Historisch Archief 1877-1940
No. 1405
DÉAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
van een smakelijk gerecht hangt niet alleen af van het hoogere genot bij het eten, want hoe smakelijker het gerecht, hoe
lichter het ook verteerd wordt, en des te beter komen de vpedingstoffen, die het bevat, tot haar recht. De^e waarheid verklaart het succes
van MAGGF8 SPIJZEN en SOEPEN-AROMA.
Het is voor de zorgzame Huisvrouw een alom gerenommeerd, goedkoop middel om vleezen, sauzen, soepen en zwakken bouillon,
zoo ook groenten, eierspijzen, melk enz. een krachtigen, aangenamen smaak en geur te geven. Eerst bij het opdienen bij te voegen!
Te verkrijgen by kruideniers en comestibleshandelaars.
Omdat het zeer geconcentreerd is, neme men nooit te veel.
MAGQI's onderscheidingen: 4 groote Prezen. 28 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 5 Eer e-Prijzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parus.
Waar niet verkrijgbaar wende men zich tot het Generaal-Agentuur voor Nederland en -Koloniën PAUL HORN, Amsterdam.
DE WAARDE
iniiiiiiiuiiiiiiiiiiiiuiiiiiiliiiiliiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiimiiiiniiiininniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiniiniiiiiiiiiiiiHiiiii i , , , imiiimimii in i,u nu, , , ,,,, ,,,,,?,,, minimum IIIIMMM II,?M miiiim i i mm iiimiim nm
Aan Cosmopolita,
medewerkster van De Kampioen.
Waarde Cosmopolita,
Staat ge mij toe, eens even met u te pra
ten naar aanleiding van uw artikel in De
Kampioen van 6 Mei ? Die titel, die Van
bigde lentedagen" luidde, beloofde veel en,
wetend, hoezeer ik uwe schrifturen op prijs
stel, zult ge kunnen begrijpen, dat ik mij
gretig zette aan de lectuur van uwe vijf
kolommen. Maar met die gretigheid ging 't
niet crescendo, ze -werd dra minder en er
was al gauw niet meer dan een minimum
van over, waarna ten laatste ook dat ver
dween, om voor een gevoel van teleurstel
ling plaats te maken.
Is dat nu een inhoud, passende bij den
mooien titel ? Blijde lentedagen ? En gij
hebt het over niets dan mode en kleêren!
Hoeden, blouses, mantels, die zijn het be
gin en 't einde van uw stuk. Wel twijfelt
gij even, of g^j ze in de rubriek van
voorjaarsproza of van lentepoëzie zult plaatsen;
maar ge besluit toch hun een eereplaats te
geven in 't gelid der poëtische onderwerpen
en met uw welversneden pen wijdt ge uw
kolommen aan hun glorie.
Is dat niet jammer n van uw pen n van
De .STcmyMoen-kolommen ? De lezers en de
lezeressen van dat blad zy"n aan iets goeds
gewend, dat weet ge, want gij zijt zeker ook
met mij van oordeel, dat, zoo er in de
stijlgaarde onzer litteratuur een wedstrijd werd
gehouden, Henry Meijer een eerepahn ver
dienen zou, hu, die de kunst verstaat, om
zakelijk te zijn en toch zijn verve daarbij
niet verliest en die con brio schrijven kan,
zonder in den holdërdebolderst\jl te verval
len van tijdschriftvullende voerders van een
vlugge veder.
En uwe pen? Is die niet betere stoffe
waardig dan die, welke gy haar in 't be
doelde artikel ter bewerking geeft? Mis
schien zijt gij 't niet met mij eens en de
warmte, waarmee ge schrijft, doet mij zelfs
denken, dat de zaak u ter harte gaat.
Ja, ja, wie zou ook niet erkennen, dat ze
van gewicht is! Is er iemand ooit zoo dom
geweest, om te beweren, dat onze kleeding
een ander doel had, dan als materiaal te
dienen voor de kunst zich mooi te maken?
L'art de se faire belle, schrijft gij terecht,
is zuivere poëzie voor alle echte vrouwen."
't Heeft heel wat in, om in die kunst het
ver te brengen. Hoe goed zet gij dat den
weetgierigen uiteen! Laat ik u even mogen
citeeren: Vooral voor de vrouw, die zich
zoo goed mogelijk wil kleeden van een zekere
som, is het van gewicht om precies te weten,
wat er in de groote milieux van smaak en
mode gedragen wordt. Zij zal dan uit de
dikwijls overladen, zeer elegante modellen 't
typische weten te distilleeren, en dit dienst
baar maken aan haar uiterlijk, haar om
geving.
Een goed modejournaal, zij 't dan gepu
bliceerd in Parijs, Londen of Weenen, geeft
la mode de demain, d. w. z. de creaties van
les roit de la couture, die over een paar weken
door de ieta mindere grootheden gecopiëerd,
over een maand in de groote modepaleizen
geëtaleerd worden, over zes weken in de meest
exclusieve Hollandsche salons te bezichtigen
zijn, en over een paar maanden als het neusje
van den zalm worden vertoond in de
tussehensoortwinkels en bij de middelmatige modistes
van dit ons dierbaar vaderland.
Wie nn *'n modeplaten aandachtig onder
zoekt op kleine wijzigingen, die let op de
finishing touch" bij de toiletten, wie vooral
ook de modeberichten leest, zal zichzelf een
beeld kunnen vormen van een kleedingstuk,
zal weten, hoe of 't worden moet tot in de
kleinste détails, voordat zij het kleedingstuk
bestelt. Zij zal zich dan niet laten verleiden
door oppervlakkig aardige, maar spoedig erg
banaal en daardoor saai wordende klare
modelletjea."
Ja, dat banaal en algemeen worden, dat
is een crime, vindt ge niet?
Wanneer iemand, die niet veel om kle
ren geeft, en er weinig k\jk op heeft, iets
ziet dragen, dan is 't zoo zeker als tweemaal
twee vier, dat zoo'n mode of modetje al lang
gebanalizeerd, in alle soorten van stoffen
gecopiëerd is en al sinds maanden bij de
wérkelijk elegante, dat is de discreet elegante
vrouw, in discrediet gekomen is."
Hoe goed is dat gezegd, van die discreet
elegante vrouw! Maar verklapt gij niet te
zeer haar geheimen? Zou niet nu ook de
groote hoop dat aandachtig onderzoek van
modejournalen gaan beginnen, en als een
ieder bovengenoemde lesjes van u heeft ter
harte genomen, hebt gij dan niet tot
banalizeering van 't unieke meegewerkt?
Doch het zou kunnen zijn, dat zoo iets u
liever was dan de toestand, dien wij thans
hebben en dien gij aldus beschrijft als 't ge
volg van 't niet geregeld bijhouden van
mode-journalen. Gij schrijft: Het resultaat
is dan, dat een brave, weldenkende,
Hollaudsche vrouw, die b\j voorkeur iets laat
namaken, dat zij reeds een poosje zag dra
gen, een ouderwetsch, een onmogelijk of een
leelyk model kiest. Ende zij zal. er 't hare
toe hebben bijgedrage», ,qjüHollandsen- te
laten blijven het land bjj mïhemendheid van
dijken, molens, blauw Delftseb. en onbehage
lijke dames."
Hoe goed doet gij uw best, dat te verhoe
den en Qns land in dezen meer on-Hollandsch
te doen worden! Alg ze maar ter harte
worden genomen, n we wenken over ruitjes,
die zoo tmart zjjn en bolero's boven hooge,
gemonteerde ceintuurs en artistiek bewerkt
leder l
Ook «ie ik met genoegen, dat door u als
crowning glory van een fietstoilet beschouwd
wordt de hoed!
Het drukfouten-duiveltje laat u crowing
glory zeggen; ik denk dat het juist keek
naar de prentjes bij uw artikel met die
elegante pieken op de afgebeelde hoeden,
die het aan een uitbundig haantje zullen
hebben herinnerd.
Wat is het waar, dat de hoed de kroon
is van een fietstoilet! Niet te verwonderen,
dat u daarom in De Kampioen veel ruimte
afstaat aan die glorie; de vijf dameskopjes
met modelhoeden doen heel aardig in het
blad en uw advies voor 't aanschaffen van
een hoed schrijf ik even af ter wille van
ruimere verspreiding.
Of ze al in Holland verkrijgbaar zijn,
deze nieuwe matelots en de Raleigh hats,
allédrie goede, sportieve en
eenvoudigchique Woodrow modellen ? Ik hoop het.
Maar wat ik u bidden mag, laat u niet door
uw hoedenmaker of modiste een hoed aan
praten die net zoo goed is" of die veel
mooier is," want dan ... slipt u! Een echte,
eenvoudige eerste-klas fietshoed is alleen te
krijgen in westelijk Londen, evengoed als
bijv. alleen een Parijsche modiste een sup
rieure toque kan creëeren."
Ja, denk eens, wat het voor een fietsend
mensen beteekent, zoo'n een supérieure toque!
.... Ziezoo, al schrijvend in uw geest, ben
ik over mijn teleurstelling heen gekomen,
en ik kan de zaak nu zien met onbevangen
oog. Nu brengt uw artikel mij licht, ophel
derend licht, dat veel verklaart.
De vage duisternis, die steeds voor mij
den tegenzin omhulde van zoovelen, die een
dwaasheid zagen in der vrouwen eisch om
rechtsgelijkheid met de mannen wijkt voor
het verduidelijkend licht.
Dat licht, het schijnt op boekenhangers,
vol met mooie, degelijke lectuur, die onge
lezen blijft in kamers, waar de studie van
de mode-journalen wordt beoefend; op kin
deren, wien het aan de noodige leiding bij
het schoolwerk bly'ft ontbreken; op mannen,
die bij hun werk den steun en de deelne
ming missen van wie hun het naaste staat;
op beurzen, die te zwaar worden gedrukt
door wie de zeer aantrekkelijke manier
volgt om de kleuren, die ze draagt, zooveel
mogelijk aan te passen aan de kleuren, die
de natuur in de verschillende seizoenen ver
toont," en 't allerfelst op ongelukkige, ver
moeide, zwakke wezentjes, wier ledig leven
haar zoo zwaar te dragen valt.
Nu zult gij mijn teleurstelling begrijpen
en mijn behoefte eens met u te praten. Ik
denk, dat zich de zaak voor u en velen met
u nimmer in dit licht vertoond heeft en
misschien is het goed ze ook eens zóó te zien.
Met hoogachting teeken ik mij
Uwe dw.
F. J. VAN UlLDRIKS.
Achterlijke en zenuwachtige kinderen.
De ontwikkeling van het speciale onderwijs
?voor achterlijke en andere kinderen, die aan
het gewone schoolonderwijs geen deel kunnen
nemen, is weer een stap voorwaarts gebracht,
doordat onlangs is opgericht een vereeniging
van . onderwijzers en artsen, verbonden aan
scholen en inrichtingen voor achterlijke en
voor zenuwachtige kinderen. Het doel der
vereeniging is, om door onderlinge bespre
kingen de methoden voor dit speciale onder
wijs tot verdere ontwikkeling te brengen en
tevens om bij het publiek en de autoriteiten
meer belangstelling voor deze scholen te
wekken. Naar wij vernemen zijn alle bij dezen
tak van onderwijs betrokken personen reeds
tot de nieuwe vereeniging toegetreden.
Het bestuur is samengesteld als volgt: D.
Kohier, hoofd eener school en leider der
klassen voor achterlijke kinderen teRotterdam,
voorzitter; dr. P. H. Lamberts, geneesheer
aan het medisch-paedagogisch instituut te de
Bilt bij Utrecht, vice-voorzitter; A. J.
Schreuder, directeur van het medisch-paeda
gogisch instituut te de Bilt, e secretaris;
C. de Haan, onderwijzer aan de klassen voor
achterlijke kinderen te Rotterdam, 2de secre
taris; mej. Barreveld Bute, onderwijzeres aan
de scholen der vereeniging voor achterlijke
en spraakgebrekkige kinderen te Amsterdam,
penningmeesteres.
De voorzitter en de beide secretarissen zijn
gaarne bereid aan belangstellenden inlich
tingen op dit gebied te verschaften.
Internationaal vrouwencongres te Berlijn.
Tentoonstelling te, Weenen. Madame
Fred. Camilk Clifford.
In Juni, e.k., zal te Berlijn een internatio
naal vrouwencongres samen komen. Lieve
deugd ! wat zal daar gepraat worden! Ik wilde,
dat Wilhelm H het congres bijwoonde. Hij
zou zich kunnen overtuigen, dat óók vrouwen
als het er op aankomt, over een stortvloed
woorden beschikken. Van 8 tot 11 Juni zullen
de. vertegenswoordigsters van den internatio
nalen vrouwenraad vergaderen, De belangen
van een respectabel aantal vrouwen, 7 a 8
millloen, zy'n er mee gemoeid.
Mevrouw Marie Stritt, presidente van
den Bond der Duitsche
vrouwenvereenigingen, zal de vergaderingen leiden. De schrijfster
van Die Waffen nieder", barones von Suttner,
en lady Aberdeen zullen spreekbeurten ver
vullen. Uit Salt Lake City verschijnt de mooie,
jonge, van,ijver blakende mevrouw Smith
Horne, van het Mormoonsch geloof, afge
vaardigde voor den staat Utah, en stemge
rechtigd lid van dien staat. Nog hebben zich
uit de Vereenigde Staten aangemeld miss
Curch Terrell, een kleurlinge, docente aan
een meisjesschool en presidente van een
vereeniging voor kleurlingen. Die dames
zullen Teddy" wel een zér goed hart toe
dragen, hun kloeken vriend, die zoo kranig
voor zijn kleurlingen-sympathie uitkomt.
Roosevelt is vél te verstandig, om te meenen,
dat bekwaamheden ,en waarde van den
mensch, af hankelijk zijn van de tint van zyn
huid. De koffie-kleurige juffers zullen hem op
het congres stellig in vriendschap gedenken.
De predikante, Rev. Anny Shaw, zal ook
tegenwoordig zijn. Van Berlijn begint de
victorie!
Ten onzent zijn dr. Aletta Jacobs te Am
sterdam en mevr. A. E. van Dorp-Verdam,
den Haag, bereid nadere inlichtingen te geven
aan leden van den nationalen Vrouwenraad.
* ? *
*
Een eigenaardige,HvoornameUjk door vrou
wen bezochte tentoonstelling, wordt op dit
oogenblik in de Donaustad gehouden. Een
comitévan dames uit de eerste
Oostenrijksche kringen, bracht een aantal schitterend
geborduurde priestergewaden, altaarkleeden
en andere voor den eeredienst bestemde
voorwerpen bijeen. Alles uit kerken en
kloosters opgespoord. Oogverblindend van
pronklievende pracht is datgeen wat dateert
uit den tijd van keizerin Maria Theresia.
De schoon bewerkte, rijk geborduurde mis
gewaden trekken zeer de aandacht der
levendige Wienerinnen. Het meerendeel van
die pronkstukken werden oorspronkelijk bij
een of andere feestelijke, gelegenheid door
Maria Theresia of eene harer dochters ge
dragen en daarna aan de kerk geschonken.
Van het borduurwerk werd het grootste
gedeelte eigenhandig door de vorstinnen
gemaakt. Niet uitgekeken zijn de dames aan
de artikelen, die vervaardigd werden uit het
bruidskleed der beeldschoone, diep bekla
genswaardige Marie Antoinette. Deze sug
gestieve en kostbare reliquiën bestaan uit
een miskleed, een kelkdoek, arm- en schou
derbanden, (bulla en stola). Het misgewaad
is van zilver brocaat en rood satijn. De rug
is geheel in goud geborduurd, arabesken en
bloemen, al die figuren tooiden reeds het
oorspronkelijke bruidskleed.. Deze historische
stukken waren een half jaar geleden uitge
spreid op een altaar, toen bij gelegenheid
van den honderdjarigen sterfdag der koningin,
in de Parochiekerk aan den Rennweg te
Weenen. Een requiem werd gezongen, gewijd
aan de nagedachtenis der martelares^
*B**
Zij wordt altijd madame Fred" genoemd,
detooneelschrijfster Frederique Grésac, auteur
van Ie Chérubin" en van la Passerelle",
waarmee zij haar naam maakte en schatten
verdient. Haar nieuwe stuk La troisième
Lune" wordt nu in de Vaudeville te Parijs
opgevoerd. Niemand, zelfs de persman
netjes niet, die alles weten! kan met
zekerheid zeggen wie de bewoonster is van
het prachtige huis in de Rue Chalgrin, niet
ver van het Bois de Boulogne, te Parijs, en
waar madame Grésac eigenlijk vandaan komt.
Er is om en aan madame Fred", die veel
reist en een gedeelte van het j aar in Londen
woont, iets geheimzinnigs. Zóó goed is zij
op de hoogte van het Engelsch, dat zij ook
in die taal schrijft, voor de grap" volgens
haar bewering.
Madame Fred" is klein maar dapper. Zij
beschikt over een ijzeren wil, die van plooien
noch. schipperen weet.
Alles wat ik wil, gebeurt, zegt de kleine,
bleeke, tengere madame Fred. Ik wilde voor
het tooneel schreven, want, het tooneel is
het leven, en het is mij gelukt. Ik wilde geld
verdienen ; het geld stroomt me toe. Ik wilde
dat Réjane m\j zou vertolken; het is gebeurd.
Zij schreef haar eerste stuk monsieur C
liinène" toen zij een zestienjarig juffertje was,
met een lange haarvlecht over haar rug en
schouders slierend. Het stuk werd opgevoerd
en viel. Dumas schreef een brief aan't jonge
meisje en stelde haar voor, monsieur C
li.mène" samen om-te- werken. Dank u, meester,
dat doe ik in geen geval, dan wordt het uw
werk, ik wil wél raad van u aannemen, maar
ik bedank voor collaboratie.
Madame Fred is een kwikzilver-natuur.
Rust kent rij niet. Ook niet in gesprekken.
Al sprekend dribbelt zij heen-en-weer, kleedt
zich aan, springt van de hak op de tak. Zij
gunt zich amper tijd, om te eten of te rusten;
schrijft dikwijls een heelen nacbt door; ver
kleedt zich vijfmaal daags, want, zij is dol op
mooie kleêren, en op haar prachtige paarden,
die zij mijn dochters" noemt; houdt veel
van parfum en van bloemen en heeft een
afkeer van edelgesteenten. Och." zegt
madame Fred, met ondeugende flikkerlichtjes
in haar licht-bruine oogen, ik was voorbe
stemd tooneelstukken te schrijven, mijn ge
boorte reeds was een kolossaal theater-effect;
ik heb mijn moeder verrast, die me blijkbaar
nog niet wachtende was, want ik ben pardoes
te voorschijn gekomen toen zij een wande
lingetje maakte !"
* *
*
Amerikaansche tooneelspeelsters, zoowel
figuranten als sterren" hebben n en het
zelfde ideaal: optreden in Londen. Zij weten
echter heel goed, dat zij of door talent, f
door schoonheid, liefst door beide vereeuigd,
moeten uitmunten Om in Engeland's hoofd
stad de aandacht te trekken. Honderd
reislustige actrices zijn voor een jury
verschenen, die uitmaken zou, wie van de
honderd dames een volmaakt type represen
teerde van Amerikaansche schoonheid.
De candidaten moesten in wandelcostnum
een paar malen over een tooneel wandelen
en buigingen maken. Zij moesten het voet
licht braveeren, zonder een greintje poeder
of blanketsel op 't gezicht. Tachtig werden
onmiddellijk buiten mededinging gesteld.
Zij waren niet onvervalscht Amerikaansch.
Van de twintig kwam men heel spoedig op een
zes- en een drietal. Aan Cammie" Clifford
werd het brevet van
zuiver-typische-Amerikaansche sshoonheid toegekend. Het meisje
is zeer bemind en de mededingsters die over
tuigd waren, dat Cammie" de overwinning
zou behalen, wenschten haar hartelijk geluk
met haar succes, en hoopten dat z^j in Londen
zou slagen.
Amerikaansche grootmoedigheid waaraan
wij een lesje kunnen nemen.
CAPKICE.
Slanc manger met confituren. Een liter zoete
room maakt men aan de kook met 1/3 stokje
vanille en 150 gram witte suiker en 10 blaad
jes gesmolten witte gelatine. Men laat dit
mengsel zacht roerende koken. Doe een laag
confituren in eeu vorm en vul aan met de
bekoelde room.
UIT DB NATUUR.
LXV.
Darwinisme. H.
In hetzelfde nummer van 't Weekblad
waarin mijn eerste opstel over dit onderwerp
staat afgedrukt (door een toevallige omstan
digheid niet gerevideerd), komt, in een ander
artikel Uit Japan", de merkwaardige zin
snede voor:
De buigzaamheid der knieën, die noodza
kelijk is, wil men gemakkelijk op zijn Japansch
gaan zitten, wordt reeds heel jong verkregen,
door de kinderen met de knieën onder het
lijf neer te zetten, in plaats van zooals ons
natuurlijker voorkomt, de beenen rechtuit te
strekken. Maar niet alleen onnatuurlijk, ook
niet zeer hygiënisch is deze houding, die den
groei der beenen belemmert en oorzaak is,
dat de Japanneezen zoo klein van stuk zijn.
Deze zin zegt mij, dat ik op 't stuk van
teeltkeus eerst nog wat uitvoeriger moet
zijn. Want het bovenstaande is een van de
vele zoogenaamde Darwinistische uitingen, die
men bijna dagelijks te hooren ofte lezen krijgt,
en welke bewijzen hoe diep in het denken en
't leven der ontwikkelde menschen de onjuiste
meening is doorgedrongen, dat, zoo maar, mir
nichts dir nichts, een soort- of raskenmerk
kan ontstaan. Dat het bovenstaande geval
niets, of zoo goed als niets, inet darwinisme
heeft uit te staan,, zal ieder dadelijk toegeven
die inzicht in de zaak heeft gekregen.
Verbeeld u die* onnoozele Japanners met
hun hoogeschool te Tokyo, waar de natuur
wetenschappen zoo uitnemend bestudeerd
worden! En die zoo maar willens en wetens
hun ras klein houden door de kindertjes maar
van geslacht op geslacht op de knietjes te
laten zitten.
Wie even nadenkt over bovenstaande aan
haling, zal wel inzien dat de conclusie aan
't slot wel wat overhaast werd genomen en
tamelijk verdacht is. Immers, om te verkrijgen:
die buigzaamheid der knieën, welke noodig
is om op zijn Japansch te gaan zitten, moet
bij elk jong hedendaagsch Japannertje weer
opnieuw verkregen worden door de stmnpers
de knietjes onder het lijf te zetten. Als nu
die houding, sedert ontelbare jaren den kin
deren opgedwongen, het verwijderde indirecte
gevolg heeft gehad, dat alle Japanners klein
van stuk zijn, dan is het toch zonderling, dat
ze nog niet in staat is geweest het naastlig
gende en directe resultaat te geven van die
nog maar altijd niet aangeboren buigzaam
heid der knieën; want die moet immers,
volgens den schrijver, bij elk individu opnieuw
kunstmatig geproduceerd worden.
Als 't zoo eenvoudig en gemakkelijk ging
om nieuwe ras- of soortkenmerken te schep
pen, zouden er al heel wat curieuse dingen
in de wereld gebeurd moeten zijn. Dergelijke
opzettelijke aangenomen houdingen, en even
min de veel ingrijpender verminkingen van
het menschenlichaam, die sedert duizenden
jaren bij vele volkeren onafgebroken toege
past werden, hebben nog nooit, voor zoover
bekend is geworden, tot het erfejijk ontstaan
van deze bij 't leven aangebrachte uitwendige
en oppervlakkige veranderingen geleid. Denk
maar eens aan de klomp voeten of destaarten
der Clüneezen, de besnijdenis bij
Mahomedanen en Israëlieten, het doorboren der oor
lellen bij de Papoea's. Dat moet op elk indi
vidu steeds opnieuw toegepast worden; geen
spoor van de verminking gaat over yan ge
slacht op geslacht. Trouwens de bekende,
voor de geïnteresseerde muizen zoo onaan
gename staartbekapping, die met vele voor
zorgen als wetenschappelijke proef is onder
nomen, om te onderzoeken of dergelijke tijdens
't leven verkregen eigenschappen erfelijk
zijn, heeft immers ook de verwachte nega
tieve uitslag gehad.
Een, naar mij dunkt, zeer sterke illustratie
geeft Richard Semon, een overtuigd darwinist,
in zijn voorbeeldige reisbeschrijving: lm
Australischen Busch, waarvan pas een tweede
druk is verschenen.
De Australiërs, n.m. de inboorlingen van 't
district dat Semon bestudeerd heeft, voeden
zieh bijna uitsluitend rnet dierlijk voedsel.
De bodem levert daar dan ook zoo goed als
geen wilde planten die voor den mensch
voedsel bevatten, en landbouw is bij deze
zwartjes absoluut onbekend. Als gevolg van
't gemis aan suiker- of zetmeelhoudende
spijzen zijn de inboorlingen daar opmerkelijk
en onaangenaam mager van vleesch en droog
van huid. Dat uitsluitend leven op vleesch
kost is al zoo lang toegepast als Australi
en althans de Australiërs bestaan; en die
neiging tot magerheid moet dan ook wel een
onveranderlijke en standvastige eigenschap
van de inboorlingen zijn geworden, zou men
zoo zeggen. Maar zie, de zwarte heeren die
in de buurt van Europeesche schapenstations
leven, leeren al spoedig meel en suiker waar
deeren, met het gevolg, dat zij al spoedig
voller vormen krijgen. Mannen, vrouwen en
kinderen worden er zelfs zoo vet als modder,
als men ze niet belet toe te geven aan
een ongelooflijke en ongeëvenaarde luiheid,
waarin ze bijzonder veel behagen schijnen te
scheppen. De magerheid der eeuwen houdt
daartegen geen atand.
Neen, zal de kunstmatige of natuurlijke
teeltkeus effect hebben, dan moeten er twee
dingen bijkomen. Ten eerste kan de teler
in 't groot of klein alleen op succes rekenen
als hij reeds aanwezige natuurlijke maar
afwijkende eigenschappen tot grondslag neemt,
die hij in bepaalde richting versterkt of ver
zwakt ; en ten tweede moet er voortdurend
met opzet en overleg werkelijk uitgekozen
worden welke individuen zullen blijven leven
en zullen helpen om het nieuwe ras zuiver
te maken.
Schets van de vorming van een ras door kweeking
(verklaring in den tekst).
Het bijgevoegde schetsmatig prentje en de
hier volgende even schetsmatige verklaring
maken dit duidelijk voor ieder, die't bijgeval
nog niet mocht weten. Onder al de koolplanten
in den moesttuin is er eentje die aan den
stengel een kleine verdikking, een raap vor
ming vertoont (de middelste van de bovenste
rij). De baas laat alleen deze plant door
schieten. Als 't werkelijk de eenige is, die hij
vinden kan zal hij, zoo noodig, kunstmatig
bestuiven en zaad laten rijpen. Dat wordt het
volgend jaar uitgezaaid met het mogelijk ge
volg dat er zich onder de daaruit opgegroeide
planten een aantal bevinden die deze verdik
king vertoonen. Die .met de sterkste raap
vorming mag zaad geven, de andere worden
niet gebruikt voor het doel. In 't derde of
vierde jaar worden weer alleen die planten
tot zaadvorming toegelaten welke flinke
raapjes hebben aangezet en uit het zaad van
deze zal in de eerstvolgende jaren een heel
stuk bouwland flinke ronde raapjes zien
groeien. Maar nog altijd moet er vooreerst
op gelet worden dat het zaaizaad afkomstig
is van koolplanten met de sterkste raapvor
ming en dat er geen stuifmeel van de oorspron
kelijke soort" op de stempel is gekomen.
Dan is 't mogelijk dat, by voortdurend toezicht
en bij herhaald ingrijpen, een zaaizaad wordt
verkregen dat raszuiver is en dat planten
geeft, waaronder er alleen bjj zeer hooge
uitzondering een enkele voorkomt, die in het
geheel geen verdikking of slechts een zeer
zwakke raap draagt.
Ontstaan van een hondenras met slappe ooren
door opzettelijke teeltkunst.
Het tweede plaatje behoeft na 't voorgaande
weinig verklaring, het toont aan hoe een
hondenras met slappe ooren gekweekt kan
worden. De doorgestreepte zijn de ge
lemineerde, de voor 't doel niet geschikte, die
de teler willekeurig en opzettelijk doet ver
dwijnen. De van nature reeds efenigszins
slapgeoorde hond in de eerste rij is de stamvader
of stammoeder.
Zoo kan het, want zoo gebeurt het; al zit
er meer aan vast dan hier gezegd behoeft
te worden. Of het nu in de natuur net zoo
toegaat of net zoo toe kan gaan, zonder dat
al dus de mensch opzettelijk ingrijpt, hetzij
uit een gril, uit smaakgevoel of eigenbe
lang, dat is de groote vraag. Daarover later
eens weer.
E. HEIMANS.