kerst mis-stemming die er in heerscht, herinnert mij aan mijn jongengjaren, en roept tenminste iu mijn hart de gelukkige herinnering aan vroeger dagen wakker." En verder, wat de uitvoering betreft: Daar deze voorrede een deel van hot boekzelf is en geen recensie er van, wat de kunst waarde aangaat, mag ik niet veel zeggen van de teekeningen die mijn vriend Gaskin hier geeft, maar ik kan toch niet nalaten te ver klaren dat ze me veel genoegen hebben gegeven, u als afgewerkte kuustwerkjes op zichzelf, n omdat ze me hoop geven dat de prentkunst zich meer en meer in de richting der ornamentcele illustratie zal ontwikkelen, wat ine zeer gewenscht voorkomt." Dat men in Engeland zulk werk aan kinde ren geeft, is wel een bewijs hoe ver men daar reeds op ''t gebied der artistieke opvoeding is gevorderd. Of on:e nog veelal met bonte fabrieksprenteboeken met flauwe bijschriftjes gevoederde jeugd er iets voor zou gevoelen ? ? Ik vrees dat de gebanaliseerde smaak van de moesten een boek als dit nog niet zou kunnen verduwen. Schamen we ons. eu laten we ons best doen, ook bij onze kleinen het kunstgevoel meer en meer te doen ontwaken. De resultaten zullen werkelijk verrassend kunnen zijn! N. VAN HICHTUM. Gabrielle Béju. Ethel Barrymore. Mevrouw Legrain. Zonneschermen met handschilderingen. Dat artisten gevoelig, mild en goedhartig zijn, is genoeg bekend. Een aardig trekje van Eéjane, een staaltje van haar weldadigheid werd in Parijs verteld, na de première van la Montansier". Madame Porel (Réjane) heet feitelijk Gabrielle Eéju, maar zij vindt dien naam zóó leelijk, dat zij zich zelf herdoopte in Réjane" toen zij als tooneelspeelster debuteerde. De comédienne la Montansier" die nu treffelijk door haar wordt uitgebeeld, heette Marguerite Brunet, een juffertje, dat ontzaglijk veel van zich deed spreken, en zich la Montansier" noemde, toen zij de planken betrad. Tijdens de première van la Montansier" vond een kritikus van een groot Parijsch blad, een verfrommeld papiertje tusschen de fauteuils d'orchestre. Hij raapte het op, las den inhoud van het verfomfaaid briefje, dat onderteekend was Réjane." Een der ouvreuses, een hél oudje, had eenige dagen te voren haar man verloren, en bleef alleen achter met de zorg voor drie kleinkinderen, over wier lot de grootouders zich reeds ontfermd hadden, na den dood van hun nigen zoon, vader van het jeugdig drietal. De goedige, vriendelijke Réjane schreef aan de bekommerde oude vrouw : Maak je maar niet ongerust, zoolang als ik gezond en krach tig blijf, zullen jouw kleinkinderen geen ge brek hebben, Réjane." Het briefje was uit de zak der ouvreuse geglipt en aangeland in de handen van den journalist. Bij het verlaten van den schouwburg, toonde hy Réjaiie's briefje. De ouvreuse strekte er de hand naar uit. Hij hield het gekreukeld vodje in de hoogte en zei: Neen, moedertje, dat briefje is geld waard, ik bied er je honderd-vijftig gulden voor, dat sommetje kan je dan ook voor je kleinkinderen gebrui ken." Met tranen in de oogen, nam de oude vrouw het geld aan, en zegende Réjane", wier goedheid aanleiding werd tot zoo'n heerlijk buitenkansje. *Onder de buitenlandsche artisten, van wier optreden men in Londen veel verwacht, tijdens de aanstaande season" behoort de jonge, Amerikaansche actrice, Ethel Barry more. Zij is de lieveling van het Ameri kaansche publiek. In Londen zal zij spelen in Cynthia", het successtuk van Davies. ** * * Mevrouw Legrain, echtgenoote van een Parijsch geneesheer, specialist voor drankzuchtigen, hoorde zooveel van de ellende, veroorzaakt door het misbruik van alcohol, dat de gedachte: vóórkomen is beter dan genezen" haar niet meer losliet. Die gegedachte heeft zij in een sympathieke daad omgezet, door in de avenue Ledru-Rollin, in het hartje van het werkmanskwartier Saint-Antoine, een anti-alcoholisch eethuis te openen. Voor een luttel sommetje kan de werkman een uitstekend, krachtig maal krijgen in Mevrouw Legrain's restaurant. Gewone, lichte tafel wijn met zeer gering alcoholgehalte, kan men er krijgen, maar niet mér dan Ji liter per persoon. Frisch, vroolijk, uiterst zindelijk en aantrekkelijk heeft Mevrouw Legrain het huis laten in richten. Met vrouwelijken zwier en smaak heeft zij er voor gezorgd, overal planten en bloemen te plaatsen. Een blijheid voor het oog ge durende het nuttigen van den maaltijd. Zoozeer draagt alles den stempel van netheid en verzorgdheid, dat de werklui zelf voelden dat hun bemorste, bevlekte en beduimelde kielen in dat kraakzindel\jke eethuis niet moesten worden aangehouden. Zonder dat men het hun verzocht, lieten zij de kielen in hun werkplaatsen en netjes in hun jassen komen zij eten bij de vriendelijke, blijmoedige gastvrouw. Coöperatief gaat men onder me vrouw Legrain's. leiding te werk. Meer dan driehonderd maaltijden per dag worden tegen woordig verstrekt. Alle gemaakte onkosten zijn reeds aangezuiverd, en het personeel gaat nu meedeelen in de winst. * * * Een mode ontstaan in het land van zonne schijn, diep-blauwe luchten en bloemengeur, opgeklommen tot en doorgedrongen in Parijs, zal ons weldra bereiken ia al de weelde van decoratieve pracht en verrassende kleur-effecten, namelijk het dragen van zonneschermen versierd met handschilderingen. Een geze gende mode, omdat zij werk zal verschaffen aan vlijtige, artistieke handen. Hél wat meisjes en vrouwen verdienen in Parijs tegen woordig haar brood, door het beschilderen van zonneschermen, óf, door de beschilderde strooken op de banen der parasols te naaien of te plakken. De losse strooken hebben natuurlijk het voordeel, dat zij van het eene scherm op het andere gebracht kunnen worden. Mooier echter, zijn de schilderingen van bladeren, slingers, bloemen, vogels en vlinders, gemaakt op de zijde, satijn, kant of mousseline van het scherm. Bij voorkeur worden vrij groote motieven genomen, waar van omtrekken en kleuren op een afstand goed te onderkennen zijn. De helden en heldinnen van het.oogenblik verleenen namen aan deze industrie: scherm a la Jacques Lebaudy, Japansch scherm, scherm il la Tsarine, iïla Montansier en om mede te gaan in de neiging naar het ouderwetsche worden ook parasols geleverd i la Marie Antoinette, ;1 la Queen Victoria. Beschil derde corsages, rokken, tunica's, fichu's, mantels en waaiers, worden nu in dubbelen zin overschaduwd door het gloed-nieuw be schilderd zonnescherm. CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl