Historisch Archief 1877-1940
Na. 1402
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
bedoeld of willen geven met dit onderwerp:
Talmud-studie; vreemde vraag aan den
vakman, wiens antwoord wellicht zal zijn
een tarting het hem eens na te doen" ...
hij heeft getracht zoo mogelijk nog stelliger
getuigenis te geven van zijn vaardigheid
in 't modelleeren van een kop (hoogste
attractie in dat eene helder verlichte voor
hoofd) van zijn vermogen om met breede
veegen van een geoefend penceel mooi kleur
te maken, naar heerschende smaak. Zoek
daarom niet den mensen achter den schilder
of onder de techniek-beweging naar diepere
bedoeling.
Drie joden, behangen met de schilder
achtige sacerdotale kleeding, zitten bij
elkaar met een boek dat heet je natuurlijk
Talmudstudie" nog al makkelijk. De
gesticuleerende handen van den een zeggen
u 't zelfde als de doek die de ander om
zijn hals heeft, de bruine okers over de in
schaduw gestelde gezichten der twee toe
hoorders, wijzen gelijkelijk als de roodbruine
kast op den achtergrond, dat een bedrijvige
en Yoordeelig ontwikkelde vakman zijn
kuunen wil vertoonen. Aanlokkelijk kan dit
werk zijn voor leerlingen, die hun eerste
proeven op een sehilderklas ondernemen,
maar zonder karakter, zonder ziel, zonder
eenig spoor van een wending in de uiterlijke
beweging onder innerlijke a drang (zie vooral
de handen) is dit gewrocht waardeloos voor
hen, wien de technische verborgenheden
van schilderij productie niet interesseeren.
Een schilder als Doojewaard, die reeds
bij zijn debuteeren met mooie kleurtjes en
coulante schilderwijze prijzende woorden kon
lokken, neigt nu al, wat ik toen reeds zag
aankomen, naar manierisme van zich zelf,
uit vrees misschien voor het ontglippen
van zijn aanvankelijk succes. Ook hier het
métier zonder meer; hij tracht naar klaarheid
in het handig neerzetten van zuivere
kleurvakken, maar nog buiten alle afwezigheid
van stemming, bereikte hij het zelfs niet
eenige lichamelijkheid uit te drukken. Met
guller schildershand gaf Koelofs aan zijn
schilderijtje werkelijker kleurleven en ook
Zoetelief Tromp's stukje is aantrekkelijker
om meer doorvoelde kleurentegenstellingen.
Maar begin ik vergelijkenderwijs schilderijen
aan te duiden en namen te noemen dan is
er geen einde aan als ik ten minste niet
een van die allen die wat aanspraak op
vermelding kunnen maken, wil vergeten.
Daar zijn heel wat schilderijen die ik gaarne
aan liefhebbers van een niet onverdienste
lijke proeve in de impressionistische richting
tot aankoop zou aanraden. Maar ik veronder
stel dat hun kijk door jarenlange vertrouwd
heid met dit soort kunst, wel de stukken
die begeerenswaard zijn, vermag te onder
scheiden en onderling te schatten. Zoo zij
echter bijzondere ingenomenheid hebben met
het decoratie geschilder van Gorter, de fluks
afgedraaide landschappen van Wijsmuller,
het groteske 'winterbeeld van Apol, mogen
zij eans nazoeken of er onder zooveel meer
van bescheidener aard, niet sympathieker
en meer van hunne gading is. Van den
toch altijd ver boven genoemden
verkieslijken Baste'rt (wiens productie helaas bij
voortdurende tusschenpoozen op gelukkige
momenten wijst) zou ik Herfst-ochtend aan
bevelen.
Maar er is een klein stukje, een stilleventje
dat in 'zijn doordringendheid van pure
schildersliefde veel in zijn omgeving banaal
van Yerfgeameer doet worden: Natuurstudit
van E. van Beever. Het geeft nog wel geen
uitzicht op een krachtig zelfstandige toekom
stige kunstverschijning, maar 't is een zeer
opmerkelijk delicaat brokje schilderwerk.
Deze ook is de vakman, maar niet een die
maar zoowal; doet in dezen of genen trant
doch oprechtelijk verinniging zoekt in zijn
arbeid van wat hem als mooi heeft aange
daan in het simpele gevalletje van een
kruikje, een boek, een paar appels tegen
het fond van een witten muur. Hier dan is
een oude traditie na te speuren met piëteit
aangehangen. Het brengt wat kleur in de
colletie, in figuurlijke» zin bedoeld echter,
anders zou de heer Jurres zijn stuk voorbij
gezien rekenen. En dat mag ik dan nu wel
doen hoop ik, want 'k heb geen lust de
kunstigheden na te vorschen van deze
theatrale schildermanier. Oprechter in zijn
werk is zeker Monnickendam. Zijn gezicht
op den Dam heeft het schelle aanzien van
aaneengelapte kleurige verfvlakken toch
met een waardeerbaar zeker houvast in de
uitvoering. Zijn compositie van
comediebezoekers is echter een van de weinige
teekeningen, die opmerking afdwingen en
ondanks een kennelijk berekenende factuur
en gechargeerde typeering vertoont het toch
een eigen vermogen van karakteriseeren,
dat nog zeer goed aan breedte en diepte
kan winnen.
(Slot volgt.) W. STEENHOKF.
UIT DB NATUUR.
LXIV. Een nieuw vogelboek.
Vogels bestudeeren dat moet men op drie
manieren tegelijk doen, in de natuur, in
een boek en in musea. Wie in een vogelrijke
streek woont en van jongs af om welkereden
dan ook, op de vogels gelet heeft, kan het
alleen, zonder boek of museum al heel ver
brengen, vooral wanneer goede vogelkenners
tot de kameraden behooren.
Maar wie in zijn jeugd geen gelegenheid
tot natuurstudie heeft gehad, op later leeftijd
er tijd en lust toe krijgt en het groote gemis
voelt van mee te kunnen doen aan de meest
verheffende van alle liefhebberijen, die kan
in 't eerst het boek en later het museum
niet ontberen. Dit geldt voor bloemen, meer
nog voor dieren en het sterkst voor vogels.
Als men niet weet waar men naar kijken
en luisteren moet, ook wanneer en hoe, ziet
en hoort de aankomende natuurvriend, be
zield met den besten wil om waar te nemen,
niets of althans niet de helft van wat er te
zien en te hooren valt in de vogelwereld.
Dezer dagen ben ik niet een paar kennissen
uit wandelen geweest die beweerden dat er
op een weg, dien ik hun had aangeprezen als
rijk aan vogels, niets te zien viel dan veel
musschen en enkele vinken. Wij hebben samen
aanteekening gehouden en op denzelfden
mooien boschweg in 't Gooi, telden wij, de
dood enkele musch niet meegerekend, veer
tien verschillende vogels: de fitis, die er be
slist niet zou zijn, begeleidde ons van het
begin tot het eind;' geen vijftig pas konden
wij doen nadat wij zoo'n ijverig zangertje in
zijn berkentop hadden beluisterd en bekeken,
of een tweede verzocht om de aandacht, zoo
tot achtmaal toe op een weg van nog geen
uur gaans. Zoo met nachtegaal en vlaamsche
gaai, met fluiter en koolmees; 't is maar de
kunst van opletten en van vooruit weten wat
er zou kunnen zijn, hoe het liedje klinkt,
hoe de vogel er uitziet.
Kunt ge geen levend sprekend boek mee
krijgen, dan is het eenige middel een gewoon
boek met letters en figuren te koopen en dat
heel aandachtig te lezen, 't Is maar de vraag
welk. Vogelboeken zijn er genoeg, heel beste
en uitvoerige, ook in onze taal geschreven
of overgebracht, maar voor de beginners is
dat niet genoeg, voor die moet het in de
vogeltaal geschreven zijn. En nu is er maar
een die dat goed kan, voor zoover ik weet,
en dat is Jac. P. Thijsse. Dat zeg ik niet
omdat hij mijn vriend is, maar omdat het
waar is.
Wie indertijd, 't is nu al een jaar of acht
geleden, zijn eerste opstellen over onze kleine
zangvogels in ons tijdschrift De Levende
Natuur, heeft gelezen, zal weten dat er voor
dien tijd in ons larid niemand zoo vol gloed
en kennis over vogels heeft geschreven als
hij. Na dien tijd zijn er anderen meest jon
geren gekomen die 't hem na deden en goed
ook; maar hem komt de eer toe de
vaderlandsche vogelwereld voor 't eerst bekend
en toegankelijk te hebben gemaakt.
Tjiftjaf en fitis b.v. die rn.en nu al in
schoolboekjes ziet noemen en afbeelden en
waarover onze kinderen spreken alsof't altijd
zoo geweest was, heeft hij bij ons geïntrodu
ceerd, geïmporteerd had ik haast gezegd.
't Toeval heeft ijverig meegewerkt om 't
hem mogelijk te maken. Eerst is hij op Texel
beland en heeft er een paar jaar aan vogels
gedaan en nu weer dreef hem zijn gelukkig
gesternte naar Bloemendaal, het tweede
vogelparadijs in ons land. Wat een mensch met
aanleg voor natuurstudie op dit gebied berei
ken kan, heeft hij bereikt door eigen waar
neming en door de studie der resultaten van
buitenlandsche waarnemers. Daarom is zijn
jongste boek Het Vogeljaar zoo zonder eenig
voorbehoud aan te bevelen voor beginners;
waarmee ik hier nu niet juist kinderen bedoel;
op die hebben wellicht zijn opstellen in De
Levende Natuur en in de serie boekjes van
vlinders, bloem en vogels meer vat. Dit werk
is rijper, vaster van stijl en daarmee sugges
tiever voor volwassenen.
Een determineerboek in den gewonen zin
is het niet; als je een vogel gevangen, gescho
ten of dood gevonden hebt kan je ook met
Buekers terecht en voor vogelgeluiden bestaan
er gerubriceerde Duitsche werken. Het Vogel
jaar is een belletrisch vogelboek, een werk om
op de salontafel te leggen en hoofdstuk voor
hoofdstek, dat wil hier zeggen, maand voor
maand te lezen, 's morgens vroeg voor ge met
uw veldkijker uw wandeling begint.
Er zijn pas twee afleveringen verschenen
en die zijn heel goed maar ik durf mijn hand
er op geven dat elke volgende mooier zal
worden; als hij maar eerst aan de kleine
pietjes is, dan zult ge wat lezen. De tekst
is voor mij 't beste van 't boek en dat zal
voor velen, die onze gewone vogels van bosch
en veld en hei al .kennen, ook wel zoo zijn,
toch vormen de afbeeldingen waarvan er
hier een paar gereproduceerd zijn, een wel
kome en voor velen noodige aanvulling.
De gekleurde platen en sommige foto's,
zinco's en penteekeningen zijn voor een deel
al bekend en gewaardeerd door lezers van
De Levende Natuur, maar ze komen
veelbeter uit op 't stevige, glanzende papier en
tusschen de mooie groote letters op de folio
bladzijden. Jan van Oort heeft er veel nieuwe
bij geschilderd en geteekend en daar zijn
Het Vogeljaar" overschrijven, die hem raken;
maar niet met een kogel.
Gaaien kunnen heel aardig zingen, mooi,
lief, zacht en innig. Het is bijna niet te
gelooven hoe de ruwe woesteling zoo ineens
veraneeren kon, maar op een zoelen
Maartmorgen kunt ge er u van overtuigen. Hij
schuwt het gezelschap van zijns gelijken en
zit in zjjn eentje op een eik, dicht onder
den top, het lichaam rechtop, precies de
teelt en boschbouw, een sieraad van 't land
schap, een aardige vriend van den huize.
M&ar nu is hij in de ban, vogelvrij; en
jaren van vervolging hebben hem geleerd,
hoever een geweer draagt. Sluwheid en angst
bepalen zijn bewegingen. Als een gezelschap
van plan is een open plek over te steken,
zitten ze eerst een poos te delibereeren wie
't eerst zal gaan. In elk geval is 't een
taaie durf voor nummer n. Hij rept zich
Vlaamsche Gaai. Uit het Vogeljaar"; teekening van Jan van Oort.
meesterstukjes onder, zooals van hem te ver
wachten was.
't Lijkt mij een gelukkig voorteeken voor
Het Vogeljaar dat het verschijnt tegelijk met
een lente, zooals wij er sedert jaren geen
gehad hebben, een lente die een mooien
zonnigen zomer voorspelt.
Zooveel vogels als er dezer dagen zingen,
heb ik nog zelden gehoord. Gisteren ben ik
op Oud-Bussum geweest, mijn doel was plan
ten en vlinders te bestudeeren, de
sparrenbloei te genieten en de groote vogelkers aan
den mooien vijver weer te zien, waar zooveel
oude heesters bloeien die daar verwilderd
zijn. Maar telkens werd ik afgeleid en het
grootste gedeelte van dezen prachtigen eersten
Meidag is heengegaan met luisteren naarde
vogelklankèn die zoo buitengewoon opgewekt
door de fijne lucht trilden onder het liefelijk
teere lentegroen; en had ik, geleid door het
liedje het de fitis, het braamsluipertje of
de tuinfluiter eindelijk in het oog of den
kijker dan was ik alweer een kwartiertje kwijt
met het volgen van die flinke bewegingen,
die een mensch blijheid en levenslust geven
alleen door er naar te kijken.
Stellig zijn er van 't jaar veel meer zang
vogels op Oud-Bussum dan een paar jaar
geleden, toen ik er ook elke week minstens
n vrijen middag doorbracht. En wat ik
gisteren zag doet mij de oorzaak vermoeden.
Ik heb er tusschen het hakhout vogellijken,
restanten van vlaamsche gaaien, eksters, een
kraai en ook het treurig overschot van een
eekhoorn. Er wordt tegenwoordig geschoten
op Oud-Bussum, op vogelmoordenaars en
eierdieven, en dat is een uitkomst voor de
kleine zangvogels. Maar ik dacht aan mijn
dartele guitige eekhoorns van den Zwaluwen
berg en aan de mooie veeren van de vlaam
sche gaaien. Net toen ik opstond om naar 't
station te wandelen, zette een gaai zich vlak
over mij op een sparretje te kijk, 't was een
leuke illustratie op de slotwoorden van Thijsse
in de tweede aflevering van Het Vogeijaar
over dat schieten op eksters en gaaien: En
't aardigste van het geval is dat de voorraad
nimmer uitgeput raakt want na tientallen
jaren van vervolging wemelt het in onze
bosschen nog altijd van gaaien."
't Is niet goed sympathie te w ;ken
voor misdadigers, sommige inenschen noe
men dat ziekelijk; maar de gaai kan 't toch
stellig niet helpen, dat hij zoo graag malsche
vogeltjes lust; niemand zal hem de verant
woordelijkheid voor zijn daden durfen op
leggen. Daarom wil ik hier paar regels uit
Ekster. Uit het Vogeljaar"; teekening van Jan van ort.
houding van een zanglijster. Het geluid is
voor zoo'n grooten vogel maar zwakjes, het
lijkt heel uit de verte te komen; het maakt
heel den indruk alsof het dier nu niet zoo
overmatig blij is en 't moet uitgalmen, maar
dat hij stil gelukkig is en nu een liedje voor
zich zelf alleen zit te neuren.
Wel een half uur aan n stuk kan hij
zoo zitten fantaseeren en als ge al wat van
vogelstemmen afweet, valt 't u niet moeilijk
allerlei bekende geluiden in dit gaaienlied
te herkennen, want het bestaat uit imitaties
en lijkt op sommige oogenblikken sprekend
op een zwakke echo van 't zanglijsterlied.
Hij schijnt er zich wat bij voor te stelle»
ook ; althans bij enkele partijen gaat de kuif
van wijnroode zwartgevlekte vederen de
hoogte in, op andere oogenblikken daalt hij
weer en ook de vleugels en de staart maken
deze bewegingen mee. Als 't dier daar zoo
aardig bezig is, zoudt ge wenschen, dat hij
toch maar altijd en alleen eikels, beukels en
insecten in overvloed mocht vinden; wat
zouden het dan een mooie brave zangvogels
kunnen wezen, nuttig voor landbouw, vee
als een razende en als hij goed en wel aan
de overzijde beland is, schreeuwt hij 't uit
van voldoening en agitatie. En dan volgen
ook de anderen, maar altijd nog n voor
n, met veel geweifel en geschreeuw."!
Zoo leert Thijsse u de vogels kennen. Zoek
maar een ander vogelschrijyer, in
binnenen buitenland, die het beter doet, die zoo de
karakteristiek van lied en beweging weet te
geven. Men moet een mensch nooit te veel
in de hoogte steken anders zou ik hem hier
van ganscher harte en wel wetende wat ik
zeg onzen Nederlandschen vogelbiograaf"
willen noemen. Maar natuuronderzoekers,
die eiken dag met leven en dood omgaan,
leeren ook dagelijks bescheidenheid en be
seffen heel diep, hoe nietig klein hun weten
is tegenover het eindeloos groote onbekende.
Toch, als ge nu 50 pCt. van mijn lof op
't Vogeljaar" wilt overschrijven op mjjn
goede vriendschap voor dea auteur, doe het
dan; maar ik heb heusch naar mijn beste
weten een zuivere, eerlijke nota gegeven.
E. HKIMANS.
miiiiiimiiillll
iimiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiii
J. J. BIESING,
Kunsthandel»
'S-GRA.VENHAGE,
Molenstraat 65,65A en 61.
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
IYIEUBEL-BAZAR
SINGEL 263 283.
l»y de PaleiBstraat
MASSIEF EIKEN KilllllHU'-.flOllllHl'll ,'U
160 x 80 ? 00.- j. MEUERfflll MEIJER, Telef. 3968.
l EN TEGEL
J FABRIEK
HOLLAND
NAAML-VENN-ceV-TE
UTRECHT
AfflSTERDAfn
AARDEWERK
EM
12 Etsen van
WILM STEELINK.
Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN,
Bibliothecaris te Utrecht
Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst
rood kader met vele vignetten en
handteekeningen, kost dit prachtwerk
(groot folio form.) gebonden slechts
/?12.5O.
l BINNEN-:
: i: i: THUIS
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN-VERSIERING
^DER-WONING^
12O-ROKIN-120