Historisch Archief 1877-1940
F. .1402
DE AMSTERDAMMER
A°. 1904.
WEEKBLAD YOOR NEDEBLAND
Onder Redactie van J. DE KOO
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhcud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1:81 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden t 1-50, fr. p post f l .00
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/a
Dit blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 8 Mei.
Advertentien van t?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel ....,, O.iO
Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de fiinia
KUDOLF A1OSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs pur regel is 35 Pi'ennig.
I K H O V D
VAN VEERE EN VAN NABIJ: De positie der
gemeente ambtenaren, door Peto
Pautserschepen, door E Urieven nit Nienw-NederJand,
door A. E M S te Laer. Het leven in de
hofstad, door Senior Brief uit Ut'echt, door
Jan van 't Sticht SOCIALE AANG
LEGENMEDEN : Benige grepen uit het oatwsrp tot
reguImg van de Arbeidsovereenkomst I door mr. dr. H
S. Veldman. KUNST EN LETTEREN : Muziek
in de Hoofdstad, door Ant Averkamp.
Menschenwee, door Is. Querido, II, beoord doorHemi
Dekking. Een opwekking, door G H.
Pannekoek Jr. Een voortreffelijke atlas, door P. H. van
Moerkerken Jr RBCLAMES VOOR DAMES:
Vrouwenkiesrecht in Engeland, door J. K v. d V.
Vacantie-koloniën te Rotterdam, door S. Allerlei,
door Caprice. Eenige opmerkingen over steden
bouw, I, door Leliman, Floris Verster,
Rotterdamsche kunstkring door Plassch<eit Kunst
voor het volk, door Jae van den Bosch. - Ten
toonstelling in Arti, I door W. Steenhoff FEUIL
LETON: Nummer 16", van K Baranzewitseh II
(slot). DIT DE NATUUR: door E. Heimans
LXIV FINANCIEELE EN OECONOMISCHE
KRONIEK, door D. Stigter. Uit Japan, I, door
J. de Hoop Scheffer. - INGEZONDEN
DAMBUBRIEK SCHAAKSPEL. PEN- EN
POTLOODKHAS3EN. ADVERTENTIEN.
De positie der gemeente
ambtenaren.
Naast de vele en velerlei gesprekken
in ons parlement over rede" en open
baring", over wortelen des geloofs" en
wat dies meer zij, hebben de
begrootingszittingen dezen keer tot nog eenige
discussiën aanleiding gegeven, die meer bestemd
waren de aandacht te vestigen op de
toestanden op dit ondermaansche en de
wijzigingen en verbeteringen die daarin
wenschelijk mogen heeten. Als zulk een
lichtpunt in al dat philosophisch gedoe
noemen we de rede van den heer Pastoors
in de zitting van 10 December jl., waar
mede hij een lans (wilde) breken voor
de positie der ambtenaren in het
algemeen en die der gemeenten in het
bijzonder".
Deze alarmkreet kwam waarlijk niet
te vroeg. Verwonderlijk mag het heeten,
dat de scheeve verhoudingen, de vele
misstanden, de gebrekkige regeling in de
positie van de gemeente-ambtenaren zoo
vele jaren hebben kunnen voortduren,
zonder dat de openbare meening zich daar
mede ooit veel heeft bezig gehouden, vooral
ook zonder dat de Staat, die de uitvoe
ring van zijne wetten voor een zoo aan
zienlijk deel op de schouders dezer ge
mployeerden legt, zich tot inmenging
teroepen gevoelde. Zoo terecht is door
en heer Pastoors in dit verband opge
merkt, dat het niet blijft aangaan de
uitvoering van de sociale wetten te doen
geschieden door menschen, wier belangen
zelf niet behoorlijk verzorgd zijn.
Zij, die op dit gebied eenigszins inge
wijd zijn, weten, hoe bij een groot aantal
gemeenten in ons land ten opzichte van
de bezoldiging hunner ambtenaren nog
de zonderlingste opvattingen heerschen.
Het is een feit, dat het recht aan de
gemeentebesturen gelaten om de bezol
diging hunner ambtenaren geheel naar
eigen inzicht te regelen, in vele gevallen
tot... onrecht voert, dat dit systeem
in vele gemeenten de deur voor stelsel
loosheid geopend houdt, omdat ? voor
al ten plattelande het den autoritei
ten niet schijnt te mogen gelukken,
zich het begrip arbeid" in te denken,
ook omdat de beslissingsbevoegdheid
aldaar is gelegd in handen van in deze
materie meestal tot oordeelen
buitenstaat-zijnde personen. 1)
Op eigenaardige wijze wordt een en
ander geïllustreerd door een in de
Handelingen" 2) in de rede van ge
noemden afgevaardigde ingelaschten staat
van bezoldigingen van burgemeesters,
secretarissen en ontvangers in eenige
gemeenten, welke staat terecht een staal
kaart" mag heeten.
Hoe weinig uniformiteit hier ook
heerscht, in ieder geval mogen deze
categoriën van gemeente-ambtenaren
zich nog verheugen in toezicht op de
vaststelling hunner wedde door Gedepu
teerde Staten en door de Kroon. De
overige ambtenaren zijn echter ten deze
geheel onderworpen aan de inzichten van
de gemeentebesturen.
Tot welke droeve uitkomsten dit leidt,
aal voor ieder duidelijk worden, die zich
de moeite wil geven, in de vakbladen
deoproepingen voor secretarie-ambtenaren
na te gaan. Het grootste deel dezer
oproepingen varieert tusschen salarissen
van ?200.?tot ?400.?, waarbij in vele
gevallen met de grootste vrijmoedigheid
het diploma van aspirant-gemeentesecre
taris of ambtenaar ter secretarie, afgegeven
door de Nederlandsche Yereeniging voor
Gemeentebelangen, als eisch wordt gesteld,
terwijl daarnaast de niet minder beden
kelijke uitdrukking: dit diploma strekt
tot aanbeveling", schering en inslag is.
Hier nu de oorzaken van deze inder
daad treurige cijfers geheel op rekening
van de gemeentebesturen te stellen, ware
onbillijk. Wie eenigszins de verhoudingen
kent, weet dat onder de sollicitanten
naar dergelijke betrekkingen dikwijls
candidaten zijn voor het
burgemeesterof secretarisambt, en die gaarne elke
gelegenheid aangrijpen, om zich voor
hunne toekomstige carrière voor te be
reiden. 3) Doch dit kan en mag voor de
gemeentebesturen niet langer een reden
zijn om, speculeerende op deze omstan
digheid, de bezoldiging zoo laag mogelijk
te stellen.
Deze feiten constateeren is ze
veroordeelen, en ze veroordeelen maakt krachtig
streven naar verbetering tot een
onafwijsbaren plicht. Dat vastleggen in de
wet van de minima der bezoldigingen
de eerste schrede op den weg naar ver
betering behoort te zijn, springt in het
oog. Wat reeds voor de openbare onder
wijzers in de wet van 1857 te dezen
aanzien is geschied, zou voor de gemeente
ambtenaren, die voor het Rijk minstens
even belangrijke diensten praesteeren,
waarlijk geen te ver gedreven conse
quentie zijn. De ervaring van jaren geeft
geen recht om van de gemeentebesturen
ten opzichte van eene billijke appreciatie
van de diensten hunner ambtenaren hooge
verwachtingen te koesteren, althans niet
om die onbeperkt aan hen te blijven toe
vertrouwen. Te lang reeds gaan betrokke
nen gebukt onder de bestaande volslagen
regelloosheid, dan dat de wetgever zich
langer van ingrijpen zou kunnen ont
houden. In 't bijzonder voor de ambte
naren bij kleinere gemeenten ware de
voorgestane maatregel een groote ver
betering. Voor de groote gemeenten ligt
de zaak anders aan. Ongetwijfeld zijn
daar de bezoldigingen wel nimmer lager
dan het minimum dat men van den wet
gever zou willen verwachten. Maar hoe
staat het met de opklimming? Blijkens
de diverse verordeningen is ook in dit
opzicht de toestand, behoudens eenige
gunstige uitzonderingen, niet rooskleurig.
Als zulk eene goede uitzondering
noemen we de Amsterdamsche regeling,
zooals die met l Januari 1904 in wer
king is getreden. 4) Volgens deze rege
ling geschiedt de bevordering in eiken
rang, waarvoor de minima en maxima
zijn aangegeven, door Burgemeester en
Wethouders bij gebleken ijver en geschikt- ?
heid, met dien verstande dat elke ticee
jaren de jaarwedden met de daarbij
vermelde bedragen worden verhoogd.
Bij gebleken buitengewone toewijding
en geschiktheid zijn Burgemeester en
Wethouders aan bedrag noch tijdperk
gebonden.
De voordeelen van deze regeling sprin
gen in het oog. Wie zich bij de Amster
damsche gemeente-administratie een loop
baan kiest, weet vooraf wat hij daarin
bereiken kan en bij gewone plichtsver
vulling klimt zijn wedde ook gestadig,
terwijl hem anderzijds snellere promotie
wacht bij bijzonderen ijver en geschikt
heid. Door verstandige indeeling heeft
men voor sommige categoriön de wedde
losgemaakt van den titel, en aldus de
noodzaak vermeden, van iemand een
hooger traktement te moeten onthouden,
alleen omdat men hem den hoogeren
rang niet waardig keurt. Daarbij is er
voor enkelen tegen gewaakt dat, als zij
het maximum in een rang hebben bereikt
de toegang naar den hoogeren rang,
hun langer dan twee jaren wordt versperd.
Deze verordening komt dus daarop neer,
dat voor de willekeur misschien, doch de
wisselende inzichten zeker der betrokken
chefs, in de plaats is getreden een stelsel,
dat de verordening zelve de bron doet
zijn, waaruit de ambtenaar zijn rechtop
een verhoogd traktement of op promotie
put. Hier dus niet langer ? mits de
ambtenaren slechts hun plicht doen de
twijfelzucht, waarvoor in den tijd van
de opmaking der begrooting zoo rijkelijk
reden is, maar daarentegen de zekerheid
dat de verhooging hun toevalt, als niet
de chefs kunnen produceeren een rapport
dat hen als onbekwamen" of
ongeschikten", buiten de voordeelen der rege
ling plaatst.
Terecht, de weergegeven verordening
mag den gemeentebesturen als een waardig
voorbeeld ter navolging worden voorge
houden, doch, zooals we reeds zeiden, ze
is een oase in de woestijn. In de andere
door ons geraadpleegde verordeningen
vinden we wel minima en maxima aan
gegeven, doch een vast systeem van be
vordering ontbreekt. Om een type van
zulk een onvolkomen regeling te vinden,
behoeven we onze oogen van de hoofdstad
slechts af te wenden naar... de tweede
stad des rijks.
De Rotterdamsche verordening betref
fende het personeel ter Centrale Secre
tarie die voor ons ligt vermoedelijk
de laatste, daar zij in den Raad van
19 Februari 1903 is vastgesteld, 5) geeft
eveneens minima en maxima als wilde
ze slechts verlangens naar kapitaalvor
ming breidelen doch mist weder iedere
bepaling omtrent den tijd waarin die
maxima zullen moeten zij n bereikt. Slechts
in art. 7 de merkwaardige bepaling dat
bij benoemingen bevordering alleen be
kwaamheid en geschiktheid in aanmer
king worden genomen" een phrase, die
zonder veel schade zou kunnen wordon
gemist, want een gemeentebestuur dat
bij bevordering die factoren verwaarloost
zal wel met de lantaarn moeten worden
gezocht. Voor de ambtenaren en voor
dezen zal de verordening toch wel in de
eerste plaats gemaakt zijn biedt, zoo
danige regeling dan ook minder dan
niets. Zijn onze inlichtingen juist, dan
volgt men te Rotterdam de usance (sic!)
van driejaarlijksche verhooging ad ? 100.
Dat wil dus zeggen, dat men, als tweede
klerk op ? 400 beginnende, na negen en
derti// dienstjaren (en hoe weinigen
maken deze vol!) het maximum van
adjunct-commies ad ? 1700 bereiken kan,
aangenomen daarbij dat de
rangverhoogingen even geleidelijk gaan als de
traktementsverhoogingen, waaraan in de
praktijk echter wel iets zal haperen. Van
zelf spreekt, dat men in de praktijk zich
tot sneller promotie genoodzaakt zal zien
en zoo nu en dan met sprongen moet
bevorderen. Doch is het billijk, is het
moreel, vragen wij, van een jongmensch
te verlangen dat hij zich^binde aan ee«
onzekere toekomst, dat hij zich geve aan
een loopbaan die hem slechts met spron
gen naar een dragelijk salaris voeren kan ?
Met de Rotterdamsehe regeling komen
die van verscheidene andere gemeenten
overeen. Zij missen elke bepaling van
den norm, waarnaar de
traktementsverhoogingen plaats hebben en laten zoo
doende in hare toepassing alle ruimte
tot willekeurige handelingen, waartegen
van de zijde van betrokkenen geen enkel
middel van redres openstaat.
WTij hopen er in geslaagd te zijn in
het voorgaande op het onhoudbare van
de tegenwoordige positie van verreweg
het grootste gedeelte der
femeenteambtenaren het licht te hebben doen
vallen, aangetoond te hebben ook, hoe
zeer inmenging van het Rijk eene zaak
van urgentie is.
Een einde dient gemaakt aan de dwaze,
door niets gemotiveerde achterstelling
van deze ambtenaren bij hunne collega's
bij rijk en provincie. Behoorlijke bezol
diging, recht op pensioen voor henzelven
en voor weêuw en wees, zijn desidèrata,
die in het belang ook van den Staat
spoedige voorziening eischen, zijn de
onmisbare grondslagen voor een regeling,
waaraan de in dienst tredende jeugdige
ambtenaar zijn toekomst gerustelijk kan
toevertrouwen.
Toch zal door rijksinmenging niet alles,
zelfs niet de hoofdzaak worden bereikt.
Pensionneering, vastlegging van
bezoldigings-mmima is misschien wel het
uiterste, wat van den wetgever zal kun
nen worden verwacht en zelfs ten aan
zien van spoedig ingrijpen in die richting,
maken we ons geen illusies ua de
mededeeling van de regeeringstafel, dat de
pensionneering ran bijzondere onderwijzer*
en hunne weduwen en weezen, in elk
geval voorgaan. (!) Moge dit voornemen
met de politiek van het huidige kabinet
te rijmen zijn, tegon ons rechtvaardig
heidsgevoel druischt het in hoogn mate
in. Er blijkt echter ten overvloede uit,
dat allereerst de gemeentebesturen zelve
de hand aan den ploeg zullen moeten
slaan en thans wijzigen of' aanvullen,
wat reeds lang niot meer voldoet aan
eischen van billijkheid. Dat is op den
duur toch niet te ontgaan. Les idee*
marchent. Eenige gemeenten hebben reeds
in de pensionneering der ambtenaren en
van hunne nagelaten betrekkingen voor
zien, de hoofdstad gaf een prijzenswaardig
voorbeeld ten aanzien der
traktemcntsregeling, dat, als de voorteekenen niet
bedriegen, spoedig staat gevolgd te
worden door eene herziene regeling der
betrokken verordening ook in den Haag.
Vinde dit een en ander spoedig allerwege
navolging!
Ook voor de ambtenaren zelve is een
blik op Amsterdam niet zonder leering,
daar immers de huidige regeling aldaar
te danken is aan het initiatief van de
vereenigingen van secretarie-ambtenaren.
Frappez toiijours! is voor hen, in hét
gezicht van b.v. een regeling als te Rot
terdam nog geldt, een geenszins over
bodige aansporing. Moge deze
vozdaitiantis daartoe het hare bijdragen!
PETO.
1) Zie hierover ook de rede van den heer
Pastoors, Handelingen, blz. 812.
2) /ie blz. 812.
3) Zoo biedt zich in de Gemeente-Stem van
19 Deo. jl. iemand aan als volontair, zoo
mogelijk kosteloos.
4) Zie Uemeenteblad Xo. 79 van 1903.
?T) Gemeenteblad No. 8 van 1903.
Pantscrscliepen.
In de rubriek Oorlogsnieuws uit het
Verre Oosten" geeft de Nieuwe Rotter
damsche Courant in haar nummer van
22 April 1.1. Ie Blad B. een bericht van
den navolgenden inhoud.
De Russische pers koint, door het
peinzen over den in Oost-Aziëonder
vonden tegenslag, tot het malle uiterste,
om alle pantserschepen te willen af
schaffen 1).
Het Nowojo Wremja heeft uitgerekend,
dat het smaldeel in den Stillen Oceaan
180 millioen roebels heeft gekost, en dat
men voor deze som 360 torpedojagers
had kunnen bouwen, welke aan Rusland
de heerschappij ter zee zouden verzekerd
l ebben. De Gragjdanin, die zich wellicht
herinnert, dat men ook wel eens zware
kanonnen kan noodig hebben, geeft weer
de voorkeur aan de kruisers, gewaagt
van de heldendaden van de Warjag bij
-tjemoelpo en de Nowik bij Port-Arthur,
en verklaart dat 40 van zulke kruisers
Kusland onoverwinnelijk zouden hebben
gemaakt en de Japansche landingen op
Korea hadden kunnen verhinderen. Iets
dergelijks zegt de S-wjet.
De marine-deskundigen te St. Peters
burg zijn zeker allen naar het oorlogs
terrein".
In aanmerking genomen, dat het klein
ste pantserschip nog een drie- tot vier
honderd duizend Hollandsche gouden
tientjes kost, zou men in zoo kostbaar
een zaak, na zoo stevig een argumentee
ring, als de eerste alinea van het
hoogerstaaude artikel biedt, het pleit vóór den
aanbouw van pantserschepen als beslecht
kunnen beschouwen. Maar de redactie
van de Nieuwe Rotterdamsche Courant
heeft te veel willen bewijzen. De laatste
zinsnede van het artikel doet de be
wijskracht van de eerste te niet."
Wat toch is de quaestie? Voordat de
marine-deskundigen uit St. Petersburg de
reis naar het oorlogsterrein hebben aan
vaard, heeft n hunner zijn oordeel uit
gesproken over de gevechtswaarde van
pantserschepen.
En die marine-deskundige is nu wijlen
de Russische admiraal Makaroff.
Zijn oordeel ter zake is te le^en inde
Ie aflevering van den l4den jaargang
van het MarineMad op blz. 68 en volgende.
De admiraal gaat na, wat de
beteekenis is geweest van het pantserschip
in de zeegevechten der laatste halve eeuw.
Treffend in verband met zijn tragischen
dood is zijn beschouwing, dat het pantser
niet heeft kunnen verhinderen, dat de
Chineesche gepantserde bodems bij
Weiha-Wei door Japansche torpedobooten
in den grond zijn geboord.
En naar aanleiding van de geschied
kundige feiten maakt de admiraal de
gevolgtrekking:
Men kan een niet gepantserd schip
bouwen van 3000 ton, dat met een kanon
van 25 c.M. en met 5 kanonnen van 15
c.M. bowapend is, eene snelheid heeft
van 21 a 22 knooper, en waarvan ma
chines, ketels en kruitkamer voldoende
tegen scherfwcrking beschut zijn. 2)
Wanneer men vraagt, wat als
slageeuheid meer nuttig effect heeft, een
pantserschip van 15000 ton
ofeenongep?ntserd schip van 3000 ton, dan luidt
het antwoord beslist ten gunste van het
pantser. Wanneer men evenwel do vraag
stelt of het voordeeliger is om voor een
bepaalde som n pantsersohip te bouwen
van 15000 ton, of 5 niet-rjrpantsenle sche
pen van 3000 ton, dan kan het antwoord,
niet meer ten gunste can het pantser uit
vallen."
Mot dit afkeurend oordeel over den
aanbouw van pantserschepen gaat het
militaire tijdschrift de Russische Invalide
accoord.
Ik vlei mij niet, dat alle voorstanders
van den aanbouw van pantserschepen,
met de redactie der Nieuice liotterdamsche
Courant aan de spits, over stag zullen
gaan, als zij kennis hebben genomen van
de zienswijze van nu wijlen den Ilussischen
admiraal Makaroff, en dat zij voortaan
gaan koersen in de richting van het
malle uiterste om alle pantserschepen
af te schaffen."
Maar wel vermeen ik, dat het nu zoo
langzamerhand tijd wordt voor hen, die
van de zoo kostbare pantserschepen heil
verwachten voor onze defensie, ons eens
gemotiveerd antwoord te geven op de
navolgende vraag:
Wat is meer aanbevelenswaard, ge
geven de vier strijdmiddelen in den
zeeoorlog: het zwaar-, het
middelbaaren het lichtgesehut, benevens de
torpedolanceer-inrichting, óf,
Ie. elk schip slechts te bewapenen met
n dezer soorten strijdmidelen, zoo ver
schillend in aard, en bestemd om ver
schillende gevechtsdoelen op verschil
lende afstanden te bereiken, en op n
schip van n zelfde soort strijdmiddelen
een zoodanig aantal te plaatsen, dat aan
hun gevechtswerkzaamheid het meest
nuttig effect is gewaarborgd; of wel
2o. op n schip de vier soorten
strijdmiddelen door elkaar opeen te
hoopen tot zoo groot mogelijke aantallen,
al hinderen die strijdmiddelen elkaar ook
in hunne gevechtswerkzaamheid.
Toepassing van het ad l genoemde
beginsel leidt tot den bouw van kleine
schepen, die in hun geringe afmetingen
bescherming vinden tegen 's vijands vuur;
toepassing van het ad 2 genoemde
beginsel tot den bouw van groote sche
pen, wier kwetsbaarheid voor 's vijands
vuur men .door pantsering tracht te
veronzijdigen.
Ik schrijf tracht; want n ton pantser
gewicht aan boord eischt vergrooting van '
het deplacement van het schip met drie
tot vier ton, zodat het middel nog wel
erger is dan de kwaal.
Roep ik ter zake de voorlichting in
van de voorstanders van den bouw van
pantserschepen, dan vraag ik niet naar
den bekenden weg.
Want men zoekt in binnen- en in
buitenland te vergeefs naar het gemoti
veerd antwoord ten guntse van den aan
bouw van pantserschepen, alhoewel eerst
die vondst aan deze zoo kostbare oorlogs
werktuigen recht en reden van bestaan
zou verleenen.
Met de beantwoording der vraag wordit
dus door de voorstanders van den bouw
van pantserschepen een glorieus stuk
werk verricht.
Voor ons land' van practisch nut boven
dien. Want stemmen zijn weer luid ge
worden nu onlangs om voor onze vloot
nog een pantserschip op stapel te zetten.
E.
1) Cursiveering van de redactie der ff. R. Ct.
2) Onze pantserschepen meten een 5000 ton.
Brieven uit Nieuw-Nederland.
Oud-Nieuw Amsterdam, 26 van
Grasmaand 1904.
Hoe de Yankee politici zich thans warm
maken over de candidaturen, vóór de
zomerluivte teelt/ra de wereldstedelingen
naar buiten lokt. Op welke wijze de
demokraten thans president Hoosevelfs
pekelzonden uitmeten. Onvergeeflijke
fouten in het presidentieel beleid, welke
hem harde noten te kraken zullen ge
ven.?Hoe een hoofdman van het tijd
schrift The Millionaire eens president',*
salaris te beklagelijk vindt, om hem de
zaligheid van een millioen te laton ver
wen-en. Goede kansenvoorEoosevelt,
om in den geest te blijven vallen van de
zoo imperialistische meerderheid in
Jirother Jomithan's Statenunie.
Echte partij-manoeuvres in het land
randen miyhty dollar".
Opperrechter Parker, de hoofdeandidaat der
demokraten, een wan, die veel-in zijn
voordeel heeft. Gunstige zijden in
l'arker's heden en verleden, welke vee!
van Jiem doen hopen, indien hij zich
niet, als New York's Maijor, de han
den laat binden door de
Tammanyk'liek. Welke verrassingen St. Louis
nog heeft op te leveren, behalve zijn
wonderen van de wereldtentoonstelling.
Sedert de laatste paar weken is in de
hoofdstad der Nieuwe Wereld in 't bijzonder,
doch eveneens in het overig gebied der
Statenunie, in het hoofdonderwerp van
dagclijksche gesprekken aanmerkelijke wij
ziging te bespeuren. Terwijl men bijv. in
Nederland geregeld het weer hoort bespre
ken, zijn Yankees niet alleen
businesspeople" maar even goed bijv. gestudeerde
personen en Yankees in den dop van bei
derlei kunne doorgaans de tong aan 't
roeren ^over money" en den mighty dol
lar", zoowel op reis, als in schouwburg of'
eetzaal.
Thans komt evenwel als preferred topic''
de aanstaande verkiezing van een president
der Republiek grootendeels daarvoor in de
plaats. Hierbij dient evenwel in aanmerking
te worden genomen, dat door den very
Yankee" politics" identiek wordt opgevat
met business" (alias money). Het was ken
schetsend voor ons vreemdelingen o.a. dezer
dagen in een trein te hooren, hoe een
candidaat voor het presidentschap (op wien
wij nader terugkomen) door een der
reisgenooten, een bekend
Wall-Street-makelaar, tegenover zijn buurman werd afge
broken als mogelijk hoofd der Groote
Republiek, met het slotargument: That
man, who is not worth a hunderd thousand
dollars 1), hèwould be an impossible
can