Historisch Archief 1877-1940
No. 1404
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
dat niet, maar oordeelt men uitsluitend
naar een bepaald vooropgesteld beginsel,
het gevaar van onbillijkheid is nauwelijks
te ontloopen. In het algemeen te theoreti-.
seeren: een straat moet aan deze, een plein
aan die voorwaarden beantwoorden om
mooi te kunnen zijn, dit is niet zoo moeilijk,
maar de praktijk zal aan die thepriën voor
elk geval apart eene korrektie dienen aan
te brengen, die op het eindresultaat
beslissenden invloed kan uitoefenen.
Een bepaald ontwerp voor stadsaanleg is
ook daarom zoo moeilijk a priori te
beoordeelen wijl het effect niet uitsluitend afhangt
van den plattegrond maar in minstens
gelyke mate van de arehitektonische waarde
der bebouwing.
Men moet bij de beoordeeling van een
zeker stadsgezicht dan ook wel onderzoeken
welke rol bij het effect gespeeld wordt door
elk der beide faktoren: de aanleg en de
bebouwing. De laatste kan de eerste vol
komen te schande maken en omgekeerd
ook redden. Aanleg en bebouwing behooren
feitelijk, wil de een den ander ondersteunen
in n hand te berusten.
Dit is evenwel moeilijk, zoo niet
onmofelijk door te voeren, tenzij ten opzichte
er openbare gebouwen, welke bij nieuwe
stadsplannen dan ook groepsgewijs op de
hoofdpunten plegen te worden vereenigd.
Van overheidswege kunnen evenwel toch
althans de ergste inbreuken op het artistiek
karakter van een stad voorkomen worden
door bijv. maatregelen van politie-of bouw
verordeningen. Deze echter,opgesteld meestal
hoofdzakelijk ter verdediging van materiëele
of hygiënische belangen en wier invloed
op de kunstwaarde van een stad slechts
zelden met alle zorg wordt overwogen,
missen bovendien in den regel de noodige
plooi- en rekbaarheid. Zij plegen te veel
over een kam te scheren en te uniforme
voorschriften te geven, te weinig schakee
ringen in verband met verschillende toe
standen mogelijk te maken.
Bij gebouwen op stadsgrond bestaat een
tusschentoestand: de gemeente kan zich hier
het kontrólerecht op de ontwerpen voor
behouden. Dat toezicht diende niet alleen
tijdelijk maar blijvend te zijn. Het zou
bijvoorbeeld moeten verhinderen, dat nader
hand bijv.reclameborden, schilden of transpa
ranten alle oorspronkelijke, goede bedoelin
gen te schande maken of dat de verbouwing
van een goedgekeurden gevel later aan de
kontröle ontsnapt.
Dergelijke maatregelen zullen bovendien
niet zijn vrij te pleiten van eenige hardheid,
wijl zij in den regel leiden tot een waarde
vermindering van het pand, welke bij de
overgroote meerderheid der gevallen niet
zal worden opgewogen door het streelend
besef mede te werken aan een artistiek
doel. Ook in de architektuur immers vindt
de zware strijd om het bestaan, eertijds
toen de konkurrentie niet vrij was niet
gekend in den scherpen vorm van heden,
eene weerspiegeling: vandaar bijv. ook de
reklame-gevels", die meer dan een ander
verschijnsel inbreuk maken op den intiemen
toon der oude stadsgezichten.
Waarin echter de toonaangevende schrij
vers over den stedenbouw ook onderling van
meening verschillen en zij doen dat op
niet weinig punten dat de eisch der
praktijk in haar vollen omvang en zonder
eenig voorbehoud erkenning behoeft, stellen
zij alle op den voorgrond hunner betoogen.
Straat, weg en gracht, ontstaan uitsluitend
door en ter wille van het verkeer, zijn
tegelijk daarmede te vervormen. Een toe
stand, om wederom, bij Amsterdam eens
ons te bepalen, een toestand in het leven
geroepen toen het verkeer te water zijne
bijzondere eischen stelde, wier inwilliging
een levensvraag was voor de toenmalige
samenleving, is niet te bestendigen als het
geldt een baan te zoeken bijv. voor de
elektrische tram, voor het vervoermiddel en
het verkeer onzer dagen in het algemeen.
In de vertaling door Brussel's
kunstzinnigen oud-burgemeester Charles Buis
zelden is een monument eerlijker verdiend
dan het hem door de Brusselsche artisten
gewijde gemaakt van het rapport inge
diend op het internationaal
architektencongres te Brussel in 1895 bijeengekomen,
door J. Stübben, de schrijver van het stan
daardwerk over Der Stadtebau", heet het:
Les rues et les places d'une ville doivent
tput d'abord satisfaire a la condition
essentielle de répondre a la facon la plus com
plete ik leg er den nadruk op: la facon
la plus complete aux exigenees de la
circulation, car leur destinatipn principale
est de servir au trafic de la ville."
Men houde mij dit fransche citaat ten
foede en vrage niet het duitsche originaal, in
e overweging dat aldus terzelfdertijd twee
bevoegden hunne meening uitspreken.
Er is wel op gewezen hoe ook ten deze
kleine oorzaken niettemin in hare gevolgen
beteekenisvol kunnen zijn. Als in een stad
een 10.000 tal personen door een onprak
tisch stratenplan dagelijks gedwongen wor
den om tijdens, voor of na hun arbeid, een
omweg van 5 of 10 minuten te maken,
ofwel onderweg zoolang worden opgehouden,
door opstopping of groote volte, hoevele
uren zoo werd gevraagd gaan dan niet
verloren, die 't zij nuttiger, 't zij aangenamer
hadden kunnen worden besteed voor het
huisgezin of voor de gemeenschap.
Prof. Henrici, wiens meer dan gewone,
baanbrekende en ook praktisch aan den
dag getreden verdiensten ten aanzien van
de herleving van den stedenbouw geene
bijzondere herinnering vragen, wijst er in
?een voordracht in het Aachener Ingenieur
und Architekten Verein uitdrukkelijk op
dat: Nur höchste Zweckmassigkeit vermag
einer Stadtanlage den Ausdruek vollendeter
Schönheit zu verleihen. Die Ausprüche des
Verkehrs, des Gfeschaftslebens, der
Volkswohlfahrt und der Volksgesundheit mussen
vereint erfüllt werden wenn das Ziel
höchster Zweckmassigkeit erreicht werden
spil. Dabei ist in jedem Einzelfalle nach
allen diesen Richtungen hin die Aufgabe zu
prüfen und so billig zu lösen als irgend
möglich ist."
Weinige zinnen, die echter een volledig
programma voor den modernen stedebouw
?omvatten!
En Camillo Hitte, wiens epoche-makend
werk Der Stadtebau nach seinen k
nstlerischen Grundsatzen" ook een scherpen
praktischen en ondanks alle vereering voor
het oude, ook modernen kant tevens heeft,
schrijft: Noth bricht Eisen. Was sich aus
hygienischen oder anderen zwingenden
Hücksichten als nothwendig herausgestellt
hat, das muss geschenen und sollen darüher
noch so viele malerische Motive ber Bord
gewprfen werden mussen."
Dit zy het laatste citaat in dit verband,
niet wijl niet nog vele andere uitspraken
zouden te verzamelen zijn uit de nieuwste
publikaties over den stedenbouw, maar wijl
dit drietal, gelet op de beteekenis zijner
auteurs, voldoende kan geacht worden.
In sterker mate dan ooit beheerscht het
verkeer ons bestaan. Die Welt am 19
Jahrhunderts steht unter dem Zeichen Ende des
Verkehrs. Es durchbricht die Schranken.
welche die Völker trennen und knüpft
zwisschen den Nationen neue Beziehungen an,"
schreef in 1891 keizer Wilhelm aan dr. von
Stephan pp diens zestigsten verjaardag.
In gelijke mate als waarin het geld in
verhouding tot vroeger meer omgezet wordt,
tracht ook de mensch zich als 't ware te
verveelvoudigen door zich te verplaatsen.
Niet alleen het internationale en intercom
munale verkeer, maar ook het lokale is
toegenomen op een verbazingwekkende
wijze, het laatste vooral in verband met de
ontvolking der stadskern, die meer en meer
overgaat in een handelscentrum, een ver
schijnsel dat wij overal, het sterkst misschien
wel in Londen kunnen waarnemen en ook
ingevolge van het ontstaan van zaken-,
fabrieks-, woon- en vermaakswijken
tusschen welke een onophoudelijk verkeer
bestaat.
Ons stratennet heeft te beantwoorden aan
vroeger zoo naar den aard als naar den
omvang ongekende eischen. Het moet niet
alleen in staat zijn het verkeer te
bemeesteren maar de noodzakelijkheid het al naar
zijn aard te kunnen splitsen en verdeelen
en het elk over eigen baan leiden, ten
einde het zoo ordelijk en snel mogelijk te
kunnen doen plaats vinden, en het luxe
verkeer bijv. niet in botsing te brengen
met het grove vrachtverkeer, is een. te
voren ongekenden eisch der Neue Zeit"
De gejaagde, rustelooze, iedere zenuw
spannende strijd om het bestaan in een
groote stad onzer dagen wil gecompenseerd
worden en dringt in dat streven aan de
andere zijde tot eene uiterste vergemakke
lijking van het leven voor zoover zulks met
mechanische middelen kan bereikt worden.
Vandaar dan ook de intensiteit der
verkeersbelangen en eischen.
Naast of liever nog boven die
verkeerseischen staan, als van nog eminenter alge
meen belang, die der hygiëne. Op het
kongres voor ffentliche Gesundheitspflege"
dat in September 1903 te Dresden bijeen
kwam bij gelegenheid van de daar gehouden
stedententoonstelling werden ook de eischen
der hygiëne ten aanzien van den stadsaanleg
geformuleerd. En daarbij werd het
navolgingswaardige voorbeeld gegeven om die
eischen te splitsen in twee groepen: de
dringende en de gewenschte. Met betrekking
tot de eerste werd geen transigeeren geduld,
werden geene koncessies toegestaan noch
aan de oeconomie, noch aan de kunst; met
betrekking tot de tweede kategorie daaren
tegen werd aangedrongen op het treffen
van een billijk vergelijk pp de basis van
geven en nemen. Geschiedde zulk eene
splitsing ook van andere zijden, veel 'gekra
keel kon wellicht voorkomen worden. De
wederzijdsche preferente eischen zouden
immers misschien zeer wel te vereenigen
blijken of geheel samenvallen en voor de
bijkomende zou men zich dan niet bloot
stellen aan het verwijt: Que debruitpour
une omelette au lard." t
De eischen der hygiëne! Menig kunstenaar
zal daarin een nieuwen, principieelen vijand
meenen te zien optreden. Niet alzoo.
Een keer te meer blijkt het zij hier
ingelascht hoe praktische en aesthetische
eischen hand in hand kunnen gaan. De
nieuwste onderzoekingen der hygiëne im mers
verzetten zich in gelijke mate als die der
kunst, tegen die te lange, te breede, te
rechte avenuen, welke het ideaal eener
voorgaande periode schijnen geweest te zijn.
Uit hedendaagsch hygiënisch oogpunt is
de straat in zekeren zin een noodzakelijk
kwaad.
(Wordt vervolgd).
LELIMAN.
JAN BOISSEVAIN. f
Een zeer groot verlies trof Amsterdam,
door het plotseling overlijden van den heer
Jan Boissevain, directeur van de
Stoomv.Maatschappij Nederland". Iedereen, die
hem gekend heeft in zijn werkkring of in
zijn particuliere leven, werd getroffen door
zijn beminnelijk karakter, zijn rondheid en
flinkheid. Hij was inderdaad een man uit
n stuk; iemand, die geen duim breed af
week van den weg dien hij zich zelf had
afgebakend. Zijn plicht deed hij met voor
bijzien van alle bijzondere belangen, en de
Stoomvaart-Maatschappij Nederland" heeft
aan zijn dóórzettende kracht, zijn willen,
zijn onophoudelijk werken, oneindig veel
te danken. En niet alleen in dien werk
kring, maar in zooveel andere dingen heeft
Jan Boissevain zich verdienstelijk gemaakt.
In 1868?1873 was hij lid van den Ge
meenteraad, en kort daarna lid van de
Provinciale Staten van Noord-Holland. Als
commissaris van de Twentsche Bank, als
secretaris van de Staatsspoprwegmaatschij.
ijverig werkzaam, vond hij nog tijd om
voorzitter te zijn van de Vereeniging voor
de Arbeidersklasse, die hjer ter stede vele
goede arbeiderswoningen stichtte; voorzit
ter van 't bestuur der filiale van het Kon.
Meteorologisch Instituut, lid van 't bestuur
van het Zeemanshuis, vice-voorzitter van
de Commissie van Toezicht pp de landver
huizing, president-commissaris der
Nederl.Indische Landbouw-Maatschappij.
Te Bellagio in Italië, waar hij vertoefde
om wat rust te nemen, trof hem een beroerte
die eenige dagen daarna hem tot de eeuwige
rust voerde. Met dankbaarheid staart
Amsterdam dezen haar te vroeg ontvallen
waardigen, warmen burger na.
UIT DB NATUUR
LXV. Artis als wandeltuin.
Als ik 't eventjes met goed fatsoen redden
kan, vang ik in Artis graag de zachte of
luide uitroepen van vreemde toeristen op,
wanneer ze hun opinie uiten of aan hun
bewondering of verbazing luchtgeven. Meer
dan eens heb ik zoo vergelijkingen hooren
maken tusschen onze diergaarde en die van
Antwerpen, Hamburg, Londen en Berlijn.
Dezer dagen ook weer en dan treft het tel
kens, dat vooral de Franschen (of misschien
Belgen) en de Bngelschen bij hun goedkeu
ring den nadruk leggen op den tuin en niet
op de dieren. Ook onze provincialen heb
ben zich, schijnt het gauw zat gezien aan
de wilde dieren en tot hun eer moet het
worden, ze kijken ook naar de boomen en
bloemen en hebben er lof voor.
Nu is het achtereenvolgens bekijken van
een groote collectie diervormen in kort bestek
werkelijk even vermoeiend, als van een sterk
gevarieerde tentoonstelling van schilderijen
of andere kunstvoorwerpen. En 't is heel
goed te verklaren, dat, wellicht onbewust,
de overstelpte geest zich met een blik op
de heerlijke boom- en heesterpartijen van
Artis rust verschaft en ontlading tracht te
verkrijgen.
Vooral de boomen van Artis zijn mooi. In
geen enkel onzer stadsparken staan zulke
beuken en eiken. De bruine beuk en de
noteboom tegenover de bibliotheek behoeven
zich voor hun soortgenooten in 't Gooi niet
te schamen; de eik op 't heiligeveld voor 't
ethnografisch museum is een prachtstuk en
in den achtertuin, waar elk jaar een paar
kraanvogels in stilte een kindje
grootbrengen, staan een vijftal jonge lorken, die er
zoo gezond en welvarend uitzien alsof hun
wortels nog nooit Amsterdamsch grondwater
geproefd hadden.
Wel heb ik eens gedacht, of Artis soms
ook nog net het allerverste uitloopertje van
't Gooische zand zou bezet hebben; er wordt
immers ook wel beweerd, dat in een deel
van de Oosterparkstraat om dezelfde reden
niet geheid behoeft te worden, 't Is moeilijk
uit te maken. Maar wat de oorzaak ook
moge zijn, de boomgroei in Artis is buiten
gewoon voor Amsterdam; dat getuigen de
uitheemsche gingko en de cypressen, zoowel
als de ahorns en deplatanea, die nog elk jaar
topscheuten maken, zonder van die verdachte
kale pieken omhoog te steken.
Op die simpele twaalf bunder, die Artis
beslaat, is zulk een verscheidenheid van
boomen te vinden, dat niet alleen alle
Nederlandsche soorten door flinke exemplaren ver
tegenwoordigd zijn, maar er bovendien een
groot aantal uitheemsche vormen als
bloetnheesters of als heusche boomen te vinden
zijn. Er zijn meidoorns met stammen van
belang, roode eschdoorns, die boven de
hoogste gebouwen uitsteken. Vooral die bij
de oude bestuurstent, in 't klimop verscho
len; ook die tegenover de wilde ezels zijn
reuzen in hun soort. Daar dichtbij staan
een paar kastanjes en gaafbladige
lijsterbessee, wier gelijken eerst aan den duinkant te
zoeken zijn.
Toch is Artis in de verste Verte geen
boomkweekerij; de verdeeling en groepeering
vau het hooge hout is zoo mooi als iemand
maar wenschen kan; 't is als een oude keu
rige buitenplaats midden in de huizenzee;
en wie niet met de wetenschap binnenkomt,
dat Artis een zeer rijke diergaarde is, zou
kunnen meenen, dat de tuin hoofdzaak was
en de dieren er alleen hier en daar ter op
luistering bij-ingebracht waren. Dit is na
tuurlijk niet het geval; maar de groote zorg
aan het groen besteed, brengt de illusie
teweeg.
Vooral om dezen tijd van het jaar tegen
Pinksteren is Artis een lusthof; de groote
massa geurig bloemhout, de reusachtige mei
doorns, gouden regens 9n seringen, magno
lia's en rhododendrons, de vele appel-, pere
en kerseboomen, zijn tusschen het geboomte
zoo geplant, dat de tuin dubbel zoo groot
lijkt als het werkelijk is. Door al die slin
gerpaden en boscages schuilen de kleinere
dierperken zeer bescheiden weg. Ook de
volières en traliehekken zelf zy n door randen
van klimop of ander groen nog zooveel moge
lijk tot n gemaakt met de omgeving. Ze
dringen zich niet op.
't Is goed voor de bezoekers eens hierop
te letten, al gaat ge naar Artis om de die
ren ; de machtige indruk, dien de tuin maakt
op iemand, die op dit punt niet verwend is,
blijft dan lang bij; en door het nagaan van
de details, die het schoone indrukwekkende
geheel vormen, wordt het gevoel voor vrijer
en 'grootscher natuur versterkt. Elk goed
aangelegd park is een leerschool voor
aesthetica en Artis mag op dit stuk meetellen.
Een van de gevolgen van den
oordeelkundigen en smaakvollen aanleg is ook, dat men
er niet spoedig den weg leert kennen; de
tuin biedt talrijke mooie doorzichten, maar
hij is van geen enkel punt in zijn geheel te
overzien. Wie er nog niet vaak geweest is,
dwaalt er als in een doolhof en komt telkens
op hetzelfde punt terug, meestal in den
Hollandschen tuin, in de buurt van het beren
paleis, dat als een eiland vesting in de groene
bladerzee staat.
Zoo iemand meent dan alles gezien te
hebben; maar gewoonlijk is de mooie
bloementuin bij de kangeroes en ook de ooste
lijke tuin met de nieuwe serre overgeslagen.
Dit komt, doordat smalle slingerpaadjes ach
ter de broeierij wel toegang geven tot dit
gedeelte, maar het tegelijk door hun hooge
groene heesterwanden voor 't oog verbergen.
Let maar eens op, de meeste nieuwelingen
onder de bezoekers volgen, al hebben ze
een platte-grond ontvangen, den binnenzoom
van den tuin; ze loopen bij troepen langs
het hek van de doklaan, waar nu juist niet
veel moois te zien is. Grappig is het ook
dat menschen, die anders best met een
wandelkaart terecht kunnen, met hun plan van
heid; van eierenleggen en jongen
grootbrengen komt ondanks al die drukte maar
heel weinig. Dan doen de merels en zang
lijsters het beter; de meeste hebben al jon
gen ; en, al is 't nog druk in den tuin, hun
luid geting klinkt boven alles uit; ze storen
zich zoo weinig aan het nieuwsgierig
menschdom, dat ze vlak voor uw voeten een worm
of een stufeje biscuit oppikken en 't aan hun
jongen brengen, die met hun drieën op een
laag struikje zitten te piepen van eeuwige»
honger. Er zijn op 't oogenblik stellig nog
een tiental lijsternesten en in de vele nest
kastjes wippen de pimpelmeezen uit en in;
sommige nog met nestmateriaal, andere al
met voer in den bek voor de jongen.
Vlak bij 't melkhuis zit een vink te broe
den, zoo open en bloot, dat kop en staart te
zien zijn, als 't dier op het nest zit. Het
mannetje jaagt alle musschen of andere in
dringers met grooten moed de buurt uit.
Maar 't best te zien en te bestudeeren zija
op 't oogenblik de nesten van de
zeestekeltjes in 't Aquarium. Een viertal zjjn er heel
duidelijk te zien, links van den ingang, vier
bassins van 't eind. Op dezelfde wijze als
onze gewone stekelbaarsjes uit de sloot, heb
ben de veel grootere zeestekels van allerlei
algen een dicht groen kluwen gemaakt, met
de ingang van onder of op zijde. Maar zij,
die meer met strooming rekening moeten
houden, hebben er iets op gevonden om hun
materiaal bijeen te doen blijven. Zij hebben,
alsof 't spinnen of rupsen waren, er een aan
tal draden omheen geslagen, n heeft zijn
nest van helder groene bladalgen letterlijk
vastgenaaid aan een tak, een ander heeft het
stevig vastgebonden aan een
vooruitstekenden steenpunt. Evenals onze stekeltjes
waaieren ook de groote zeestekels hun jongen
versch water, of eigenlijk nieuwe zuurstof
toe, door heftig met de borstvinnen in de
opening heen en weer te slaan.
Een Snotdolf legen een pijp vastgezogen. De witte franje van de zuigschyf is te uien.
Artis in de hand precies in een kring rond
draaien en altijd ergens uit willen, waar nu
net geen doorgang is; dat herinner ik mij
ook nog best van mij-zelf; als men geen
houvast aan de windstreek heeft, is 't immers
onmogelijk bij zoo'n dwarrelig net van slin
gerpaden koers te houden.
Wie Artis wil leeren kennen, zij 't ook maar
vluchtig, moet er minstens twee dagen voor
over hebben; en dan nog een morgen
of middag aan 't aquarium besteden. De
eerste dag gaat met den voortuin (er zijn
nu twee jonge orang-oetangs), 't museum en
de vijvers schoon op; dan hebt ge ook wat
tijd om stil te staan bij 't schollevaars-nest
op den dooden boomtronk in den
zwanenvijver. Interessant was het van daag, te zien,
hoe de moeder de pas uitgekomen jongen
uit de krop voerde. Ze opent den bek zoo
wijd als ze kan, en 't jong steekt er zijn kop
en hals zoo diep in, dat het lijkt of 't opge
slokt zal worden. De ooievaars en reigers
zijn druk aan 't nestenbouwen op den grond;
telkens als de eene echtgenoot met een
plok gras of een tak komt aandragen, klep
pert de ander als blijk van groote
tevreden't Aquarium is op 't oogenblik bijzonder
mooi. Een heele school nieuwe haring zwemt
er lustig rond, sommige met kuit. Een aan
tal reuzenkreeften, roode langousten, is in 't
tweede bassin onder dak gebracht, een heele
tuin van zee-anemonen in 't volgende; ze
zijn alle pas u^; Helgoland aangekomen.
Bijzonder rijk ook is 't groote middelbassin;
er zwemmen een aantal snotdolfen, de groote
wijfjes loodkleurig, de mannetjes met veel
oranje aan buik en vinnen; die nemen evenals
bij de stekels het Brutgeschaft van de wijfjes
over* Een menigte groote kabeljauw zwemt
er rond; de blinde of zieke behouden hun
donkere kleur, de anderen worden licht van
tint als 't bodemzand; ze gaan even als de
bot, schol en rog aan mimicry doen. In
't voorste bassin leeft op 't oogenblik een
groote zeewolf met ontzettende tanden ; maar
zijn staart is gewond en hij vreet nog niet;
dat is een veeg teeken voor eiken wolf. Maar
ik kan nu niet alles vertellen wat er in den
voorzomer voor merkwaardigs in 't Aquarium
te zien en op te uierken is; daar heb ik een
artikel apart voor noodig.
E. HBIMANS.
iHiMimiiimiiiMiiiMimiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiHiiiiiii
J. J. BIESING,
Kunsthandel.
's-GRAVENHAGE,
Molenstraat 65,65* en 61
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
MEUBEL-BAZAR
SINGEL 263 -283.
I»U de Paleisstraat
MASSIEF EIKEN killltüOr-fll'llllCll'll «HZ.
160 x 80 / eo.- j. HF,l4HII\k mum. Telef. 3968.
't Vinkennest hi feit bloeienden berk.
AmSTERPAffl
AARDEWERK
EM TEGELS
L BINNEN-]
:;.T.;:MUIS
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN- VERSIERING
5XDER- WONING^
12OROKIN-12O