De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 22 mei pagina 4

22 mei 1904 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1404 migheid, een gehoorzamen aan orgiastischen drang, een overstorten van de volheid der ziel in kreet en klachten gejubel en profetie. Zoo kwamen haar verzen; zoo kwam zij zélf in haar verzen. En we voelden het chte van dat ziele-leven in.de wilde pulzeering van hartstocht, in de milde emotie van erbar men. We voelden hoe daar een leven zich Hitsprak, een droeve jeugd van armoede, van energieken arbeid in kommervolle omstan digheden, van ontzettenden ernst. We wisten al gauw wie ze was, die bleeke onderwijzeres te Motta-Visconti, die van haar vader vertelde, den werkman, stervend in de St. Jozefzaal van het groote hospitaal te Milaan 1), en in wier herinneringen aan haar jeugd er maar ne van vreugde en poëzie sprak: de telkens oplevende herinnering aan haar moeder, de eenvoudige, onontwikkelde vrouw, die als weduwe alles was voor haar kind, die 't om ringde met een sfeer van teederheid, en die jarenlang werkte, werkte in een fabriek te Lodi, om haar in staat te stellen wat hooger te komen in het maatschappelijk bestaan. Wie zulk een moeder heeft, moet wel het moederschap als het heilige zien in het leven. En daarvan getuigt nu een groot deel van den nieuwen bundel. De oude moeder met het witte haar is ook nu niet vergeten : Droomend denk ik aan u. Met de magere handen steunt gij 't kwijnen Ie hoofd. Ach, nooit zoo bleek, nooit; zoo bloedloos zag ik u in de tijden die verre zijn. Gij belui-itert den gang der uren, o moeder, levend van 't innig herdenken; en de uren gaan voorbij, en het weegt op uw hart dat zich sluit. En gij denkt aan mij alleen, aan mij alleen; met heel de mysterieuze macht van brandend menschelijk verlangen dat aldoor naar my roept, naar mij." (Aan mijn verre moeder). Nu is de dichteres zelve moeder, niet van een zoon, waarop zij hoopte, al haar moe derlijke teederheid is voor hut dochtertje. 't Zingt aan mijn roeten, als 't vogeltje in de twijtren, het kindje. Als daarbuiten in de lente, geurt de kamer van viooltjes ? voor haar. Ze praat met haar popje, wiegt het rnet zachte vrouwelijke gebaren, en lacht het U'gen. Niets zag ik zóó lieflijk, niets hoorde ik dat de vluchtige frischheid had van die stem: wind in de blaren, babbelziek golfjesspel, droom van muziek... ... Lief hoofdje bruin en lachje dat tot mond werd, klein geluks-hart, bleek-wordend uioet ik ernstig denken aan wat nog in de nevelen wijlt: de toekomst." Maar laat ik beter recht doen aan dit ge deelte van den bundel door voor de al niet ineer weinigen in ons land, die 't Italiaansch verstaan, althans n gedichtje af te schrijven. Het dochtertje dat heen gegaan is, zal terugkomen, en al de liefde voor haar man mét al de innigheid voor haar kind, legt de dichteres in de volgende welluidende terzinen: IL RITORNO Dl BIANCA. Ella yerrü. Noi ei guardiamo in viso palli'li, col tremor che di la gioia quando trabocca; e il tuo labbro ha un sorriso di gaiezza cosi trepida e buona, che a l'aperte tue braccia io vengo, amico, con l'anima che tutta s'abbandona. Ella verra. La casa trasforinata, pel giunger de la piccola regina, come da un tocco magico di fata. Ella si guarderi con meravigüa dintorno, spalancando i suoi grand'occhi gia pensierosi sotto lunghe ciglia; e i suoi piccoli piedi, come rose freschi, e Ie mani piene di carezze, e i trilli, e i giocchi, e Ie leggiaJre cose di quell' infanzia saran nostra vita : per essa tu ritornerai bambino, io sara come pianta riftorita. Troverönuovi ritmi e nuovi canti che a onde a oude sghorgheran dal cuore, i suoi sonni a cullare e i lunghi pianti; e tu starai, devoto, ad ascoltare quel che ogni essenza di bellezza aduna: d'un bimbo il blando e placido sognare, e una mamma che canta su la cuna. Ik zou hier nog wel wat bij kunnen citeeren, alles uit de sfeer van intieme huiselijk heid, warme gevoelens voor man en kind, herinneringen aan een zwaar ziekbed toen 't gevoel van 't warme kinderhandje in de ijs koude vingers de eenige bewustheid der moeder bleef, meditaties en voorgevoelens, als sombere vleugelen schaduwen strekkend over 't zonnige, noodlots-ahnungen in wolkeloos geluk in n woord het gamma van gevoelens, door elk diep-voelend mensch doorleefd en door de enkelen in woorden omgezet. Maar er is mér in dit boekje. En dat andere is tweeërlei. In de eerste plaats de verbreeding van het bizondere tot het algemeene. Moederschap" heeft voor deze moeder een grootere beteekenis dan de speciale in het eigen leven. En de verheerlijking van de algemeene idee, van de voortbrenging als leven-vernieuwster, zingen verschillende gedichten. Het was te verwachten dat zij, die de sociale toestan den zoo door en door heeft leeren kennen, de wijding van het moeder-zijn niet alleen vindt in door de maatschappij geregelde ver houdingen. We wisten het trouwens al. In een harer vroegere sonnetten, getiteld Geboorte, hoorden we van de eenzame die in een ge vangenis-hospitaal het leven gaf aan een kind. En 't slot luidde: met naijverige armen klemde de moeder hem tegen zich: mond aan mond, hart aan hart bleven zij, in den killen, stillen nacht, en toen de morgen kwam, was haar mager gezicht, over het slapend liefde-kind gebogen, dat van een heilige, niet van een verloorne!" De moederschap, dat is de wijding der liefde, de smart van het moeder-worden is de reiniging van al wat voorafging, en de innigheid van de vrouw voor het hulpelooze kind de verheven goedkeuring, de onloo chenbare sanctie van het wijze Leven, dat zich niet gezeggen laat of verminken door maatschappelijke bedenksels. Het moeder schap dat is de voortzetting van de opgelegde taak, de overbrugging van het tijdelijke tot het eeuwige. Daarom: eerbied voor de moeder. En haar oude herinneringen rijzen op als spoken. Zij weet wat moederschap is in de woningen der artnen : geen zegen soms, vaak een vloek. Zij kent het lijden dier zwakke 1) Voor verdere levensbizonderheden ver wijs ik naar mijn bundel Studiën en Critieken, blz. 222 en vlgg. moeders, en dier verwaarloosde, bleeke kin deren, door den dood met haast te groote toegevendheid gespaard, en 't is of uit het verleden stemmen opklinken, lang gerekte klachten ... een vermaan ... een roep om hulp ... Gij, die met bloed schreeft van gevallen broeders, en in wiens woorden de snikken schokten der oproerigen; gij die gestreden hebt tegen het vijandig lot, zing nu van smart veel erger dan de dood. Herinner u, herinner u : zóó weende uw moeder in die verre dagen. Herinner u, herinner u : wild zij uw kreet als van een wilden vogel: als 't oproer dat gelederen breekt, als 't vuur dat woedt in 't dorre bosch; roep over de aarde : Er is geen heil, als 't moederschap onheilig wordt." Hier hebben we dus de uiting van 't sociaal gevoel weer, gelijk we dat uit de eerste bun dels kennen. En er is in deze en soortgelijke uitingen een geest, een kracht van overtui ging, een zucht tot overreden, die hun uit werking niet missen. Trouwens ernst, die is wel de hoofdeigenschap van al deze gedich ten. In de treurige grijze dagen van tot be wustzijn geraken, van met in schrik geopende oogen staren op het leven van haar moeder, van plichtsvervulling in eentonig bestaan, met het bewustzijn van zoo onmetelijk leed aan alle kanten, in die dagen is wel voorgoed het speeltuig van haar zi4 gestemd. En als ze later de vreugde, de moeder-weelde, de intimiteit van haar huis bezingt, dan is 't of daar altijd nog achter haar staat het drei gende, het zwarte waarvoor ze zoo vaak ge huiverd heeft. Of ze ziet het krampachtig haar lieve geluk omklemmend als een noodlot róór zich. Sedert zij wét, is het leven haar ontzet tende ernst. Als de gelukkigste dagen roemt ze dan ook die van volslagen onwetendheid; haar kinder jaren te Lodi, toen de moeder-zorg in de stille omgeving een voldoende koestering kon zijn. Van dien tijd spreekt het gedicht I'iazza di San Francesco in Lodi, met veel schilderach tige regels. Dat stille plein ; waar 't gras zoo rustig tusschen de steenen groeit, als ware 't een kerkhof. Dichtbij 't hospitaal die antieke tempel, waar men door de twee hoogslanke vensters in de doorschijnende lucht zag. Alle oude, vertrouwde plekjes, waar alles zwijgt, en de herinnering bewaart aan het vele voor bijgegane. Maar na de kinderjaren kwam het eigenlijke leven. En dat greep haar, liet haar niet meer los. Ze kent het volk, haar volk van misdeelden, en als het lot voor haar goedig is, haar een veilig bestaan verzekert, dan sluit ze zich niet op in enghartig egoïsme, maar in het huis waar haar kind ronddartelt, is de nooddruft zeker barmhartigheid te vinden. Piccola casa" zingt ze het toe : kleine woning, je deuren zijn geopend voor wie rekent op je meelijden en brood vraagt: het troostende gebaar gaat van je uit." En met groote belangstelling, groote liefde volgt zij het maatschappelijk streven om haar heen. Gedurende een werkstaking ziet ze een begrafenis. Arme, naakte koets, zonder n bloem, die langzaam verder voert de lijkkist van den ouden metselaar naar het verblijf der dooden. Zij gaat als koningskoets ter plaats van eindelooze rust: de stoet u volgend, is glo rieus als ooit n wezen kan." Dan is het haar of over die met vasten rhytmischen stap voortschrijdende mannen n grootsch denkbeeld zweeft, waarvan ze hen hoort getuigen met onwrikbaar geloof. Zij zijn de kampioenen van den arbeid, vast aaneengesloten. Zij leven en sterven voor hun overtuiging : dat het beter worden moet; dat wat zij niet meer zien, hun kinderen zullen aanschouwen. En als er n val t op den moeizamen marsch, dan huldigen zij den gevallene, slui ten zij de gelederen en gaan voort. Een der schoonste gedichten dezer soort, die ik van Ada Negri las, is stellig Campana a martello, Klok-geklep, waarvan elke strofe begint met vier verzen, breed als hexameters, dan twee korte regels geeft als interruptie van hartstocht, en weer met twee breede verzen eindigt. Er zou een bizondere taal-virtuoziteit noodig zijn om in het Nederlandsen eenigszins den zoozeer xsuggestieven klank-indruk van 't oorspronkelijke te benaderen, getuige de volgende verzen als voorbeeld : Dan-dan di campana lontana che chiami, che (chiami, che chiami, da quale fantastica torre tu mandi i tenaci (richiami ? . . . Noem ik nu nog eenige, meer op zich zelf staande, door de Italiaanache critiek zeer geroemde gedichten: Ilsogno di Draga, Draga's droom en Natalia, dan heb ik den belangrijken inhoud van dezen nieuwen bundel voldoende aangeduid. Het komt mij voor, dat het forsche, tragi sche of geestdriftig-lyrische nog altijd Ada Negri's kracht blijft. Haar meer teedere ver zen, voor een deel saatngevat onder den titel D<>lcezze maken niet zooveel indruk, doen denken aan die van anderen in dit genre en missen nogal eens de daarvoor bovenal noodige harmonie van klank en rhytme. Het minst geslaagd is zij, waar zij over het moederschap in fyzieken zin schrijft. Daar hinderen de te nadrukkelijk vernielde bizonderheden, en stoort ook wel eens het gebruik van conventioneele uitdrukkingen, gelijk wij er in het Hollandsen kennen als gewijde schoot" enz. Aan het feit op zichzelf wordt daarin te veel beteekenis gehecht, en oen feit op zichzelf is maar zelden poëtisch. Den Haag, 30 April l'JU4. W. G. VAX XOVIIUY.S. RecBDseerra. (Ingezonden}. Hooggeachte Redactie.! In 't 20-Maartnummer van uw blad be handelt de heer Jaarsma van St. Oedenrode een bundeltje verzen in 1903 van mijn hand verschenen. Niet over die recensie, maar over recenseeren als zoodanig en in 't bij zonder over het recenseeren van de geestesproducten van andersdenkenden wilde ik gaarne een enkel woord spreken in uw blad, en als u permitteert, dat dan meteen richten tot mijnheer F. L. uit Elsn-ur, Nieuwe Cou rant en Nieuws van den Dag. En dan kom ik dadelijk tot de waarheid, waarom het mij te doen is: Gezonde en billijke kritiek over den arbeid van anders denkenden neemt hun levensbeschouwing aan als gegeven. Dit nu vergeet de heer Jaarsma bijna in iederen zin. In den eersten bijv. al. Nee, 't is met openbaringsgeloovigen best notenkraken, als men maar de moeite wil doen, even over te stappen op hun ter rein. Dat zal natuurlijk eenige moeite kosten, zooals de heer Jaarsma (en ook de heer F. L.) veelvuldig bewijst. Heeft men daar die moeite nu niet voor over, dan moeten wij ons daarbij neerleggen, maar laat men dan ook zeggen : met uw geestesproducten houden wij ons niet op. Tot welke onbillijkheden men in het tegen overgestelde geval komt, zij mij vergund kortelijk met een voorbeeld duidelijk te maken. De heer Jaarsma beweert in bovenaangeduide recensie op blz. 4 kolom l ouder aan, dat ik 't is nog al wat mijn lage instincten vrijen teugel laat, als ik, zinspe lende op Perk's Hemelvaart" en Lied des Storms" zeg: Wat bazelen die blinden, die daar zingen van godheid in zich zelven" en wij duizend, die zichzelf niet wezen willen." Hoe kan ik, als openbaringsgeloovige, er nu toe komen, Perk, van wien ik den heer Jaarsma kan verzekeren, dat ik hem diepe hoogachting en warme sympathie toedraag, hier een bazelenden blinde te noemen ? Hooggeachte redactie, dat zit zoo. De open baringsgeloovige stelt zich de geschiedenis, dezer wereld voor als een strijd tusschen God en Satan om het bezit der mensehheid als organisme. Nu staan de openbaringsge loovigen door palingenesie aan de zijde van God, terwijl allen, die zich ver/.etten tegen de gedachtenwereld der openbaring in dezen strijd ter laatster instantie staan aan den kant van Satan. 1) En zoodra nu in de hoogere gedachtenwereld die strijd ontbrandt, zijn alle niet-geloovigen ook de sympathieke zanger der Mat bilde, mijne vijanden, waarvoor ik geen kwartier heb en mag hebben. Waar tegenover staat de ordinautie Gods : gij zult uwen naasten liefhebben als u zelven" die richtsnoer is voor al het doen en laten in dit tijdelijk leven. Ik kan den heer Jaarsma dus als eerlijk mensch verzekeren, dat, wanneer hij deze dingen als zoo te zijn wil erkennen, hij mij bij een mogelijke ontmoeting vofkomeu bereid zal vinden op de meest vriendschappelijke wijze den maaltijd met hem te nuttigen, dien het uur van den dag aan de orde stelt. Zoo lang we over en weer blijven opzien tot de quintessens der tweede tafel van Horebs wet: gij zult uwen naaste liefhebben als uzelven, als het zedelijk ideaal, dat onze levensver houdingen voor deze bedeeling beheerscht, zal er tusschen den openbaringsgeloovige en den verwerper der openbaring een samen leving mogelijk blijken, die wederzijdsche waardeering niet uitsluit. Dit, met dank voor de plaatsing, ter voor koming van misverstand bij velen uwer lezers. s'-Gravenhage, C> April '04. SEEIÏP AXEM.S. 1) Natuurlijk niet in dien zin, als zouden ze dit bedoelen, maar zoo, dat, ondanks de hooge idealen, waarvoor velen hunner alles over hebben of hadden, toch hun arbeid ten slotte zal blijken niet uit God te zijn, maar te zullen toevallen aan den Geest die de gedachten Gods van don beginne heeft weerstaan. ANTWOORD Wekdele Heer, Gij zegt, dunkt mij, al bijzonder weinig zaaks. In zooverre gij u hier tot mij richt zal ik u antwoorden. Ik ben onbillijk geweest, zegt gij, en gij gaat mij dan uitrekenen hoe gij iemand dien gij verklaart diepe hoogachting en warme sympathie toe te dragen, toch zonder omwe gen, zeer zachtzinnig, een bazelenden blinde" noemen kunt. Ik heb met aandacht dat sommetje gelezen, doch gij hebt mij niet wijzer gemaakt. Hoe kunt gij verlangen, dat wij dit begrijpen zullen ? Hoe kunt gij iemand dergelijke gevoe lens toedragen, terwijl gij in het bewustzijn leeft dat hij toegevallen is aan den geest die de gedachten Gods van den beginne heeft weerstaan," gelijk gij u uitdrukt ? Mij dacht, het was natuurlijk zoo iemand uw vijand te noemen, die de eere Gods" waarvoor gijlieden altijd te strijden heet :aantast. Maar dat moet gij nu maar verder weten. Maar wat ik u kwalijk neem, waarde heer, is dat gij zoo listiglijk de hoofdzaak wegge moffeld hebt. Want ik heb u in het nummer van 20 Maart gevraagd, wat dat toch wel voor een leer is die het mogelijk maakt dat gij terwijl gij roemt -in het hoogst-gevondene tegelij kertijd niet nalaten kunt op anderen te smalen die niet deelen in uw geloof. Wilt gij Perk of Kloos, of wie ook blind of idioot noemen dut, nog eens, dat moet gij weten. Maar ons, waarde heer, geeft het te denken dat gij zulks doet, terwijl gij uitspreekt het hoogste wat gij mocht vinden in uw leven. U als uwe ziel waarachtig zoo vol was van den lof uws Heeren. als uw geluk, door uw geloof, in waarheid zoo groot was ilut gij dat uitzeggen moest aan de menschen rondom u hoe kwaamt gij er dan toe, in dien eigen oogenblik nog aan iets anders te denken f mij dunkt gij zoudt zoo simpel voor u henen gezongen hebben, gij zoudt in goedheid over de aurde gegaan zijn, harde woorden bad t gij niet gekend. Maar nu V c i-ij zij t, als gij zegt: Wat bazelen die blinden, enz. . ." en Wij duizend, die zichzelf niet wezen willen" gij zij t, zeg ik, voor mijn gevoel de geniepige Jan die, om het koekje te verdienen dat zijn vader heni en zijn broertje voorhoudt, zegt: Vader geef het mij, Piet doet altijd zoo Icelijk", daarbij zinspelende op Piet's tekortkomingen. Nog eens. ik neem u kwalijk dat gij de zaak anders voorsteldet dan zij was. Ten slotte zegt gij bij een mogelijke ont moeting met mij vriendschappelijk den maal tijd te willen nuttigen. Ik ben daar wel voor te vinden, heb gewoonlijk goeden appetijt en spreek dan niet veel. Geloof me, wij zou den dat vinden! Gij spreekt nog over naastenliefde en over de tafelen van Horebs wet. Wat bedoelt gij ? Elkaar zachter beoordeelen? Mits gij dat zeer algemeen en zeer hoog wilt opvatten, kan ik daar niet tegen hebben. Maar zooals gij het schijnt te willen beschouwen, kan ik het niet aanvaarden. Gij Farizeeërs", zei Jezus. Was dat zacht ? Ook dreef hij er den tempel uit. Welnu? Het is een hooger besef van naas tenliefde dut dringt tot krachtig spreken voor het eeuwig-schoone, dan dut met aanminnige gezichten twee menschen van totaal verschil lende levensbeschouwing vriendschappelijk den maaltijd wil doen nuttigen. En wat gij zegt van God en Satan ik kan u geen beteren raad geven dan eens te lezen wat de heer Helper Sesbrugger 1) on langs in dit weekblad schreef. Gij kunt daarin dan lezen tot welke bedenkelijke consequen tie al uw geleuter ovei God en Satan logisch voeren moet. Sint Oedenrode. D. JAARSMA. 1) Weekblad 25 October en l November .1903: Onze eerste minister en de engelen wereld, door J. A. Helper Sesbrugger. NIEUWE UITGAVEN. Cu. PERKINS GILMAN. Oeer kinderen, met toe stemming der schrijfster, vertaald door MARTINA G. KRAMERS. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. Minnespel, door PARVÜS, N*. 171 van Warendorf's Novellen Bibliotheek. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. Congres voor kinderbescherming". Wat goeds brengen de Kinderwetten" aan onver zorgde en verwaarloosde kinderen en aan hen. die de belangen dezer minderjarigen willen behartigen ? Beknopt overzicht, samengesteld, volgens opdracht der congres- commissie) door haar mede-lid, J. R. SNOECK HENKEMANS, ver tegenwoordiger van den Centraal-Bond van Christelijk-Philanthropische inrichtingen in Nederland. Maatschappij tot nut van 't algemeen". Iets over onze groote rivieren; de Maas, (met 3 kaartjes), door A. A. BEEKMAN. Amsterdam, S. L. van Looy. Een studie, van mr. VAN DER MEY. Leiden, S. C. v. Doesburgh. Floris Verster en zijn plaats te midden der schil ders, geboren omstreeks 1860*. (Een korte bespreking van den stand van 't oogenblik, door ALB. PLASSCHAERT. Amsterdam, W. Versluys. Verloren Paradijs, door ALFRED TEPE, ge schreven in 1874. Utrecht, wed. J.R.v. Rossum. Jaarboekje, voor het jaar 1Ü04?1905, uit gegeven door de Maatschappij tot n ut van't algemeen. Utrecht, J, van Boek hoven. De HoUandsche schilderkunst in de gouden eeuw, door FRANZ-ARI>, afl. I. Haarlem,A. E. van der Heide. Postale schetsen, door F. J. MIJNSSEX, Utrecht, Snoek's Stoom-drukkerij. lïuiterweelde, door MIL. VAN HOORN Amers foort, Valkhoff & Co. Moeilijkheden in het zedelijk leven, Vergelijken, door dr. H. T.DEGRAAF.Groniiigen, G.A. Evers. Pahkas inum, Indische roman, door BOEKA. Amsterdam, L. J. Veen. Bulletin van het koloniaal museum te Haar lem No. 30. Verslag over het jaar 1903, rnet bijlagen en af b. Amsterdam, J. H. de Bussy. Waarom halverwege? een bijdrage tot de kwestie der loodvergiftiging in de aardewerk fabricage, door MAIUE JUNGIUS. Amsterdam, W. Versluyf. In 't schemenmr. Bij 't knappend vuur, door NELLIE. Amsterdam, Cohen Zonen. Grootmeesters der Toonkunst. I. iMdwig van Beethoven en zijne negen symphonieën, door JACQUES HAKTOG. Amsterdam, Schellens & Giltay. Ouderliefde en opvoeding, door FT.ORENGE HUI.L WINTERBURX. Baam, H. J. den Boer. De Beurs te Amsterdam 1835?1903, door A. W. WEISRMAN, met 14 illustratiën. Amsterdam, B. Wolf Jzn. lid gemeente-archief, Ie jaargang, 12e afl. Groningen, J. B. Wolters. Staatspensionneering, brochure B.B. F. Geen mensch meer oud en arm", door dr. J. G. BOEKEXOOGEN, D. BOSWIJK 6H H. FEISSER. Arnhem, Stenfert Kroese & van der Zande. Bijdragen en mededeelingen ean liet historisch genootschap, 25e deel. Amsterdam, Johannes Muller. Het leren van graaf WUkm Lodewijk, een vade.i des vaderlands, door dr. L. H. WAGKXAAR. Amsterdam, voorh. Höveker & Wormser. Vrijhandel en bescherming voor Nederland, door mr. M. M. F. Treub. Naar aanleiding van het aan de Tweede Kamer der Staten-Gene raal aangeboden ontwerp eener nieuwe Tariefwet. Amsterdam, Scheltema & Holkema's Boekhandel. Uitgave van P. Noordhoff, Groningen : Nieuwe teekenschool, handleiding bij het teekenonderwijs op de lagere school, door R. Bos, met teekeningeii en afzonderlijk ver krijgbare wandplaten, door C. H. STEENBEEK. Eerste deel, met 208 afbeeldingen. Tekstboekje St. }'inccnlius, oratorium gecom poneerd door II. H. VAN 'T KKCJYS. leerboek der Alg. geschiedenis, door dr. M. G. DE BOER, 2e deel. Wenken en schetsen mor het maken ran opstellen ten bekoece van het rnortyeze.t lager en middelbaar onder>,t'ijs, door I). DI.PKSTRA. Mijn Tcekenbock, teekenoefeningen voorde lagere school door R. Bos en C. II. STEEXBAK, deeltje l?(i. Ons lichaam en onze, gezondheid, leerboekje voor de samenstelling en de werking van het menschelijk lichaam, de beginselen der ge zondheidsleer en de eerste hul p bij ongelukken, door dr. Vrrus BUUIXSMA. Tweede herziene druk. * * # Inhoud van Tijdschriften. De Nieuwe Gids, afl. '.) : Almachtschemering, door G. van Hulzen. ? Een zwerver verliefd, door Arthur van Schendel. Verzen, door Willcm Kloos. V;m twee jongens, door Hendrik van de Vaute. Verzen, door Jules Schurmann. ? Verzen, door J. B. Schepers. Geertje, door J. de Meester. Is Pindarus een verheven, diepzinnig en duister dichter ? door dr. H. J. Boeken. Literaire kroniek, (G. van Hulzen: Van de zelfkant der samenleving. I. De man uit de slop, door Willem Kloos). Vragen van den Dag, afl. V: Dr. II. Blink, Het Indisch Genootschap (1854?1904). Het koninklijk Instituut voor de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië(1851 1904). Een blik op de ontwikkeling der ken nis van en der belangstelling in de Nederlandsche koloniën, (met een plaat). G. Nijpels, De liberale partij en de uitbreiding van het kiezerskorps. J. Bruinwold Riedel, Correspondentiescholen. Onderwijs per post. Aardbevingen en schommelin gen der aardas. Temperatuur en zonnevlekken. Bibliographie. Van maand tot maand. De beteekenis der ontwikkeling van den wil, (Paul Emile Lévy). De Lt'Vi nde Natuur, afl. 2 : Honigbijen, door E. Heimans. Een guirlande van boomkrui nen, door W. W. Schippers. Een Tjiftjafgeschiedenis, door H. C. Delsaian Jr. Bloeimaand, door Jac. P. Thijsse Aquarium en terrarium, door E. Heimans. In het Ahrthal, door M. J. Blijdenstein. Upwiekes. De schaduw, door W. J. Long. Orchideeën, door E. J. Ketnpees. De hazelworm, door G. Kalsbeek. Nog eens de Calthapalustris. door A. F. Dudok van Heel. Van een rups en een raar vlindertje, door C. Goedhart. De kievitsbloem, door Jansen en W. H. Wachter. De Natuur, 15 Mei 1904 : Jacht en visscherij in de waterwereld, door dr. A. J. C. Snijders. N-stralen, door dr. Z. P. Bonman. Hangende spoorwegen, door A. J. H. E. Rückert. -^ De invloed van alcohol op het menschelijk lichaam, door dr. G. H. van Waasbergen. Ahorn-suiker, door H. J. C. De opvoering van Parsival te New-York, door C. J. K. De rietzangers en hunne nesten, door J. Daalder Dz. - Het fotografisch objectief, door dr. R. G. Rijkens. Een Sinaasappel parasiet, door dr. J. C. H. de Meijere. IJzer en staal, door Ada Prins. De stalen pennen, uit la Nature". Eenvoudige proeven, (Rust en beweging), door dr. A. J. C. Snijders. Brieven aan de redactie, door W. G. Leembruggen. Korte mededeelingen. Sterrekundige opgaven voor den zomer 1904, door dr. A. Pannekoek. Op de hoogte, No. 5 : Van verre en nabij : Algemeen populair overzicht (met ill.), door Van Bosse. Holland «h mooi (met af b.), door J. Statnperius. Uit de Poolstreken (geil l) door E. de Winter. Beeldende kunst: Reproducties naar schilderijen op de tentoonstelling van Arti et Amicitiae te Am sterdam. Schetsen : Versmachten", door J. Eigenhuis. - Sonate pathétique", door C. van Rijn. Pentrekjes", door dr. Reiger. " Het geitje van mr. Seguin". Literatuur: Tijdschriften-overzicht van Mei 1904, door Is. Querido. Dramatische kroniek, door L. van de Cappelle. Muziek. Het aan staande Beethoven-Muziekfeest te Amsterdam (met portretten van al de leden van het Concert^ebouw-orchest), door Herman Rutters. Meilied", gecomponeerd door mevrouw C.. Grebe?Leithuiser; woorden van dr. J. P. Heye (losse bijlage'. Pedagogiek : Betrek kingen voor jongens en meisjes : Examen voor kinderjuffrouw", door J. Stamperius. Kinderleven", door mevr. B. de G. Roe ping", door J. S. Uit de natuur en 't rnenschenleven : Boschweide in het voorjaar", door F. J. van UilJriks. De lichtzyde van het schoonmaken. Onbeantwoord vertrou wen. Aantal soorten van planten. Schetsen. Medische en hygiënische wen ken, Recht en wet. Modes. Voor keuken en huiskamer. Met bijlage Voor onze Jeugd". Amsterdam, M. J. Portielje. Tijdschrift voor Onderwijs en Oproeding : dr. M. G. de Boer (Hilversum), Het onderwijs in de geschiedenis aan hoogere burgerscholen met 3-jarigen cursus. Dr. Max Ornter, Het leven en de school. RenéDoumic, Het middelbaar onderwijs en de democratie. Maurice Pellisson, Volksuniversiteiten. Alfred Croiset, Eenheid van beginselen bij het openbaar onderwijs. Dr. Görland, Paul Natorp als paedagoog. Kleine bijdragen: F. S. M. Guyot (Bennik), Schoolgaande jongens en meisjes. G., Het pension. Eigen Haard, No. 21 : Zooals de ouden zongen ...! door Louise B. B., VII. Krasnapolsky, met afb., Onze bijlage in natuur kleurendruk, met afb. Feuilleton. ?iiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiitfiiiiniiiiiii ..... iiiiiiiittniiiiiiiiiiiiiiii 40 cents per regel. miiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiinniiiiiina» Zeker en pijnloos werkt het sedert 30 jaren erkende JUT" Echte Radlauer'sche Eksteroogenmiddel. *Vü60 pfennigp. flac. Slechts echt met de firma: KRONEN APOTHEKE, Berlijn. Depot in de meeste Apoth. en Drogisten. De het BESTE pianespeelapparaat. Onze gehoorzalen zijn gevestigd: Amsterdam, Kal verstraat 56, Pianohiuidel, L. W. WIKGANT; Den Haat;, Passage 1420, Maatschappij Phonola; Rotterdam, Coolsingel 5, Pianohaudel; ALEX. Bl'NK. Dagelijks Matinee, Toegang VRIJ. Maatschappij Püonola, W. NAESSENS, Passage 14, den Haag. Agentschap Piano's: SCH1EDMA1JER en FEL'RICH. RIJWIELEN 2 jaar garantie. A. DRUKKER & Co., Amsterdam, O. /. Voorburgvxil 242 en 248 bjd Damstraat. Prijscouranten gratis en franco. CHOCOLA.T-VEEN ARTISTIQUE" LE PLUS DELICIEÜX CHOCOLAT POÜE CROQCER.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl