Historisch Archief 1877-1940
No. 1405
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
Een dirigent', aan wien yan aomiskenbare
gav-en een te Jaaoge dunk bijgebracht suhynt;
een orkest, dat, ontstemd, verutoord,
gegrieïd, niet dan met wrevel ayne taak
vervult; een beheeriieiv-diet slachtoffer van
onverpoosd doch ydtl streven, voor het
roouilo s verval eiuh terugtrekt; een aantal
hoogst verdieastekijke kunstenaars op de
vlucht of gegaan of godnevea; een bestuur,
dat, pwt op zigae rechten, pogingen tot
bemiddeling en verzoening afwijst; een
publiek, da-t, het spoor bijster, door iete
Gttbeeteuuis, beangstigd zich gevoelt;
ziedaar hè* Cfftt«ertgebou w-conflict.
Waartoe het verheeld? Kr dreigt de
hoofdstad, en mot haar. het land, een ge
baar, stt, voor d* tot oordeelen bevoegden,
d« afmeting van een ramp aannemen kan.
W eik dctt gevaar is ? N u 't e»n
Muzentempel peldt, *ijae een diehtervorst het aan.
Den 12 Januari 1789, zond Schiller aan
Kör-ner het ontwerp van een gedicht, dat,
stEsks, tot opschrift krijgen zou: Die
JCünstle-r. Als hoofdgedachte, zweefde den
diebier voor den geest, hoe de kua&t, in
haa-o verschillende uitingen en vormen,
tuïfechen 'B raenschen zinnelijk en geestelijk
lewn den baud snoert, zootlut schoonheid
de Otmhu-lLing van waarheid en zedelijkheid
is. Met het denkbeeld en de uitwerking
verklaarde Kikner hooglijk zich ingenomen.
"Wieland, aan wien het ontwerp eveneens
was medegedeeld, wenschte de strekking
nog sterker omlijnd te zien. De kunst
mocht niet zijn enkel dienares eener hoogere
beschaving, maar toongeefster, in dier
voege, dat slechts dan zij, door wetenschap,
werd overtroffen, indien de^e laatste zelve
de gedaante vau een kunstwerk aanneemt.
Schiller gaf aan dien wenk gehoor, en zóó
ontstond zijn meesterwerk, dut de
eereplaats, door Kömer daaraan toegekend, door
prachtigen bouw, kernigen inhoud en
wijsgeerigen zin ten volle verdient.
Aangrijpend reeds is de aanhef, eene
vermaning tot 3en menseh gericht, dat hij,
in den roes der zege, over de natuur be
vochten, haai-, de leidsvrouw niet yergete,
die, in der eeuwen loop, zachtmoedig, hem
ter zijde stond, en niet tot minder loutere
gidsen zich keeren mocht:
O falle nicht mit ansgearti-tem Verlangen
Zu ihren nredern Dienen unen ubl
lm l'lcisi kann dteli die Bit-ne meistern,
In der Gescliickliehkeit ein Wurm dein Lehrer sein,
Dein Wissen theilest du mit vui'geiognen Geisteïn,
Die Kunst, o Munsch, hast du alleiu.
Be gedachte van de albeheerschende
majesteit, van de onovertroffen heerlijkheid
der kunst, draagt als een vol akkoord
gansch het gedicht. Wij vernemen haar
diepzinnigen grond:
AVas \vir als Sc'iöuheit hier empfun.lt.-n,
\Vird einst als Wahrheit una entjegen gekn.
Deswege is, met de geboorte der kunst,
eerst, in waarheid, de menseh geboren:
Jttft fiel der Tlr.erheit dumpfe Schrankt:,
Und M.nsehheit trat auf die eutwülktu Stirn,
Und der erhabne Fremdling, der Gedanke,
Sprang aus dera staunenden Gehira.
Jetzt stand dar Mensch und wies den Stelenen
Das königliche Angesicht.
Yan nu af, is dan ook de kunst 's
menschen tronwe geleidsfter, hetzij hij op
doornige, dan wel op effen paden verwijte. Over
lief en leed, spreidt zy haren zacht koeste
renden horuaelijnen man-tel:
Wohin die teute Veude eilet,
"Wuhin der stille Knmmer fiieht,
"Wo d;e Betrachfuns; denkend weilet,
'Wo er des Eleads Thranea sitlit,
Wo taiweud- ScbrsoJceo anf ihn zielen,
'olgt ihra ein ItaïKioBieetib.ich,
Sickt er die HuldgStdnnen spielen,
Und ringt in still veïfeinerten Gelulden,
Dor litbliohen Begleilnng naok.
Van nu af, kan zelfs een vermetele hand
haar de kroon niet rooven, die der G-ode
begenadigde toekomst:
Wiene Lehstermann's zonde.
Naar liet Duitsch,
VAX
LOTJISE SCHULZE BRüCK.
III. (Slat.)
Op plechtigen toon zeide zij dit. Boer
Mehnen begon zich onbehagelijk te gevoelen.
Donder en bliksem! Daar zat hij in die
griezelige kamer, en Wiene Lehstermann
zei griezelige dingen.
Jij verbeeldt je, Mehnen, dat, als jij je
Christiaan vervloekt en je op den bijbel
beioept, jij dan gelijk hebt, en je Christiaan
ongelijk. Maar je hebt hem vervloekt om
het geld, en omdat de dochter van de roode
Lies je niet goed genoeg was, en daarover
staat niets in den bijbel, Mehnen, over de
roode Lies niet en over boer Mehnen's geld
niet. En dat zeg ik je, Mehnen, ik, Wiene
Lehstermann, dat daaruit voor jou niets
goeds zal voortkomen, en wanneer je niet
tot inkeer komt en doet wat goed en recht
vaardig is...."
Vloekend sloeg boer Mehnen op de tafel.
Laat mij eruit, Wiene Letistermann. Ver
spil je woorden niet, en laat mij met rust.
En al zeggen ze tienmaal dat je droomt en.,."
Je kunt dadelijk gaan, Mehnen," zeide
Wiene Lehstermann rustig, maar denk er
aan, dat ik je gewaarschuwd heb. Hoor je,
Mehnen, ik heb je gewaarschuwd! Toen het
nog tijd was! Versta je mij, Mehnen?"
/ij zeide dat heel langzaam, heel zacht, en
tij keek boer Mehnen aan en zag dat hij
zich onbehagelijk begon te voelen. Ik heb
het mijne gedaan, Mehnen, ik heb je gewaar
schuwd."
Wenn auf des De kens freigegebneh Bahi en
Dei' KurscluT ,M/t mit külinuu Glüeke st-imeift
Uud, truuken von sie^ru'.euJeu Pannen,
ilit r.isclier Hand s-hun uacli der Kroue greift;
Menu er mit iiieJfi-m Süldiitrslohiie
Den ed:lu Fülnvr z«i eutl.istt'n glaubt,
Und nebeu deiu getratimteu Tliroiie
l)er Kunst den uisti-ii Sklavenplatx. erlaiibt:
Ver/eilil ihm der Vollen.luns; Ki'une
Scli\VLbt glanzcn.1 ber eurt-in Haupt.
Zoozeer moet de kunst ontzien worden,
dat zelfs de wetenschap haar schitterenden
diadeem te eerbiedigen en te eeren heeft.
L\e aandacht op ijtahiller's heerlijke schep
ping vestigend, heb ik, van het opschrift
dezer regelen slechts schijnbaar mij ver
wijderd. Want aanschouwelijker dan in het
machtige woord van den nobeleu dichter,
kan invloed en beteekenis der kun-st niet
wordea geschilderd. En snerpend is de
tegenstelling tusschen de droeve werkelijk
heid van thans, met de wonderschooue
dagen, die wy pas hebben doorleefd, toen,
leider en volgelingen n, dezen gewillig
zich overgevend aan de onstuimige kracht
van genen de overweldigende bekoring
van Beethoven'» Cosmos ons voor oogea
werd getooverd.
Like a sweet melodious bkd, it sung
Svveet variel nutes, enchanling evei-y ear!
Laat het ronduit gezegd zijn, nu het tot
keerea nog tijd, maar ook meer dan tnjd
i«: ons staat een groot verlies, der kunst
een gevoelige slasr, der hoofdstad een zwaro
beproeving, en ons volksleven een geweldige
afbreuk, te wachten, indien ziJ! wie-n upt
aangaat, verblind of halsstarrig genoeg ziju
oui huwne verantwoordelijkheid niet te be
seffen, willens te verkleinen, of boud te
loochenen.
Hetgeen het Concertgebouw-conflict tot
betering behoeft, is een psychologische
outmekeer van de daarbij betrokkenen. Moeten
waarheden worden herhaald, tot züdoor
zichtig worden van banaliteit:' Een orkest
wordt niet plots saamgesleiJ, maar g*vormd
door jarenlange samenwerking. Men kun
musici, van heinde en ver bvjeengegaard,
aan lessenaars plaatsen, een orkest vervan
gen kan rnen niet, tenzij door een ander
orkest. Werd in den stat', die de maat aan
geeft, een korporaalsstok verzinnebeeld, het
zou een ernstige misvatting zijn. Het
symphonische samenspel ejscht en onderstelt
een kameraadschappelijkeii geest, ook en
juist tusschen leider en volgelingen, in
contractueele verhoudingen het licht aan
den eenen, de schaduw aan den andoren kant
opeen te hoopen, is even onbillijk als onraad
zaam. Iedere kleinigheid een vervaarlijk ver
grijp, en ieder vergrijp voor plechtstatige
berechting vatbaar te achten, is even be
krompen als oumonschkumlig. Een bestuur,
dat, zijner taak zich bewust, op de belangen
der kunst te letten heeft, in dagolijksche
aangelegenheden te moeien en in nietig
heden partij te doen kiezen, is ongerijmd.
Mijn hemel! Wie glimlacht niet, wanneer
opmerkingen als deze, met diepzinnigen
glimp, hem worden voorgedragen f Doch
tevens, welk noodlot vervolgt de
Kederlandsche kunst, dat. ze uit te spreken, noodig
blijkt ?
Zijn wij het dan vergeten, dat een volk
niets hooger te stellen, niets heiliger to
achten, niets onaantastbaarder te verklaren
heeft dan zijne, dier naam waardige knust:'
Graan wij, beeldstormer** in arren moode, de
Muze der toonkunst te lijf', tot zij, vertwij
felend, verstomt, of door handwerk
vervajigen wordt? Moet'naar tijdverdrijf, naar
genieting van lager gehalte worden gestuwd,
wie in hooger sfeer bevrediging niet vinden
kan ? Is het ideüelo pril onzer dagen zoo bui
tensporig verheven, dp.t het, zonder schade
voor d« volksztel, vernederd worden kan i*
Beantwoorde de^e vragen roekeloos en
zorgeloos, wie er den moed toe heeft. Ken
voorgevoel van naderend onheil doet ernstig
waarschuwen : verhoede zoodanig bescheid,
wie het verhoeden kan.
A nis t., 2G Mei '04.
J. A. LEVY.
Inziet ia de Hwflstafl.
Thans, mi de vier Beethoven-avonden ach
ter den rug z'.jn, kunnen wij het artistiek
belang van liet Muziekfeest in zijn vollen
omvang overzien. Wij kurtnen ons nog eens
te binnen brengen de heerlijke indrukken,
die wij aan Weingartner te donken hebben;
wij kunnen ons nog eens verkwikken aan
zijn gezonde opvatting van den grooten held
En \Fiene Lehstermann stiet zachtjes met
haar voet tegen de kamerdeur, die langzaam
en wijd open ging, zood:vt men juist op de
groote ouderwetsehe commotie ketsk, die daar
stond, met groote bossen gemaakte bloemen
er boven op, die in wit gaas waren gewikkeld
en er zoo geheimzinnig uitzagen, usschen
de bloemen lagen allerlei witte dingen, en
in het midden stond een klein brandend
lampje. Alles was dooiKstil, maar toen boer
Molmen opsprong, begon er iets te ritselen
eerst heel zacht, maar toen heel duidelijk
groote hemel! dat was in de kast! en
boer Mehnen's groote Nero spitste plotseling
de ooreii, ging liggen, en keek s i ruk naarde
oude kast, grommend, tandenknarsend en
met gloeiende oogen. Wiene Lehstermann
stond op. De uitdrukking van haar gezicht
was zeer ernstig, en zij zeide zacht en plechtig
tot boer Mehnen: Koep je hond bij je."
Boer Mehnen was doodsbleek geworden.
Zijn inontl stond open en xijn lippen trilden.
En met bevende handen vatte hij den hond
bij den halsband en trok hem terug. Toen
deed Wiene Lehstermann zachtjes de deur
toe, nam haar stoel weg, die voor de andere
deur stond en zeide niets anders dan: (-roeden
avond, Mennen!"
Maar boer Melmen ging niet weg. Als
betooverd bleet' hij staan, en staarde naar
de deur, en met trillende lippen bracht hij
eindelijk uit:
Wat wat was dat?"
Wiene Lehsterinanii haalde de schouders
op. Dat? Niets!"
Wat is dat in die kast? Die dat. vervl?"
Wiene Lehstermann knikte. Och ja, dat
is nu eenmaal zoo. Maar, Mehnen, je zult
toch we! niet bang zijn? Je hebt immers
niets gedaan, je hel t je aan den bijbel ge
houden en je zoon vervloekt. Je hebt niets
ge laan, dan dat je de dochter van de rot.de
Lies niet tot schoondochter wou hebben.
Beethoven en nog eens onze voldoening
uitspreken over het schitterend welslagen
van het feest en de warmte, waarmede het
publiek onzen gast gevierd heeft.
Weingartuer is oen veelzijdig ontwikkeld
kunstenaar. Als componist is hij hier te lande
bekend door zijne symphonie, zijn Gerilde
der eligen" en-een paar kamermuziek werken.
Voorts heeft hij eeuige dramatische werken
gecomponeerd namelijk Sakuntala",
Malawika", Genesius" en de Oresteiade,"
De beide eerstgenoemde opera's heb ik
indertijd in bet buitenland gehoon). Ik ver
kreeg daarvan den indruk dat de componist
volkomen vertrouwd is met de dramatische
vormen en zieh voortreffelijk weet te bedie
nen van de moderne, door YVagner gc
nfluenceerde schrijfwijze. Wfhigartner's
concertwerken /4jn veel meer zelfstandig en staan
in bet geheel niet onder den invloed van
den Bay reut her meester.
Voorts is Weingartner meermalen als pu
blicist opgetreden. Behalve zijne bijdragen
in de Allgenieine Musikzeitung" heeft hij drie
afzonderlijke geschriften het licht doen zien;
nl. Ufcber das Dirigieren", BaVreuth 187(1
181)6" en Die Symphonie nach Beethoven."
Alle drie deze werkjes toont n een strijdlustigen
aard. Weingurtner schroomt niet voor zijne
meening uit te komen; hij vraagt er niet
naar of die meening den huize
Wahnfriod" aangenaam zal zijn en of zijne opinie
over Bnihm«, v. Bnlow, Strauss, Siegfried
Waguer e. a. ook bij velen aanstoot zal ver
wekken. Ik moet eerlijk bekennen «lat ik bet
met vele van Weingartner's in/Achten vol
strekt niet eens ben; maar toch treflen mij
zijn groote onafhankelijkheid en zijn zin
voor oprechtheid ongemeen pympinhiek.
Buitendien is, vooral in het eerste en derde
van bovengenoemde geschriften, een heilige
eerbied te vinden voor den genius Beethoven.
Mt-n bespeurt het bijna uit lederen volzin
dat Weingartner dezen reus een liefde en
een vereering toedraagt, veel grootcr dan
elk ander componist. Men leze slechts
hoc hij het in r. Bi'ilo'A'afkeurt, willekeurige
tempo-veranderingen te hebben aangebracht
in ile negende ssymplionie van Beethoven,
die het werk op tien achtergrond dringen on
de opmerkzaamheid eischen voor de grillige
opvatting van Jen dirigent en zijn vaardig
heid om het orchest aan al zijne curicu/.e
invallen te doen gehoorzamen.
Men moet het lezen hoe hij to spreken is
over de z. g. ,,Tenis>o-riibato-dirigenten";
over hunne liefhebberij voor Luftpansen",
over hun manier om aan een onbeduidende
middensteiu een thematische beteekeuis toe
te kennen, over hun zucht oin kleine accenten,
welke slechts uiterst voorzichtig moeten wor
den aangegeven, tot heftige sforzati" te
transformeert'!!.
Men leze hoe hij den dirigent verfoeit, die
bij de aanvang-moten der vijfde symphonie
pauken?lagen liet ineedreunéi^ of een ander
gispt, die den eersten Satz met inbegrip van
herhaling in minder dan 8 minuten liet af
raffelen, of hoe hij zijn verontwaardiging uit
over ternpo-willekeurigheden in de achtste
symphonie, zoodat hij zich ter nauwernood
zóó lang goed kou houden tot der letzte
Ton die Erlosung von dieser schreeklichen
Marter des gesundeu Kmpömlons verkimdet
halte."
En de oorzaak van al di-i misstanden,
waarteg-n hij te velde trekt? Als zij niet
is onwetendheid, dan komt het omdat die
Gefallsucht des Dirigenten ber den Geist
des S,:ht>pfer8 wird gestellt. Der Dirigent
Sei vor allem irahrliiiftig gegen das Werk,
welches er aufluhren will, gegen sich selbst
und jjegen das Pnblikum. Er denke nicht,
sowie er einc 'Part i t n r zur Hand nimmt:
Was kiiun -ich aui diesem Werke machen?"
sondern : }}'<ts hut der Schöpfer damit sagen
wollen?"
Hoe eenvoudig is dit alles; maar hoe goed
is het, dit eens neer te schrijven. En Wein
gartner moeit dit zoo schrijven. Want hij is
inderdaad u-ahrh'iftirj. Dat is ons uit zyne
magistrale leiding gebleken. Niets anders
heeft de gevierde dirigent gedaan, dan Beet
hoven doen uitvoeren precies volgens diens
voorschriften. Hij heeft er zelf niets bij ge
daan, maar hij ) eeft ook met de grootste
zorg gewaakt dat geen enkel voorschrift
werd verwaarloosd.
Eu toen. . . . toen hef ft hij het geheel ver
vuld van zijn congenialen geest; (oen heeft
hij zijn enorme meerderheid getoond over
het orchest. Hij, die alle symphonieën uit het
hoofd dirigeert, hij heeft het orchest gevoerd
tot alle uitingen, waartoe muziek in staat is :
vreugde en smart, kracht en teederheid,
jubelerwie uitgelatenheid en innige vroomheid
heeft liij ons uit het orehe-t doen hooren.
Hij heeft eindelijk, zich zelven geheel
ge
luutiiiimiiuitMiiiiimiliniliimilt
P'n niets, dan dat die arme jonge schepsels
nu ui vijf jaar moeten sloven en zwoegen,
en dat de tweelingen, die vanmorgen geboren
zijn, wel dood zuilen guan en de jonge vrouw
ook. En niets, dan dat dun dut.-,."
/ij zweeg.
Boer Mehnen ureep haar bij de hand.
..Wiene," hijgde hij, Wiene! Als iemand
dut hoort, dan beteekent dut Wat
beteekent dat ?"
Wiene Lehsterinann liet zijn hand los.
Niets."
,./e zeggen, dat jij weet wie er zal sterven."
Sterven is daarom nog niet dadelijk
1100dig," zeide zij, en sterven moeten we trou
wens allemaal. En dat kan nog een heelen
tijd duren, vooral voor iemand, die tot inkeer
komt en boete doet. Maar er is immers
niets gebeurd, en het i.s immers toch maar
allemaal onzin, zooals je straks zelf gezegd
hebt, Mehnen, en je hebt immer< ook ge
zegd dat zot/n oude vrouw als ik zich met
zoo iets niet hoefde te bemoeien. Heb je
dut niet gezegd? En heb ik niet gezegd, dat
ik het recht bad, mij daarmee te bemoeien ?"
l /ij nam een wit kleedingstuk van een tafeltje.
,,/ie je dat, Mehnen? Dat is voor iemand,
die nog leeft. Maar ik moet altijd zorgen,
| van te voren klaar te zijn. Als die man dood
is, dun zullen zijn erfgenamen haast maken,
hem zoo gauw mogelijk uit zijn bed te halen
en in zijn kist te leggen, omdat hij anders
het bed eens mocht bederven, en dan zullen
?ze ruzie maken over zijn have en goed. Is
! bet dan niet beter, in vrede Ie leven en er
! voor te zorgen, dat er iemand i.s. die. je zacht
je doodshemd aantrekt en je tot in liet graf
l dankbaar is, en je altijd blijft zegenen? Vindt
? je dat ook niet, Mehnen? En vindt je niet,
i dat het beter is nog een paar jaar in vrede
te leven, dan je doodshemd to hooren ritse
len ??/ei je wat, Mehnen?"
Ik ... ik . . ." stotterde de man.
vende, alle orchestleden gedwongen hunne
uiterste physieke krachten te wy'den aan het
kunstwerk.
En zij deden het met groote geestdrift,
die voortreffelijke kunstenaars, waarop Am
sterdam, waai op Nederland trotsch is. Het
was hartverhetfeud te zien hoe groot de be
wondering was van den gevierden kunstenaar
voor onzen phalAnx van orchest-musici en
hoe innig de vereering was van hen voor
hun emiiienten leider.
Men verwachte nu niet van mij dat ik al
de elf werken, die wij van Beethoven hoor
den, ga bespreken. Het ia anders wel verlei
delijk om uitvoerig stil te staan bij zoo
menig onderdeel, dat than^ in eon licht
kwam te staan, waarin wij het zoo zelden
zien. Tuch wil ik enkele fragmenten even
noemen, waarvan mijne indrukken gedeel
telijk verrassend, gedeeltelijs overweldigend
waren !
Vooreerst dan het derde deel eu het tiaale
uit de eerste symphonie. De trek van ge
moedelijkheid eu vroolyke onbezorgdheid
k «'sim hier zoo buitengewoon mooi uit, dat
dit werk, hetwelk men meestal niet geheel
voor vol aanziet, door de uitvoering plotse
ling herboren werd in een geniaal meester
stuk.
Voorts du geheele Eroïca-symphonie. Daar
in lag een stemming van grootschheid, die
buitengewoon imponeerde. De Marcia fuuèbre
hoo'rde men aan, somwijlen niet ingehouden
adem. Weingartner heeft hier vooral met
zijne agogische schakeeringen wonde-ren ver
richt.
Dan in de vierde het heerlijke Adagio
in Es, dut vervuld was van een vroo nheid
en innigheid, die het gemoed in hooge mate
roerden. De vijfde symphonie was mede
van het begin tot het einde een geniale
reproductie. Wat wist de fanieuse dirigent
een kracht te krijgen uit de bassen, bij het
Trio van het Scherzo. Hoe enorm fieeft hij
het einde van den eersten (Sutz weten te
vertolken. HOJ nobel was hot AYidante
con moto"; geen nuance te langzaam, maar
ook niets te siui. En dun het tinale hoe
victorieu* klonk die zege/ang in het orchest l
In de zevende symphonie heeft \Vemgartner
ook itt-i zeer zeldzaams gepresteerd ; vooral
in het Scherzo en in het Einale. Daar lag
werkelijk een dionj'sische uitgelatenheid over
uitgespreid.
De achtste symphonie is, gelijk de zesde,
meer van gemoedelijk karakter. Men vindt
er niet in tragische momenten, zooals in de
derde, vijfde en negende, maar juist het
frissche, vroolijke werd zoo echt gezond,
zoo zouder eenige sentimentaliteit door
Weingartn-er tot uiting gebracht.
En de negende?
Wt'iugartner mag ziclizelveu gelukkig prij
zen dat hij n uitvoerenden n toehoorders
een der heerlijkste sensaties verschaft beeft,
een moment in hun leven, waarover zij nog
na tijden zullen spreken. Als ik mij niet
v-ergis dun zal de uitvoering der negende
symphonie onder Weingartner een voor ons
Und historische beteekenis krijgen.
Het publiek in de zaal scheen die meening
ook toegedaan te zijn, te oordeelen naar het
buitenge wone enthousiasme waarvan het
blijk gaf; en dan pleit zulks niet weinig
VOOT de intelligentie van ons publiek. De
eerste Satz was onafgebroken gekenmerkt
door die sombere majesteit vol kracht en
trotsche grootheid die er zoo imponeerend
uit spreekt.
Het tweede gedeelte bood rliythmi-gch
wederom iets bij-conlers. De tus-»chenzin
werd de eerste maal mischien iets te demon
stratief snel genomen; later een nuance rus
tiger; zeker wel meer naar de werkelijke
intentiën van den dirigent.
liet hemelsche Adagio met zijn breed uit
gesponnen boot'dmelodie en zijn prachtig
tweede -thema in D dur, zoo echt stijlvol
door den dirigent gedeclameerd, zal zeker
mijn geest nog hing geboeid houden.
En dan het Finale! Met welk een elemen
tair geweid werd het recitatief der bassen in
de zanl geslingerd. Hoe machtig heeft Wein
gartner het koor geïnspireerd en hoe schoon
kwamen de verschillende stemmingen der
tekstwoorden tot hun recht.
De negende syrnphonie was een schitterend
slot der onvergetelijke feestdagen!
Een woord van waardeering wil ik hier
brengen aan den heer Tierie, die het koor
der Oratoriumvereeniging heeft ingestudeerd
op een wijze dat het, n wat
klankschoonheid n. wat zekerheid aangaat, spelender
wijze de groote moeilijkheden overwon.
Evenzeer verdienen de solisten allen lof.
De heer Jan Sol, ter elfder ure ingevallen
voor Messchaert, zong zijn recitatief met
groote uitdrukking en machtvolle stem;
Wil je soms zeggen, dat je je met Chris
tiaan wilt verzoenen? Dat je vrede met hem
wilt sluiten en niet je schoondochter ook?
En dat je voor ze wilt zorgen, en nu dadelijk
erheen wilt gaan, om alles in orde te brengen?"
Boer Meïinen knikte, maar hij zag nog zoo
wit als een doek.
Daur, driiïk maar eens!" /ij schonk een
beetje brandewijn in een kit in glaasje.
,,/oo, g:i nu maar heen, en maak goed, wat
er nog goed te maken valt, dan hoef je niet
bang te zijn. De dood klopt altijd driemaal
aan, Mehnen!''
De man dronk het glas leeg. Toen gaf hij
Wiene Lehstenminn de hand.
Ik ga al."
Zij keek hem na, terwijl hij haastig de
dorpsstraat alliep en in de duisternis ver
dween. Toen lachte ze eventjes.
Onze Lieve lieer zul nog wel niet veel pleizier
hebben over die bekecring. Maar dut komt
wel in orde. Je moet de menscben eerst maar
op den goeden weg brengen, dan komen ze
vanzelf wel vooruit. Die oude kerel zal nog
wel eens heelemaal week worden, als hij maar
eerst dut jonae vrouwtje in huis heeft, on
de kinderen. Alle» op zijn tijd! En de liefde
is een grootu macht!"
/ij lachte weer vergenoegd, maar toen
schrok zij plotseling op. Hccrejee, de, poes! '
Haastig ging ze naar de andere kamer.
1Tit haar zak haalde zij een sleutel, en maakte
de bovenste lade van de commotie open.
/acht miiïuwend kwam de poes te voorschijn,
tusschen twee losse proppen vloeipapier, die
luid ritselden, toen »ij erop sprong.
Wel, poesje, is dat niet mooi gegaan? Als
je in de kamer gebleven was, dun had Nero
je maar gebeten. Maar je hebt nink spektakel
gemaakt, daar in de kust. Nero heeft je ge
roken, en de oude boer Mehnen is zelfs bang
voor j (s geweest. Maar zie je. poesje, nu gaat
hij naar huis en haalt zijn jongen en het
de dames Oldenboom en TiHy Koenen "en
de heer Kogmans boden, blijkbaar onder den
suggestieven indruk van den dirigent, ook
iets zeer schoon-'. Zelden heb ik de moeilijke
cadens zoo gelukkig hooren slagen.
Doch ik nuxg niet ver/Aiuuen te herdenken
de twee kuustenaarst die Beethoven in zijne
schoonste s jlo-compositiën Iiebben vertegen
woordigd.
Men weet hoe ingenomen ik beu met
Eldjring's weder^av.e van het vioolconcert.
Ziju eenvoud en soberheid passen geheel
in den geest en st^l van Wtangartmsr. Daarom
had ruen geen waardiger vioolkunsteuaar
kunnen vinden dan Eldering, die buitenge
woon goed gedisponeerd was en door het
publiek rnet enthousiastine werd toegejuicht.
Ook liöntgen speelde het vierde piano
concert met al de warmte en poiizie, die wij
in hem steeds bewonderen, als hij voor het
klavier zit. Het tweede gedeelte b.v. klonk
aandoenlijk mooi, met zijn contrasten tusschen
de orchestbewt'rking en de solopartij; niet
minder het wild zigeunerachtig gerhythmcerde
Eondo.
Indien het velen misschien als een waag
stuk toegeschenen is, om. .ia een druk winter
seizoen op de heerlijke Pinksterfeestdagen
alle negen syaiphonieën van Beethoven te
doen uitvoeren en bovendien nog twee zijner
belangrijke concerten de uitslag heeft be
wezen dat dit .waagstuk wel ondernomen
mocht worden.
Maar aan Weingartner de eer van het
welslagen.
Men wist uit zijn wedergave der vijfde
symplionie, nu een ruim jaar geleden, dat men
iets buitengewoons zou te hooren krijgen,
Dat echter Weingartuer ons Beethoven zóó
zou herscheppen, had meu ternauwernood
durven denken..
En nu het artistiek belang van het muziek
feest dat, naar ik hoop ons nog zeer lang
zal bijblijven? Laat ik deze vraag beantwoorden
met een aanhaling van Weingartner zelven:
Durch gute, stylvolle Auiführiingen, kunn
er (de dirigent) das Publikum bilden und
eiue allgeineine Liuuunmg dus künstierischen
Emp/indens herbeifiihren dure!) schlechte,
uur seiner Eitelkeit frolmende, ahe-r der Boden
fiir echte Kunstau*übung untuuglich macheu.
Ein schiuit-s Werk selmn aufgffuhrt zu haben
sei sein grösster Triumpli, der berechtigte
Erfolg des Koinponisten sein eigener."
Nu, Weingartner kun de overtuiging met
zich omdragen dut hij niet te .vergeefs i.s
hier geweest.
AXT. A v KI; K A MI>.
afuiiiiiiiiiiiliutifiiiiiii
i.
Door de gelijktijdigheid der Arti- en
St.Lucas-tentoonstellingen is men onwillekeurig
geneigd deze beide vergelijkenderwijs tegen
over elkaar te stellen, al was hè', alleen om
een verklaring te vinden, waarom de toch
maar matige belangstelling van bet publiek
over twee tentoonstellingen werd verdeeld.
Verleden jaar droeg de St.
Lucas-tentoonstelling een bizonder karakter door de plaats,
die de kunstnijverheid er innam. Er was
.zooveel en zooveel goeds op dat gebied, dat
de schilderijenafdeeling gevaar liep bijzaak te
worden. De schutspatroon der schilder?, wiens
naam de vereeniging voert, kan thans gerust
zijn de moderne indrmgster is nu buiten
gesloten?kirnsKndustrie is er nu niet.
/al dit voor velen een teleurstelling zijn,
in ander opzicht geeft deze tentoonstelling
reden tot vreugde. Vun de onvoldaanheid,
de hopelooze verveling, waaraan ge in Arti
niet ontkomt, zult ge hier verschoond blij
ven. Al exposeeren hier enkele ouderen, St.
Lucas is en blijft toch de vereeniging der
jonge schilders; zij hebben hier verreweg de
meerderheid ; zij voelen zich hier thuis en
blijkbaar hebben ze bij de keuze, wat zij naar
Arli en wat naar hier zou len zenden met
het ofricieelc karakter der bedaagde
zustervereeniging rekening gehouden, en het
frisschere werk voor St. Lucas bewraard.
Het ligt dus voor de hand, dat hier meer
de beloften dan de resultaten de waarde be
palen van deze tentoonstelling, die de gele
genheid biedt den ontwikkelingsgang van het
jongere kunstleven waar te nemen.
V;\ii zelf k;m dus dat werk buiten beschou
wing blijven, waarbij van geen gang of groei
sprake is, maar dat stationair blijft en getuigt
van een zelfvoldaanheid, die aangeleerde
vaardigheid toereikend vindt om de markt
gestadig van maakwerk te blijven voorzien,
zonder eenige behoefte naar verruiming van
inzichten, van een pogen naar hei bereiken
tiiiiimmtiiiiiiiiiiiiHmniiiniiuMiiMiiiiniiftimiinimiliiiiHHiMiHiNim
zieke vrouwtje en de tweelingen bij zich in
huis, en dan komt alles weer terecht. En om
dat gedaan te krijgen, kun jij wel eens een
poosje in de commode zitten. En ik hoefde
hem toch niet te zeggen, dat jij in de kast
zat ? Wel neen. Alle-i op zijn tijd, poesje !
Waar zou ik je anders verstopt hebben vow
Nero? /oo was het heel goed, nietwaar, poes?"
Wiene Lehstermann stak de lamp aan, en
nam het doodshemd op, maar nu een paar
steken legde zij het weer neer.
Och neen, daarvoor ban ik toch niet in
de stemming. Ik zal maar liever een beetje
in mijn gebedenboek lezen."
/ij bladerde een poosje in het boek.
Neen, daar staat n ets geschikts in. Dan
dien ik zelf wel een gebed te mukon."
/ij vouw-de de banden over het zachte vel
van de poes heen. Jij moet er ook bij zijn,
poes," zeide '/,ij glimlachend. Eu Uien bad zij
half luid voor zich heen: Lieve God! Als
ik een zonde begaan heb door de poes in
de kast op te sluiten, vergeef het'mij dun of
straf mij in het vagevuur ervoor! Maar ik
kon werkelijk niet anders, en alles i.s n u immers
terecht gekomen, en als boer Mebnen nu op
den goeden we-.5 komt, dan kunt Gij toch
ook tevreden zijn, en dan is «lies goed
Amen."
Nu was Wiene Lehstermann tevreden. Poes
lag behagelijk op haar schoot te spinnen, en
gaapte en rekte zich uit. En Wiene
LeJisturluunii verheugde zieh erop, moeder Lurenzen
het groote nieuws t-; kunnen vertellen.
Het half genaaide doodshemd viel door
een beweging van de poe.s ritselend run de
tafel. Maar Wiene Lelistermuun lachte
zachtjes :
Mij maak je niet aan het schrikken. Zoo'n
Schrik, die komt uit je binnenste, en van
binnen is het bij mij stil eu rust i i'. En ai
was het ook zoo! Alles op zijn tij-d!"