De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 8 mei pagina 4

8 mei 1904 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1402 den prachtigen stijl en de warmte waarmede hij dit pehoone toongedicht recreëerde. Maar niet minder moeten hier de heer Mengelberg en het orehest herdacht worden voor de inderdaad superieure intrepretatie van het belangrijke instrumentale gedeelte. Alles kwam thans met een zekerheid en een overtuiging ten gehoore, die het werk in een nog veel gunstiger licht plaatsten dan bij de eerste uitvoering. Voor wie het nog niet wisten, dat de heer Carl Flesch geacht mag worden tot de eerste violisten van onzen tijd, zal het Zaterdag avond bij de voordracht van Beethoven's concert wel duidelijk zijn geworden. Met absolute reinheid en steeds mooien toon heeft hij het uniek schoone concert gespeeld. Eigenlijk stonden alle drie de deelen op groote hoogte, maar toch mag wel vermeld worden dat het Rondo door hem niet, zooals menig maal gebeurt, in een te overhaast tempo genomen werd. En de negende Laat ik beginnen met m\jn compliment te maken aan het koor voorde schoone wedergave vanSchiller'sOde. Beethoven heeft hier zulke zware en hooge (dit woord in werkelijken zin op te vatten) eischen gesteld aan het koor, dat het over winnen van die moeilijkheden wel een afzon derlijke vermelding waard is. Niet geheel op n lijn daarmede stond de vertolking van het soloquartet; vooral het glanspuut van het quartet: de cadens op de woorden wo dein sanfter Flügel weilt" leed aan ongelijkheid in de phraseering en hier vooral moet alles haarfijn kloppen. Met genoegen merkte ik op, dat de eerste Satz met die soberheid in den rhythmus werd gespeeld, die door Beethoven is voorge schreven, zonder willekeurige tempovertra gingen dus. Ook de tweede Satz, welke trou wens hiertoe geen aanleiding geeft, was vol komen juist van beweging. Van den derden Satz kan men zulks slechts ze-'gen onder voor behoud van do D-dur melodie, % maat voor de tweede violen en alten, welke te berschwiinglich" gespeeld werd. Het kwam mij echter voor dat de gelijkheid en accuratesse in het instrumentale gedeelte iets te wenschen overlieten ? misschien doordat het strijkorehest met eenige krachten versterkt was ? Het publiek was zeer dankbaar gestemd. Er werd den 'geheelen avond gejubeld en men was zeer kwistig in het uitreiken van lauweren. * -XDe naam Dvorak is te dikwijls in dit blad vermeld, om niet met een enkel woord melding te maken van zijn plotseling afsterven ten gevolge van een beroerte. Ant. Dvèrak mag men wel beschouwen als het hoofd der Boheeinsche school. Reeds vóór tijden hebben de Bohemers als muzikaal volk een hoog standpunt ingenomen. Vele hunner zonen hebben hunne natie tot roem en eer gestrekt. Dvorak zeker niet het minst. Zijn kamermuziekwerken zijn wel het meest beoefend hier ter stede, niet alleen door het herhaald optreden van het Boheemsche strijkqUartet, doch ook door de uitvoeringen op onze Toonkunst-soirees. Voorts zijn enkele zyner orchestwerken herhaaldelijk en met bijval hier in het Concertgebouw ten gehoore gebracht o. a. zijn sympholüe.?Aus der Neuen Welt": Een Stabat Mater van Dvorak werd wel niet in de hoofdstad maar herhaaldelijk daar buiten uitgevoerd. Dvorak documenteert zich in al deze werken als een man van groote begaafdheid, die in zijne compositiën vonnschoonheid weet te paren aan frischheid van gedachten. Een enkele maal neigt hij er toe den adel in zijn melodische vinding prijs te geven, maar het kan zijn dat het tschechisch nationale in zijn natuur hem daartoe aanleiding geeft en zulks wel door ons, deftige Hollanders gevoeld wordt, maar niet door zijn zigeunerachtigvurige landgenooten. Dvèrak werd geboren 8 Sept. 1841 te Mühlhausen. In Praag genoot hij zijn opleiding. Aanvankelijk speelde hij in meer of minder v goede orchesten viool, totdat hij in 1873 door den Staat bekroond werd voor een hymne voor koor en orehest. Hij, verkreeg toen een jaargeld en kon zich uitsluitend bezig houden met de compositie. Verschillende eerbewijzen vielen hem ten deel. De universiteiten van Praag en Cambridge verleenden hem den doctorstitel. Zijn heengaan zal zeker door de geheele muzikale wereld betreurd worden, maar vooral te Praig, waar hij buitengewoon gevierd was, een onherstelbare leemte ach terlaten. ANT. AVJSRKAMP. IMiiiiitiimimmiMiiiiuMMiliHiiiiiiimiiiMimiiiiiiiiiMiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiM Menschenwie. Roman van het land door Is. QUEIUDO, Haarlem, Da Erven F. Bohn. II. (Slot.) In Herfst", het vierde en kortste boek is het minst lyriek. En misschien is dat daarom het best van de vier, het best in het kader van groote epische litteratuur, omdat Querido er zoo zonder aarzelen en afdwalen z'n geweldige macht toont in het kunnen laten leven van forsch menschengebeuren. In dit boek wordt oue Gerrit door den foto graaf, bij wien hij al maanden lang geregeld stal, betrapt en aan de politie overgeleverd. Daar is het volkomen verval van de familie Hassel: de beide jongens gescholden en ge sard omdat 'r vader een dief, 'r broer een strooper is, moeten zich als daglooners ver huren gaan en Dirk ziet z'n meid, die een Jdnd van hem zal krijgen, zich een anderen, rijkeren jongen geven. Guurt 'r secretarie heertje kijkt 'r niet meer aan en ze is rade loos van verzet en machteloosheid. Daar sterft ook Wimpie en komt de ver wording van Kees. In het geheele vierde boek léft n span ning, is de schrijver die zich daar nergens te buiten gaat en met rustige zekerheid zijn drama tot de geweldige ontknooping voert, het grootst. Het is ni-^t droog-oogs te lezen, het is om nooit te vergeten, Kees' ellende, Kees' ver wording om den dood van Wimpie. In dezen Kees heeft Querido een uian geteekend, sterk en stout en vast, die in onze herinnering aan menschen in litteratuur wezen zal ons leven lang. En al zou er niet meer volkomen gesladgd zijn in Menschenwee" dan Kees alleen, om hém zouden we 't boek liefhebben en den schrijver ervan liefhebben. Want hij moge, zijn temperament niet beheerschend, zulke grove en buitensporige dingen doen, beschrij vingen zóó uitbundig en troebel door opschik, dat we er iets on-echts in aanvoelen, waar zijn sentiment zijn kunst beheerscht, is die van een zuivere, echte innigheid, dan is er een liefde n een waarheid in Querido's verbeeldingen, dat we die weten, waarlijk, groote kunrt, En dat is vooral in de Keesfiguur. Hier is Kees' komen in het boek: Kees klapperde voorbij, z'n hoekig-reuzige lijf, in groenig schimmeligen jekker, loom opkijkend naar jongenslawaai, los onver schillig van gang, z'n armen afbengelend langs zwaar gelapte broek. Z'n geestige scherpe kop stond strak-onverschillig. Z'n lippen knepen fijn op elkaar gedrukt; lippen als van 'n vi-:ch, dunne' snoekige mondlijnen, strak, wreed. Klos ... klos, klapperde 't door 't fatsoenlijke wijkje, waar elk gezin voor Kees den strooper bang was. Van de heele plaats tot Kerkervaart toe, ging er roep uit van Kees, Kees durfde alles. Ook 'n moord te doen. Bange katholieken maakten 'n kruisje als ze 'm zagen aankomen. Eenigen zeien dat ie al twee vrouwen vermoord en tien jaar gezeten had. Weer anderen vertelden, dat ie bij de Ruïne van Braale, 's nachts, twee koddebeiers, die 'm op de hielen zaten, bij 't stroopen, den hals afgesneden, en de bloedkoppen in z'n zak meegenomen had. Politie en oppassers tartte, bespotte ie, omdat ie sterker nog was dan Rink van den polder. Niet een uit de plaats durfde met 'm vechten of tegen 'm prijsschieten. Geen strooper die tegen 'm kon vangen.. .. leder hield hem voor 'n gevaarlijken rak ker, met den duivel in de ziel. Nooit sprak ie bijna, maar als ie wat zei, was 't raak, hevig, oproerig... . Kees zelf wist wel dat er duizend malle praatjes over 'm gingen. Maar z'n onverwoestelijke koelheid over 't geleuter van menschen en z'n reus-schonkige natuur, maakten 'm zelfbewust zeker en onverstoor baar gewoon, onverschillig, stiller tegen 't ge praat in. Z'n eenzaumheidslust was 'm in geboren. Met ds stilte was hij opgegroeid. Ook z'n zwijgen was in hém gewoon; dood gewoon. Hij kende geen woorden, hij wist ze niet te plaatsen. Woordloos dacht, voelde ie de dingen beter. Er viel ook niets voor 'm te zeggen. Hij keek veel liever. Alles lag stil in z'n binnenste, en van z'n wrokkige ver bittering op z'n wijf wou ie geen sterveling spreken. Niemand had er mee noodig. Ook niet met z'n armoe-lijen...." In dien ruwen, norsch-gesloten krachtkerel, ons sympathiek al, omdat we 't leed in zijn ellende-gezin, waarin zijn bigotte Roomsche vrouw en haar moeder hem duldeloos mar telen, waarlijk mee-voelen en de echte aan doening van medelijden hebben bij 't mede léven van al die in stilte gedragen ellende, in dezen geweldigen krachtkerel laat Querido leven een stil gloeiend, prachtig blijkend sentiment, de liefde voor zijn ver-ziekend zoontje. Z'n acht meiden kon len 'm weinig schelen. Maar van 't jongetje hield ie razend. Daar kon ie niet af. Daar dacht ie altijd an. Dat was iets in 'm van warm geluk, van brandend verlangen, zonder dat ie 't zelf goed wist. Een wild-hevig begeeren voor dat kindje, om het te zien, te verzorgen, te koesteren. Hij wist niet wat koesteren, verlangen, lief hebben wa-s. Nooit had ie die woorden ge hoord en als ie ze gehoord had, waren ze 'm voorbij geklankt onbegrepen, als zoo veel gepraat. Maar waar ie was, dat gevoel voor z'n ziek kereltje, kwam in 'm droeven en knagen, als iets heel smartelijks, zóó dat hij, de zwijgende arme schooier, onverschillig en beroerd, voor geen duivel of dood wijkend, dat hij vanbinnen huilen kon, om de ellende van 't kereltje, mannetje, dat ie wel kon zoenen, pikken." Kees heeft heel het boek door onze sterke genegenheid. Je zou zoo'n vent willen ont moeten, kennen, helpen. Die genegenheid is zoo beslist, dat we veel meer houden van z'n broer Dirk, overigens even ruwen botte zuip-vent alj z'n broer Pieter, dan van dien, omdat Dirk de eenige is, die in het gezin der Hassels nog eens partij trekt voor Kees. En dat we meêlij voelen gaan voor Kees' vrouw eerst dun als zij iets beseffen gaat van Kees' martelingen en hem niet meer verwijt, hem aanspreekt met onderdanige stem. Kees' leven is n lange strijd tegen de ellende in zijn gezin, waarvan hij voelt, omdat Wimpie er in meê-lijdt. Hij duldt in stilte om Wimpie. Hij laat zich martelen door z'n bigotte vrouw, om AVimpie. Hij voelde, Kees, als ie zuipen ging, dat hij niet meer ophouen zou al z'n huiselijke ellende en getob over Wimpies beroerderigheid weg te spoelen. Nou z'n ventje 'r nog was, hield ie zich sterk. Men vergunne ons nog n fragment over te schrijven, waaruit iets van dat leed en dat dulden blijken kan. Hij is twistende met zijn vrouw, Ant. Opgewekt en gebroken toch, gilde ze rauw : ? Main arremoe!..., main poere!.... daa's gain skande!.... Onse liefe Heer liep 't sien .... aa's sondaar b'ik bore.... moar daa'k main va' jou vuilik,.... jou heb afgegaive .... da bin 'k verdoemd van .... veur eeuwig .... da mist uie.... doar sel 'k veur brande in 't voagevuur! .... JÏain kind.... main kind .... bid om g'noade .... Met 'n ontzettenden lichaamszwaai van uit 't schemerraam naar het hookduister, was ze over 't geitje, door den kinderstapel heen gewrongen en had ze zich voor 't bedje van Wimpie in den hoek op 'r knieën gesmakt. In starre wilde opwinding beefde dof'r stem, extatisch: ? Main kind, main kind, bid veur main sonde .... Main Vader, vergeef main skulde .... In schrei-vloed was 'er stem uitgesnikt, gebroken. Er klonk berusting door'r nahuil, deernis, en snik-wringend drong ze haar hoofd op de dekens van Wim, aan 't voetenend. Wim was in stumperigen angstnood opgesjokkerd in de peluw, en huilde mee, snikzwaar, in al prangerder gekerm en droge huilsmart. En Kees, in schriklijke ontroering en toorn, die kraterde in z'n borst, stond stil tegen 't raam, met z'n rug naar 't licht als 'n donkere reus in de lage balk-kamer. Sterker stroomde de woede-siddering door z'n schonken. In tijdlooze bukking had ie plots 'n zwaren hout knots, van den blokkenstapel gegrepen bij schouw, en in n sprong, woest-hevig, dat de kinderen gierden, gilden, de ouëRams achtereen, snel pruimstraaltjes uitspoog, tegen dikbuikigen pot, schommel-angstig op z'n stoel, zonder op te durven dreigde de knots boven Ant's hoofd. Waif.... goan weg.... weg van main kind wég.... wég! Rauwe razernij schoot uit z'n stem, die scheurde en gilde tegelijk. Wou ze nou, zijn Wim, late bidde, late bidde tege sain.... dat God t'r gena' mos sain da'se sain trouwd had?.... Da kind bidde.... da' s'n vader 'n vuilik was, 'n skoelje .... 'n p.itser!.... Neenet, da' kon nie langer .... 't was in 'ui opgespote, opgegild.... Hai sou d'r neer sloan .... sloan,.... da' vreeselek waif.... Maar Ant was kalm blijven lig-snikken, met 'r hoofd in de dekens, alsof daar niet boven 'r stond, die donkere dreigvent met gekke oogen, ontzettend in woede, als'n wraak monster uit sprookjesboek. Ant zag bijna niet op, 't kon 'r niet schelen, wat ie deed. Maar weer hield ie den slag in, want uit 't half donker, zag ie op zich turen, smeekend en hevig van schrik, de stille groote oogen, van Wim, zijn Wim, die spraakloos snikscheurend te staren lei. En even door de snikstilte, beverig schreide z'n stemmetje zwak: Voüder is main voader.... ikke.... bid .... veur voader!.... Sidder-ontroering en iets van wild-rauwe vreugde ging er plots door Kees. Hij had zich willen neersmakken op z'n kind om 't kakebeenig doodskopje tegen zich te knellen, te zoenen, en stil, beschroomd den knuppel ergens achter zich wegmoffelend, begon ie stern-haperend wat te zeggen, met wegsmoring van tranen, als om zich te verantwoorden voor hem, dat kereltje. Wim . .. jonge ... je voader suip nie .. . hai hep gain geld... hai hep niks... hai wil werreke, d'r is gain proat vün . . . maar sullie wille nie... sullie wille nie... haimofrrekke.. En Wimpie, niet beefstemmetje huilbibberend: Xeenet foader, nij f'rrckke ... ikke sel bidde ... bidde. Dan sterft Wimpie. En 't is uit met Kees. Wat om en in hem gebeurd was, begreep ie zelf niet goed. Hij wist alleen dat hij, op 'n avond thuisstrompelend van 'n dagwerk, in z'n donker krot, biddende wijven had zien staan, toen hij instapte. En daarna Ant, in snikkende keelkramp voor 't lijkje van Wimpie ; om 'r heen. de doodstille staar en angstige ontdaanheid van den kinderkring. In dollen schrik, die 'm deed waggelen, was ie dwars door de opschrikkende huilende wijven en wat kerels, naar de plek gesprongen, midden in de kamer op de tafel, waar Wimpie te kijk strekte, omschemerd van kaarslicht, naast 't kruicifix. Op z'n doodsbed lag ie daar, 't paarse kopje in den was-schemer, op wat kussens, strak, onkenbaar ingezonken, met smartelijntjes om mond en neus." Drift kende ie nu niet meer. Z'n woeste ransellust was wég. Al de makkers nou in de kroeg, beschouer-bonkten den gevaar lijken strooper. Ze omdrongen 'm met vragen, waarom ie niet meer stroopte, of ie z'n schot kwijt was, maar hij stotterde wat, hield traag z'n schouders óp en bestelde met doffe loeiende stem, nieuwen borrel. Hij voelde zich geschonden, geslagen, als 'n kerel die met spithouweel 'n slag op z'n hersenpan had neergemokerd gekregen. Hij voelde zich kindsch, benauwd, zonder drift, zonder verzet, "bang, lusteloos, in hevigen hartstocht alleen voor den zuip." Die vroeger bang voor 'm waren dollen en lollen nu met 'm, zonder dat ie 'n vin verroert. En nog: nmaal komt z'n oue kracht, z'n ouëdrift weer. Ais z'n vrouw, om 'm te tergen, te grieven, te moorden in wild venijn en woedehoon, hem toegilt dat hij, ketter, hij, de moordenaar van Wimpie is, hij Wirnpie heeft laten verhongeren. Dan mokert hij z'n vuist op d'r vale schuwbegeelde tronie, twee, driemaal, dat z'n handen in haar gebit vastscheuren, het bloed uit haar mond stroomt en zij stom ligt, voor dood. Het boek eindigt met Kees. Einde November, op 'n grauwen ochtend dat 'n jammer van vale droefheid over de akkers triestte, en de regen neerstriemde in kletter, liep Kees voorbij de verstorven herfstvelden, eindeloos-droef onder den laag-doorgrauwden hemeldruil. Als 'n verschoppeling liep ie 't pad af, z'n huis voorbij met 'n smart knagend wee, eindeloos van angstige gejaagdheid, in ont zette vereenzaming van leven, niet wetend waarheen. Z'n rotte natte plunje verzweette regenstank om z'n lijf. Hij voelde zich bang voor de nachten, die komen gingen, in diepe aanstarende donkering. Hij voelde zich bang; verlangde in schreiend heimwee naar den dood, of naar den heeten zuip, die z'n brein verbrandde, z'n hartzeer verdoofde, z'ii denken aan z'njongen gloeiend verwarmde. We gevoelen heel wel dat ons beschouwinkje over dit wondere boek noch kritiek naar den eisch", noch zelfs behoorlijk ge bouwde beoordeeling" heeten inig. Maar die hebben we ook niet willen geven. Nk'ts anders wilden we omdat 't nu eenmaal moest met aanwijzing van enkele bezwaren ? dan mee onzen dank en be wondering zeggen aan den kunstenaar die dit boek schreef. Een boek dat ? en klinke de al verre stem van de eerste bewonderaars van Menschen-wee hier wederom op: van het beste is dat in de tien laatste jaren van litterair leven ontstond. II. DEKKIXC;. E>n opwekking, Telkens als ik Duitsche verzenboeken in mijne handen neem, verbaas ik er mij over, dat wij Nederlanders, die toch zoo bitter weinig liederen 'hebben en niet zoo'n heel uitgebreide litteratuur, zonder ernstige pogin gen aan te wenden, verzen laten rusten in handen van heeren professoren en dokters in de letteren. Rusten doen de liederen niet, o neen, ze worden bekeken van alle kanten, er worden boeken vol geschreven over de maat, verge lijkingen gemaakt met andere in het buiten land bekende gedichten, proefschriften over in 't licht gegeven ... maar heeft het groote publiek er iets aan ? Stelt het groote publiek er belang in, dat het een of ander vers in 't buitenland ook bestaat en dus misschien een vertaling is? Is het groote publiek ver langend te weten of Starter de stof van zijn Timbre de Cardone" aan Bandello's Novelli" of aan Shakspere's Much ado about nothing" heeft ontleend? En als de geleerde heeren daarover schrijven en bedaard rede twisten, bijwijlen, denken zij dan nog wel eens aan het geluid van 't vers zelf, waar het de dichter toch om te doen is geweest, of ver diepen zij zich zóó in de kwestie, dat zij alleen de kwestie zien en de dichter met vers en al, vergeten ? Ik wil niets afdingen op 't nut, dat ernstige studie kan opleveren, de ontdekkingen, die men doet, waardoor de blik ruimer en helder der wordt, maar ik kan niet begrijpen, waarom nu de Middelnederlandsche verzen precies volgens die en die regels en wetten be-klemtoond moeten worden en hoe men op de idee komt om daarvoor een stelsel te gaan zoeken. Er zijn liederen noodig. Dit hebben ver schillende menschen ingezien en de verzame ling van prof. Kalff e. a., het liedboek van Coers, zijn de tastbare pogingen om het volkslied op te heften, maar of het, tot nog toe, veel heeft uitgewerkt? Wanneer men nu over straat loopt hoort men overal zingen en fluiten: O, wat 'n parel is toch m'n Karel" en men heeft moeite zich voor te «tellen, dat ze in vroeger tijd het lied van de Twee Conincskinderen zougen. Speenhoö'deed een poging, en het gelukte hem, om het lied te zingen, maai een lied van hem moet men geen ander hooren voordragen", zooals de term luidt. Het eigenaardige hiervan is, dat het lied alleen door hem. met zijn lange, zwarte jas, effen gezicht, schaarsche guitaarklanken, heldere, duidelijke stem, gezongen, de weemoedige stemming brengt, die in al zijn verzen ligt. Speenhoft' is een kunstenaar, die men zelf zijne liederen moet hooren zingen; zijn werk is, m. i. niet geschikt door het volk gezongen te worden, waarin niet op gesloten ligt, dat het geen liederen zijn om door het volk gelezen te worden. Dit schreef ik, om aan te toonen, dat er pogingen gedaan zijn om de te-zingen-liederen voor het volk te verzamelen en populair te maken, maar is er ook iets gedaan om verzen in goedkoope uitgaven te verspreiden, zooals dat in andere landen gebeurd V Kan een nietstudeerende, iemand, meen ik, van poëzie houdende, nu middelnederlandsche verzen lezen anders dan uit groote bloemlezingen, gewoonlijk te duur voor het groote publiek ? Is behalve de poging van de Rotterdauische onderwijzers om de stukken op te voeren, en de daarop gevolgde uitgave: Van alle tijden", maar vooral, want ik heb hier de liederen op 't oog en het goedkoop ver spreiden daarvan, het boekje van P. H. v. Meerkerken Jr. (in 1900 bij v. Looy) niet het eenige ? Wel werd indertijd, een groote bloem lezing, waarin zooveel mogelijk heele stukken zouden opgenomen worden, beloofd, (van de Middaleeuwen tot op heden) maar bij gebrek aan deelneming ging de uitgave niet door. Er is behoefte aan een bundel van die ou Ie gedichten. Iemand met goede smaak zou een heerlijke keus kunnen doen en dan in de eerste plaats die liederen moeten kiezen, die niet zoo algemeen bekend zijn, waarbij dan aanteekeningen op de bladzij-zelf geplaatst moeten worden. Toen ik dit geschreven had,nam ik een bloem lezing op en sloeg de bladen om. Daar las ik: Eens meien morgens vroege Was ie upgestaen ; In een scoen boemgardekin Soudic spelen gaen : Daer vant ie drie joncfrouwen staen : Si waren so wale gedaen. Dene sanc vore, dander sanc na: Harba lori fa, harba harba lori fa, harba lori fa. O, wat een schoone liederen liggen daar voor vele menschen verborgen! Wat zouden velen kunnen genieten van zoo'n boekje. Hoor eens dit couplet: Egidius, waer bestu bleven ? Mi lanct na di, gheselle mijn ; Du coors die doot, du liets mi tleven. Dat was gheselscap goet ende fijn, Het sceen, dat moeste ghesceiden sijn. Ja, als ik zoo lees, zou ik meer afschrijven willen. Van dit Liodeken van den Mey" wil ik nog even iets laten hooren : Och ligdy nu en slaept, Mijn wtvercoren bloeine, Och ligdy nu en slaept, In uwen eersten droome, Ontwect u, soete liefl Wilt door u veynster comen. Staet op, lief, wilt ontfaen Den mey met sinen bloemen". Ik hoop, dat deze mijne opwekking iemand zal aansporen misschien nogmaals den heer v. Moerkerken om de liederen te verzamelen, want het zal de moeite zeker loonen. Ze zijn te lang onbekend gebleven aan het groote publiek, dat zeker genieten zal van liederen als Aloeette, voghel clein, en een Oudt liedeken" dat aldus aanvangt: Het wayt een windeken coel wten oosten. Hoe lustelijc staet dat groene wout! Die vogelkens gingen; wie salmi troosten? Vrouwen ghepeyns is menichfout. Den Haag, Sprokkelmaand. G. H. PAXXEKOEK Jr. Een Toorirefiijto Atlas. Voor Hu's en School, Geïllustr. Atlas der geheele Aarde, door R. NOOKDIIOFF. Amsterdam, S. L. van Looy. Prijs ? 4.90 geb., ?3.00 ingen. Wanneer men den fraaicn, smakelijken baud van dozen nieuwen atlas -openslaat en, al zij het slechts vluchtig, de kaarten door bladert, dan valt reeds terstond het groote verschil op tusschen de tot-nog-toe als doel matigst genoemde traditionneele schoolatlas sen en dit frissche, oorspronkelijke en op gansch anderen grondslag voltooide werk van. den heer Xoordhofi'. Het is geenszins de be doeling hier ook maar iets te willen zeggen ter geringschatting van uitnemend-sainengestelde en met zorg bewerkte atlassen als bijv. de terecht veel-geprezene van P. R. Bos; ik wil enkel den grooten afstand con.=tateeren tusschen de vroegere wijze van kaarten-vervaardiging en kaarten-bedoeling, en de nieu were opvattingen, die wij in den atlas van den heer Noo dhotl' zien uitgedrukt. Deze opvattingen waren reeds tot ver buiten onze grenzen ? bekend uit de 12 wandkaarten, die de heer N. van de landen van Europa vervaardigde, en uit do grootere, ook in Duitschland met voldoening gebruikte, Rijnkaart l); nu zijn zij dan eveneens toe gepast op deze, in boek-vorm verschenen, panorama's der aarde." Zeer terecht stelde de vervaardiger zich ten doel een onmiddellijktreflend beeld van de natuurlijke gesteldheid der landen te geven, geheel volgens de op vatting, die ook reeds de bekende Engelsche aestheticus John Ruskin had (Zie de repro ductie in het Voorbericht van den atlas). De bergen zijn geteekend als zagen wij ze in relief, van ter zijde belicht; en, wat vooral eene hoogst gelukkige verbetering is op de oude wijze van kaartteekenen: de meren, 1) Over de opvattingen van den heer N. zie men ook zijn werkje De kaart als grondslag ran het on<lfrn:ijs in de aardrijkskunde, Amst. S. L. van Looy, 1002. rivieren en kanalen zijn wit uitgespaard, waardoor de beschouwer ze onmiddellijk ziet in hun verband met de gebergten waarop zij ontspringen, waar zij doorheen breken, die hunne richting bepalen; waardoor tevens de verkeerswegen der bergstreken, meeren deels afhankelijk van de ligging der rivier dalen, terstond zichtbaar worden. (Zie bijv. de kaart van Zwitserland.) Een fraai voorbeeld dezer heldere wijze van uitbeelden is de natuurkaart van Palestina; terstond zien de kinderen hoe Jordaan en Doode Zee in n lang dal liggen, en de totaal-indruk van de gansche landstreek kan niet anders dan sterk en langdurend zijn. De verdeeling van water en land, van ge bergten, vlakten en woestijnen, de richting der groote verkeerswegen ter zee en te land, het belang der rivierdalen, dit alles wordt bij een enkelen blik op de kaarten, zoowel van de afzonderlijke Europeesche rijken als van de werelddeelen, onmiddellijk zichtbaar. Naast deze natuurkaarten, waarop geen namen zijn gegeven, vindt men de staat kundige kaarten, en ook die zijn geheel ingericht voor het onderwijs; de handel met andere landen is er duidelijk op aangegeven, het plaatsen-aan tal tot het noodzakelijke be perkt, maar men vindt er dan ook namen die bij het geschiedenisonderwijs niet gemist kunnen worden. Men moet dus wel bedenken, dat dit werk voor de school bestemd is, bijzonderlijk voor de beide hoogste klassen dtr Lagere en de beide laagste der Middelbare school. Bij het opzoeken van minder bekende plaatsnamen zal de groote atlas van P. R. Bos steeds zijne uitnemende diensten blijven bewijzen; en wie op reis gaat raadpleegt natuurlijk ge detailleerder kaarten. Voor kinderen van 10 tot 14 jaar is echter de atlas van den Heer Noordhoff buitengewoon nuttig, juist omdat hij niet detailleert en niet op botten geheugen-arbeid is ingericht, maar slechts op hoofdzaken de aandacht vestigt en door een onmiddellijken gezichtsindruk wil werken. Een goed denkbeeld was het, in dezen atlas een vijftal afbeeldingen te geven van de wereld, zooals de menschen haar in vroeger tijden zich dachten. Wat hier verder van. kaarten voorkomt, die op algemeene aardrijks kunde betrekking hebben, munt uit door eenvoud en helderheid van voorstelling; alle overbodige geleerdheid is weggelaten. De verspreiding van menschen, dieren en planten over de aardoppervlakte is zoo beeldend mogelijk weergegeven. Zeer te waardeeren zijn ook de afbeeldingen van ons vaderland, zooals het zich bij verschillende waterstanden zou vertoonen, en van zijn voorkomen in oude tijden. Dit zijn leerrijke en onderhou dende kaarten, waarin de kinderen, vooral als er behoorlijk bij verteld en verklaard wordt, ongetwijfeld veel belang stellen. De zinrijke citaten uit onze 17d'eeuwsche litte ratuur zijn hierbij eene schoone begeleiding. Het gebruik van den atlas wordt voor de jeugd nog eens dubbel aangenaam gemaakt door de talrijke afbeeldingen, die de Heer Heukelom teekende van de landschappen, de bedrijven en eigenaardigheden der ver schillende streken en volken, en door de vroolijke vlaggenkaart met het statige kleur rijke schip, die het boek opent. Al kon hier en daar in de uitvoering wat meer fijnheid van teekening worden verlangd, men zal moeten toestemmen dat het, vooral daar 't hier niet om streng-objectieve weergave ging, beter was de vrije en léven-gevende hand van een kunstenaar te gebruiken, dan de grijze en koude zincographie; dit gaf tevens eenheid van procélévoor kaarten en teekeningen. Waar hier en daar in de donkere partijen de tint te veel ineen is gevloeid, kan zonder twijfel bij een, naar ik hoop spoedigen, herdruk gemakkelijk verbetering worden aangebracht. Zoo is, alles bij elkaar beschouwd, deze atlas van den Heer Noordhoff een voortreflijk boek, dat den kinderen zoowel op school als thuis op onderhoudende wijze veel onmisbare kennis zal kunnen schenken. P. H. VAX MOEKKEBKEN' Jr. Zeker en pijnloos werkt het sedert 30 jaren erkende MF* JSchte Radlaner'scue Eksteroogenmiddel. *^H| 60 pfennig p. flac. Slechts echt met de firma: KRONEN APOTHEKE, Berlijn. Depot in de meeste Apoth. en Drogisten. De PHONOLA het BESTE pianospeelapparaat. o -XL a. Onze gehoorzalen zgn gevestigd: Amsterdam, Kal verstraat 56, Pianohandel, L. W. WIKGANT; Den Haag, Passage 14 20, Maatschappij Phonola; Rotterdam, Coolsingel 5, Pianohandel; ALEX. BUNK. Dagelijks Matinee, Toegang VB I J. Maatschappij Püonola, w. NAESSENS, Passage 14, den Haag. Agentschap Piano's: SCHIEDMAIJER en FEURICH. RIJWIELEN 2 jaar garantie. A. DRUKKER & Co., Amsterdam, O. Z. Voorburgwal 242 en 248 lijd Damstraat. Prijscouranten gratis en franco. CHOCOLAT-VEEN ARTISTIQUE" LE PLUS DELICIEÜX CHOCOL1T POUB CROQUER.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl