De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 29 mei pagina 5

29 mei 1904 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1405 DÉAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. van een smakelijk gerecht hangt niet alleen af van het hoogere genot bij het eten, want hoe smakelijker het gerecht, hoe lichter het ook verteerd wordt, en des te beter komen de vpedingstoffen, die het bevat, tot haar recht. De^e waarheid verklaart het succes van MAGGF8 SPIJZEN en SOEPEN-AROMA. Het is voor de zorgzame Huisvrouw een alom gerenommeerd, goedkoop middel om vleezen, sauzen, soepen en zwakken bouillon, zoo ook groenten, eierspijzen, melk enz. een krachtigen, aangenamen smaak en geur te geven. Eerst bij het opdienen bij te voegen! Te verkrijgen by kruideniers en comestibleshandelaars. Omdat het zeer geconcentreerd is, neme men nooit te veel. MAGQI's onderscheidingen: 4 groote Prezen. 28 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 5 Eer e-Prijzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parus. Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en -Koloniën PAUL HORN, Amsterdam. DE WAARDE iniiiiiiiuiiiiiiiiiiiiuiiiiiiliiiiliiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiimiiiiniiiininniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiniiniiiiiiiiiiiiHiiiii i , , , imiiimimii in i,u nu, , , ,,,, ,,,,,?,,, minimum IIIIMMM II,?M miiiim i i mm iiimiim nm Aan Cosmopolita, medewerkster van De Kampioen. Waarde Cosmopolita, Staat ge mij toe, eens even met u te pra ten naar aanleiding van uw artikel in De Kampioen van 6 Mei ? Die titel, die Van bigde lentedagen" luidde, beloofde veel en, wetend, hoezeer ik uwe schrifturen op prijs stel, zult ge kunnen begrijpen, dat ik mij gretig zette aan de lectuur van uwe vijf kolommen. Maar met die gretigheid ging 't niet crescendo, ze -werd dra minder en er was al gauw niet meer dan een minimum van over, waarna ten laatste ook dat ver dween, om voor een gevoel van teleurstel ling plaats te maken. Is dat nu een inhoud, passende bij den mooien titel ? Blijde lentedagen ? En gij hebt het over niets dan mode en kleêren! Hoeden, blouses, mantels, die zijn het be gin en 't einde van uw stuk. Wel twijfelt gij even, of g^j ze in de rubriek van voorjaarsproza of van lentepoëzie zult plaatsen; maar ge besluit toch hun een eereplaats te geven in 't gelid der poëtische onderwerpen en met uw welversneden pen wijdt ge uw kolommen aan hun glorie. Is dat niet jammer n van uw pen n van De .STcmyMoen-kolommen ? De lezers en de lezeressen van dat blad zy"n aan iets goeds gewend, dat weet ge, want gij zijt zeker ook met mij van oordeel, dat, zoo er in de stijlgaarde onzer litteratuur een wedstrijd werd gehouden, Henry Meijer een eerepahn ver dienen zou, hu, die de kunst verstaat, om zakelijk te zijn en toch zijn verve daarbij niet verliest en die con brio schrijven kan, zonder in den holdërdebolderst\jl te verval len van tijdschriftvullende voerders van een vlugge veder. En uwe pen? Is die niet betere stoffe waardig dan die, welke gy haar in 't be doelde artikel ter bewerking geeft? Mis schien zijt gij 't niet met mij eens en de warmte, waarmee ge schrijft, doet mij zelfs denken, dat de zaak u ter harte gaat. Ja, ja, wie zou ook niet erkennen, dat ze van gewicht is! Is er iemand ooit zoo dom geweest, om te beweren, dat onze kleeding een ander doel had, dan als materiaal te dienen voor de kunst zich mooi te maken? L'art de se faire belle, schrijft gij terecht, is zuivere poëzie voor alle echte vrouwen." 't Heeft heel wat in, om in die kunst het ver te brengen. Hoe goed zet gij dat den weetgierigen uiteen! Laat ik u even mogen citeeren: Vooral voor de vrouw, die zich zoo goed mogelijk wil kleeden van een zekere som, is het van gewicht om precies te weten, wat er in de groote milieux van smaak en mode gedragen wordt. Zij zal dan uit de dikwijls overladen, zeer elegante modellen 't typische weten te distilleeren, en dit dienst baar maken aan haar uiterlijk, haar om geving. Een goed modejournaal, zij 't dan gepu bliceerd in Parijs, Londen of Weenen, geeft la mode de demain, d. w. z. de creaties van les roit de la couture, die over een paar weken door de ieta mindere grootheden gecopiëerd, over een maand in de groote modepaleizen geëtaleerd worden, over zes weken in de meest exclusieve Hollandsche salons te bezichtigen zijn, en over een paar maanden als het neusje van den zalm worden vertoond in de tussehensoortwinkels en bij de middelmatige modistes van dit ons dierbaar vaderland. Wie nn *'n modeplaten aandachtig onder zoekt op kleine wijzigingen, die let op de finishing touch" bij de toiletten, wie vooral ook de modeberichten leest, zal zichzelf een beeld kunnen vormen van een kleedingstuk, zal weten, hoe of 't worden moet tot in de kleinste détails, voordat zij het kleedingstuk bestelt. Zij zal zich dan niet laten verleiden door oppervlakkig aardige, maar spoedig erg banaal en daardoor saai wordende klare modelletjea." Ja, dat banaal en algemeen worden, dat is een crime, vindt ge niet? Wanneer iemand, die niet veel om kle ren geeft, en er weinig k\jk op heeft, iets ziet dragen, dan is 't zoo zeker als tweemaal twee vier, dat zoo'n mode of modetje al lang gebanalizeerd, in alle soorten van stoffen gecopiëerd is en al sinds maanden bij de wérkelijk elegante, dat is de discreet elegante vrouw, in discrediet gekomen is." Hoe goed is dat gezegd, van die discreet elegante vrouw! Maar verklapt gij niet te zeer haar geheimen? Zou niet nu ook de groote hoop dat aandachtig onderzoek van modejournalen gaan beginnen, en als een ieder bovengenoemde lesjes van u heeft ter harte genomen, hebt gij dan niet tot banalizeering van 't unieke meegewerkt? Doch het zou kunnen zijn, dat zoo iets u liever was dan de toestand, dien wij thans hebben en dien gij aldus beschrijft als 't ge volg van 't niet geregeld bijhouden van mode-journalen. Gij schrijft: Het resultaat is dan, dat een brave, weldenkende, Hollaudsche vrouw, die b\j voorkeur iets laat namaken, dat zij reeds een poosje zag dra gen, een ouderwetsch, een onmogelijk of een leelyk model kiest. Ende zij zal. er 't hare toe hebben bijgedrage», ,qjüHollandsen- te laten blijven het land bjj mïhemendheid van dijken, molens, blauw Delftseb. en onbehage lijke dames." Hoe goed doet gij uw best, dat te verhoe den en Qns land in dezen meer on-Hollandsch te doen worden! Alg ze maar ter harte worden genomen, n we wenken over ruitjes, die zoo tmart zjjn en bolero's boven hooge, gemonteerde ceintuurs en artistiek bewerkt leder l Ook «ie ik met genoegen, dat door u als crowning glory van een fietstoilet beschouwd wordt de hoed! Het drukfouten-duiveltje laat u crowing glory zeggen; ik denk dat het juist keek naar de prentjes bij uw artikel met die elegante pieken op de afgebeelde hoeden, die het aan een uitbundig haantje zullen hebben herinnerd. Wat is het waar, dat de hoed de kroon is van een fietstoilet! Niet te verwonderen, dat u daarom in De Kampioen veel ruimte afstaat aan die glorie; de vijf dameskopjes met modelhoeden doen heel aardig in het blad en uw advies voor 't aanschaffen van een hoed schrijf ik even af ter wille van ruimere verspreiding. Of ze al in Holland verkrijgbaar zijn, deze nieuwe matelots en de Raleigh hats, allédrie goede, sportieve en eenvoudigchique Woodrow modellen ? Ik hoop het. Maar wat ik u bidden mag, laat u niet door uw hoedenmaker of modiste een hoed aan praten die net zoo goed is" of die veel mooier is," want dan ... slipt u! Een echte, eenvoudige eerste-klas fietshoed is alleen te krijgen in westelijk Londen, evengoed als bijv. alleen een Parijsche modiste een sup rieure toque kan creëeren." Ja, denk eens, wat het voor een fietsend mensen beteekent, zoo'n een supérieure toque! .... Ziezoo, al schrijvend in uw geest, ben ik over mijn teleurstelling heen gekomen, en ik kan de zaak nu zien met onbevangen oog. Nu brengt uw artikel mij licht, ophel derend licht, dat veel verklaart. De vage duisternis, die steeds voor mij den tegenzin omhulde van zoovelen, die een dwaasheid zagen in der vrouwen eisch om rechtsgelijkheid met de mannen wijkt voor het verduidelijkend licht. Dat licht, het schijnt op boekenhangers, vol met mooie, degelijke lectuur, die onge lezen blijft in kamers, waar de studie van de mode-journalen wordt beoefend; op kin deren, wien het aan de noodige leiding bij het schoolwerk bly'ft ontbreken; op mannen, die bij hun werk den steun en de deelne ming missen van wie hun het naaste staat; op beurzen, die te zwaar worden gedrukt door wie de zeer aantrekkelijke manier volgt om de kleuren, die ze draagt, zooveel mogelijk aan te passen aan de kleuren, die de natuur in de verschillende seizoenen ver toont," en 't allerfelst op ongelukkige, ver moeide, zwakke wezentjes, wier ledig leven haar zoo zwaar te dragen valt. Nu zult gij mijn teleurstelling begrijpen en mijn behoefte eens met u te praten. Ik denk, dat zich de zaak voor u en velen met u nimmer in dit licht vertoond heeft en misschien is het goed ze ook eens zóó te zien. Met hoogachting teeken ik mij Uwe dw. F. J. VAN UlLDRIKS. Achterlijke en zenuwachtige kinderen. De ontwikkeling van het speciale onderwijs ?voor achterlijke en andere kinderen, die aan het gewone schoolonderwijs geen deel kunnen nemen, is weer een stap voorwaarts gebracht, doordat onlangs is opgericht een vereeniging van . onderwijzers en artsen, verbonden aan scholen en inrichtingen voor achterlijke en voor zenuwachtige kinderen. Het doel der vereeniging is, om door onderlinge bespre kingen de methoden voor dit speciale onder wijs tot verdere ontwikkeling te brengen en tevens om bij het publiek en de autoriteiten meer belangstelling voor deze scholen te wekken. Naar wij vernemen zijn alle bij dezen tak van onderwijs betrokken personen reeds tot de nieuwe vereeniging toegetreden. Het bestuur is samengesteld als volgt: D. Kohier, hoofd eener school en leider der klassen voor achterlijke kinderen teRotterdam, voorzitter; dr. P. H. Lamberts, geneesheer aan het medisch-paedagogisch instituut te de Bilt bij Utrecht, vice-voorzitter; A. J. Schreuder, directeur van het medisch-paeda gogisch instituut te de Bilt, e secretaris; C. de Haan, onderwijzer aan de klassen voor achterlijke kinderen te Rotterdam, 2de secre taris; mej. Barreveld Bute, onderwijzeres aan de scholen der vereeniging voor achterlijke en spraakgebrekkige kinderen te Amsterdam, penningmeesteres. De voorzitter en de beide secretarissen zijn gaarne bereid aan belangstellenden inlich tingen op dit gebied te verschaften. Internationaal vrouwencongres te Berlijn. Tentoonstelling te, Weenen. Madame Fred. Camilk Clifford. In Juni, e.k., zal te Berlijn een internatio naal vrouwencongres samen komen. Lieve deugd ! wat zal daar gepraat worden! Ik wilde, dat Wilhelm H het congres bijwoonde. Hij zou zich kunnen overtuigen, dat óók vrouwen als het er op aankomt, over een stortvloed woorden beschikken. Van 8 tot 11 Juni zullen de. vertegenswoordigsters van den internatio nalen vrouwenraad vergaderen, De belangen van een respectabel aantal vrouwen, 7 a 8 millloen, zy'n er mee gemoeid. Mevrouw Marie Stritt, presidente van den Bond der Duitsche vrouwenvereenigingen, zal de vergaderingen leiden. De schrijfster van Die Waffen nieder", barones von Suttner, en lady Aberdeen zullen spreekbeurten ver vullen. Uit Salt Lake City verschijnt de mooie, jonge, van,ijver blakende mevrouw Smith Horne, van het Mormoonsch geloof, afge vaardigde voor den staat Utah, en stemge rechtigd lid van dien staat. Nog hebben zich uit de Vereenigde Staten aangemeld miss Curch Terrell, een kleurlinge, docente aan een meisjesschool en presidente van een vereeniging voor kleurlingen. Die dames zullen Teddy" wel een zér goed hart toe dragen, hun kloeken vriend, die zoo kranig voor zijn kleurlingen-sympathie uitkomt. Roosevelt is vél te verstandig, om te meenen, dat bekwaamheden ,en waarde van den mensch, af hankelijk zijn van de tint van zyn huid. De koffie-kleurige juffers zullen hem op het congres stellig in vriendschap gedenken. De predikante, Rev. Anny Shaw, zal ook tegenwoordig zijn. Van Berlijn begint de victorie! Ten onzent zijn dr. Aletta Jacobs te Am sterdam en mevr. A. E. van Dorp-Verdam, den Haag, bereid nadere inlichtingen te geven aan leden van den nationalen Vrouwenraad. * ? * * Een eigenaardige,HvoornameUjk door vrou wen bezochte tentoonstelling, wordt op dit oogenblik in de Donaustad gehouden. Een comitévan dames uit de eerste Oostenrijksche kringen, bracht een aantal schitterend geborduurde priestergewaden, altaarkleeden en andere voor den eeredienst bestemde voorwerpen bijeen. Alles uit kerken en kloosters opgespoord. Oogverblindend van pronklievende pracht is datgeen wat dateert uit den tijd van keizerin Maria Theresia. De schoon bewerkte, rijk geborduurde mis gewaden trekken zeer de aandacht der levendige Wienerinnen. Het meerendeel van die pronkstukken werden oorspronkelijk bij een of andere feestelijke, gelegenheid door Maria Theresia of eene harer dochters ge dragen en daarna aan de kerk geschonken. Van het borduurwerk werd het grootste gedeelte eigenhandig door de vorstinnen gemaakt. Niet uitgekeken zijn de dames aan de artikelen, die vervaardigd werden uit het bruidskleed der beeldschoone, diep bekla genswaardige Marie Antoinette. Deze sug gestieve en kostbare reliquiën bestaan uit een miskleed, een kelkdoek, arm- en schou derbanden, (bulla en stola). Het misgewaad is van zilver brocaat en rood satijn. De rug is geheel in goud geborduurd, arabesken en bloemen, al die figuren tooiden reeds het oorspronkelijke bruidskleed.. Deze historische stukken waren een half jaar geleden uitge spreid op een altaar, toen bij gelegenheid van den honderdjarigen sterfdag der koningin, in de Parochiekerk aan den Rennweg te Weenen. Een requiem werd gezongen, gewijd aan de nagedachtenis der martelares^ *B** Zij wordt altijd madame Fred" genoemd, detooneelschrijfster Frederique Grésac, auteur van Ie Chérubin" en van la Passerelle", waarmee zij haar naam maakte en schatten verdient. Haar nieuwe stuk La troisième Lune" wordt nu in de Vaudeville te Parijs opgevoerd. Niemand, zelfs de persman netjes niet, die alles weten! kan met zekerheid zeggen wie de bewoonster is van het prachtige huis in de Rue Chalgrin, niet ver van het Bois de Boulogne, te Parijs, en waar madame Grésac eigenlijk vandaan komt. Er is om en aan madame Fred", die veel reist en een gedeelte van het j aar in Londen woont, iets geheimzinnigs. Zóó goed is zij op de hoogte van het Engelsch, dat zij ook in die taal schrijft, voor de grap" volgens haar bewering. Madame Fred" is klein maar dapper. Zij beschikt over een ijzeren wil, die van plooien noch. schipperen weet. Alles wat ik wil, gebeurt, zegt de kleine, bleeke, tengere madame Fred. Ik wilde voor het tooneel schreven, want, het tooneel is het leven, en het is mij gelukt. Ik wilde geld verdienen ; het geld stroomt me toe. Ik wilde dat Réjane m\j zou vertolken; het is gebeurd. Zij schreef haar eerste stuk monsieur C liinène" toen zij een zestienjarig juffertje was, met een lange haarvlecht over haar rug en schouders slierend. Het stuk werd opgevoerd en viel. Dumas schreef een brief aan't jonge meisje en stelde haar voor, monsieur C li.mène" samen om-te- werken. Dank u, meester, dat doe ik in geen geval, dan wordt het uw werk, ik wil wél raad van u aannemen, maar ik bedank voor collaboratie. Madame Fred is een kwikzilver-natuur. Rust kent rij niet. Ook niet in gesprekken. Al sprekend dribbelt zij heen-en-weer, kleedt zich aan, springt van de hak op de tak. Zij gunt zich amper tijd, om te eten of te rusten; schrijft dikwijls een heelen nacbt door; ver kleedt zich vijfmaal daags, want, zij is dol op mooie kleêren, en op haar prachtige paarden, die zij mijn dochters" noemt; houdt veel van parfum en van bloemen en heeft een afkeer van edelgesteenten. Och." zegt madame Fred, met ondeugende flikkerlichtjes in haar licht-bruine oogen, ik was voorbe stemd tooneelstukken te schrijven, mijn ge boorte reeds was een kolossaal theater-effect; ik heb mijn moeder verrast, die me blijkbaar nog niet wachtende was, want ik ben pardoes te voorschijn gekomen toen zij een wande lingetje maakte !" * * * Amerikaansche tooneelspeelsters, zoowel figuranten als sterren" hebben n en het zelfde ideaal: optreden in Londen. Zij weten echter heel goed, dat zij of door talent, f door schoonheid, liefst door beide vereeuigd, moeten uitmunten Om in Engeland's hoofd stad de aandacht te trekken. Honderd reislustige actrices zijn voor een jury verschenen, die uitmaken zou, wie van de honderd dames een volmaakt type represen teerde van Amerikaansche schoonheid. De candidaten moesten in wandelcostnum een paar malen over een tooneel wandelen en buigingen maken. Zij moesten het voet licht braveeren, zonder een greintje poeder of blanketsel op 't gezicht. Tachtig werden onmiddellijk buiten mededinging gesteld. Zij waren niet onvervalscht Amerikaansch. Van de twintig kwam men heel spoedig op een zes- en een drietal. Aan Cammie" Clifford werd het brevet van zuiver-typische-Amerikaansche sshoonheid toegekend. Het meisje is zeer bemind en de mededingsters die over tuigd waren, dat Cammie" de overwinning zou behalen, wenschten haar hartelijk geluk met haar succes, en hoopten dat z^j in Londen zou slagen. Amerikaansche grootmoedigheid waaraan wij een lesje kunnen nemen. CAPKICE. Slanc manger met confituren. Een liter zoete room maakt men aan de kook met 1/3 stokje vanille en 150 gram witte suiker en 10 blaad jes gesmolten witte gelatine. Men laat dit mengsel zacht roerende koken. Doe een laag confituren in eeu vorm en vul aan met de bekoelde room. UIT DB NATUUR. LXV. Darwinisme. H. In hetzelfde nummer van 't Weekblad waarin mijn eerste opstel over dit onderwerp staat afgedrukt (door een toevallige omstan digheid niet gerevideerd), komt, in een ander artikel Uit Japan", de merkwaardige zin snede voor: De buigzaamheid der knieën, die noodza kelijk is, wil men gemakkelijk op zijn Japansch gaan zitten, wordt reeds heel jong verkregen, door de kinderen met de knieën onder het lijf neer te zetten, in plaats van zooals ons natuurlijker voorkomt, de beenen rechtuit te strekken. Maar niet alleen onnatuurlijk, ook niet zeer hygiënisch is deze houding, die den groei der beenen belemmert en oorzaak is, dat de Japanneezen zoo klein van stuk zijn. Deze zin zegt mij, dat ik op 't stuk van teeltkeus eerst nog wat uitvoeriger moet zijn. Want het bovenstaande is een van de vele zoogenaamde Darwinistische uitingen, die men bijna dagelijks te hooren ofte lezen krijgt, en welke bewijzen hoe diep in het denken en 't leven der ontwikkelde menschen de onjuiste meening is doorgedrongen, dat, zoo maar, mir nichts dir nichts, een soort- of raskenmerk kan ontstaan. Dat het bovenstaande geval niets, of zoo goed als niets, inet darwinisme heeft uit te staan,, zal ieder dadelijk toegeven die inzicht in de zaak heeft gekregen. Verbeeld u die* onnoozele Japanners met hun hoogeschool te Tokyo, waar de natuur wetenschappen zoo uitnemend bestudeerd worden! En die zoo maar willens en wetens hun ras klein houden door de kindertjes maar van geslacht op geslacht op de knietjes te laten zitten. Wie even nadenkt over bovenstaande aan haling, zal wel inzien dat de conclusie aan 't slot wel wat overhaast werd genomen en tamelijk verdacht is. Immers, om te verkrijgen: die buigzaamheid der knieën, welke noodig is om op zijn Japansch te gaan zitten, moet bij elk jong hedendaagsch Japannertje weer opnieuw verkregen worden door de stmnpers de knietjes onder het lijf te zetten. Als nu die houding, sedert ontelbare jaren den kin deren opgedwongen, het verwijderde indirecte gevolg heeft gehad, dat alle Japanners klein van stuk zijn, dan is het toch zonderling, dat ze nog niet in staat is geweest het naastlig gende en directe resultaat te geven van die nog maar altijd niet aangeboren buigzaam heid der knieën; want die moet immers, volgens den schrijver, bij elk individu opnieuw kunstmatig geproduceerd worden. Als 't zoo eenvoudig en gemakkelijk ging om nieuwe ras- of soortkenmerken te schep pen, zouden er al heel wat curieuse dingen in de wereld gebeurd moeten zijn. Dergelijke opzettelijke aangenomen houdingen, en even min de veel ingrijpender verminkingen van het menschenlichaam, die sedert duizenden jaren bij vele volkeren onafgebroken toege past werden, hebben nog nooit, voor zoover bekend is geworden, tot het erfejijk ontstaan van deze bij 't leven aangebrachte uitwendige en oppervlakkige veranderingen geleid. Denk maar eens aan de klomp voeten of destaarten der Clüneezen, de besnijdenis bij Mahomedanen en Israëlieten, het doorboren der oor lellen bij de Papoea's. Dat moet op elk indi vidu steeds opnieuw toegepast worden; geen spoor van de verminking gaat over yan ge slacht op geslacht. Trouwens de bekende, voor de geïnteresseerde muizen zoo onaan gename staartbekapping, die met vele voor zorgen als wetenschappelijke proef is onder nomen, om te onderzoeken of dergelijke tijdens 't leven verkregen eigenschappen erfelijk zijn, heeft immers ook de verwachte nega tieve uitslag gehad. Een, naar mij dunkt, zeer sterke illustratie geeft Richard Semon, een overtuigd darwinist, in zijn voorbeeldige reisbeschrijving: lm Australischen Busch, waarvan pas een tweede druk is verschenen. De Australiërs, n.m. de inboorlingen van 't district dat Semon bestudeerd heeft, voeden zieh bijna uitsluitend rnet dierlijk voedsel. De bodem levert daar dan ook zoo goed als geen wilde planten die voor den mensch voedsel bevatten, en landbouw is bij deze zwartjes absoluut onbekend. Als gevolg van 't gemis aan suiker- of zetmeelhoudende spijzen zijn de inboorlingen daar opmerkelijk en onaangenaam mager van vleesch en droog van huid. Dat uitsluitend leven op vleesch kost is al zoo lang toegepast als Australi en althans de Australiërs bestaan; en die neiging tot magerheid moet dan ook wel een onveranderlijke en standvastige eigenschap van de inboorlingen zijn geworden, zou men zoo zeggen. Maar zie, de zwarte heeren die in de buurt van Europeesche schapenstations leven, leeren al spoedig meel en suiker waar deeren, met het gevolg, dat zij al spoedig voller vormen krijgen. Mannen, vrouwen en kinderen worden er zelfs zoo vet als modder, als men ze niet belet toe te geven aan een ongelooflijke en ongeëvenaarde luiheid, waarin ze bijzonder veel behagen schijnen te scheppen. De magerheid der eeuwen houdt daartegen geen atand. Neen, zal de kunstmatige of natuurlijke teeltkeus effect hebben, dan moeten er twee dingen bijkomen. Ten eerste kan de teler in 't groot of klein alleen op succes rekenen als hij reeds aanwezige natuurlijke maar afwijkende eigenschappen tot grondslag neemt, die hij in bepaalde richting versterkt of ver zwakt ; en ten tweede moet er voortdurend met opzet en overleg werkelijk uitgekozen worden welke individuen zullen blijven leven en zullen helpen om het nieuwe ras zuiver te maken. Schets van de vorming van een ras door kweeking (verklaring in den tekst). Het bijgevoegde schetsmatig prentje en de hier volgende even schetsmatige verklaring maken dit duidelijk voor ieder, die't bijgeval nog niet mocht weten. Onder al de koolplanten in den moesttuin is er eentje die aan den stengel een kleine verdikking, een raap vor ming vertoont (de middelste van de bovenste rij). De baas laat alleen deze plant door schieten. Als 't werkelijk de eenige is, die hij vinden kan zal hij, zoo noodig, kunstmatig bestuiven en zaad laten rijpen. Dat wordt het volgend jaar uitgezaaid met het mogelijk ge volg dat er zich onder de daaruit opgegroeide planten een aantal bevinden die deze verdik king vertoonen. Die .met de sterkste raap vorming mag zaad geven, de andere worden niet gebruikt voor het doel. In 't derde of vierde jaar worden weer alleen die planten tot zaadvorming toegelaten welke flinke raapjes hebben aangezet en uit het zaad van deze zal in de eerstvolgende jaren een heel stuk bouwland flinke ronde raapjes zien groeien. Maar nog altijd moet er vooreerst op gelet worden dat het zaaizaad afkomstig is van koolplanten met de sterkste raapvor ming en dat er geen stuifmeel van de oorspron kelijke soort" op de stempel is gekomen. Dan is 't mogelijk dat, by voortdurend toezicht en bij herhaald ingrijpen, een zaaizaad wordt verkregen dat raszuiver is en dat planten geeft, waaronder er alleen bjj zeer hooge uitzondering een enkele voorkomt, die in het geheel geen verdikking of slechts een zeer zwakke raap draagt. Ontstaan van een hondenras met slappe ooren door opzettelijke teeltkunst. Het tweede plaatje behoeft na 't voorgaande weinig verklaring, het toont aan hoe een hondenras met slappe ooren gekweekt kan worden. De doorgestreepte zijn de ge lemineerde, de voor 't doel niet geschikte, die de teler willekeurig en opzettelijk doet ver dwijnen. De van nature reeds efenigszins slapgeoorde hond in de eerste rij is de stamvader of stammoeder. Zoo kan het, want zoo gebeurt het; al zit er meer aan vast dan hier gezegd behoeft te worden. Of het nu in de natuur net zoo toegaat of net zoo toe kan gaan, zonder dat al dus de mensch opzettelijk ingrijpt, hetzij uit een gril, uit smaakgevoel of eigenbe lang, dat is de groote vraag. Daarover later eens weer. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl