De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 29 mei pagina 6

29 mei 1904 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1405 Japansche prenten bij R. W. F*, de Vries Men moet n teekening niet bezien bij kunstlicht," zegt de Japanner, ook niet midden in een feest of drinkgelag; evenmin wanneer het regent, sneeuwt, waait, rookt of mist, of in het schemerdie kleine toevoegsels die er het achev aan geven, want een Japansche teeke ning, zoowel als een vaas of een brons of een lakwerk, het is af tot in de ge ringste bijzonderheden. Waar wij dikwijls Jonge vrouwen. Isoda Koriusaï. Ooievaar met jongen. Icliiriousdi Hiroshighé. Jonge vrouwen niet kind. Kitagawa Outamaro. donker, anders wordt de bedoeling van den kunstenaar niet goed begrepen. Het gewone publiek begrijpt niets van de manier, waarop men een teekening be schouwen moet; ze komen er met de handen aan, of gaan er met den neus bovenop liggen. Maar om een teekening behoorlijk te bestudeeren, moet men ze aan den muur ophangen en ze eerst op een afstand bekijken en daarna van dichtbij, om de lijnen en de kleuren goed te observeeren." En deze wij ze van waarnemen, al is zij evenzeer van toe passing bij het bezien van teekeningen lichtvaardig overheen zouden zien, daar houdt de Japanner rekening mede; een snijwerkje in ivoor, been of hout bijv. is aan de onderzijde evengoed bewerkt als het overige gedeelte, de lijnen van het figuur of kleed, zij loopen door, evenals men zich dit naar de werkelijkheid zou denken. Het plaatsen van naam of tekst op een teekening geschiedt evenmin on doordacht, maar wordt wel degelijk over wogen en in verband met het geheel neergezet, alles draagt zoo duidelijk de kenmerken van met zeldzame nauwge zetheid, met onnavolgbare observeering, Minesawa, in de provincie Sagani. Katsushika HoTcousai. der Westersche meesters, lijkt mij toch bijzonder geëigend, wanneer men speci mens der Japansche prentkunst naar waarde wil genieten. Door ze eerst op een afstand te plaatsen, kunnen we den totaalindruk in ons opnemen om daarna ons te vergasten aan de zoo groote uit voerigheid, de zoo rijke detailleering, die toch nergens aan het geheel afbreuk doet. Hun aangeboren gevoel voor verhou ding en evenwicht zorgt er steeds voor dat er rust is in een teekening, terwijl hun zucht tot versieren zich uit in al maar met niet minder groote liefde te zijn uitgevoerd. En blijkt dit uit het lakwerk en het snijwerk, uit de bronzen en de metaalbewerking, niet het minst spreekt het uit de prenten, die harmonieuse kleurdrukken zonder wederga, spe cimen van technisch meesterschap mede. Zij leeren ons dat de Japanner de natuur bespieden kan, als wellicht niemand anders, dat hij een begrip heeft van ornamentatie, en versiering, als alleen de Oosterlingen bezitten, dat hij een gevoel heeft voor schoonheid van lijn, voor samenstemming van kleur die ons bewondering Goden van de Geschiedenis, Dichtkunst, Muziek en den Oorlog. afdwingen. En waar deze algemeene eigenschappen nagenoeg iederen Japanschen artist eigen zijn, daar vertoonen de grootmeesters onder de schildersbent kwaliteiten die hun naar verhouding ge lijk doen staan met de mannen der renais sance in Europa. Een Susuki Hamnobu, de schilder van la vie intime, wiens teekeningen zich kenmerken door een bijzonder mooi bruin gamma, hij behoeft niet achter te staan bij eenig meester uit den bloeitijd der gravure in Duitschland of Italië. En Yeishi en Outamaro,hoe voelden zij dejgratie der vrouw, de pracht volle ronding van een hals, de soepele lijn eener gestalte; zij toonden ons de elegance der schoonen van hun land; en hunne teekeningen, welk een bewonde renswaardige eenvoud. Met een enkele lijn wisten zij het karakter vast te leggen, maar wie weet hoeveel studie hieraan vooraf ging, want deze meesters op het penseel, zij oefenden zich eerst naar de natuur en dan naar hunne studie en geheugen tot zij in zoo weinig mogelijk, de essence der dingen konden geven. De kunstenaars der Kano-school, zij be roemden er zich op om geheele voor stellingen -te schilderen met een onaf gebroken penseelstreek. En al moge men dit voor eene minder waardige virtuositeit aanzien toch getuigt het van een ontegenzeggelijke meesterschap over het materiaal. En dat hebben de Japansche artiesten ongetwijfeld. Gaan we dan ook een verzameling prenten na, zooals den l en Juni bij de firma R. "VV. P. de Yries onder den hamer komt, en waarbij de meest bekende kunstenaars vertegenwoordigd zijn, dan zien we pas, hoe de een zoowel als de ander naast de algemeene kenmerken der Japansche artisten, speciale eigen schappen vertoont, die wijzen op een geheel beheerschen van de techniek. Zij weten ieder op hunne wijze wat zij met het procédéder houtgravure kunnen bereiken en hoe zij het best hunne ge dachten er mede kunnen weergeven. We zien b.v. bij een Outamaro, wiens werk we hier boven reeds aanhaalden, met hoeveel zorg hij het zoo ingewikkelde kapsel der Japansche schoone weet weer te geven. We kunnen ons begrijpen de: quatre heures de larges démêloirs" zooals een reiziger ons verhaalt: de peignes .jros et fins qui sillonnent, ploient, tordent et lissent les cheveux, quatre heures de brosses, de pommades, de cosmétiques, d'épingles, longues, courtes et courbées, quatre heures de papillotes, de rubans, de poudres, d'huiles et d'essences et l'on voit peu a peu Ie monu ment se constituer et preridre corps, les coques surgir au-dessus !des bandeaux, s'évaser, s'arrondir en s'ornant de fleurs, de noeuds et de torsades, comme des pavillons imposants qui s'implantent sur leur soubassement et se surchargent d'une lourde ornamentation." En nemen we een ander, ze zijn voor het grijpen, de meesters uit den bloeitijd der houtsnijkunst in het land van de rijzende zon, een ItchiriousaïHiroshighé, de groote landschapschilder, van wien de tallooze gezichten op de Soumi da, langs de Tokaido, op het Biwa-meer, aan den grooten weg van Tokio naar Kioto erf zoo veel andere stammen, hoe weet hij atmosfeer in zijn prenten uitte drukken, en niet alleen in zijn land schappen, maar ook in zijn eenvoudige dierstudies waarvan bijv. no. 226 een prachtig voorbeeld is. Dan is daar een Katsushika Hokusaï, de jeugdige grijsaard, de onvermoei de werker, van wien het verhaal loopt dat hij zich geen tijd gunde om met finantieele aangelegenheden zijn hoofd te breken, en het, voor zijn arbeid ontvan gen honorarium eenvoudig op tafel liet liggen, om er wanneer er rekeningen te betalen vielen, den besteller slechts naar te verwijzen, die er zooveel afnam als noodig was, terwijl hij zelf kon blij ven doorwerken. We behoeven ons dan ook niet te ver wonderen dat zijn oeuvre" een ontzettenden omvang heeft, en de door hem ge llustreerde boeken en geheele uitgaven bij honderden geteld wor den. Een tijdlang schijnt hij gewerkt te hebben voor de Hol landers op Decima, waartegen zelfs een Hamnobu Gakoutry. bepaald verbod der Ballonspeelsters. Kitagawa Outamaro. Japansche regeering werd uitgevaardigd. Of hiervan exemplaren bekend zijn, het zou zeker de moeite van een onder zoek loonen. De in bovengenoemden catalogus onder no. 178?190 vermelde prenten van zijn hand, zijn voor het meerendeel landschappen, gestoffeerd met de zoo typische figuren, waaraan men terstond den ouden humorist her kennen kan. meer of minder schilders van het dagelijksche leven, van het theater, illustrateurs der beroemde heldendichten en liefdeszangen. Wijzen we nog even op het groote aantal Surimono's, de met extra zorg uitgevoerde kleine drukjes die een invitatie tot concert of feestavond, of een gelukwensch met nieuwjaar of den bloei der chrysanthemums bevatten en waaraan Vigchvrouwen van Awabis. Kateusldka Hokousai. Eenigszins verwant aan Outamaro, zien we verder HosoïYeshi, en Tchokosai Yésho dis ons princessen en courtisanes, geisha's en dichteressen, vrouwtjes in hunne huiselijke omgeving en op straat, kortom die ons mede de schoonheid van de Japansche in haar kimono of yukatan doen bewonderen. Een groot aantal nummers bij de ver- ? tal van kunstenaars als Hokusaïen zijn leerlingen, Hokkeï, Gakouteïen meer anderen hunne krachten gewijd hebben, dan geloof ik dat we hier een collectie bijeen hebben, die waarlijk een zeer goed beeld geeft van de Japansche houtsnede uit den glorietijd van Ukio-ye-riu. Ik twijfel dan ook niet of de vele belang stellenden in den kunst van den gelen .Schelpen visschers. Ttehiyousaï\Kouniyoshi. zameling vermeldt het werk van den wel licht meer bekenden Toyokuni, den teekenaar van het theaterleven en zijn leerlingen, Utagawa Kunisada, die later den naam van Toyokuni II aanneemt, wat dikwijls tot niet geringe verwarring aanleiding geeft, Utagawa Kuniyoshi, Kuniyasu, Sadashighé, Toyoliidé, Yoshitora, Kuniharu, Kuniteru enz. enz. allen broeder, zij zullen op de kijkdagen 29, 30 en 31 Mei, telkens en telkens weer versterkt worden in hunne ineening dat de Japansche prent is a thing of beauty en a thing of beauty is a joy for ever." R. W. P. Ja. Jonge vrouwen, aan den oever eener rivier. Kikougawa Yézan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl