De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 22 mei pagina 7

22 mei 1904 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1404 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, dat niet, maar oordeelt men uitsluitend naar een bepaald vooropgesteld beginsel, het gevaar van onbillijkheid is nauwelijks te ontloopen. In het algemeen te theoreti-. seeren: een straat moet aan deze, een plein aan die voorwaarden beantwoorden om mooi te kunnen zijn, dit is niet zoo moeilijk, maar de praktijk zal aan die thepriën voor elk geval apart eene korrektie dienen aan te brengen, die op het eindresultaat beslissenden invloed kan uitoefenen. Een bepaald ontwerp voor stadsaanleg is ook daarom zoo moeilijk a priori te beoordeelen wijl het effect niet uitsluitend afhangt van den plattegrond maar in minstens gelyke mate van de arehitektonische waarde der bebouwing. Men moet bij de beoordeeling van een zeker stadsgezicht dan ook wel onderzoeken welke rol bij het effect gespeeld wordt door elk der beide faktoren: de aanleg en de bebouwing. De laatste kan de eerste vol komen te schande maken en omgekeerd ook redden. Aanleg en bebouwing behooren feitelijk, wil de een den ander ondersteunen in n hand te berusten. Dit is evenwel moeilijk, zoo niet onmofelijk door te voeren, tenzij ten opzichte er openbare gebouwen, welke bij nieuwe stadsplannen dan ook groepsgewijs op de hoofdpunten plegen te worden vereenigd. Van overheidswege kunnen evenwel toch althans de ergste inbreuken op het artistiek karakter van een stad voorkomen worden door bijv. maatregelen van politie-of bouw verordeningen. Deze echter,opgesteld meestal hoofdzakelijk ter verdediging van materiëele of hygiënische belangen en wier invloed op de kunstwaarde van een stad slechts zelden met alle zorg wordt overwogen, missen bovendien in den regel de noodige plooi- en rekbaarheid. Zij plegen te veel over een kam te scheren en te uniforme voorschriften te geven, te weinig schakee ringen in verband met verschillende toe standen mogelijk te maken. Bij gebouwen op stadsgrond bestaat een tusschentoestand: de gemeente kan zich hier het kontrólerecht op de ontwerpen voor behouden. Dat toezicht diende niet alleen tijdelijk maar blijvend te zijn. Het zou bijvoorbeeld moeten verhinderen, dat nader hand bijv.reclameborden, schilden of transpa ranten alle oorspronkelijke, goede bedoelin gen te schande maken of dat de verbouwing van een goedgekeurden gevel later aan de kontröle ontsnapt. Dergelijke maatregelen zullen bovendien niet zijn vrij te pleiten van eenige hardheid, wijl zij in den regel leiden tot een waarde vermindering van het pand, welke bij de overgroote meerderheid der gevallen niet zal worden opgewogen door het streelend besef mede te werken aan een artistiek doel. Ook in de architektuur immers vindt de zware strijd om het bestaan, eertijds toen de konkurrentie niet vrij was niet gekend in den scherpen vorm van heden, eene weerspiegeling: vandaar bijv. ook de reklame-gevels", die meer dan een ander verschijnsel inbreuk maken op den intiemen toon der oude stadsgezichten. Waarin echter de toonaangevende schrij vers over den stedenbouw ook onderling van meening verschillen en zij doen dat op niet weinig punten dat de eisch der praktijk in haar vollen omvang en zonder eenig voorbehoud erkenning behoeft, stellen zij alle op den voorgrond hunner betoogen. Straat, weg en gracht, ontstaan uitsluitend door en ter wille van het verkeer, zijn tegelijk daarmede te vervormen. Een toe stand, om wederom, bij Amsterdam eens ons te bepalen, een toestand in het leven geroepen toen het verkeer te water zijne bijzondere eischen stelde, wier inwilliging een levensvraag was voor de toenmalige samenleving, is niet te bestendigen als het geldt een baan te zoeken bijv. voor de elektrische tram, voor het vervoermiddel en het verkeer onzer dagen in het algemeen. In de vertaling door Brussel's kunstzinnigen oud-burgemeester Charles Buis zelden is een monument eerlijker verdiend dan het hem door de Brusselsche artisten gewijde gemaakt van het rapport inge diend op het internationaal architektencongres te Brussel in 1895 bijeengekomen, door J. Stübben, de schrijver van het stan daardwerk over Der Stadtebau", heet het: Les rues et les places d'une ville doivent tput d'abord satisfaire a la condition essentielle de répondre a la facon la plus com plete ik leg er den nadruk op: la facon la plus complete aux exigenees de la circulation, car leur destinatipn principale est de servir au trafic de la ville." Men houde mij dit fransche citaat ten foede en vrage niet het duitsche originaal, in e overweging dat aldus terzelfdertijd twee bevoegden hunne meening uitspreken. Er is wel op gewezen hoe ook ten deze kleine oorzaken niettemin in hare gevolgen beteekenisvol kunnen zijn. Als in een stad een 10.000 tal personen door een onprak tisch stratenplan dagelijks gedwongen wor den om tijdens, voor of na hun arbeid, een omweg van 5 of 10 minuten te maken, ofwel onderweg zoolang worden opgehouden, door opstopping of groote volte, hoevele uren zoo werd gevraagd gaan dan niet verloren, die 't zij nuttiger, 't zij aangenamer hadden kunnen worden besteed voor het huisgezin of voor de gemeenschap. Prof. Henrici, wiens meer dan gewone, baanbrekende en ook praktisch aan den dag getreden verdiensten ten aanzien van de herleving van den stedenbouw geene bijzondere herinnering vragen, wijst er in ?een voordracht in het Aachener Ingenieur und Architekten Verein uitdrukkelijk op dat: Nur höchste Zweckmassigkeit vermag einer Stadtanlage den Ausdruek vollendeter Schönheit zu verleihen. Die Ausprüche des Verkehrs, des Gfeschaftslebens, der Volkswohlfahrt und der Volksgesundheit mussen vereint erfüllt werden wenn das Ziel höchster Zweckmassigkeit erreicht werden spil. Dabei ist in jedem Einzelfalle nach allen diesen Richtungen hin die Aufgabe zu prüfen und so billig zu lösen als irgend möglich ist." Weinige zinnen, die echter een volledig programma voor den modernen stedebouw ?omvatten! En Camillo Hitte, wiens epoche-makend werk Der Stadtebau nach seinen k nstlerischen Grundsatzen" ook een scherpen praktischen en ondanks alle vereering voor het oude, ook modernen kant tevens heeft, schrijft: Noth bricht Eisen. Was sich aus hygienischen oder anderen zwingenden Hücksichten als nothwendig herausgestellt hat, das muss geschenen und sollen darüher noch so viele malerische Motive ber Bord gewprfen werden mussen." Dit zy het laatste citaat in dit verband, niet wijl niet nog vele andere uitspraken zouden te verzamelen zijn uit de nieuwste publikaties over den stedenbouw, maar wijl dit drietal, gelet op de beteekenis zijner auteurs, voldoende kan geacht worden. In sterker mate dan ooit beheerscht het verkeer ons bestaan. Die Welt am 19 Jahrhunderts steht unter dem Zeichen Ende des Verkehrs. Es durchbricht die Schranken. welche die Völker trennen und knüpft zwisschen den Nationen neue Beziehungen an," schreef in 1891 keizer Wilhelm aan dr. von Stephan pp diens zestigsten verjaardag. In gelijke mate als waarin het geld in verhouding tot vroeger meer omgezet wordt, tracht ook de mensch zich als 't ware te verveelvoudigen door zich te verplaatsen. Niet alleen het internationale en intercom munale verkeer, maar ook het lokale is toegenomen op een verbazingwekkende wijze, het laatste vooral in verband met de ontvolking der stadskern, die meer en meer overgaat in een handelscentrum, een ver schijnsel dat wij overal, het sterkst misschien wel in Londen kunnen waarnemen en ook ingevolge van het ontstaan van zaken-, fabrieks-, woon- en vermaakswijken tusschen welke een onophoudelijk verkeer bestaat. Ons stratennet heeft te beantwoorden aan vroeger zoo naar den aard als naar den omvang ongekende eischen. Het moet niet alleen in staat zijn het verkeer te bemeesteren maar de noodzakelijkheid het al naar zijn aard te kunnen splitsen en verdeelen en het elk over eigen baan leiden, ten einde het zoo ordelijk en snel mogelijk te kunnen doen plaats vinden, en het luxe verkeer bijv. niet in botsing te brengen met het grove vrachtverkeer, is een. te voren ongekenden eisch der Neue Zeit" De gejaagde, rustelooze, iedere zenuw spannende strijd om het bestaan in een groote stad onzer dagen wil gecompenseerd worden en dringt in dat streven aan de andere zijde tot eene uiterste vergemakke lijking van het leven voor zoover zulks met mechanische middelen kan bereikt worden. Vandaar dan ook de intensiteit der verkeersbelangen en eischen. Naast of liever nog boven die verkeerseischen staan, als van nog eminenter alge meen belang, die der hygiëne. Op het kongres voor ffentliche Gesundheitspflege" dat in September 1903 te Dresden bijeen kwam bij gelegenheid van de daar gehouden stedententoonstelling werden ook de eischen der hygiëne ten aanzien van den stadsaanleg geformuleerd. En daarbij werd het navolgingswaardige voorbeeld gegeven om die eischen te splitsen in twee groepen: de dringende en de gewenschte. Met betrekking tot de eerste werd geen transigeeren geduld, werden geene koncessies toegestaan noch aan de oeconomie, noch aan de kunst; met betrekking tot de tweede kategorie daaren tegen werd aangedrongen op het treffen van een billijk vergelijk pp de basis van geven en nemen. Geschiedde zulk eene splitsing ook van andere zijden, veel 'gekra keel kon wellicht voorkomen worden. De wederzijdsche preferente eischen zouden immers misschien zeer wel te vereenigen blijken of geheel samenvallen en voor de bijkomende zou men zich dan niet bloot stellen aan het verwijt: Que debruitpour une omelette au lard." t De eischen der hygiëne! Menig kunstenaar zal daarin een nieuwen, principieelen vijand meenen te zien optreden. Niet alzoo. Een keer te meer blijkt het zij hier ingelascht hoe praktische en aesthetische eischen hand in hand kunnen gaan. De nieuwste onderzoekingen der hygiëne im mers verzetten zich in gelijke mate als die der kunst, tegen die te lange, te breede, te rechte avenuen, welke het ideaal eener voorgaande periode schijnen geweest te zijn. Uit hedendaagsch hygiënisch oogpunt is de straat in zekeren zin een noodzakelijk kwaad. (Wordt vervolgd). LELIMAN. JAN BOISSEVAIN. f Een zeer groot verlies trof Amsterdam, door het plotseling overlijden van den heer Jan Boissevain, directeur van de Stoomv.Maatschappij Nederland". Iedereen, die hem gekend heeft in zijn werkkring of in zijn particuliere leven, werd getroffen door zijn beminnelijk karakter, zijn rondheid en flinkheid. Hij was inderdaad een man uit n stuk; iemand, die geen duim breed af week van den weg dien hij zich zelf had afgebakend. Zijn plicht deed hij met voor bijzien van alle bijzondere belangen, en de Stoomvaart-Maatschappij Nederland" heeft aan zijn dóórzettende kracht, zijn willen, zijn onophoudelijk werken, oneindig veel te danken. En niet alleen in dien werk kring, maar in zooveel andere dingen heeft Jan Boissevain zich verdienstelijk gemaakt. In 1868?1873 was hij lid van den Ge meenteraad, en kort daarna lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. Als commissaris van de Twentsche Bank, als secretaris van de Staatsspoprwegmaatschij. ijverig werkzaam, vond hij nog tijd om voorzitter te zijn van de Vereeniging voor de Arbeidersklasse, die hjer ter stede vele goede arbeiderswoningen stichtte; voorzit ter van 't bestuur der filiale van het Kon. Meteorologisch Instituut, lid van 't bestuur van het Zeemanshuis, vice-voorzitter van de Commissie van Toezicht pp de landver huizing, president-commissaris der Nederl.Indische Landbouw-Maatschappij. Te Bellagio in Italië, waar hij vertoefde om wat rust te nemen, trof hem een beroerte die eenige dagen daarna hem tot de eeuwige rust voerde. Met dankbaarheid staart Amsterdam dezen haar te vroeg ontvallen waardigen, warmen burger na. UIT DB NATUUR LXV. Artis als wandeltuin. Als ik 't eventjes met goed fatsoen redden kan, vang ik in Artis graag de zachte of luide uitroepen van vreemde toeristen op, wanneer ze hun opinie uiten of aan hun bewondering of verbazing luchtgeven. Meer dan eens heb ik zoo vergelijkingen hooren maken tusschen onze diergaarde en die van Antwerpen, Hamburg, Londen en Berlijn. Dezer dagen ook weer en dan treft het tel kens, dat vooral de Franschen (of misschien Belgen) en de Bngelschen bij hun goedkeu ring den nadruk leggen op den tuin en niet op de dieren. Ook onze provincialen heb ben zich, schijnt het gauw zat gezien aan de wilde dieren en tot hun eer moet het worden, ze kijken ook naar de boomen en bloemen en hebben er lof voor. Nu is het achtereenvolgens bekijken van een groote collectie diervormen in kort bestek werkelijk even vermoeiend, als van een sterk gevarieerde tentoonstelling van schilderijen of andere kunstvoorwerpen. En 't is heel goed te verklaren, dat, wellicht onbewust, de overstelpte geest zich met een blik op de heerlijke boom- en heesterpartijen van Artis rust verschaft en ontlading tracht te verkrijgen. Vooral de boomen van Artis zijn mooi. In geen enkel onzer stadsparken staan zulke beuken en eiken. De bruine beuk en de noteboom tegenover de bibliotheek behoeven zich voor hun soortgenooten in 't Gooi niet te schamen; de eik op 't heiligeveld voor 't ethnografisch museum is een prachtstuk en in den achtertuin, waar elk jaar een paar kraanvogels in stilte een kindje grootbrengen, staan een vijftal jonge lorken, die er zoo gezond en welvarend uitzien alsof hun wortels nog nooit Amsterdamsch grondwater geproefd hadden. Wel heb ik eens gedacht, of Artis soms ook nog net het allerverste uitloopertje van 't Gooische zand zou bezet hebben; er wordt immers ook wel beweerd, dat in een deel van de Oosterparkstraat om dezelfde reden niet geheid behoeft te worden, 't Is moeilijk uit te maken. Maar wat de oorzaak ook moge zijn, de boomgroei in Artis is buiten gewoon voor Amsterdam; dat getuigen de uitheemsche gingko en de cypressen, zoowel als de ahorns en deplatanea, die nog elk jaar topscheuten maken, zonder van die verdachte kale pieken omhoog te steken. Op die simpele twaalf bunder, die Artis beslaat, is zulk een verscheidenheid van boomen te vinden, dat niet alleen alle Nederlandsche soorten door flinke exemplaren ver tegenwoordigd zijn, maar er bovendien een groot aantal uitheemsche vormen als bloetnheesters of als heusche boomen te vinden zijn. Er zijn meidoorns met stammen van belang, roode eschdoorns, die boven de hoogste gebouwen uitsteken. Vooral die bij de oude bestuurstent, in 't klimop verscho len; ook die tegenover de wilde ezels zijn reuzen in hun soort. Daar dichtbij staan een paar kastanjes en gaafbladige lijsterbessee, wier gelijken eerst aan den duinkant te zoeken zijn. Toch is Artis in de verste Verte geen boomkweekerij; de verdeeling en groepeering vau het hooge hout is zoo mooi als iemand maar wenschen kan; 't is als een oude keu rige buitenplaats midden in de huizenzee; en wie niet met de wetenschap binnenkomt, dat Artis een zeer rijke diergaarde is, zou kunnen meenen, dat de tuin hoofdzaak was en de dieren er alleen hier en daar ter op luistering bij-ingebracht waren. Dit is na tuurlijk niet het geval; maar de groote zorg aan het groen besteed, brengt de illusie teweeg. Vooral om dezen tijd van het jaar tegen Pinksteren is Artis een lusthof; de groote massa geurig bloemhout, de reusachtige mei doorns, gouden regens 9n seringen, magno lia's en rhododendrons, de vele appel-, pere en kerseboomen, zijn tusschen het geboomte zoo geplant, dat de tuin dubbel zoo groot lijkt als het werkelijk is. Door al die slin gerpaden en boscages schuilen de kleinere dierperken zeer bescheiden weg. Ook de volières en traliehekken zelf zy n door randen van klimop of ander groen nog zooveel moge lijk tot n gemaakt met de omgeving. Ze dringen zich niet op. 't Is goed voor de bezoekers eens hierop te letten, al gaat ge naar Artis om de die ren ; de machtige indruk, dien de tuin maakt op iemand, die op dit punt niet verwend is, blijft dan lang bij; en door het nagaan van de details, die het schoone indrukwekkende geheel vormen, wordt het gevoel voor vrijer en 'grootscher natuur versterkt. Elk goed aangelegd park is een leerschool voor aesthetica en Artis mag op dit stuk meetellen. Een van de gevolgen van den oordeelkundigen en smaakvollen aanleg is ook, dat men er niet spoedig den weg leert kennen; de tuin biedt talrijke mooie doorzichten, maar hij is van geen enkel punt in zijn geheel te overzien. Wie er nog niet vaak geweest is, dwaalt er als in een doolhof en komt telkens op hetzelfde punt terug, meestal in den Hollandschen tuin, in de buurt van het beren paleis, dat als een eiland vesting in de groene bladerzee staat. Zoo iemand meent dan alles gezien te hebben; maar gewoonlijk is de mooie bloementuin bij de kangeroes en ook de ooste lijke tuin met de nieuwe serre overgeslagen. Dit komt, doordat smalle slingerpaadjes ach ter de broeierij wel toegang geven tot dit gedeelte, maar het tegelijk door hun hooge groene heesterwanden voor 't oog verbergen. Let maar eens op, de meeste nieuwelingen onder de bezoekers volgen, al hebben ze een platte-grond ontvangen, den binnenzoom van den tuin; ze loopen bij troepen langs het hek van de doklaan, waar nu juist niet veel moois te zien is. Grappig is het ook dat menschen, die anders best met een wandelkaart terecht kunnen, met hun plan van heid; van eierenleggen en jongen grootbrengen komt ondanks al die drukte maar heel weinig. Dan doen de merels en zang lijsters het beter; de meeste hebben al jon gen ; en, al is 't nog druk in den tuin, hun luid geting klinkt boven alles uit; ze storen zich zoo weinig aan het nieuwsgierig menschdom, dat ze vlak voor uw voeten een worm of een stufeje biscuit oppikken en 't aan hun jongen brengen, die met hun drieën op een laag struikje zitten te piepen van eeuwige» honger. Er zijn op 't oogenblik stellig nog een tiental lijsternesten en in de vele nest kastjes wippen de pimpelmeezen uit en in; sommige nog met nestmateriaal, andere al met voer in den bek voor de jongen. Vlak bij 't melkhuis zit een vink te broe den, zoo open en bloot, dat kop en staart te zien zijn, als 't dier op het nest zit. Het mannetje jaagt alle musschen of andere in dringers met grooten moed de buurt uit. Maar 't best te zien en te bestudeeren zija op 't oogenblik de nesten van de zeestekeltjes in 't Aquarium. Een viertal zjjn er heel duidelijk te zien, links van den ingang, vier bassins van 't eind. Op dezelfde wijze als onze gewone stekelbaarsjes uit de sloot, heb ben de veel grootere zeestekels van allerlei algen een dicht groen kluwen gemaakt, met de ingang van onder of op zijde. Maar zij, die meer met strooming rekening moeten houden, hebben er iets op gevonden om hun materiaal bijeen te doen blijven. Zij hebben, alsof 't spinnen of rupsen waren, er een aan tal draden omheen geslagen, n heeft zijn nest van helder groene bladalgen letterlijk vastgenaaid aan een tak, een ander heeft het stevig vastgebonden aan een vooruitstekenden steenpunt. Evenals onze stekeltjes waaieren ook de groote zeestekels hun jongen versch water, of eigenlijk nieuwe zuurstof toe, door heftig met de borstvinnen in de opening heen en weer te slaan. Een Snotdolf legen een pijp vastgezogen. De witte franje van de zuigschyf is te uien. Artis in de hand precies in een kring rond draaien en altijd ergens uit willen, waar nu net geen doorgang is; dat herinner ik mij ook nog best van mij-zelf; als men geen houvast aan de windstreek heeft, is 't immers onmogelijk bij zoo'n dwarrelig net van slin gerpaden koers te houden. Wie Artis wil leeren kennen, zij 't ook maar vluchtig, moet er minstens twee dagen voor over hebben; en dan nog een morgen of middag aan 't aquarium besteden. De eerste dag gaat met den voortuin (er zijn nu twee jonge orang-oetangs), 't museum en de vijvers schoon op; dan hebt ge ook wat tijd om stil te staan bij 't schollevaars-nest op den dooden boomtronk in den zwanenvijver. Interessant was het van daag, te zien, hoe de moeder de pas uitgekomen jongen uit de krop voerde. Ze opent den bek zoo wijd als ze kan, en 't jong steekt er zijn kop en hals zoo diep in, dat het lijkt of 't opge slokt zal worden. De ooievaars en reigers zijn druk aan 't nestenbouwen op den grond; telkens als de eene echtgenoot met een plok gras of een tak komt aandragen, klep pert de ander als blijk van groote tevreden't Aquarium is op 't oogenblik bijzonder mooi. Een heele school nieuwe haring zwemt er lustig rond, sommige met kuit. Een aan tal reuzenkreeften, roode langousten, is in 't tweede bassin onder dak gebracht, een heele tuin van zee-anemonen in 't volgende; ze zijn alle pas u^; Helgoland aangekomen. Bijzonder rijk ook is 't groote middelbassin; er zwemmen een aantal snotdolfen, de groote wijfjes loodkleurig, de mannetjes met veel oranje aan buik en vinnen; die nemen evenals bij de stekels het Brutgeschaft van de wijfjes over* Een menigte groote kabeljauw zwemt er rond; de blinde of zieke behouden hun donkere kleur, de anderen worden licht van tint als 't bodemzand; ze gaan even als de bot, schol en rog aan mimicry doen. In 't voorste bassin leeft op 't oogenblik een groote zeewolf met ontzettende tanden ; maar zijn staart is gewond en hij vreet nog niet; dat is een veeg teeken voor eiken wolf. Maar ik kan nu niet alles vertellen wat er in den voorzomer voor merkwaardigs in 't Aquarium te zien en op te uierken is; daar heb ik een artikel apart voor noodig. E. HBIMANS. iHiMimiiimiiiMiiiMimiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiHiiiiiii J. J. BIESING, Kunsthandel. 's-GRAVENHAGE, Molenstraat 65,65* en 61 Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravures. MEUBEL-BAZAR SINGEL 263 -283. I»U de Paleisstraat MASSIEF EIKEN killltüOr-fll'llllCll'll «HZ. 160 x 80 / eo.- j. HF,l4HII\k mum. Telef. 3968. 't Vinkennest hi feit bloeienden berk. AmSTERPAffl AARDEWERK EM TEGELS L BINNEN-] :;.T.;:MUIS INRICHTINGTOT MEUBELEERING EN- VERSIERING 5XDER- WONING^ 12OROKIN-12O

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl