De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 29 mei pagina 3

29 mei 1904 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1405 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. Een dirigent', aan wien yan aomiskenbare gav-en een te Jaaoge dunk bijgebracht suhynt; een orkest, dat, ontstemd, verutoord, gegrieïd, niet dan met wrevel ayne taak vervult; een beheeriieiv-diet slachtoffer van onverpoosd doch ydtl streven, voor het roouilo s verval eiuh terugtrekt; een aantal hoogst verdieastekijke kunstenaars op de vlucht of gegaan of godnevea; een bestuur, dat, pwt op zigae rechten, pogingen tot bemiddeling en verzoening afwijst; een publiek, da-t, het spoor bijster, door iete Gttbeeteuuis, beangstigd zich gevoelt; ziedaar hè* Cfftt«ertgebou w-conflict. Waartoe het verheeld? Kr dreigt de hoofdstad, en mot haar. het land, een ge baar, stt, voor d* tot oordeelen bevoegden, d« afmeting van een ramp aannemen kan. W eik dctt gevaar is ? N u 't e»n Muzentempel peldt, *ijae een diehtervorst het aan. Den 12 Januari 1789, zond Schiller aan Kör-ner het ontwerp van een gedicht, dat, stEsks, tot opschrift krijgen zou: Die JCünstle-r. Als hoofdgedachte, zweefde den diebier voor den geest, hoe de kua&t, in haa-o verschillende uitingen en vormen, tuïfechen 'B raenschen zinnelijk en geestelijk lewn den baud snoert, zootlut schoonheid de Otmhu-lLing van waarheid en zedelijkheid is. Met het denkbeeld en de uitwerking verklaarde Kikner hooglijk zich ingenomen. "Wieland, aan wien het ontwerp eveneens was medegedeeld, wenschte de strekking nog sterker omlijnd te zien. De kunst mocht niet zijn enkel dienares eener hoogere beschaving, maar toongeefster, in dier voege, dat slechts dan zij, door wetenschap, werd overtroffen, indien de^e laatste zelve de gedaante vau een kunstwerk aanneemt. Schiller gaf aan dien wenk gehoor, en zóó ontstond zijn meesterwerk, dut de eereplaats, door Kömer daaraan toegekend, door prachtigen bouw, kernigen inhoud en wijsgeerigen zin ten volle verdient. Aangrijpend reeds is de aanhef, eene vermaning tot 3en menseh gericht, dat hij, in den roes der zege, over de natuur be vochten, haai-, de leidsvrouw niet yergete, die, in der eeuwen loop, zachtmoedig, hem ter zijde stond, en niet tot minder loutere gidsen zich keeren mocht: O falle nicht mit ansgearti-tem Verlangen Zu ihren nredern Dienen unen ubl lm l'lcisi kann dteli die Bit-ne meistern, In der Gescliickliehkeit ein Wurm dein Lehrer sein, Dein Wissen theilest du mit vui'geiognen Geisteïn, Die Kunst, o Munsch, hast du alleiu. Be gedachte van de albeheerschende majesteit, van de onovertroffen heerlijkheid der kunst, draagt als een vol akkoord gansch het gedicht. Wij vernemen haar diepzinnigen grond: AVas \vir als Sc'iöuheit hier empfun.lt.-n, \Vird einst als Wahrheit una entjegen gekn. Deswege is, met de geboorte der kunst, eerst, in waarheid, de menseh geboren: Jttft fiel der Tlr.erheit dumpfe Schrankt:, Und M.nsehheit trat auf die eutwülktu Stirn, Und der erhabne Fremdling, der Gedanke, Sprang aus dera staunenden Gehira. Jetzt stand dar Mensch und wies den Stelenen Das königliche Angesicht. Yan nu af, is dan ook de kunst 's menschen tronwe geleidsfter, hetzij hij op doornige, dan wel op effen paden verwijte. Over lief en leed, spreidt zy haren zacht koeste renden horuaelijnen man-tel: Wohin die teute Veude eilet, "Wuhin der stille Knmmer fiieht, "Wo d;e Betrachfuns; denkend weilet, 'Wo er des Eleads Thranea sitlit, Wo taiweud- ScbrsoJceo anf ihn zielen, 'olgt ihra ein ItaïKioBieetib.ich, Sickt er die HuldgStdnnen spielen, Und ringt in still veïfeinerten Gelulden, Dor litbliohen Begleilnng naok. Van nu af, kan zelfs een vermetele hand haar de kroon niet rooven, die der G-ode begenadigde toekomst: Wiene Lehstermann's zonde. Naar liet Duitsch, VAX LOTJISE SCHULZE BRüCK. III. (Slat.) Op plechtigen toon zeide zij dit. Boer Mehnen begon zich onbehagelijk te gevoelen. Donder en bliksem! Daar zat hij in die griezelige kamer, en Wiene Lehstermann zei griezelige dingen. Jij verbeeldt je, Mehnen, dat, als jij je Christiaan vervloekt en je op den bijbel beioept, jij dan gelijk hebt, en je Christiaan ongelijk. Maar je hebt hem vervloekt om het geld, en omdat de dochter van de roode Lies je niet goed genoeg was, en daarover staat niets in den bijbel, Mehnen, over de roode Lies niet en over boer Mehnen's geld niet. En dat zeg ik je, Mehnen, ik, Wiene Lehstermann, dat daaruit voor jou niets goeds zal voortkomen, en wanneer je niet tot inkeer komt en doet wat goed en recht vaardig is...." Vloekend sloeg boer Mehnen op de tafel. Laat mij eruit, Wiene Letistermann. Ver spil je woorden niet, en laat mij met rust. En al zeggen ze tienmaal dat je droomt en.,." Je kunt dadelijk gaan, Mehnen," zeide Wiene Lehstermann rustig, maar denk er aan, dat ik je gewaarschuwd heb. Hoor je, Mehnen, ik heb je gewaarschuwd! Toen het nog tijd was! Versta je mij, Mehnen?" /ij zeide dat heel langzaam, heel zacht, en tij keek boer Mehnen aan en zag dat hij zich onbehagelijk begon te voelen. Ik heb het mijne gedaan, Mehnen, ik heb je gewaar schuwd." Wenn auf des De kens freigegebneh Bahi en Dei' KurscluT ,M/t mit külinuu Glüeke st-imeift Uud, truuken von sie^ru'.euJeu Pannen, ilit r.isclier Hand s-hun uacli der Kroue greift; Menu er mit iiieJfi-m Süldiitrslohiie Den ed:lu Fülnvr z«i eutl.istt'n glaubt, Und nebeu deiu getratimteu Tliroiie l)er Kunst den uisti-ii Sklavenplatx. erlaiibt: Ver/eilil ihm der Vollen.luns; Ki'une Scli\VLbt glanzcn.1 ber eurt-in Haupt. Zoozeer moet de kunst ontzien worden, dat zelfs de wetenschap haar schitterenden diadeem te eerbiedigen en te eeren heeft. L\e aandacht op ijtahiller's heerlijke schep ping vestigend, heb ik, van het opschrift dezer regelen slechts schijnbaar mij ver wijderd. Want aanschouwelijker dan in het machtige woord van den nobeleu dichter, kan invloed en beteekenis der kun-st niet wordea geschilderd. En snerpend is de tegenstelling tusschen de droeve werkelijk heid van thans, met de wonderschooue dagen, die wy pas hebben doorleefd, toen, leider en volgelingen n, dezen gewillig zich overgevend aan de onstuimige kracht van genen de overweldigende bekoring van Beethoven'» Cosmos ons voor oogea werd getooverd. Like a sweet melodious bkd, it sung Svveet variel nutes, enchanling evei-y ear! Laat het ronduit gezegd zijn, nu het tot keerea nog tijd, maar ook meer dan tnjd i«: ons staat een groot verlies, der kunst een gevoelige slasr, der hoofdstad een zwaro beproeving, en ons volksleven een geweldige afbreuk, te wachten, indien ziJ! wie-n upt aangaat, verblind of halsstarrig genoeg ziju oui huwne verantwoordelijkheid niet te be seffen, willens te verkleinen, of boud te loochenen. Hetgeen het Concertgebouw-conflict tot betering behoeft, is een psychologische outmekeer van de daarbij betrokkenen. Moeten waarheden worden herhaald, tot züdoor zichtig worden van banaliteit:' Een orkest wordt niet plots saamgesleiJ, maar g*vormd door jarenlange samenwerking. Men kun musici, van heinde en ver bvjeengegaard, aan lessenaars plaatsen, een orkest vervan gen kan rnen niet, tenzij door een ander orkest. Werd in den stat', die de maat aan geeft, een korporaalsstok verzinnebeeld, het zou een ernstige misvatting zijn. Het symphonische samenspel ejscht en onderstelt een kameraadschappelijkeii geest, ook en juist tusschen leider en volgelingen, in contractueele verhoudingen het licht aan den eenen, de schaduw aan den andoren kant opeen te hoopen, is even onbillijk als onraad zaam. Iedere kleinigheid een vervaarlijk ver grijp, en ieder vergrijp voor plechtstatige berechting vatbaar te achten, is even be krompen als oumonschkumlig. Een bestuur, dat, zijner taak zich bewust, op de belangen der kunst te letten heeft, in dagolijksche aangelegenheden te moeien en in nietig heden partij te doen kiezen, is ongerijmd. Mijn hemel! Wie glimlacht niet, wanneer opmerkingen als deze, met diepzinnigen glimp, hem worden voorgedragen f Doch tevens, welk noodlot vervolgt de Kederlandsche kunst, dat. ze uit te spreken, noodig blijkt ? Zijn wij het dan vergeten, dat een volk niets hooger te stellen, niets heiliger to achten, niets onaantastbaarder te verklaren heeft dan zijne, dier naam waardige knust:' Graan wij, beeldstormer** in arren moode, de Muze der toonkunst te lijf', tot zij, vertwij felend, verstomt, of door handwerk vervajigen wordt? Moet'naar tijdverdrijf, naar genieting van lager gehalte worden gestuwd, wie in hooger sfeer bevrediging niet vinden kan ? Is het ideüelo pril onzer dagen zoo bui tensporig verheven, dp.t het, zonder schade voor d« volksztel, vernederd worden kan i* Beantwoorde de^e vragen roekeloos en zorgeloos, wie er den moed toe heeft. Ken voorgevoel van naderend onheil doet ernstig waarschuwen : verhoede zoodanig bescheid, wie het verhoeden kan. A nis t., 2G Mei '04. J. A. LEVY. Inziet ia de Hwflstafl. Thans, mi de vier Beethoven-avonden ach ter den rug z'.jn, kunnen wij het artistiek belang van liet Muziekfeest in zijn vollen omvang overzien. Wij kurtnen ons nog eens te binnen brengen de heerlijke indrukken, die wij aan Weingartner te donken hebben; wij kunnen ons nog eens verkwikken aan zijn gezonde opvatting van den grooten held En \Fiene Lehstermann stiet zachtjes met haar voet tegen de kamerdeur, die langzaam en wijd open ging, zood:vt men juist op de groote ouderwetsehe commotie ketsk, die daar stond, met groote bossen gemaakte bloemen er boven op, die in wit gaas waren gewikkeld en er zoo geheimzinnig uitzagen, usschen de bloemen lagen allerlei witte dingen, en in het midden stond een klein brandend lampje. Alles was dooiKstil, maar toen boer Molmen opsprong, begon er iets te ritselen eerst heel zacht, maar toen heel duidelijk groote hemel! dat was in de kast! en boer Mehnen's groote Nero spitste plotseling de ooreii, ging liggen, en keek s i ruk naarde oude kast, grommend, tandenknarsend en met gloeiende oogen. Wiene Lehstermann stond op. De uitdrukking van haar gezicht was zeer ernstig, en zij zeide zacht en plechtig tot boer Mehnen: Koep je hond bij je." Boer Mehnen was doodsbleek geworden. Zijn inontl stond open en xijn lippen trilden. En met bevende handen vatte hij den hond bij den halsband en trok hem terug. Toen deed Wiene Lehstermann zachtjes de deur toe, nam haar stoel weg, die voor de andere deur stond en zeide niets anders dan: (-roeden avond, Mennen!" Maar boer Melmen ging niet weg. Als betooverd bleet' hij staan, en staarde naar de deur, en met trillende lippen bracht hij eindelijk uit: Wat wat was dat?" Wiene Lehsterinanii haalde de schouders op. Dat? Niets!" Wat is dat in die kast? Die dat. vervl?" Wiene Lehstermann knikte. Och ja, dat is nu eenmaal zoo. Maar, Mehnen, je zult toch we! niet bang zijn? Je hebt immers niets gedaan, je hel t je aan den bijbel ge houden en je zoon vervloekt. Je hebt niets ge laan, dan dat je de dochter van de rot.de Lies niet tot schoondochter wou hebben. Beethoven en nog eens onze voldoening uitspreken over het schitterend welslagen van het feest en de warmte, waarmede het publiek onzen gast gevierd heeft. Weingartuer is oen veelzijdig ontwikkeld kunstenaar. Als componist is hij hier te lande bekend door zijne symphonie, zijn Gerilde der eligen" en-een paar kamermuziek werken. Voorts heeft hij eeuige dramatische werken gecomponeerd namelijk Sakuntala", Malawika", Genesius" en de Oresteiade," De beide eerstgenoemde opera's heb ik indertijd in bet buitenland gehoon). Ik ver kreeg daarvan den indruk dat de componist volkomen vertrouwd is met de dramatische vormen en zieh voortreffelijk weet te bedie nen van de moderne, door YVagner gc nfluenceerde schrijfwijze. Wfhigartner's concertwerken /4jn veel meer zelfstandig en staan in bet geheel niet onder den invloed van den Bay reut her meester. Voorts is Weingartner meermalen als pu blicist opgetreden. Behalve zijne bijdragen in de Allgenieine Musikzeitung" heeft hij drie afzonderlijke geschriften het licht doen zien; nl. Ufcber das Dirigieren", BaVreuth 187(1 181)6" en Die Symphonie nach Beethoven." Alle drie deze werkjes toont n een strijdlustigen aard. Weingurtner schroomt niet voor zijne meening uit te komen; hij vraagt er niet naar of die meening den huize Wahnfriod" aangenaam zal zijn en of zijne opinie over Bnihm«, v. Bnlow, Strauss, Siegfried Waguer e. a. ook bij velen aanstoot zal ver wekken. Ik moet eerlijk bekennen «lat ik bet met vele van Weingartner's in/Achten vol strekt niet eens ben; maar toch treflen mij zijn groote onafhankelijkheid en zijn zin voor oprechtheid ongemeen pympinhiek. Buitendien is, vooral in het eerste en derde van bovengenoemde geschriften, een heilige eerbied te vinden voor den genius Beethoven. Mt-n bespeurt het bijna uit lederen volzin dat Weingartner dezen reus een liefde en een vereering toedraagt, veel grootcr dan elk ander componist. Men leze slechts hoc hij het in r. Bi'ilo'A'afkeurt, willekeurige tempo-veranderingen te hebben aangebracht in ile negende ssymplionie van Beethoven, die het werk op tien achtergrond dringen on de opmerkzaamheid eischen voor de grillige opvatting van Jen dirigent en zijn vaardig heid om het orchest aan al zijne curicu/.e invallen te doen gehoorzamen. Men moet het lezen hoe hij to spreken is over de z. g. ,,Tenis>o-riibato-dirigenten"; over hunne liefhebberij voor Luftpansen", over hun manier om aan een onbeduidende middensteiu een thematische beteekeuis toe te kennen, over hun zucht oin kleine accenten, welke slechts uiterst voorzichtig moeten wor den aangegeven, tot heftige sforzati" te transformeert'!!. Men leze hoe hij den dirigent verfoeit, die bij de aanvang-moten der vijfde symphonie pauken?lagen liet ineedreunéi^ of een ander gispt, die den eersten Satz met inbegrip van herhaling in minder dan 8 minuten liet af raffelen, of hoe hij zijn verontwaardiging uit over ternpo-willekeurigheden in de achtste symphonie, zoodat hij zich ter nauwernood zóó lang goed kou houden tot der letzte Ton die Erlosung von dieser schreeklichen Marter des gesundeu Kmpömlons verkimdet halte." En de oorzaak van al di-i misstanden, waarteg-n hij te velde trekt? Als zij niet is onwetendheid, dan komt het omdat die Gefallsucht des Dirigenten ber den Geist des S,:ht>pfer8 wird gestellt. Der Dirigent Sei vor allem irahrliiiftig gegen das Werk, welches er aufluhren will, gegen sich selbst und jjegen das Pnblikum. Er denke nicht, sowie er einc 'Part i t n r zur Hand nimmt: Was kiiun -ich aui diesem Werke machen?" sondern : }}'<ts hut der Schöpfer damit sagen wollen?" Hoe eenvoudig is dit alles; maar hoe goed is het, dit eens neer te schrijven. En Wein gartner moeit dit zoo schrijven. Want hij is inderdaad u-ahrh'iftirj. Dat is ons uit zyne magistrale leiding gebleken. Niets anders heeft de gevierde dirigent gedaan, dan Beet hoven doen uitvoeren precies volgens diens voorschriften. Hij heeft er zelf niets bij ge daan, maar hij ) eeft ook met de grootste zorg gewaakt dat geen enkel voorschrift werd verwaarloosd. Eu toen. . . . toen hef ft hij het geheel ver vuld van zijn congenialen geest; (oen heeft hij zijn enorme meerderheid getoond over het orchest. Hij, die alle symphonieën uit het hoofd dirigeert, hij heeft het orchest gevoerd tot alle uitingen, waartoe muziek in staat is : vreugde en smart, kracht en teederheid, jubelerwie uitgelatenheid en innige vroomheid heeft liij ons uit het orehe-t doen hooren. Hij heeft eindelijk, zich zelven geheel ge luutiiiimiiuitMiiiiimiliniliimilt P'n niets, dan dat die arme jonge schepsels nu ui vijf jaar moeten sloven en zwoegen, en dat de tweelingen, die vanmorgen geboren zijn, wel dood zuilen guan en de jonge vrouw ook. En niets, dan dat dun dut.-,." /ij zweeg. Boer Mehnen ureep haar bij de hand. ..Wiene," hijgde hij, Wiene! Als iemand dut hoort, dan beteekent dut Wat beteekent dat ?" Wiene Lehsterinann liet zijn hand los. Niets." ,./e zeggen, dat jij weet wie er zal sterven." Sterven is daarom nog niet dadelijk 1100dig," zeide zij, en sterven moeten we trou wens allemaal. En dat kan nog een heelen tijd duren, vooral voor iemand, die tot inkeer komt en boete doet. Maar er is immers niets gebeurd, en het i.s immers toch maar allemaal onzin, zooals je straks zelf gezegd hebt, Mehnen, en je hebt immer< ook ge zegd dat zot/n oude vrouw als ik zich met zoo iets niet hoefde te bemoeien. Heb je dut niet gezegd? En heb ik niet gezegd, dat ik het recht bad, mij daarmee te bemoeien ?" l /ij nam een wit kleedingstuk van een tafeltje. ,,/ie je dat, Mehnen? Dat is voor iemand, die nog leeft. Maar ik moet altijd zorgen, | van te voren klaar te zijn. Als die man dood is, dun zullen zijn erfgenamen haast maken, hem zoo gauw mogelijk uit zijn bed te halen en in zijn kist te leggen, omdat hij anders het bed eens mocht bederven, en dan zullen ?ze ruzie maken over zijn have en goed. Is ! bet dan niet beter, in vrede Ie leven en er ! voor te zorgen, dat er iemand i.s. die. je zacht je doodshemd aantrekt en je tot in liet graf l dankbaar is, en je altijd blijft zegenen? Vindt ? je dat ook niet, Mehnen? En vindt je niet, i dat het beter is nog een paar jaar in vrede te leven, dan je doodshemd to hooren ritse len ??/ei je wat, Mehnen?" Ik ... ik . . ." stotterde de man. vende, alle orchestleden gedwongen hunne uiterste physieke krachten te wy'den aan het kunstwerk. En zij deden het met groote geestdrift, die voortreffelijke kunstenaars, waarop Am sterdam, waai op Nederland trotsch is. Het was hartverhetfeud te zien hoe groot de be wondering was van den gevierden kunstenaar voor onzen phalAnx van orchest-musici en hoe innig de vereering was van hen voor hun emiiienten leider. Men verwachte nu niet van mij dat ik al de elf werken, die wij van Beethoven hoor den, ga bespreken. Het ia anders wel verlei delijk om uitvoerig stil te staan bij zoo menig onderdeel, dat than^ in eon licht kwam te staan, waarin wij het zoo zelden zien. Tuch wil ik enkele fragmenten even noemen, waarvan mijne indrukken gedeel telijk verrassend, gedeeltelijs overweldigend waren ! Vooreerst dan het derde deel eu het tiaale uit de eerste symphonie. De trek van ge moedelijkheid eu vroolyke onbezorgdheid k «'sim hier zoo buitengewoon mooi uit, dat dit werk, hetwelk men meestal niet geheel voor vol aanziet, door de uitvoering plotse ling herboren werd in een geniaal meester stuk. Voorts du geheele Eroïca-symphonie. Daar in lag een stemming van grootschheid, die buitengewoon imponeerde. De Marcia fuuèbre hoo'rde men aan, somwijlen niet ingehouden adem. Weingartner heeft hier vooral met zijne agogische schakeeringen wonde-ren ver richt. Dan in de vierde het heerlijke Adagio in Es, dut vervuld was van een vroo nheid en innigheid, die het gemoed in hooge mate roerden. De vijfde symphonie was mede van het begin tot het einde een geniale reproductie. Wat wist de fanieuse dirigent een kracht te krijgen uit de bassen, bij het Trio van het Scherzo. Hoe enorm fieeft hij het einde van den eersten (Sutz weten te vertolken. HOJ nobel was hot AYidante con moto"; geen nuance te langzaam, maar ook niets te siui. En dun het tinale hoe victorieu* klonk die zege/ang in het orchest l In de zevende symphonie heeft \Vemgartner ook itt-i zeer zeldzaams gepresteerd ; vooral in het Scherzo en in het Einale. Daar lag werkelijk een dionj'sische uitgelatenheid over uitgespreid. De achtste symphonie is, gelijk de zesde, meer van gemoedelijk karakter. Men vindt er niet in tragische momenten, zooals in de derde, vijfde en negende, maar juist het frissche, vroolijke werd zoo echt gezond, zoo zouder eenige sentimentaliteit door Weingartn-er tot uiting gebracht. En de negende? Wt'iugartner mag ziclizelveu gelukkig prij zen dat hij n uitvoerenden n toehoorders een der heerlijkste sensaties verschaft beeft, een moment in hun leven, waarover zij nog na tijden zullen spreken. Als ik mij niet v-ergis dun zal de uitvoering der negende symphonie onder Weingartner een voor ons Und historische beteekenis krijgen. Het publiek in de zaal scheen die meening ook toegedaan te zijn, te oordeelen naar het buitenge wone enthousiasme waarvan het blijk gaf; en dan pleit zulks niet weinig VOOT de intelligentie van ons publiek. De eerste Satz was onafgebroken gekenmerkt door die sombere majesteit vol kracht en trotsche grootheid die er zoo imponeerend uit spreekt. Het tweede gedeelte bood rliythmi-gch wederom iets bij-conlers. De tus-»chenzin werd de eerste maal mischien iets te demon stratief snel genomen; later een nuance rus tiger; zeker wel meer naar de werkelijke intentiën van den dirigent. liet hemelsche Adagio met zijn breed uit gesponnen boot'dmelodie en zijn prachtig tweede -thema in D dur, zoo echt stijlvol door den dirigent gedeclameerd, zal zeker mijn geest nog hing geboeid houden. En dan het Finale! Met welk een elemen tair geweid werd het recitatief der bassen in de zanl geslingerd. Hoe machtig heeft Wein gartner het koor geïnspireerd en hoe schoon kwamen de verschillende stemmingen der tekstwoorden tot hun recht. De negende syrnphonie was een schitterend slot der onvergetelijke feestdagen! Een woord van waardeering wil ik hier brengen aan den heer Tierie, die het koor der Oratoriumvereeniging heeft ingestudeerd op een wijze dat het, n wat klankschoonheid n. wat zekerheid aangaat, spelender wijze de groote moeilijkheden overwon. Evenzeer verdienen de solisten allen lof. De heer Jan Sol, ter elfder ure ingevallen voor Messchaert, zong zijn recitatief met groote uitdrukking en machtvolle stem; Wil je soms zeggen, dat je je met Chris tiaan wilt verzoenen? Dat je vrede met hem wilt sluiten en niet je schoondochter ook? En dat je voor ze wilt zorgen, en nu dadelijk erheen wilt gaan, om alles in orde te brengen?" Boer Meïinen knikte, maar hij zag nog zoo wit als een doek. Daur, driiïk maar eens!" /ij schonk een beetje brandewijn in een kit in glaasje. ,,/oo, g:i nu maar heen, en maak goed, wat er nog goed te maken valt, dan hoef je niet bang te zijn. De dood klopt altijd driemaal aan, Mehnen!'' De man dronk het glas leeg. Toen gaf hij Wiene Lehstenminn de hand. Ik ga al." Zij keek hem na, terwijl hij haastig de dorpsstraat alliep en in de duisternis ver dween. Toen lachte ze eventjes. Onze Lieve lieer zul nog wel niet veel pleizier hebben over die bekecring. Maar dut komt wel in orde. Je moet de menscben eerst maar op den goeden weg brengen, dan komen ze vanzelf wel vooruit. Die oude kerel zal nog wel eens heelemaal week worden, als hij maar eerst dut jonae vrouwtje in huis heeft, on de kinderen. Alle» op zijn tijd! En de liefde is een grootu macht!" /ij lachte weer vergenoegd, maar toen schrok zij plotseling op. Hccrejee, de, poes! ' Haastig ging ze naar de andere kamer. 1Tit haar zak haalde zij een sleutel, en maakte de bovenste lade van de commotie open. /acht miiïuwend kwam de poes te voorschijn, tusschen twee losse proppen vloeipapier, die luid ritselden, toen »ij erop sprong. Wel, poesje, is dat niet mooi gegaan? Als je in de kamer gebleven was, dun had Nero je maar gebeten. Maar je hebt nink spektakel gemaakt, daar in de kust. Nero heeft je ge roken, en de oude boer Mehnen is zelfs bang voor j (s geweest. Maar zie je. poesje, nu gaat hij naar huis en haalt zijn jongen en het de dames Oldenboom en TiHy Koenen "en de heer Kogmans boden, blijkbaar onder den suggestieven indruk van den dirigent, ook iets zeer schoon-'. Zelden heb ik de moeilijke cadens zoo gelukkig hooren slagen. Doch ik nuxg niet ver/Aiuuen te herdenken de twee kuustenaarst die Beethoven in zijne schoonste s jlo-compositiën Iiebben vertegen woordigd. Men weet hoe ingenomen ik beu met Eldjring's weder^av.e van het vioolconcert. Ziju eenvoud en soberheid passen geheel in den geest en st^l van Wtangartmsr. Daarom had ruen geen waardiger vioolkunsteuaar kunnen vinden dan Eldering, die buitenge woon goed gedisponeerd was en door het publiek rnet enthousiastine werd toegejuicht. Ook liöntgen speelde het vierde piano concert met al de warmte en poiizie, die wij in hem steeds bewonderen, als hij voor het klavier zit. Het tweede gedeelte b.v. klonk aandoenlijk mooi, met zijn contrasten tusschen de orchestbewt'rking en de solopartij; niet minder het wild zigeunerachtig gerhythmcerde Eondo. Indien het velen misschien als een waag stuk toegeschenen is, om. .ia een druk winter seizoen op de heerlijke Pinksterfeestdagen alle negen syaiphonieën van Beethoven te doen uitvoeren en bovendien nog twee zijner belangrijke concerten de uitslag heeft be wezen dat dit .waagstuk wel ondernomen mocht worden. Maar aan Weingartner de eer van het welslagen. Men wist uit zijn wedergave der vijfde symplionie, nu een ruim jaar geleden, dat men iets buitengewoons zou te hooren krijgen, Dat echter Weingartuer ons Beethoven zóó zou herscheppen, had meu ternauwernood durven denken.. En nu het artistiek belang van het muziek feest dat, naar ik hoop ons nog zeer lang zal bijblijven? Laat ik deze vraag beantwoorden met een aanhaling van Weingartner zelven: Durch gute, stylvolle Auiführiingen, kunn er (de dirigent) das Publikum bilden und eiue allgeineine Liuuunmg dus künstierischen Emp/indens herbeifiihren dure!) schlechte, uur seiner Eitelkeit frolmende, ahe-r der Boden fiir echte Kunstau*übung untuuglich macheu. Ein schiuit-s Werk selmn aufgffuhrt zu haben sei sein grösster Triumpli, der berechtigte Erfolg des Koinponisten sein eigener." Nu, Weingartner kun de overtuiging met zich omdragen dut hij niet te .vergeefs i.s hier geweest. AXT. A v KI; K A MI>. afuiiiiiiiiiiiliutifiiiiiii i. Door de gelijktijdigheid der Arti- en St.Lucas-tentoonstellingen is men onwillekeurig geneigd deze beide vergelijkenderwijs tegen over elkaar te stellen, al was hè', alleen om een verklaring te vinden, waarom de toch maar matige belangstelling van bet publiek over twee tentoonstellingen werd verdeeld. Verleden jaar droeg de St. Lucas-tentoonstelling een bizonder karakter door de plaats, die de kunstnijverheid er innam. Er was .zooveel en zooveel goeds op dat gebied, dat de schilderijenafdeeling gevaar liep bijzaak te worden. De schutspatroon der schilder?, wiens naam de vereeniging voert, kan thans gerust zijn de moderne indrmgster is nu buiten gesloten?kirnsKndustrie is er nu niet. /al dit voor velen een teleurstelling zijn, in ander opzicht geeft deze tentoonstelling reden tot vreugde. Vun de onvoldaanheid, de hopelooze verveling, waaraan ge in Arti niet ontkomt, zult ge hier verschoond blij ven. Al exposeeren hier enkele ouderen, St. Lucas is en blijft toch de vereeniging der jonge schilders; zij hebben hier verreweg de meerderheid ; zij voelen zich hier thuis en blijkbaar hebben ze bij de keuze, wat zij naar Arli en wat naar hier zou len zenden met het ofricieelc karakter der bedaagde zustervereeniging rekening gehouden, en het frisschere werk voor St. Lucas bewraard. Het ligt dus voor de hand, dat hier meer de beloften dan de resultaten de waarde be palen van deze tentoonstelling, die de gele genheid biedt den ontwikkelingsgang van het jongere kunstleven waar te nemen. V;\ii zelf k;m dus dat werk buiten beschou wing blijven, waarbij van geen gang of groei sprake is, maar dat stationair blijft en getuigt van een zelfvoldaanheid, die aangeleerde vaardigheid toereikend vindt om de markt gestadig van maakwerk te blijven voorzien, zonder eenige behoefte naar verruiming van inzichten, van een pogen naar hei bereiken tiiiiimmtiiiiiiiiiiiiHmniiiniiuMiiMiiiiniiftimiinimiliiiiHHiMiHiNim zieke vrouwtje en de tweelingen bij zich in huis, en dan komt alles weer terecht. En om dat gedaan te krijgen, kun jij wel eens een poosje in de commode zitten. En ik hoefde hem toch niet te zeggen, dat jij in de kast zat ? Wel neen. Alle-i op zijn tijd, poesje ! Waar zou ik je anders verstopt hebben vow Nero? /oo was het heel goed, nietwaar, poes?" Wiene Lehstermann stak de lamp aan, en nam het doodshemd op, maar nu een paar steken legde zij het weer neer. Och neen, daarvoor ban ik toch niet in de stemming. Ik zal maar liever een beetje in mijn gebedenboek lezen." /ij bladerde een poosje in het boek. Neen, daar staat n ets geschikts in. Dan dien ik zelf wel een gebed te mukon." /ij vouw-de de banden over het zachte vel van de poes heen. Jij moet er ook bij zijn, poes," zeide '/,ij glimlachend. Eu Uien bad zij half luid voor zich heen: Lieve God! Als ik een zonde begaan heb door de poes in de kast op te sluiten, vergeef het'mij dun of straf mij in het vagevuur ervoor! Maar ik kon werkelijk niet anders, en alles i.s n u immers terecht gekomen, en als boer Mebnen nu op den goeden we-.5 komt, dan kunt Gij toch ook tevreden zijn, en dan is «lies goed Amen." Nu was Wiene Lehstermann tevreden. Poes lag behagelijk op haar schoot te spinnen, en gaapte en rekte zich uit. En Wiene LeJisturluunii verheugde zieh erop, moeder Lurenzen het groote nieuws t-; kunnen vertellen. Het half genaaide doodshemd viel door een beweging van de poe.s ritselend run de tafel. Maar Wiene Lelistermuun lachte zachtjes : Mij maak je niet aan het schrikken. Zoo'n Schrik, die komt uit je binnenste, en van binnen is het bij mij stil eu rust i i'. En ai was het ook zoo! Alles op zijn tij-d!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl