De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 15 mei pagina 3

15 mei 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

"Ko. 1403 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. in tabletten . 10 cents, voor 2 borden voortreffelijke Soep, zijn voor het gebruik gereed en slechts met'bijvoeging van water in korten tijd bereid. Meer dan 25 soorten bieden rijkelijke afwisseling. Te verkrijgen bjj kruideniers en comestibleshandelaara. Waar niet verkrijgbaar wende men zich 1ot het Geiicraa'-Ac/entuvr voor Nederlm d en Koloniën PAl'L HORN, Amsterdam. MAGGI (IIIHIIUMMIHUIMHMHIMMIHnnilMIIMIIMIIIIUtmMMIIIJUIMIIUimmnilMIIMUUlMIIIIUUmMHum^ in iiiiiiMH MIMI uit Minimum IIIIIIIIIIMMUM l* DAMEjg. \Vii.n. S. MOSROE. De onticilkeling ran het sociale bewustzijn dtr kinderen, be werkt door M. J. VIES. De schrijver van dit boek is een Amenkaa») prof: in de psychologie te Westlield, V. S. Hij beschrijft er in zijne bemoeiingen om door kinderen >:elf den omvang der sociale ideeën van kinderen, hunne opvattingen en handelingen met betrekking tot familie, speelplaats en school te doen aanwijzen en vaststellen. Het meegedeelde is gebaseerd op do verklaringen van kinderen, zooals die werden gevonden in opstellen, die op verzoek des schrijvers door onderwijzers aan openbare scholen aan hun leerlingen werden opgegeven. De onderzoekingen hebben tot grondslag de antwoorden van meer dan vijfduizend leer lingen hi de lagere scholen van Masiachusetts. De Schrijver gelooft, dat deze methode van onderzoek groot nut heeft, daar zij den onderwijzer een duidelijk en helder beeld geeft, van de voorstellingen der knapen en metejes, die hij onder zijn hoede heeft en een houvast voor een stevigen opbouw der aielkundige theorie en der opvoedkundige practijk '. Om een denkbeeld te geven op welke wijze te werk werd gegaan, kiezen wy een voor beeld. Aan 1755 schoolkinderen (873 jongens en 882 meisjes) van 8 tot 1G jaar werd de volgende vraag voorgelegd ter schriftelijke beantwoording: Deel mede, wat gij wilt ?worden, als gij groot zijt, en waarom". Bij dit onderzoek vleide men zich met de hoop daardoor de bijzondere voorliefde voor bet n of andere beroep te ontdekken evenals de beweegredenen, die er toe leidden aan de eene bezigheid de voorkeur te geven boven de andere. De ouders der kinderen waren van zeer verschillenden stand. Zij ?waren landbouwers, ambachtslieden, fabri kanten, dagloonere of handelaars. Slechts weinigen behoorden lot den geleerden stand. Het resultaat was, dat 43 pOt. der meisjes en 4 pCt. der jongens verklaarden hun ideaal te vinden in onderwijs geven. De andere geleerde beroepen het geestelijke, genees kundige en rechtsgeleerde konden het slechts brengen tot 8 pCt. der meisjes en 21 pCt. der jongens. Ofschoon een zeer groot gedeelte der ouders daglooiiers of huisbedien den waren, wilden toch slechts pCt. der meisjes en ook 6 pCt. der jongens zich in persoonlijken of huiselijken dienst begeven. De afkeer van lichamelijken arbeid werd niet in het minst verheeld. De handel werd gekozen door 20 pCt. der meisjes en 32 pOt. der knapen; de eersten voelden zich aan getrokken door steuographie, boekhouding en schrijfmachine, de laatsten wilden een winkel houden of handelsreizen doen. Van de meisjes wensehten 20 pCt. naaister of modigte te worden en 14 pCt. der jongens werden het meest aangetrokken door het werk van den timmerman, machinist of werktuigkundige. Slechts G pCt. der jongens hadden lust in den landbouw. Opmerkelijk was volgens den schrijver, dat de zorg voor de huishouding bijna nooit op het tookomstprogramma der meisjes stond. Een meisje van 9 jaar spreekt in naam harer klas, waar ze zegt: -?Mijn vader is rijwiel hersteller, mijn moeder neemt de huishouding waar. Daar ik niet goed kan worden, wat mijn vader is en niet wil worden, wat mijn moeder 19, wil ik onderwijzeres of tooneelspeelster worden". Van al de meisjes gaf er niet n het verlangen te kennen om later te trouwen; van de jongens waren er vier, die meedeelden, dat ze geen beroep kozen, maar gingen trouwen, als ze groot waren. Als beweegreden bij de keuze werd door 44 pCt. der meisjes en 30 jA.'t. der jongens eenvoudig opgegeven: Omdat ik er van houd". 24 pCt. der meisjes en 44 pCt. der jongens kozen een beroep ook met het oog op de daaruit voortvloeiende verdienste. Ken motief van nog lager allooi nl. omdat je je daarbij niet druk behoeft te maken", werd door 14 pCt. der meisjes en 12 pCt. deijongens aangegeven. Ik wou graag, onder wijzeres worden", schrijft een veertienjarig meisje, omdat het een gemakkelijk baantje is." Ik wil geestelijke worden", aldus een twaalfjarige knaap, dan behoef ik maar twee uren per dag te werken. Het is een zindelij s vak en uien kan heengaan als men wil." Nog niet 2 pCt. der meisjes en 2 pCt. deijongens geven als reden voor hunne beroeps keuze het beroep der ouders op. Het beroep van den vader scheen nog de grootste aan trekkelijkheid te hebbeu. Zulke gegevens dan zullen volgens dezen Amerikaan den onderwijzer een duidelijk en helder beeld moeten verschaften van do voorstellingen van kinderen en een houvast voor den opbouw der zielkundige theorie en der opvoedkundige practijk. AVat nu de duidelijkheid van dat beeld betreft, wij zou den vreezen, dat die zeer veel te weuschen zou overlaten. De antwoorden op de vragen kunnen den onderwijzer alleen leeren, dat van de voorstellingen eener bepaalde soort hier die, welke betrekking hebben op verschillende beroepen n den leerling het meest aaulacht. Doch de onderwijzer komt niet te weten, in hoeverre die voor stellingen nauwkeurig zijn en van de andere dier soort en die van alle andere soorten komt hij niets te weten. Wie lager onderwijs heeft gegeven, weet, dat het volstrekt niet zoo gemakkelijk is. om een eenigszins nauw keurig beeld te verkrijgen van den voorstel ling-schat der leerlingen. Kn daartoe is een schriftelijke beantwoording van vragen al een heel slecht middel. Men moet ook niet meenen,'dat een kind tuaschen 9 en 16 jaar al eenigszins ernstig heeft nagedacht over de vraag, wat het later worden zal. Heel enkele kinderen hebben daaromtrent al vroeg een meening, doch zij zijn uitzonderingen. De meeste kinderen zullen zoowat het eerste het beste, dat hun inviel, geantwoord hebben. Misschien hebben sommigen de onderwijzeres een pleizier willen doen door te zeggen, dat zij haar vak het aangenaamst vonden. Wij mecnen, dat de onderwijzer zijn tijd beter besteden kan, dan met zulk een uiterst onbe trouwbaar ondei zoek. Maar do gegevens kunnen ook een houvast geven voor den opbouw der zielkundige theorie van de theorie der zielsverschijn selen?bedoeit de schrijver zeker. Wij begrij pen niet, hoe dit mogelijk zou zijn. Genoemde theorie beschrijft gewaarwording-en, waarne mingen, voorstellingen en begrippen en het verband tnsschen deze zielsversehijnseleii. Zij berust op een onderzoek van het eigen zieleleven- door hem, die de theorie opbouwt, slechts aangevuld door belangrijke ervaringen van anderen. Daarvoor in de plaats zouden nu kunnen komen enkele spontane uitingen van kinderen op vragen, die voor hen niet passen? Ons dunkt, prof. Monroe moe', er wel een eigenaardig begrip van zielkunde op nahouden. Eindelijk zullen de gegevens een houvast kunnen geven voor de opvoedkundige prac tijk. Al zou er op deze meening ook nog wel heel wat af te dingen zijn, wij willen gaarne getuigen, dat er in het boekje zeer veel behartigenswaardige wenken voorkomen. Opvoeders kunnen er wel wat uit leeren. Het leest ook prettig, want van de naïve ant woorden der kinderen zijn er vele opgenomen en dat geeft aan den inhoud een eigenaardige bekoorlijkheid. II. DESI.MAN. De Israëliet in Merland. In mijn artikel over Het kind" (3 April) schreef ik : Het gevoel van verdrukking werkt dan wel lang na, want over verdruk king of achterstelling hebben toch zeker de Israëlieten in Nederland zich nier, te be klagen." Wat ik allerminst vermoedde, is geschied. Ik dacht een axioma te hebben gelegd, en ik schreef iets, waarvan de waarheid tegen over mij zou worden ontkend trouwens, en dit is opmerkelijk, niet door Israëlieten, maar door Christenen. Een onderwijzeres te Amsterdam begon. In een particulier schrijven deelde zij mij een droeve ervaring mede. Van een sehoolwandelingetje terugkeerende met een klasse, die hoofdzakelijk uit Israëlieten bestond, waren deze leerlingen, welke in geen enkel opzicht aanstoot ga?en, het mikpunt van allerlei baldadigheden, toen zij eenige uit gaande christenscholeii voorbijgingen. Dit voorval deed schrijfster het besluit trekken, dat ik in oppervlakkig denken verviel, toen ik Nederland vrijpleitte van verdrukking en achterstelling der Israëlieten. Ik weet, dat het gevoelen dezer onderwij zeres door anderen wordt gedoeld, maar ik weet niet door hoevelen en waar ze allen schuilen. Derhalve zou ik gaarne mijn ge voelen openlijk toelichten. Ik ontken, dat de onderwijzeres uit haar ervaring het besluit mag trekken, dat de 'Israëliet in Nederland wordt verdrukt of achtergesteld ; wel te verstaan : wettelijk, en daarop komt het ten slotte hoofdzakelijk aan. Nergens een wetsbepaling, die de Is raëliet van eenige betrekking of waardigheid buitensluit; hij kan worden, en wordt, zoo wel minister als schoenpottser. Hij staat voor de wet geheel op gelijken voet met den strengsteu Calvinist en den meest devoten Katholiek. Nederland maakt geen onderScheid tusschen zijn burgers; ziet in allen menschen van gelijk maaksel als men ten minste de vrouwen wegdenkt; maar, ge lukkig, valt wegdenken niet zwaar als 't geldt zoo'n kleine, weinig beteekende en vol strekt geen invloed uitoefenende fractie. En hoe staat het nu met den Israëliet in onze samenleving ? Zoolang hij zich niet weet te ontdoen van zijn eigenaardige ras eigenschappen, wordt hij geminacht; zoolang zijn gevoel om te komen, waar hij wezen wil, hem doet kruipen en alles slikken, wekt hij weerzin. Maar door beschaving ontgroeid aan die karaktertrekken, wordt hij geacht en geëerd, als hij achting en eer waard is, door de Itescliaafdcu naar den geest. Een vriend fluistert mij in, dat de naar den geest beschaafde Christenen dan niet erg talrijk zijn. Ik hoop voor hem en zijn sekse, dat hij zich vergist, want in de kringen der vooruitstrevende vrouwen weet ik, dat van Israölietenhaat niets is te bemerken; en de mannen zullen toch wol niet in geestbeschaving bij de vrouwen willen achterstaan. Ook wensch ik te vragen : zou, wat alge- j meene waardeering en sympathie betreft, de Joden er zooveel minder aan toe zijn dan anderen niet tot eigen kring behoorenden ? Ik bedoel: denkt de anti-revolutionair of doleerende soms hoog van den Katholiek ? (de tegenwoordige politieke liofdoenerij er buiten gelaten) en omgekeerd; is soms geen Protestantsch volksgeloof, dat geen enkel Katholiek te vertrouwen valt? Deelt soms in de kringen van den groothandel doDiiitscher in de algemeene gunst? En hoe staan we tegenover de gekleurde rassen ? Mij komt voor, dat de in-geestbeschavingniet-hoogstaanden, en. zij zijn talrijk in alle standen, alleen vermogen te waardeeren zich zelf en hun kleinen kring. Wie maar iets afwijkt van hen, is suspect, hetzij Jood of wat anders. De opvoeding is het, die daarin kan, en moet, verandering brengen. ELISK A. HjiiOHTON. Den Haag, April '04. De Vereenipg TOOF YoMblioMen richt het verzoek tot allen, die in dezen schoonmaak en verhuistijd hun rijken boekenschat zagen, hiervan enkele exemplaren voor hare lezers te willen afstaan, 't Liefst van schrijvers als Andriessen, Marryat, J. Verne en Van Maurik en tijdschriften als : Eisen Haard", Elzevier", Boon's Magazijn", Hollandsche Illustratie" enz. De bibliotheken der vereeniging, waar j wekelijks pi. min. 9(10 boeken worcea uitge leend, eischen dringend aanvulling en verfrissehing! Ook giften in geld voor dit doel zullen zeer welkom zijn. Een tweede verdoek geldt hulp bij het uitdeden der boeken. De/.e hulp biv.ta.it uit nmaal per week aanwezig te zijn gedu rende enkele maanden van hot jaar in een der bibliotheken, gevestigd N o. l (i o vort Flinkkstraat, No. 2 Kraayenhofstraat, No. ','> en N o. ',\/i On* Huis'' Rozenstraat en No. 4 Joden Breestraat en eenige aanwijzing te geven bij do keuze der boeken, die den lezers tegen l cent worden at';vstAUI. Zij, die hierbij helpen willen, kunnen in lichtingen bekomen bij een der on lergeteekenilen, terwijl de secretaresse gaarne de toegezegde boeken, zoo dit gewenscht is, zal laten afhalen. Mej. C. TILAXUS, President?, Heerengr. 31G, E. SI-AKKER, L'ennlnijni., Prinsengr. 530, ,, J. WKhTKitMAX, Secr., P. C. llooftstr. l'J. MIIIIHIIMIIIIIinlIMHIIIIIlmlIIIIMIMIIrlMtlllHlllllllllllUIIMlHHIII.IIItliniN VrouLiomkalcnder. Si/'iil Keyme.r. Handwerken als ijeii^amuldeL La grande lierrichonne'. (schuurde brii:dsjutferis. Aan de Vrouwenwerold" zijn wij een kalender verschuldigd, die zal geleden wor den met een schaterlach, een spotlach, een weemoedigen glimlach, een stille verzuch ting, een woedenden uitval, geheel afhan kelijk van den leeftijd i-n het temperament der nieuwsgierige lezeres : Lente. Begin der lente 1G jaar. Einde 24 jaar. In het 17e jaar is het in het meisjeshart April, wisselvallig weer, uu eens koud, dan warm, nog niet do echte groei. 18 jaar. Mei. Meikevers «weven roivl, het hart klopt, liet weer is veranderlijk. 19 jaar. Begint het te rijpen. aanhou dende hitte. 20 jaar. De warmte duurt voort, men wenscht een goede partij te doen* 21?23 jaar. Stijgende hitto ; zwoel; wol ken om het voorhoofd. Zomer. Begin van den zomer 25 jaar. Einde 40 jaar. De zon treedt uit het teeken der Maagd" in dat van de Weegschaal. Eerste kwartier der schoonheid komt in de scheme ring. De liefhebbers treden in het teeken der Kreeft. Vrijers verdwijnen aan den horizon, niet meer zichtbaar met ongewapend 00.5. Herfst. Begin 40 jaar. Einde 4ti. Bij de mannen daalt de zon aan de ovennachtslijn, dag en nacht zijn hier gelijk. Laatste kwartier treedt in. St. Michaël komt, N u-zomer begint ; koudtj ontvjugoinxine, nevelachtige dagen. Winter. Begin van den winter, 47 jaar; einde niet den dood. De vrouw komt in het teeken van den Schorpioen; zij wordt giftig. Oude vrouwenzomer breekt aan. Sneeuw op den sche lel. Honden en katten worden aangenomen. De Tweelingen krabben, treden in het teeken der Oude Jonkvrouwen. Dat de muziekale wouderkinderen nog niet de wereld uit zijn, bewijst het elfjarig meisje, de talentvolle violiste, Sybil Keyuiur. Zij is een leerlinge van Wdhelmy. De kleine meid concerteerde du/er dagen te Londen, in Queen's Hall. Volmaakt rustig stond bet slanke poppetje voor het volle orkest, dat haar viool-concert begeleidde. Sybil, in haar wit kort jurkje, dat haar tot aan de knieën reikt, haar schriele beentjes kordaat vertoo nend, haar voetjes geglipt in wit-satijnen schoentjes, haar blonde krullen zwierend over haar schoudertjes, ziet er uit als een klein meisje, dat van, een kinderpartij is weggeloopeu. Zij schenkt niet de minste aandacht aan haar auditorium; zij ziet en boort slechts haar geliefd instrument, dat zij zóó correct en met zooveel innigheid bespeelt, dat het aandachtig luisterend publiek in Queen's Hall, na Sybil's voordracht, in een storm va i toe juichingen losbarstte. Een groot aantal vrouwen, behoorend tot de gegoede klassen, klagen tegenwoordig over zenuwachtigheid, vermoeidheid, uitput ting en slapeloosheid. Zij, die dagelijks in 't gareel moeten loopeii, vour wie de dik-besraeerde en exouis-belegde sandwiches niet gereed staan, zij die moeten werken voor voedzaam bruin bruo l met Appelstroop, heb ben gelukkig minder te kampen met boven genoemde narig'heden. Voor. cenigen tijd werd aan slapeloozen verzekerd, dat Morpheus met een breikous te lokken was.' Een uurtje breien vóór het zich ter r u-i te bege ven, verricht wonderen. Borduren en liet maken van tapisseriewerlf, wordt tegenwoor dig voorgeschreven aan vrouwen, wier zenu wen en lichaamskracht geprikkeld en ver zwakt zijn, door het rusteloos j.igen naar genot en afwisseling. Ivahn gebogen over het borduurraam, geduldig prikkend in het raglijn stramien, want tapisserie a petit point, luidt het voorschrift, het grove Javagaas komt niet in aanmerking, minstens twee uur daags, en het gesehoktgeestclijkevenwieht en de verbeurde kalmte, zullen tot hun nor maal peil terugkeeren. Borduren en tapisseriewerk passen uitstekend in het zoozeer door de mode gehuldigd 1830-tijdperk. * * * In Juli van dit jaar, zulle» in Parijs en in Berry feesten gevierd worden ter eere va-u la grande Berriehonne" George Sand, de Eransche romanschrijfster. Het is dan juist een e-mw geleden, dat Auroro Dupin, te la CluUre in Berry, werd geboren. Op jeugdigen leeftijd huwde zij met baron Dudevant. In 1831 werd deze rampzalige echt, waaruit twee kinderen geboren werden, ontbonden. Mevrouw Dudevant was toen weer vrij, 27 jaur oud en verplicht in eigen onderhoud te voorzien. Zij greep naar de pen en schreef novellen, letterkundige kri tieken en romans. Stapels copie heeft zij geleverd. Gedurende een tijdperk van ruim veertig jaar, gaf zij jaarlijks n of twee boe ken. Uit haar meest bekende werken noe men wij slechts: Jeaii de la Ruehe", Le mar<|uis de Villemer", La petite Eadette", La Mare au Diable", Fran(;ois Ie Cbampi". Deze laatste drie, spelen in baar geliefd Berry. Schitterend zijn haar natuurbeschrij vingen; haar dialoog is vlot, sierlijk en eatuuilijk. Onder leiding van madame Sévérine, de geestige, Parijsche journaliste, heeft zich een George-Sand-comitégevormd, waar ver scheidene Eransche penvoerende vrouwen toebehooivn, o.a. Jean Bertheroy, Jndilh Gautier, Myriau Harry, gravin Mathieu de Noailles, Gabrielle Réval, Marcello Tinayre e. a. Een prijsvraag is uitgeschreven, be staande in een gedicht ter verheerlijking van la grande Berriehonue, voor wie in Parijs een standbeeld z:il onthuld worden. Het bekrooade vers zal bij de onthulling van Georgo Sand's levensgroot beeld, gezegd wor den door eene beroemde Fransche toonoelspeelster. Zij, die George .Sand persoonlijk gekend hebben, getuigen van haar, dat zij was: gastvrij, zonder uiterlijk vertoon van harte lijkheid, niet bizonder spraakzaam, dóór en dóór goedig (une boune béte, zei z-3 van zich-zelf) luisterend naar en denkend over de gesprekken, zonder er zolt' groot aandeel aan te nemen en een uitnemende tuinier ster. Gaarne bewoog zij zich in mannenkleeren, hield veel van rooken, was ver zot op ha.ir vrijheid en had over liefde manlijk-ruime opvattingen! Zij heeft vél liefgehad; ook haar zal dus, hopen wij, veel vergeven worden. In Amerika worden tegenwoordig mooie jonge meisjes als bruidsjuit'ers gehuurd. De bruid wo/dt vergezeld door yier of zes vrien dinnen en daarachter beweegt zich een zwerm van twaalf of veertien gehuurde jonkvrou wen. Die meisjes krijgen haar toiletten ten geschenke, en na afloop der huwelijks-plechtigheid, wordt ieder van haar in 't bezit ge steld van een som van minstens 20 pond (240 gulden). Onbemiddelde meisjes zijn er fel op, bij huwelijken als ligurante dienst te doen. Eene erkende beauty" heeft in korten tijd 200 huwelijken als bruidsjufïer bijge woond, Z:j heeft, zich een klein fortuintje bij elkaar-gctrouwd. Nu zal wel spoedig oin haar riand gedongen worden, en als zij die goedgevuld wegschenkt, is 't met haar archinieuwenvetsche broodwinning gedaan. CAI'MCE. Eiiyelxi'.tii', taart. Benoodigdheden : 250 gram boter, 25n gram tanvebloem, 250 gram sui ker, G eieren, 100 gram sukade, 250 gram krenten, kaneel, muskaatnoot. Bereiding : 250 gram boter doet men in een kom, Zet deze even in den oven, zoodat de boter week wordt. Voeg er de 250 gr. suiker en en een messpitsje amordumpocder bij. Roer er stuk voor stuk de zes eidooiers doorheen. Roer 't beslag tot er blazen opkomen, Voeg er aan toe 100 gram gehakte sukade, 250 gr. gewasscheu krenten. Daarna roert men er luchtig doorheen het stijfgeklopte eiwit en de tarwebloem. Doe 't bes ag in een bebo terden taartvovm (lo gevuUl) en bak du taart ongeveer n uur in matig verhitten oven. Als het geheel gaar is, laat men het bekoelen en doet bet dan op een met taartrand versierde schotel. De taart bestuiven met poeiersuiker. UIT DB NATUUR. LX. Darwinisme. Al meer dau eens werd mij gevraagd, al lang geleden en nu weer, om eens kort en duidelijk te zeggen, hoe 't nu tegenwoordig met dat darwinisme staat, of dat nu afgedaan heeft of niet. Er heerscht nog zooveel misverstand op dit gebied onder de menschen, die niet aan natuur kunde doen. dat bet wellicht goed kan z'ijn voor de zooveeiste maal nog eens precies te zeggen hoe de zaken staan; ik zal trachten het kort en duidelijk" te doen, duidelijk met opzet, kort als 't kan; wel zal ik gedachtig aan het passons au déluge" heel weinig historie er bij nemen. Voorop gesteld zij dit, om elk nieuw mis verstand al dadelijk te voorkomen, dat wij samen onder Uarwins theorie, darwinisme of Darwins leer zullen verstaan de theorie der afstamming van do lovende wezens, de evolu tieleer of wel descendeutie-theorie. Nagaan wie Uarwins voorgangers waren, en in hoeverre het onjuist is, dat uitsluitend Darwins naam met de theorie verbonden wordt, zou te ver van het doel voeren. Ik zal mij bij de vraag houden zooveel ik kan. Volgens deze theorie zijn de verschillende plant- en diersoorten niet altijd geweest zoo als ze nu zijn; maar ze zijn ontstaan uit andere soorten : m. a. w. er was een tijd, dat de planten en dieren (de menschen incluis) met wie wij thans als tijdgenooten leven, er nog niet waren, een tijd toen er b.v. nog g-een. duinroosjes of huis^waluwen bestonden. Deze beide planten en dieren zijn ontstaan uit rozen of zwaluwen welke nog niet de keumerketi bezaten, die ons nu het recht zonden geven ze te onderscheiden en ze rfuiuro/en of /miflzwaluwen te noemen ; daarvóór weer een tijd, toen er nog geen rozen en zwaluwen op aarde te vinden waren. Die ontwikkelden" zich later uit andere planten en dieren, door dat deze eigenschappen verkregen, die ze van anderen onderscheidden, eigenschappen, die blijvend waren, die overerfd-en van ouder als ouder. Deze theorie nu staat nog zoo vast op een muur, bij verreweg de meeste natuur kundigen; daar is ondanks de vele nuttige pogingen nog geen bres ingeschoten, zoo als wel eens gemeend wordt. Prof. C'arl Rabl van de Duitsche universi- j teit te Praag begon een redevoering, in No- j vembcr 1.1. gehouden, met een inleiding, die mij voorkomt zoo helder en bondig te zijn wat ik meende hier allereerst te moeten zeggen, dat ik niet beter weet te doen dan ze in hoofdzaak en met eenige verklaringen over te nemen. De strijd over de afstam.mingsleer, die in de eerste tientallen jaren, na Darwin's op treden (1870?90) met groote heftigheid en niet zelden met hartstochtelijkheid werd ge voerd, is uitgestreden. Slechts van tijd tot tijd treedt nog een natuuronder zoeker in 't perk, om, steunende op de onvolledigheid en de gapingen in onze kennis, een poging te wagen tot wederlegging dezer theorie. Do meerderheid der biologen is 'er sedert tijd aan gewend in de de-'cendentie-letr een van do beste en mees* gegronde theorieën te zien, waarover wij tegenwoordig beschikken kunnen. De theorie heeft bewtzen. een der betrouwbaarste to zijn bij verdere onderzoe kingen en de natuurkundigen beschouwen haar als de eenvoudigste en natuurlijkste leidster door de duizelingwekkende massa van feiten, die verschillende wetenschappen, o. a. de vergelijkende ontleedkunde, de ont wikkelingsgeschiedenis en de versteeningenkunde aan het licht hebben gebracht." De theorie staat, voor zoover ik kan nagaan nog vast op zijn grondvesten, ze berust op feiten die voor de, meeste natuurkundigen zulk een overtuigende kracht hebben, dat ze voor velen metr dan een theorie, meer dan een hypothese is geworden. Anders is het gesteld met de verklaring of liever met de poging tot verklaring zijner theorie door Darwin zelf gepubliceerd. Hij trachtte dat ontstaan der soorten niet alleen door feiten te bevestigen, maar ook door een andere on tweede hypothese te ver klaren ; hij noemde als oorzaak van het ont staan der soorten de natuurlijke teeltkeus (natural selection). Tegen deze onderstelling werd in 't eerst niet vee! .ingebracht ; men was nog te druk bezig mut de hoofdtheorie zelf en men gevoelde zich zoo dankbaar en vol ontzag voor den grooten man, dat men er nog niet aan dacht, althans nog niet begon, met de verklaring, die trouwens indertijd bijzaak was, te toetsen aan logica en ervaring. Tegenwoordig zijn de meeningen daarover meer verdeeld. In de wetenschap kent men geen stilstand. 't Is wellicht noodig eerst oven in 't kort te zeggen hoe Darwin aan zijn beginsel van de natuurlijke teeltkeus kwam. IIij ging uit van het bekende feit dat bloenikweekers en toelers van veo of gevogelte een nieuw ras, of althans planten en dieren met nieuwe en gewenschte eigenschappen, ver kregen, door zulke individuen samen te doen voortteelen, die de verlangde eigenschappen al in zekere mate vertoonden. Door 't voort zetten van deze klfiistmiitige teeltkeus, zooals Darwin het noemde, verkrijgen zij de nieu ,ve rassen' van rozen, bieten, tarwe, duiven, hoenders, honden e. d. Darwin nu onderstelde en trachtte aan to toonen dat in de natuur op dergelijke wijze nieuwe soorten ontstonden. Wat de bewuste willekeurige handelingen van den teeier of kweeker in de kunst van bloemen- en dierenkweeken bereikte, dat werd in de natuur volbracht, door den strijd voor 't bestaan, the strwjg'e. for life. Hoo hevig die strijd is en moet zijn kan ieder nagaan die bedenkt dat slechts een zeer klein deel van de zaden en eieren van in vrijheid levende planten en diereu den vollen wasdom bereiken' Van de steur, zoo is bere kend, komen in zijn leven maar tweeeieren zoover dat het weer volwassen steuren wor den, eii het aantal gelegde eieren is ongeveer honderd millioen. Een olifantenpaar, om ook langzaam voortplantende dieren te nemen, zou zoi.der strijd om het bestaan, zuinig berekend, na 7'iO jaar, 19 millioeuen levende nakomelingen bezitten. Wie zijn nu de weinige uit de vele dieren, die leven blijven ? Hierop antwoordde Darwin dat zijn in den regel zij, die toevallig eenigs zins afwijken in vorm, kleur, spierkracht, instinct of wat dau ook, van de soortgenooten zooals dat werkelijk voorkomt en wel zoodanig dat hun die strijd gemakkelijk wordt gemaakt; rij zijn geschikter dan de rest en blijven leven, planten zich gemakkelijker weer voort; daarmee gaan ook die gunstige varia ties mee over op de nakomelingen. Van ge slacht tot geslacht blijft de strijd steeds voort duren en zij die eenmaal een voorsprong hebben in een of ander opzicht volmaken die eigenschap van geschiktheid, die hen langer doet leven dan andere soortgeiiooten, die ze in minder mate bezitten. Doordat al weer de. bezitters (van de eigenschap in de hoogere mate) blijven leven, zal ten slotte al is het verloop onmerkbaar langzaam ge weest, die eigenschap een kenmerk worden, terwijl do oudere vormen te niet gaan; of deze laatste gaan in een ander opzicht af wijken; zoo lang tot de splitsing of diver gentie zoo groot is, dat de dierkundige het recht beeft ze tol verschillende foorten te rekenen ; de oude soort is dan te niet gegaan, uitgestorven. Dit beginsel nu, de natuurlijke teeltkeus, meende Darwin te moeten aangeven als de voornaamste, zoo niet de eenige verklaringvan de oorzaak van het ontstaan der soorten. Dat alles lijkt nu zoo mooi en zoo goed sluitend, dat er geen speld tusschen is to krijgen. Maar juist tegen deze verklaring is het dat vele natuurkundigen van den lateren tijd zich verzetten. De ontwikkelde en be langstellende mensehen, die geen tijd of ge legenheid hebben natuurwetenschappelijke tijdschriften te lezen of populaire voordrach ten, bij te wonen, hooren er van spreken en geraken in de meeiiiug dat de afrtaminngsleer zelf erijstig is aangetast; terwijl het alleen een verklaring er van geldt. "Wat er tegen de natuurlijke teeltkeus wordt ingebracht en door wien, zal ik in 't kort bij een volgende gelegenheid trachten te vertellen. E. HM» AS s.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl