De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 8 mei pagina 1

8 mei 1904 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F. .1402 DE AMSTERDAMMER A°. 1904. WEEKBLAD YOOR NEDEBLAND Onder Redactie van J. DE KOO Dit nummer bevat een bijvoegsel. en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhcud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1:81 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden t 1-50, fr. p post f l .00 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/a Dit blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 8 Mei. Advertentien van t?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel ....,, O.iO Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de fiinia KUDOLF A1OSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs pur regel is 35 Pi'ennig. I K H O V D VAN VEERE EN VAN NABIJ: De positie der gemeente ambtenaren, door Peto Pautserschepen, door E Urieven nit Nienw-NederJand, door A. E M S te Laer. Het leven in de hofstad, door Senior Brief uit Ut'echt, door Jan van 't Sticht SOCIALE AANG LEGENMEDEN : Benige grepen uit het oatwsrp tot reguImg van de Arbeidsovereenkomst I door mr. dr. H S. Veldman. KUNST EN LETTEREN : Muziek in de Hoofdstad, door Ant Averkamp. Menschenwee, door Is. Querido, II, beoord doorHemi Dekking. Een opwekking, door G H. Pannekoek Jr. Een voortreffelijke atlas, door P. H. van Moerkerken Jr RBCLAMES VOOR DAMES: Vrouwenkiesrecht in Engeland, door J. K v. d V. Vacantie-koloniën te Rotterdam, door S. Allerlei, door Caprice. Eenige opmerkingen over steden bouw, I, door Leliman, Floris Verster, Rotterdamsche kunstkring door Plassch<eit Kunst voor het volk, door Jae van den Bosch. - Ten toonstelling in Arti, I door W. Steenhoff FEUIL LETON: Nummer 16", van K Baranzewitseh II (slot). DIT DE NATUUR: door E. Heimans LXIV FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. Uit Japan, I, door J. de Hoop Scheffer. - INGEZONDEN DAMBUBRIEK SCHAAKSPEL. PEN- EN POTLOODKHAS3EN. ADVERTENTIEN. De positie der gemeente ambtenaren. Naast de vele en velerlei gesprekken in ons parlement over rede" en open baring", over wortelen des geloofs" en wat dies meer zij, hebben de begrootingszittingen dezen keer tot nog eenige discussiën aanleiding gegeven, die meer bestemd waren de aandacht te vestigen op de toestanden op dit ondermaansche en de wijzigingen en verbeteringen die daarin wenschelijk mogen heeten. Als zulk een lichtpunt in al dat philosophisch gedoe noemen we de rede van den heer Pastoors in de zitting van 10 December jl., waar mede hij een lans (wilde) breken voor de positie der ambtenaren in het algemeen en die der gemeenten in het bijzonder". Deze alarmkreet kwam waarlijk niet te vroeg. Verwonderlijk mag het heeten, dat de scheeve verhoudingen, de vele misstanden, de gebrekkige regeling in de positie van de gemeente-ambtenaren zoo vele jaren hebben kunnen voortduren, zonder dat de openbare meening zich daar mede ooit veel heeft bezig gehouden, vooral ook zonder dat de Staat, die de uitvoe ring van zijne wetten voor een zoo aan zienlijk deel op de schouders dezer ge mployeerden legt, zich tot inmenging teroepen gevoelde. Zoo terecht is door en heer Pastoors in dit verband opge merkt, dat het niet blijft aangaan de uitvoering van de sociale wetten te doen geschieden door menschen, wier belangen zelf niet behoorlijk verzorgd zijn. Zij, die op dit gebied eenigszins inge wijd zijn, weten, hoe bij een groot aantal gemeenten in ons land ten opzichte van de bezoldiging hunner ambtenaren nog de zonderlingste opvattingen heerschen. Het is een feit, dat het recht aan de gemeentebesturen gelaten om de bezol diging hunner ambtenaren geheel naar eigen inzicht te regelen, in vele gevallen tot... onrecht voert, dat dit systeem in vele gemeenten de deur voor stelsel loosheid geopend houdt, omdat ? voor al ten plattelande het den autoritei ten niet schijnt te mogen gelukken, zich het begrip arbeid" in te denken, ook omdat de beslissingsbevoegdheid aldaar is gelegd in handen van in deze materie meestal tot oordeelen buitenstaat-zijnde personen. 1) Op eigenaardige wijze wordt een en ander geïllustreerd door een in de Handelingen" 2) in de rede van ge noemden afgevaardigde ingelaschten staat van bezoldigingen van burgemeesters, secretarissen en ontvangers in eenige gemeenten, welke staat terecht een staal kaart" mag heeten. Hoe weinig uniformiteit hier ook heerscht, in ieder geval mogen deze categoriën van gemeente-ambtenaren zich nog verheugen in toezicht op de vaststelling hunner wedde door Gedepu teerde Staten en door de Kroon. De overige ambtenaren zijn echter ten deze geheel onderworpen aan de inzichten van de gemeentebesturen. Tot welke droeve uitkomsten dit leidt, aal voor ieder duidelijk worden, die zich de moeite wil geven, in de vakbladen deoproepingen voor secretarie-ambtenaren na te gaan. Het grootste deel dezer oproepingen varieert tusschen salarissen van ?200.?tot ?400.?, waarbij in vele gevallen met de grootste vrijmoedigheid het diploma van aspirant-gemeentesecre taris of ambtenaar ter secretarie, afgegeven door de Nederlandsche Yereeniging voor Gemeentebelangen, als eisch wordt gesteld, terwijl daarnaast de niet minder beden kelijke uitdrukking: dit diploma strekt tot aanbeveling", schering en inslag is. Hier nu de oorzaken van deze inder daad treurige cijfers geheel op rekening van de gemeentebesturen te stellen, ware onbillijk. Wie eenigszins de verhoudingen kent, weet dat onder de sollicitanten naar dergelijke betrekkingen dikwijls candidaten zijn voor het burgemeesterof secretarisambt, en die gaarne elke gelegenheid aangrijpen, om zich voor hunne toekomstige carrière voor te be reiden. 3) Doch dit kan en mag voor de gemeentebesturen niet langer een reden zijn om, speculeerende op deze omstan digheid, de bezoldiging zoo laag mogelijk te stellen. Deze feiten constateeren is ze veroordeelen, en ze veroordeelen maakt krachtig streven naar verbetering tot een onafwijsbaren plicht. Dat vastleggen in de wet van de minima der bezoldigingen de eerste schrede op den weg naar ver betering behoort te zijn, springt in het oog. Wat reeds voor de openbare onder wijzers in de wet van 1857 te dezen aanzien is geschied, zou voor de gemeente ambtenaren, die voor het Rijk minstens even belangrijke diensten praesteeren, waarlijk geen te ver gedreven conse quentie zijn. De ervaring van jaren geeft geen recht om van de gemeentebesturen ten opzichte van eene billijke appreciatie van de diensten hunner ambtenaren hooge verwachtingen te koesteren, althans niet om die onbeperkt aan hen te blijven toe vertrouwen. Te lang reeds gaan betrokke nen gebukt onder de bestaande volslagen regelloosheid, dan dat de wetgever zich langer van ingrijpen zou kunnen ont houden. In 't bijzonder voor de ambte naren bij kleinere gemeenten ware de voorgestane maatregel een groote ver betering. Voor de groote gemeenten ligt de zaak anders aan. Ongetwijfeld zijn daar de bezoldigingen wel nimmer lager dan het minimum dat men van den wet gever zou willen verwachten. Maar hoe staat het met de opklimming? Blijkens de diverse verordeningen is ook in dit opzicht de toestand, behoudens eenige gunstige uitzonderingen, niet rooskleurig. Als zulk eene goede uitzondering noemen we de Amsterdamsche regeling, zooals die met l Januari 1904 in wer king is getreden. 4) Volgens deze rege ling geschiedt de bevordering in eiken rang, waarvoor de minima en maxima zijn aangegeven, door Burgemeester en Wethouders bij gebleken ijver en geschikt- ? heid, met dien verstande dat elke ticee jaren de jaarwedden met de daarbij vermelde bedragen worden verhoogd. Bij gebleken buitengewone toewijding en geschiktheid zijn Burgemeester en Wethouders aan bedrag noch tijdperk gebonden. De voordeelen van deze regeling sprin gen in het oog. Wie zich bij de Amster damsche gemeente-administratie een loop baan kiest, weet vooraf wat hij daarin bereiken kan en bij gewone plichtsver vulling klimt zijn wedde ook gestadig, terwijl hem anderzijds snellere promotie wacht bij bijzonderen ijver en geschikt heid. Door verstandige indeeling heeft men voor sommige categoriön de wedde losgemaakt van den titel, en aldus de noodzaak vermeden, van iemand een hooger traktement te moeten onthouden, alleen omdat men hem den hoogeren rang niet waardig keurt. Daarbij is er voor enkelen tegen gewaakt dat, als zij het maximum in een rang hebben bereikt de toegang naar den hoogeren rang, hun langer dan twee jaren wordt versperd. Deze verordening komt dus daarop neer, dat voor de willekeur misschien, doch de wisselende inzichten zeker der betrokken chefs, in de plaats is getreden een stelsel, dat de verordening zelve de bron doet zijn, waaruit de ambtenaar zijn rechtop een verhoogd traktement of op promotie put. Hier dus niet langer ? mits de ambtenaren slechts hun plicht doen de twijfelzucht, waarvoor in den tijd van de opmaking der begrooting zoo rijkelijk reden is, maar daarentegen de zekerheid dat de verhooging hun toevalt, als niet de chefs kunnen produceeren een rapport dat hen als onbekwamen" of ongeschikten", buiten de voordeelen der rege ling plaatst. Terecht, de weergegeven verordening mag den gemeentebesturen als een waardig voorbeeld ter navolging worden voorge houden, doch, zooals we reeds zeiden, ze is een oase in de woestijn. In de andere door ons geraadpleegde verordeningen vinden we wel minima en maxima aan gegeven, doch een vast systeem van be vordering ontbreekt. Om een type van zulk een onvolkomen regeling te vinden, behoeven we onze oogen van de hoofdstad slechts af te wenden naar... de tweede stad des rijks. De Rotterdamsche verordening betref fende het personeel ter Centrale Secre tarie die voor ons ligt vermoedelijk de laatste, daar zij in den Raad van 19 Februari 1903 is vastgesteld, 5) geeft eveneens minima en maxima als wilde ze slechts verlangens naar kapitaalvor ming breidelen doch mist weder iedere bepaling omtrent den tijd waarin die maxima zullen moeten zij n bereikt. Slechts in art. 7 de merkwaardige bepaling dat bij benoemingen bevordering alleen be kwaamheid en geschiktheid in aanmer king worden genomen" een phrase, die zonder veel schade zou kunnen wordon gemist, want een gemeentebestuur dat bij bevordering die factoren verwaarloost zal wel met de lantaarn moeten worden gezocht. Voor de ambtenaren en voor dezen zal de verordening toch wel in de eerste plaats gemaakt zijn biedt, zoo danige regeling dan ook minder dan niets. Zijn onze inlichtingen juist, dan volgt men te Rotterdam de usance (sic!) van driejaarlijksche verhooging ad ? 100. Dat wil dus zeggen, dat men, als tweede klerk op ? 400 beginnende, na negen en derti// dienstjaren (en hoe weinigen maken deze vol!) het maximum van adjunct-commies ad ? 1700 bereiken kan, aangenomen daarbij dat de rangverhoogingen even geleidelijk gaan als de traktementsverhoogingen, waaraan in de praktijk echter wel iets zal haperen. Van zelf spreekt, dat men in de praktijk zich tot sneller promotie genoodzaakt zal zien en zoo nu en dan met sprongen moet bevorderen. Doch is het billijk, is het moreel, vragen wij, van een jongmensch te verlangen dat hij zich^binde aan ee« onzekere toekomst, dat hij zich geve aan een loopbaan die hem slechts met spron gen naar een dragelijk salaris voeren kan ? Met de Rotterdamsehe regeling komen die van verscheidene andere gemeenten overeen. Zij missen elke bepaling van den norm, waarnaar de traktementsverhoogingen plaats hebben en laten zoo doende in hare toepassing alle ruimte tot willekeurige handelingen, waartegen van de zijde van betrokkenen geen enkel middel van redres openstaat. WTij hopen er in geslaagd te zijn in het voorgaande op het onhoudbare van de tegenwoordige positie van verreweg het grootste gedeelte der femeenteambtenaren het licht te hebben doen vallen, aangetoond te hebben ook, hoe zeer inmenging van het Rijk eene zaak van urgentie is. Een einde dient gemaakt aan de dwaze, door niets gemotiveerde achterstelling van deze ambtenaren bij hunne collega's bij rijk en provincie. Behoorlijke bezol diging, recht op pensioen voor henzelven en voor weêuw en wees, zijn desidèrata, die in het belang ook van den Staat spoedige voorziening eischen, zijn de onmisbare grondslagen voor een regeling, waaraan de in dienst tredende jeugdige ambtenaar zijn toekomst gerustelijk kan toevertrouwen. Toch zal door rijksinmenging niet alles, zelfs niet de hoofdzaak worden bereikt. Pensionneering, vastlegging van bezoldigings-mmima is misschien wel het uiterste, wat van den wetgever zal kun nen worden verwacht en zelfs ten aan zien van spoedig ingrijpen in die richting, maken we ons geen illusies ua de mededeeling van de regeeringstafel, dat de pensionneering ran bijzondere onderwijzer* en hunne weduwen en weezen, in elk geval voorgaan. (!) Moge dit voornemen met de politiek van het huidige kabinet te rijmen zijn, tegon ons rechtvaardig heidsgevoel druischt het in hoogn mate in. Er blijkt echter ten overvloede uit, dat allereerst de gemeentebesturen zelve de hand aan den ploeg zullen moeten slaan en thans wijzigen of' aanvullen, wat reeds lang niot meer voldoet aan eischen van billijkheid. Dat is op den duur toch niet te ontgaan. Les idee* marchent. Eenige gemeenten hebben reeds in de pensionneering der ambtenaren en van hunne nagelaten betrekkingen voor zien, de hoofdstad gaf een prijzenswaardig voorbeeld ten aanzien der traktemcntsregeling, dat, als de voorteekenen niet bedriegen, spoedig staat gevolgd te worden door eene herziene regeling der betrokken verordening ook in den Haag. Vinde dit een en ander spoedig allerwege navolging! Ook voor de ambtenaren zelve is een blik op Amsterdam niet zonder leering, daar immers de huidige regeling aldaar te danken is aan het initiatief van de vereenigingen van secretarie-ambtenaren. Frappez toiijours! is voor hen, in hét gezicht van b.v. een regeling als te Rot terdam nog geldt, een geenszins over bodige aansporing. Moge deze vozdaitiantis daartoe het hare bijdragen! PETO. 1) Zie hierover ook de rede van den heer Pastoors, Handelingen, blz. 812. 2) /ie blz. 812. 3) Zoo biedt zich in de Gemeente-Stem van 19 Deo. jl. iemand aan als volontair, zoo mogelijk kosteloos. 4) Zie Uemeenteblad Xo. 79 van 1903. ?T) Gemeenteblad No. 8 van 1903. Pantscrscliepen. In de rubriek Oorlogsnieuws uit het Verre Oosten" geeft de Nieuwe Rotter damsche Courant in haar nummer van 22 April 1.1. Ie Blad B. een bericht van den navolgenden inhoud. De Russische pers koint, door het peinzen over den in Oost-Aziëonder vonden tegenslag, tot het malle uiterste, om alle pantserschepen te willen af schaffen 1). Het Nowojo Wremja heeft uitgerekend, dat het smaldeel in den Stillen Oceaan 180 millioen roebels heeft gekost, en dat men voor deze som 360 torpedojagers had kunnen bouwen, welke aan Rusland de heerschappij ter zee zouden verzekerd l ebben. De Gragjdanin, die zich wellicht herinnert, dat men ook wel eens zware kanonnen kan noodig hebben, geeft weer de voorkeur aan de kruisers, gewaagt van de heldendaden van de Warjag bij -tjemoelpo en de Nowik bij Port-Arthur, en verklaart dat 40 van zulke kruisers Kusland onoverwinnelijk zouden hebben gemaakt en de Japansche landingen op Korea hadden kunnen verhinderen. Iets dergelijks zegt de S-wjet. De marine-deskundigen te St. Peters burg zijn zeker allen naar het oorlogs terrein". In aanmerking genomen, dat het klein ste pantserschip nog een drie- tot vier honderd duizend Hollandsche gouden tientjes kost, zou men in zoo kostbaar een zaak, na zoo stevig een argumentee ring, als de eerste alinea van het hoogerstaaude artikel biedt, het pleit vóór den aanbouw van pantserschepen als beslecht kunnen beschouwen. Maar de redactie van de Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft te veel willen bewijzen. De laatste zinsnede van het artikel doet de be wijskracht van de eerste te niet." Wat toch is de quaestie? Voordat de marine-deskundigen uit St. Petersburg de reis naar het oorlogsterrein hebben aan vaard, heeft n hunner zijn oordeel uit gesproken over de gevechtswaarde van pantserschepen. En die marine-deskundige is nu wijlen de Russische admiraal Makaroff. Zijn oordeel ter zake is te le^en inde Ie aflevering van den l4den jaargang van het MarineMad op blz. 68 en volgende. De admiraal gaat na, wat de beteekenis is geweest van het pantserschip in de zeegevechten der laatste halve eeuw. Treffend in verband met zijn tragischen dood is zijn beschouwing, dat het pantser niet heeft kunnen verhinderen, dat de Chineesche gepantserde bodems bij Weiha-Wei door Japansche torpedobooten in den grond zijn geboord. En naar aanleiding van de geschied kundige feiten maakt de admiraal de gevolgtrekking: Men kan een niet gepantserd schip bouwen van 3000 ton, dat met een kanon van 25 c.M. en met 5 kanonnen van 15 c.M. bowapend is, eene snelheid heeft van 21 a 22 knooper, en waarvan ma chines, ketels en kruitkamer voldoende tegen scherfwcrking beschut zijn. 2) Wanneer men vraagt, wat als slageeuheid meer nuttig effect heeft, een pantserschip van 15000 ton ofeenongep?ntserd schip van 3000 ton, dan luidt het antwoord beslist ten gunste van het pantser. Wanneer men evenwel do vraag stelt of het voordeeliger is om voor een bepaalde som n pantsersohip te bouwen van 15000 ton, of 5 niet-rjrpantsenle sche pen van 3000 ton, dan kan het antwoord, niet meer ten gunste can het pantser uit vallen." Mot dit afkeurend oordeel over den aanbouw van pantserschepen gaat het militaire tijdschrift de Russische Invalide accoord. Ik vlei mij niet, dat alle voorstanders van den aanbouw van pantserschepen, met de redactie der Nieuice liotterdamsche Courant aan de spits, over stag zullen gaan, als zij kennis hebben genomen van de zienswijze van nu wijlen den Ilussischen admiraal Makaroff, en dat zij voortaan gaan koersen in de richting van het malle uiterste om alle pantserschepen af te schaffen." Maar wel vermeen ik, dat het nu zoo langzamerhand tijd wordt voor hen, die van de zoo kostbare pantserschepen heil verwachten voor onze defensie, ons eens gemotiveerd antwoord te geven op de navolgende vraag: Wat is meer aanbevelenswaard, ge geven de vier strijdmiddelen in den zeeoorlog: het zwaar-, het middelbaaren het lichtgesehut, benevens de torpedolanceer-inrichting, óf, Ie. elk schip slechts te bewapenen met n dezer soorten strijdmidelen, zoo ver schillend in aard, en bestemd om ver schillende gevechtsdoelen op verschil lende afstanden te bereiken, en op n schip van n zelfde soort strijdmiddelen een zoodanig aantal te plaatsen, dat aan hun gevechtswerkzaamheid het meest nuttig effect is gewaarborgd; of wel 2o. op n schip de vier soorten strijdmiddelen door elkaar opeen te hoopen tot zoo groot mogelijke aantallen, al hinderen die strijdmiddelen elkaar ook in hunne gevechtswerkzaamheid. Toepassing van het ad l genoemde beginsel leidt tot den bouw van kleine schepen, die in hun geringe afmetingen bescherming vinden tegen 's vijands vuur; toepassing van het ad 2 genoemde beginsel tot den bouw van groote sche pen, wier kwetsbaarheid voor 's vijands vuur men .door pantsering tracht te veronzijdigen. Ik schrijf tracht; want n ton pantser gewicht aan boord eischt vergrooting van ' het deplacement van het schip met drie tot vier ton, zodat het middel nog wel erger is dan de kwaal. Roep ik ter zake de voorlichting in van de voorstanders van den bouw van pantserschepen, dan vraag ik niet naar den bekenden weg. Want men zoekt in binnen- en in buitenland te vergeefs naar het gemoti veerd antwoord ten guntse van den aan bouw van pantserschepen, alhoewel eerst die vondst aan deze zoo kostbare oorlogs werktuigen recht en reden van bestaan zou verleenen. Met de beantwoording der vraag wordit dus door de voorstanders van den bouw van pantserschepen een glorieus stuk werk verricht. Voor ons land' van practisch nut boven dien. Want stemmen zijn weer luid ge worden nu onlangs om voor onze vloot nog een pantserschip op stapel te zetten. E. 1) Cursiveering van de redactie der ff. R. Ct. 2) Onze pantserschepen meten een 5000 ton. Brieven uit Nieuw-Nederland. Oud-Nieuw Amsterdam, 26 van Grasmaand 1904. Hoe de Yankee politici zich thans warm maken over de candidaturen, vóór de zomerluivte teelt/ra de wereldstedelingen naar buiten lokt. Op welke wijze de demokraten thans president Hoosevelfs pekelzonden uitmeten. Onvergeeflijke fouten in het presidentieel beleid, welke hem harde noten te kraken zullen ge ven.?Hoe een hoofdman van het tijd schrift The Millionaire eens president',* salaris te beklagelijk vindt, om hem de zaligheid van een millioen te laton ver wen-en. Goede kansenvoorEoosevelt, om in den geest te blijven vallen van de zoo imperialistische meerderheid in Jirother Jomithan's Statenunie. Echte partij-manoeuvres in het land randen miyhty dollar". Opperrechter Parker, de hoofdeandidaat der demokraten, een wan, die veel-in zijn voordeel heeft. Gunstige zijden in l'arker's heden en verleden, welke vee! van Jiem doen hopen, indien hij zich niet, als New York's Maijor, de han den laat binden door de Tammanyk'liek. Welke verrassingen St. Louis nog heeft op te leveren, behalve zijn wonderen van de wereldtentoonstelling. Sedert de laatste paar weken is in de hoofdstad der Nieuwe Wereld in 't bijzonder, doch eveneens in het overig gebied der Statenunie, in het hoofdonderwerp van dagclijksche gesprekken aanmerkelijke wij ziging te bespeuren. Terwijl men bijv. in Nederland geregeld het weer hoort bespre ken, zijn Yankees niet alleen businesspeople" maar even goed bijv. gestudeerde personen en Yankees in den dop van bei derlei kunne doorgaans de tong aan 't roeren ^over money" en den mighty dol lar", zoowel op reis, als in schouwburg of' eetzaal. Thans komt evenwel als preferred topic'' de aanstaande verkiezing van een president der Republiek grootendeels daarvoor in de plaats. Hierbij dient evenwel in aanmerking te worden genomen, dat door den very Yankee" politics" identiek wordt opgevat met business" (alias money). Het was ken schetsend voor ons vreemdelingen o.a. dezer dagen in een trein te hooren, hoe een candidaat voor het presidentschap (op wien wij nader terugkomen) door een der reisgenooten, een bekend Wall-Street-makelaar, tegenover zijn buurman werd afge broken als mogelijk hoofd der Groote Republiek, met het slotargument: That man, who is not worth a hunderd thousand dollars 1), hèwould be an impossible can

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl