De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 22 mei pagina 1

22 mei 1904 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H'. 1404 DE AMST llDAMMER A°. 1904. WEEKBLAD YOOK NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhcud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni IC 81 (Staatsblad No. 124). Abomnemerit per 3 maanden . .-..../ 1.50, fr. p. post f 1.C5 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-12'/i Dit blad U verkrijgbaar kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het G rand Café, te Parijs. Zondag 22 Mei. Advertentiën van l?5 regels / 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit DuitscMand, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsïuitf nd aangenomen door de firma K.TJDOLF MOSSE te Keulen en duor alle filialen ilezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. INHOUD VAN VERRE EN VAN NABIJ : Ongevalverzeke ring in d< n landbouw door dr. G. W. Bruinsma Mercnria^ dienat op het Departement van Buitenlandsche Zaken, dtor S Is een democratisch meervoudig kiesrecht mogelijk V?? door f. KetelH.ir Japan's kansen. 80 IALE AANGKLEGENBEDtN: Benige grepen uit het ont werp tot rejeling van de Arbeidsovereenkomst, I£[ door mr. dr. H S. Veldman. KUNST EN LETTEEEN: Muziek in de Hoofdstad, door Aut. Averkamp liichard Hol t, (met portret), door Ant. Averiamp Kenze-tentoonstelling van aquarellen in het stedelijk museum, door J. W. N Tijdschiift voor Bouw- en Sierknnst, door K W P Jr De nieuwe geboort, van Henriëtte Boland Holst, beoord. door L van Deyssel Nieuwe gedichten van Ada Negri, door W. G. van Nouhnya Kecenseeren, (ingez ) door Seerp Anama met antwoord van D Jaa'sma. FEUILLETON: Wiene Leh-itermann's zon ie", II. van Louise Schulze Brück.- VOOB DAMES: De 4de yijf-jaariyksche samenkomst van den Internationa len Vrouwenraad, door Johanna W. A Naber. Vereeniging: Tehuizen voor schoolgaande kinde ren. 'k Wou dat moeder 't had!", door A. Allerlei, door Oaprice. Oud-Amsterdam De Schildeikïnst, door dr A. Bredius. (met portretten), III, l slot) door A C. Loffelt.?Eenige opmerkingen over stedenbouw, III, door Leliman Jan Boissévan, f-(met portret). UIT DE NATOOB: door E. Humana, LXV FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KBONIEK door D. Stigter. DAMEÜBBIEK SCHAAKSPEL. PEN- EN POTLOODKBA83EN. ADVEBTENTIEN. iiiiiiiMiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiMiii'iimiiiViViilmiimHiiïmiHiMMiiiiS Ongevalverzekering in den landbouw. Het Nederlandsen Landbouwcomit heeft voor zijne algemeene vergadering op 25 Mei ter bespreking op de agenda Seplaatat het vraigstuk van de uitbreiding er ongevallenverzekering tot de personen in het landbouwbedrijf werkzaam. Ten einde het gemak bij de discussiën te beyorderen heeft het Dagelijksch Bestuur van het comitéaan de leden een leid draad toegezonden, waarin eenige cijfers zijn bijeengebracht en voorstellen worden gedaan, die met een vijftal vragen be sloten worden, bij wijze van te beant woorden stelliagen. Het Bestuur stelt op den voorgrond dat het al of niet wenschelijke of nood zakelijke de/er verzekering in de vergadering onbesproken kan blijven, omdat het weinig practisch nut zou op leveren, daar volgens de stemmen, die zich in en buiten de officieele wereld hebben doen hooren, deze uitbreiding deiongevallenverzekering toch niet kan worden tegengehouden en dat zij die er, om welke reden ook, niet mee zijn inge nomen vrijwel als roependen in de woestijn zullen zijn en dus wél zullen doen om met anderen samen te werken, ten einde de bezwaren van verschillenden aard aan deze verzekering verbonden tot de geringste mogelijke proportiën terug te brengen. De verschillende beschouwingen en voorstellen, door het Dagelijksch Bestuur te berde gebracht, verdienen voorzeker ook de aandacht buiten de kringen van den landbouw en bewijzen genoegzaam, dat het niet aangaat, wat de Regeering een oogenblik meende te doen, om een voudig de landbouwbedrijven in te lasschen in artikel 10 van de Ongevallenwet, met schrapping van de uitzonderingsbe paling in art. 11. In de eerste plaats betoogt het Bestuur de wenschelijkheid om bij deze verzekering het verschil tusschen werkgevers en werk lieden te doen wegvallen, omdat in na genoeg alle bedrijven van landbouw beide aan dezelfde gevaren blootstaan en het dus aanbeveling verdient ieder te ver zekeren, die aan eenig landbouwbedrijf metterdaad deelneemt, onverschillig of hij (zij) baas is of knecht (meid). Vooral in de kleinere bedrijven, en allentwege op het zand, is het samenwerken van het hoofd van het bedrijf met het onder geschikt personeel zóó algemeen en ge schiedt dit zóó geregeld onder dezelfde omstandigheden, dat een onderscheid hoogst onbillijk zou wezen, te meer, daar ook tusschen den welstand van den een en den ander niet zelden geen groot verschil valt waar te nemen. Een tweede belangrijke wijziging, die het Bestuur voorstelt, is om het opmaken en indienen van loonlijsten, ten einde daarnaar de premie te berekenen, te doen vervallen, oindat, zooals hetzelfde Be stuur reeds aan de Regeering per afzon derlijk adres heeft te kennen gegeven, hieraan zijns inziens onoverkomelijke bezwaren zijn verbonden. Niet alleen toch zal allicht aan vele kleine werkgevers deze arbeid te moeilijk vallen, maar ook is het eigenlijke loon in ieder bijzonder geval dikwijls niet vast te stellen, daar het niet altijd in geldswaardige zaken wordt uitbetaald of de waarde althans niet altijd te berekenen is. Zoo zijn er b.v. vaste arbeiders, die vrije woning hebben, die het recht hebben om een schaap te weiden, die producten van het bedrijf genieten, o. a. winteraardappelen, melk, boter CHZ., die een stuk grond mogen bebouwen, soms nog met behulp van het paard en materiaal van den boer; anderen weer genieten vrije brand i n den winter, enz., allemaal factoren zooals het bedoelde advies zegt, waardoor men hier gewone loonlijsten niet als maatstaf kan gebruiken. 1) Bij de losse arbeiders, in zoo grooten getale en overal in de landbouwbedrijven voorkomende, is het misschien nog erger. Zij worden soms aangenomen voor een bepaalden tijd of voor een bepaald werk, hooien, ploegen, kersenplukken enz. Hun loon wordt nu eens uitbetaald per dag of per week, dan weer naar de hoeveel heid werk of naar de oppervlakte land of, zooals bij het plukken van fruit, naar het gewicht van den oogst. Zeer vele losse arbeiders werken niet altijd in dezelfde omgeving, doch trekken van het eene bedrijf naar het andere, van de eene provincie naar de andere, waar zij telkens onder andere omstandig heden en met verschillende vaak zeer uiteenloopende bezigheden werkzaam zijn. Hoe zullen de werkgevers de vereischte en noodwendig zeer omslachtige formu lieren behoorlijk kunnen invullen? eene vraag, die te meer gewettigd is, wanneer men bedenkt, dat bij alle ontwikkeling der landbouwbevolking ia de laatste jaren ook, de groote meerderheid dezer werk gevers toch meer gewend is aan het omgaan met spade en ploeg dan met de pen. Bovendien zou deze administratieve arbeid nog in ho >ge mate ongewenscht zijn, omdat in verhouding tot de loonen, die in de gezamenlijke landbouwbedrijven betaald worden de premie in deze ver zekering slechts een zeer geringe som zou bedragen, zoodat, meent het Bestuur, het bedrag daarvan in vele gevallen nauwelijks de waarde zou evenaren van het papier, dat daarvoor zou worden beschreven. Daarom wil het op andere wijze deze premie regelen en om zoo te zeggen een omslag doen over dengeheelen landbouw in verhouding tot de belastbare opbrengst dier gronden; de betaling zou dan worden terug gebracht tot den grond eigenaar, terwijl de heffing zonder kosten zou kunnen geschieden door toevoeging eener percentage bij de grondbelasting. Op grond van vergelijkingen met Duitschland en van verschillende becijfe ringen, die in het praeadvies zijn opge nomen, wordt ten slotte verondersteld, dat van deze belastbare opbrengst, bijna 100 millioen bedragende, slechts tusschen f b en f G per mille zou behoeven betaald te worden om aan de behoefte te voldoen. De moeielijke regeling der gevarenklasse zou bovendien op die manier ver meden worden, hetgeen te minder be zwaar kan geacht worden te zijn, nu de grootte dezer premiën in verhouding van de waarde van het object, namelijk de gronden, slechts gering zal zijn. Onlogisch is zulk eene regeling der betaling ook in geenen deele, daar er veel over valt te zeggen om den grond eigenaar den eigenlijken werkgever in den landbouw te noemen. Nu ligt de bewering voor de hand, dat deze het bedrag zijner premie toch steeds op den pachter zal afwentelen door verhooging van diens pachtsom, doch evengoed zal men kunnen aannemen, dat indien de pachter de verzekeringspremie voor zijn arbeiders betaalt, hij deze noodzakelijke onkosten van zijn bedrijf in rekening zal brengen bij het bepalen van de pacht, die hij kan geven. Zoodat waar men deze cirkelgang ook laat aanvangen, ten slotte het voor alle partijen het voordeeligst is de invordering der premiën te doen ge schieden op de wijze die het gemakke lijkst is en de minste administratie mee brengt. Een derde gewichtig beginsel, afwij kende van de regeling bij de andere bedrijfsongevallen is gelegen in de wij ze van berekening der uitkeering, die het Bestuur aanraadt. Daarvoor wil het bij Algemeenen maatregel van bestuur voor verschillende deelen van ons land en voor vaste en losse arbeiders afzon derlijk een loonstandaard doen vaststellen, onderscheiden voor de verschillende streken van het land en in de yerschillende landbouwbedrijven, wellicht ook voor het winter- en zomerseizoen" en om hiertoe te geraken zou de Regeering van alle Maatschappijen, Vereenigingen 1) Verslag van!de Handelingen, verricht door het NederlandschLandbouw-comité, orer 1903, blz. 75. en Bonden van landbouw vrij zeker de gegevens kunnen erlangen op het voet spoor van'hetgeen reeds in 1898 is geschied en welke loonberekeuingen als Bijlage door hot Bestuur aan zijn advies zijn toegevoegd. Uit dit overzicht van het advies van het Dag. Bestuur van het Landbouwcomitéblijkt duidelijk, dat het zich ernstig heeft bezig gehouden met te zoeken naar de beste oplossing om de bezwaren dezer uitbreiding der ongevallenverzekering te ontgaan; is het te hoopen dat het comit zijn bestuur op dien weg volgt, nog meer is het gewcnscht, dat onze volksvertegen woordiging rekening houdt met deze voorstellen. Iedereen weet welk een moeite het kost iets werkelijk nieuws, en ook in het buitenland onbekend, bij onze bureaux en administraties in toepassing te brengen, de ontzaglijke papierberg, die de reeds bestaande Ongevallenwet heeft opge worpen, kan misschien echter als afschrik wekkend voorbeeld en ter aansporing dienen om bij uitbreiding eene meer eenvoudige toepassing te aanvaarden. G. W. BRUINSMA. Mercurius' dienst op het Departe ment pan Buitenlandsche Zaken. Aan het oordeel van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is een wetsontwerp aan geboden tot verhooging van het Hlde Hoofd stuk der Staatsbegrooting voor het dienst jaar 1904 met ?4533.33. Dit bedrag wordt blijkens de Memorie van Toelichting noodig geacht deels om de tractementen te verhoogen van ambtenaren reeds aan het Departement van Buitenlandsche /aken werkzaam, deels om de aan stelling van meerdere mogelijk te maken. De indiening van het wetsontwerp heeft de Kamer een welkome gelegenheid geboden om in het Voorloopig Srcrslag eraan te her inneren, dat de Cooiuus::u voor de Consu laire examens in hart! missive van 12 Maart 1903 aan Zijne Excellentie den Minister van Buitenlandsche Zaken, als have meening kenbaar had gemaakt dat wijziging en uit breiding van den werkkring van het Depar tement, gepaard met oene verandering in de organisatie dringeni noodig was. En op grond van deze missive is dan ook in het Verslag de bevreemdinggeuit,datde Minister aan zijn Departement slechts twee adjunctcommiezen en een eerste klerk wenscht te verbinden, in stede naar den raad der voren genoemde Commissie personen aan te stellen, die door hunne voorafgaande studiën op de hoogte zijn van de eischen van handel, landbouw, nijverheid, en scheepvaart zoowel van Nederland als van zijne koloiiën. Aan deze bevreemding paart zich het ver wijt, dat de Minister het denkbeeld heeft losgelaten om de 2e afdeeling van zijn De partement te splitsen. De Memorie van Antwoord, zoo juist ver schenen, laat de eerste hier vermelde critische beschouwing onbeantwoord, en geeft op de andere ten bescheid, dat het in de bedoeling ligt om tot de splitsing der tweede afdeeling in twee onderafdeelingen over te gaan, waarvan de ne zal belast worden met alle Consulaire aangelegenheden, en de andere met de overige tot dusver door die afdee ling behandelde zaken. De Staatsalmanak geeft aan, dat die overige tot dusver door de 'tweede af leeling behan delde zaken zijn. Behartiging van de Xederland?che handels- en scheepvaartbelangen in eii met betrekking tot het buitenland, waar toe o. a. behooren: a. de zorg voor de naleving der bestaande verdragen en overeenkomsten ter verzekering van die belangen; b. het sluiten van nieuwe ver dragen en overeenkomsten nopens onder werpen welke met handel, nijverleiden scheepvaart in verband staan; c. het verstrekken van inlichtingen aan en om trent het buitenland op het gebied van tariefwetgeving, landbouw, fabriekwezen, spoorwegwezen, zeewezen, quarantaine maatregelen, enz." * # * De eisch van reorganisatie van het Depar tement van Buitenlandsche Zaken is reeds meermalen gesteld, en uit het vorenstaande mag worden afgeleid, dat de inwilliging er van slechts een quaestie van tijd is, voor zoover zulks van het Departement afhangt. Hoedanig die reorganisatie geschieden moet, is dus een vraag, waarop het ant woord thans van actueel belang is. Bij de behandeling van het in den aanhef vermelde wetsontwerp in de Tweede Kamer zal de reorganisatie van het Departement van Buitenlandscho Zaken ongetwijfeld ter sprake komen, en daarom kunnen de na volgende beschouwingen wellicht van eenig practisch nut zijn bij de vele en velerlei, die reeds ter zake zijn gegeven. * * * Men moet zich vóór alles klaar maken, dat aan het ambtenaars-personeel met den dienst aan het Departement van Buiten landsche Zaken belast, thans geheel andere eischen moeten worden gesteld dan een twintig, dertig jaar terug. "Was het diplomatiek beleid toen feitelijk een kanselarijbedrijf van louter formeelen en militairen aard, zelfs wij hebben als Minister van Buitenlandsche Zaken een generaal gehad heden vragen vóór alles handel, nijverheid en verkeer hulp en voor lichting aan de diplomatie. Aan het kennen en kunnen van het ambtenaarspersoneel aan het Departement moeten derhalve thans geheel andere eischen worden gesteld als te voren, en het is ver klaarbaar, dat het tegenwoordige personeel voor de taak, die het Departement nu te vervullen heeft, niet ten volle berekend is. Het is daarom volkomen begrijpelijk, dat het Voorloopig Verslag zijn aanvulling ver langt met -personen, die door hunne vooraf gaande studiën op de hoogte zijn van de eischen van handel, landbouw, nijverheid en scheepvaart van Nederland en van zijne koloniën. En de vraag is nu slechts of zulk personeel genegen zal zijn aan een ambte lijke carrière aan een Departement de Voor keur te geven boven het meer zelfstandig en meer profijtelijk Bestaan in het particuliere. Zelfs als deze vraag toestemmend kan worden beantwoord, mag worden betwijfeld, of alleen met deze remedie kan worden volstaan. In een artikel in de April-aflevering 1904 van de Preuszische Jahrbüeher, dat de taak van den ambtenaar in den Staat behandelt, wordt er op gewezen, dat deze geleidelijk nood gedrongen binnen engere grenzen terug gaat, en meer en meer aangevuld wordt door vrijwillige hulp en voorlichting van des kundigen en belanghebbenden, die staan in de volle practijk des levens. Dit is een feitelijke toestand. Is het nu gewenscht ter zake tegen den huidigen ontwikkelingsgang in te gaan V Verdient het niet eer aan beveling het Departement van Buitenland sche Zaken in nauwer en regelmatiger contact te brengen met de vertegenwoordi ging van belanghebbenden bij de takken van handel en bedrijf hiervoren genoemd ? Nu versta men dit wel. Ambtenaren zijn en blijven onmisbaar om de dikwerf strij dige belangen van verschillende groepen of categoriën te veronzijdigen, en zorg te dragen, dat het algemeen (staats-)belang door de behartiging van het particulier belang niet wordt geschaad. Wetenschappelijke bestudeering van den handel en het bedrijfswezen is noodig; statistisch materiaal moet worden verzameld en verwerkt; rechtsvormen voor het verkeer zijn onmisbaar. Tegenover het buitenland moeten diplomatieke en consulaire ambte naren optreden. Derhalve tweeërlei genees middel voor de kwaal. Nauwer contact met belanghebbenden en beter ter zake kundige ambtenaren. Voor zoover contact bestaat tusschen de regeering en belanghebbenden bij handel en nijverheid wordt de aansluiting gevonden bij het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid. De afdeeling Handel en Nijverheid van dit Departement omvat o. m.: Handelspolitiek, Handelsrecht voor zoover tot de bemoeienis van het Departement behoorende. Kamers van Koophandel en Fa brieken. Personeel der Commissiën voor de algemeene entrepots. Ging nu deze afdeeling deels over naar het Departement van Buitenlandsche Zaken, dan gaf zulks mijns inziens menig profijt. Dit Departement kwam onmiddellijk in aanraking met belanghebbenden bij handel en nijverheid. (Kamers van Koophandel en Fabrieken.) Van rechtstreeksche deskundige voorlich ting van particulieren bleef het niet langer verstoken, en omgekeerd behoefden deze zich niet tot twee departementen te wenden tot het verkrijgen van officieele gegevens voor n zelfde zaak. De ambtenaren der huidige afdeeling Handel en Nijverheid worden uit den aard der zaak den Minister Melvil van Lijnden toegevoegd, en deze zullen op hot gebied van handel en nijverheid geen volslagen vreemdelingen zijn. Aan den wensch in het voorloopig verslag neergeschreven, om per sonen van deze zaken kundig aan het De partement ? van Buitenlandsche Zaken te werk te stellen, werd dus voldaan. Een handelsgeest zou vaardig worden over dit departement. Op welke wijze de tweede afdeeling van Buitenlandscho Zaken ware te splitsen, nadat haar do afdeeling Handel en Nijver heid van het Departement Waterstaat, Handel en Nijverheid zou zijn toegevoegd, kan thans buiten beschouwing blijven. Maar wel moet nog de aandacht er op worden gevestigd, dat de voorgestelde de partementale reorganisatie bij elkaar zou brengen, wat bij elkaar hoort, en reeds te lang gescheiden is. Do afdeeling Handel en Nijverheid toch van on« Waterstaats-departement behandelt ook: Buitenlandsche scheepvaart, Industrieel eigendom, Onderzoek naar zeerampen, Af gifte van zeebrieven, Statistiek van de scheepvaart ter zee, Toezicht op den door tocht en het verkeer van landverhuizers", alle onderwerpen, die niet slechts op inlandsche, doch ook op buitenlandsche toestanden en verhoudingen betrekking hebben, terwijl de gegevens er voor door het Departement van Buitenlandsche Zaken moeten worden verzameld. Aangezien de afdeeling Handel en Nij verheid ook zorg draagt voor datgene wat tot mijnexploitatie en mijnbouw mag wor den gerekend, en dit deel van staatszorg in omvang toeneemt, moet het als een voor deel worden beschouwd, dat die afdeeling haar werkkring anderzijds beperkt ziet. Ook daarom ware het wenschelijk, dat de Handel zich scheidde van den Waterstaat en haar intree deed op het Departement van Buitenlandsche Zaken, dat in den diplomatieken tempel Mercurius de plaats der eere kreeg, die hem volgens het recht der feiten toekomt. S. x -:: ?xDai» de verdeeling van de zorg voor Handel en Nijverheid onder de departe menten van Buitenlandsche Zaken en van Waterstaat, Handel en Nijverheid, een verwaarloozing van de hoogste stoffelijke belangen ten gevolge moet hebben, is reeds meermalen betoogd, en zal ook weder voor ieder duidelijk zijn, die bovenstaand artikel leest. Wijlen de heer Tak van Poortvliet heeft reeds aangedrongen op het brengen van de afdeeling Consulaatwezen onder het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid, en waarschijnlijk zou dit de voorkeur verdienen boven een overplaatsing van de afdeeling van Handel en Nijverheid naar het Departement van Buitenlandsche Zaken : daar het altoos nog iets moeilijker zal zijn een diplomaat te vinden, die vol doende met zaken van Handel en Nijver heid vertrouwd is, dan een Minister van Waterstaat. Intusschen leven wij thans in een tijd, dat de zorg voor die twee bronnen van volkswelvaart is opgedragen aan een Minister van Buitenl. Zaken en aan een van Waterstaat, beiden door hun verleden zoo weinig voor deze taak aangewezen, dat wij al eens gesproken hebben van een operette-ministerschap. Het behoeft waarlijk geen betoog, dat er aan dezen toestand hoe eer hoe beter een eind dient gemaakt te worden, en dat op de eenige wijsv die tot beter resultaat kan leiden, nl. door de oprichting van een afzonderlijk Ministerieel Departement voor Handel tn Nijverheid Hoe is 't mogelijk, dat de mannen van Handel en Nijverheid zelf niet den eisch stellen, dat hun recht worde gedaan? Twintig, dertig jaar geleden was deze zorgeloosheid te verklaren, maar thans, nu de moderne Staten in zoo menig opzicht een beter voorbeeld geven ?! Een hervor ming in deze gaat toch om buiten de politiek. RET>. Is een democratisch meervoudig kiesrecht mogelijk??? (Ingezonden}. Pas heden las ik het artikel van mr. S. J. Visser onder bovenstaander, titel in De Amsterdammer van 24 April 1904, Sta mij toe, eenige ernstige bedenkingen hiertegen in te. brengen. Vooraf zij vastgesteld, dat mr. Visser steeds spreekt over meervoudig algemeen kiesrecht, want het onrecht van een be perkt kiesrecht zou slechts grooter wor den, wanneer men in dit geval meer voudige stemmen toekende. Waar nu algemeen kiesrecht vrotucenkiesroühi om vat, zal mr. Visser niet meer mogen zeggen een dubbele stem voor den huis vader zeer wel te kunnen rechtvaardigen, omdat deze, zoolang er geen vrouwen kiesrecht is, meer rechtsbelangen ver tegenwoordigt dan de ongehuwde." Trouwens het is hier de vraag, of bij het bestaande kiesrecht in 't algemeen de huisvader meer rechtsbelangen ver tegenwoordigt dan de ongehuwde. Naar mijn meening is het duidelijk, dat dit niet geldt voor den huisvader uit de zeer gegoede kringen vergeleken met den proletarisch en ongehuwde. Verder dient in 't oog gehouden, dat vele ongehuwden als verzorgers van gezinnen optreden. In verband met mijn eerste opmerking zal ik nu niet ingaan op de dwaasheid, dat de dubbele stem aan den huisvader het embryo van het vrouwenkiesrecht is. Een dubbele stem aan den huisvader toe te kennen, is bedenkelijk, in aan merking genomen, hoe zwak dikwijls de motieven zijn, die tot een huwelijk leiden. Zegt mr. Visser, dat un second vóte au père de familie de bezitlooze klasse eenigo overmacht zal verschaffen (en hij zegt dat, om zijn .betoog te versterken!) dan voer ik hiertegen aan, dat de arbeiders niet de eene klassebevoorrechting uit de wetgeving zullen wegnemen, om de andere er in te brengen. Dit onrecht zou te grooter zijn, waar in sommige maat schappelijke groepen de mannen door oeconomische oorzaken bepaald van een huwelijk teruggehouden worden, niet dus vrijwillig het sluiten eener echtverbintenis uitstellen. En heeft mr. Visser, die naar ik meen Katholiek is, hier niet gedacht aan het gedwongen coelibaat van de priesters zijner kerk? Moet deze onthouding nog met wettelijk onrecht verzwaard worden? En is het hem ont gaan, hoe er meer en meer stemmen opgaan om sommigen mannen uit ge zondheidsredenen het recht tot 't aan gaan van een huwelijk te ontzeggen ? Toch zou het onbillijk zijn deze nog langs anderen weg te straffen. Non bis in idem! En dan de vrouwen! Of zouden ook de huismoeders een dubbele stem ver werven ? Maar dan moet ik er op wijzen, dat bij alle beschaafde volken een over schot van vrouwen bestaat, die dus onmogelijk kunnen huwen. Verder keeren sommige van de bovengenoemde be zwaren hier terug. De vrouwelijke amb tenaren bij de posterijen b.v. worden van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl