De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 5 juni pagina 2

5 juni 1904 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AM3TERDAMMEE WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1406 diose voorstellingen en relief" onder de welving der Stars and Stripes." Terwijl het een groote teleurstelling was, dat Hawaï's bestuurders, evenmin als Nederland's regee ring officieel gelden, bestemden voor vertege awuordiging, is er zooveel te meer ver toon «jegeven aan de afdeeling Philippines Arehipelagp." Toen bij de openingsplechtigheid het bataljon Philippino Scouts zoo in het oogloopend op den voorgrond werd geschoven, fluisterde mij een Yankee-collega van een ultra-deinokratisch blad toe: So they re present the people, which they want to imagine ever to get independence!" Al moge men milder oordeelen over deze Mateiers, die to«h tegen hunne eigen rasgenooten worden aangevoerd, wanneer men vergoelijkend nagaat, hoe aan_Nederlandsche zijde in den Maleischen Archipel derwijze inlanders streden, het deed ons helaas ook denketi aan de scouts" van Afrikaander staiil uit den laatsten oorlog. Afrikaanders ontmoetten wij hier telkens ook. Hoewel het terrein al niet een groot amphitheater is voorzien, vanwaar men tusschen kopjes" het verkwikkend (?) sehonwspel v«,n een strijd tusschen Boer en Brit eal kunnen genieten, wordt er nog hard aan de voltooing gewerkt, temeer onnkit velen der Boeren lijden onder het gebrek aan inkomsten. H«t was geen bepaald genot onze stamgeneoten, op den inwijdingsdag mede te zien paradeeren in den optocht der bevolking van The Pike'' (straatweg), zooals de wijk heet, waar allerlei kermisachtige vertoo ningen worden gegeven, hoewel toch de Generaals Crorjéen Vïljoen beter hadden geoordeeld hieraan peTsoenlijk maar niet mede te doen. In Yankee-style wordt zoo iets echter alleszins geschikt geacht en luide juichte zij ooms" en neven" toe, terwijl hei spiegelgevecht, naar welks opvoering zjj zoozeer verlangen, evenals de verblijf plaats der Boeren ver buiten The Pike" is "te toeken. Ofschoon alleen, wat Nederland betreft, onze schilders officieel over een kwart ton 2) hebben te beschikken, zijn er gelukkig ook onder de paar dozijn Nederlandsche inzen ders die bijtijds gereed zijn en zeer goed voor den dag komen. Het was opvallend, hoe toen de onder persoonlijke leiding van Jurriaan :Kok in orde gebrachte uitstalling van Deïftsch en Haagsch (Rozenburgsch) pOTcélein en tegel werk, nog nauwelijks ge reed was, bij groepen reeds bewonderaars daartoe bij uitstek zich aangetrokken be toonden. 'Het Palace of Agriculture", het grootste OTïder de reuzengebouwen, zal ook nog Ne derlanders herbergen, doch thans is dit nog onvoltooid. Terwyl wij gehoopt hadden onze groote cacaofabrieken evenzeer als elders te zien verschijnen, temeer waar men o. a. Van Houten's produkt ziet aangekondigd hier en daar midden in de Woestijn in de l(1ar West, vernamen we tot onzen spijt, dat alleen een paar der nu nog minder vermaarde zullen tentoonstellen. Een volgende maand zullen bezoekers over bet geheel d i Fair" in gereedheid vinden. Nederland's sjhilderadeeling is thans juist geopend en mag trotsch wezen op wat het oog wordt aangeboden. De kunst, waarin wij steeds het meest hebben uitgemunt is hier op gunstige wijze vertegenwoordigd. Bet doet in de eerste plaats de leiding van den hoofdloider 'Mesdag eere aan, «l ver plichtte zijn leeftijd hem te dezer plaatse aan minder hoogbejaarden, als Willy Martens en Blpmmers de regeling over te laten; al kon hij overtuigd wezen, dat het aan degelijke zorg was toevertrouwd. 'Nog kon ik geen nauwlettende beschou wing houden over wat er bijeen isral bleek dat op allerlei gebied veel keurigs uitkomt, terwijl de kleine ineenloopende zalen zich goed leenen tot het type van kunst, het geen men hier het meest waarneemt. Nadat een tiental dagen te voren alles nog een chaos was zonder weerga, blijkt, dat het gestadig doorwerken, waarbij o. a. de jeug dige Artz zich zoo onvermoeid betoonde, terwijl men verplicht was, wegens de bui tensporige werklponen, zelf zooveel zwaar der werk te verrichten dan palet en penseel te hanteeren, zich geloond heeft. Uw verSTILLE AVONDEN. HORL-ENKE, door STIJX STREUVEI.S. Laat ik nu denken hoe dat alles was ... H. GOIÏTEK. De lente komt, met luide trompetten wordt ze overal aangekondigd de lucht is er vol van, wo voelen het in ons bloed de lente komt! De dagen groeien in klaarte, met teerrozen ochtendschemer beginnen zij en einden die uitslepen in trage trilling van goud en oragne deemstering, schooner dan in vollen zomer. De wind is naar 't zuidergat verhnisd en brengt de luwte in de lucht. De gure tochten, die ons vel sprooi inteken, de natte en nivallige winter hebben we reeds vergeten. Buiten is 't best van nti voort. Be lamp heeft uitgedian, de boeken toe, 't papier opgevouwen. Al wat we met ons opgeu op drukletters gezien hebben, al wat we den winter lang geleerd en gelezen hebben, kunnen we nu als onnuttig stof van ons afschudden; kom, nu gaan we weer met ons eigen oogen, met ons eigen zinnen, recht streeks naar buiten gaan genieten, in G-ods blijde, oneindige natuur, de eeuwige dingen laten inwerken op ons ziel. We waren oud en ver-uft, -nu worden we weer jong. Wat een lu-rt en blijheid brengt de nieuwe lente na den langeu winter en zijn doodachheid; hoe vinden we 't al vernieuwd en jeudig en vol leven ~ 't is alsof we voor den eersten keer, op een ongeraakte, verschgeschapene wereld liepen. Zoo moet bet brooddronkene vee den eersten keerdenstal uitloopen en snuiven in de lucht en in bet inalsche gras.' f e morgen of te middag, in 't spetterend onnelicht, ouder 't perelblauwe luchtgewelf, ala de witte, gezwollen wolken met haaste vlieden voor den krachtigen adem van den levenden wind, als de eerde, peersch, wijduit slaggever haakt naar een alleenigen, kalmen morgen om de verzameling eens terdege na te gaan. Waar evenzeer hard wordt gewerkt en met nog zooveel beperkter middelen, waar Amsterdam's Panorama-directeur Van Res teren zichzelf' niet spaart, dit is in de groote trots van ons Nederlanders", of liever wat dat nog moet worden, als het geheel gereed is, het Rembrandt?Huijs." Laatstgenoemde, bijgestaan door zijn- medebouwkundige Heringa, doet op het door Rusland niet betrokken terrein in Stuff" een keurig gebouw in Ond-Hoilmidschen stijl verrijzen, dat de best bekend zijnde groote kopie van Rembrandt's kwalijk beti telde Nachtwacht" zal bevatten, benevens andere merkwaardigheden. Naar de bepa lingen der commissie voor de opstelling van het oorspronkelijke stuk, zal deze. navolging van onzen schildervorst, hier worden voor gebracht. Ter eere van hier aanwezige landgenooten, die tot dit gelukkig besluit kwamen, zij gezegd, dat zij zich geheel op eigen krachten verlatend, bijzonder welslagen verdienen. Evenwel is de degelijke steun van den Nederlandschen consul, die zich nog op andere wijze krachtig weert dan als com missaris-generaal van het vaderland, hierbij zeer te waardeeren. Een eigenaardig echt vadevlandsch. ver schijnsel mag niet onvermeld blijven, nl. dat, terwijl er nog geenerlei andere tuin bouwkundige inzending in bloei viel te aanschouwen, de tulpenbelien van onze Haarlemsche en Hillegomsohe bollenfcweekers, algemeen weiden beschouwd met be paalde voldoening. A. E. M. S. TE LAEU. 1) Moiiroe werd trouwens als buitengewoon gezant door Jeii'erson naar Parijs gebonden, toen Livingston, Amerika's vertegenwoor diger aldaar, met Talleyrand nit't vlot genoeg opschoot. Monroe wijst er op in .zijne ge schriften, hoe hij er op stond Noord-Amerika uit Romaansche handen te nemen. 2) Juister is, dat de veelklinkende kwart ton, die bovendien nog niet eens ten volle door de liegeering werd beschikbaar gesteld, reeds aan transportkosten en indere uitgaven is moeten heengaan. In Yankee-oogen was de som wat klein en in de door bet VVorld's i'air Cotnmittee' uitgegeven bescheiden, staat te leien £ 50,000 ! ?Wllllll s een der incest zuivere stukjes schil derwerk, dien ik nu eerst te wijzen op het uien-stilleven van Weijns (No. 231). Zoo vast en aaneengesloten m onverbreekbaar ver band de -kleuren te zien, zoo gul, in ?waar achtige vervoering zijn schildt-rdrii't te kunnen uitóeggeii, is een voorrecht, dat heel weinigen bezitten. We hopen, dat de levenskracht die ;in dit stukje besloten ligt, niet bet resultaat is van een gelukkig oog.enblik, maar dat zij den constanten aard van dSh schilder verkondigt. Zijn ander werk (230), een studie van een boerenerf, heeft niet die volheid van kleur, al getuigt het ev-eneens van een -streven maar zuiverheid. Die zin voor heldere, klare kleuren uit ziuti bij verscheidene exposanten. Zoo zien we van CobaRitsema behalve een Kobertsoiiachtig figuurtje, hier een tweetal hofjes, waarin het smettelooze, Hollandseh-kraakzindelijke treffend juist is weergegeven. Kr is een blijheid van licht en mooie harmonie inde heldere kleuren van zonbeschenen daken, van schitterend witte muren en schoongeboende straatjes en een krashcid die niet hindert in de brutaalgrweue geraniums met bun fel-roode bloemstippeii. liet werk van Winters sluit zich bierbij aan. Zoo men wil is het wat oppervlakkig, zoo zonder veel bedenkens; maar er is genoeg geest en levenslust in het kleine schilderijtje ilaartje" om dat tekort te dekken. Ook Bleckniann en mej. J. Koster zoeken bet d.igklare weer te geven in hun schilde rijen; du eerste /.iju pogingen ons voorzettend . in prettig aandoende gevallen, zooals-zijn l Tulpenvelden" of Onder de struiken", de laatste meer geheel de aandacht wijdend aan baar studie, zonder bekommering over liet al of niet innemende van baar werk. Zwaarder, krachtiger en zelfbewuster is de kunst van Momiickendatii. Zijn wijze van werken lijkt mu wat plomp om het gewirwar van zoo'n tuint,c in al zijn fijnheki te kun- j nen weergeven. Ook een massaler landschap | als zijn Hilversum" dat een sterk Uuitsch i aanzien beeft, leeut zich tot die behandeling ! niet, die in zijn studiekop tot baar volle recht komt. Hierin is gloed en leven «u al moge er iets gewild»zijn in het bijeenbrengen van die brillunte kleuren, zij ondersteunen elkaar zeer mooi en maken dit werk tot een kloeke verschijning. Toch mist het den adel die Suze liobertson haar diepen toonsehakeeringen verleent. Haar groote schilderij ianiet veel meer dun. een prachtig kleurpulet aan den wand, waarbij oien niet te veel aan de voorstelling moet hechten (een schilderij moet nu eenmaal ecu naam en een beteekenis hebben). Waar toius tempert zij haar j kleur-pas?ie tot ingetogenheid, zooals in het | kleine stukje Interieur", dat delicate schil derijtje, waarin zoo mooi is de tegenstelling van het diepe koele zwart van 't guurtje tegen het warme licbt-groen buiten. S liet werk vau Kichard Bisschop doet door ! zijn beschaafdheid en weinige pretentie altijd [ aangenaam aan.;, uiaur't is moeizaam werk van een die zich hooge eischeii sielt. Dat is evenzeer waar te nemen in het portret van Uroeckman. Dat scherpe vrouweu,kopje is mij lief om den bedachtzameii ernst waarmee getracht is die wezenstrekken na te speuren. Kr is in zijn arbeid een zorgvolle overweging waar te nemen, die zich ook sterk ui spreekt in zijn mooi doorwerkt Stilleven. De Moor tn Huib Luns verbreken door hun verheven onderwerpen het eentonige, dat een Hollandsche schilderijen-tentoonstel ling, met haar legio binnenhuisjes, koeien en slootjes nu eenmaal hebben moet. Maar hun voorstellingen mogen van een hoogerorde zijn. huu kunst is dat daarom nog niet. Daartoe wordt meer vereischt dan de groote tech nische bekwaamheid die ze beiden bezitten. Hun droombeelden den schijn van werkelijk heid te geven vermogen zij niet. Spoor is een beschaafd en consciëntieus werker, die, waar bij zijn hand don vrijen teugel laat, zooals in het zeer natuurlijke portretje van een dame, No. 201, al veel bereiken kan. Evenals hij, stelt Alb. lioclofs hier een reeks werken tentoon, die echter niet bepaald in het voor-leel van dien schil der zijn. Zijn atelier-achtige laudschapstudies kunnen hoogstens voor tooneeldecoratie dienen. De elegance, die zijn figuurtjes soms eigen is, vindt men niet terug in 'iet stijf poseerende dametje van het schilderijtje In gedachten". Het mees' komen zijn goede hoedanigheden uit in de groote aquarel Zilverpoetsen." Van de drie vertolkers van Oud-Amsterdam's schoon, Sleeswijk, Knap en Hanau, geeft alleen de laatste iets meer dan uit sluitend het oogengenot, dat een afbeelding van die tonigo stadshoekjps al gauw ver schaft, f lanan geeft zijn huisjes iets menschelijks; er leeft een stiel in die woonhokjes en daarvan vertelt deze dichter'schilder ons op zijn eenvoudige, bescheiden wijze. Door de liefde waarmee ze behandeld zijn weet T. de Jong ons te boeien door zijn kranige peuteekeningen. Wat heeft hij een gloed en prachtig licht gehouden in De tiroote Achterdeuren", No. 96, een exquise, gevoelige teekening. J. tsluijter is een meer hardige dan geestige illustrator wicn een schilderij als Leda" te machtig is. Hoe broddelig en slap is y.oo'n zwanevleugel; men denke hierbij eens aan het prachtwcrk van Asselijii in 't Rijks museum ! Deze tentoonstelling heeft ook haar grappigen kant. Ik bedoel nu niet Gebhards Gladdigheid", hier ligt de koddigheid een beetje te veel bovenop ; ook niet het humoristische teekeningetje Naar bad Zandvoort op Pinksteren twee" van Kerkhof, waarin wel aardige typen zijn en in 't geheel niet doe! ik op de voortreil'elijke caricatnur van Halm, dat be kende portret, dat het midden houdt tusschen te dampen ligt en riekt van versche vrucht baarheid dan voelt men zich opgejaagd in dronken drift e:i jubeling, zóó dat men zich mee voelt ijnan in 't algemeene levendworden, als op een nieuwen scheppingsdag; zoo dat m uu 't schateren hoort in en rondom ziclnzelf, KÓO dat men zieh-zelf vergeet in 't al-groeieiuie en groenende der groote natuur, in blijde verwachting van 't eendlij-ke wonder dat gebeuren gaat : de blijde bloei ! Maar 't is valavond nu en 't dageinde heeft al de groote geruchten, al de schate rende kleuren wat gedempt; over alle dingen ligt de kalmte, de rust. Het lichte windje blaast aanhoudend en elfen scherend over 't land... en tegen 't goud van den westerhemel staan de boomen naakt nog met nauw speurbaar een tintje groen in de kruinen, maar in opene pracht van hun plastieseho naaktheid, de schoone, breede takkeiibouw! De boomen ! al mijne aandacht van den laatsten tijd is voor de boomen. Mij is het alsof ik ze nooit gezien, of beter, alsof ik ze nooit be-zien heb. Ze staan er mijn leven lang en nii eerst maak ik er kennis mede, ae 'ajn mijn levende vrienden geworden, en nu eerst hebben ae hun volle belang in mijn leven. Ik heb er ontdekt, die zoo schoon zijn van vorm en groei, die daar gebeeld staan in de lucht als reuzen... zoo schoon dat ze op geen boom meer gelijken . . . Vroeger heb ik wel meermaals de donker blauwe massa be-wonderd met 't keerende kleurenspel van seizoen- en dag-verlichting, van de bosschen op de heuveling daar aan den einder... 'k ben er meermaals gaan wandelen in <Jc> louimwhtiien vun du mirtnoadu beuken; 'k heb er m-^t lust liggen luisteren naar :t zoeven van den wind door de Uitte rende sparrentoppen en heb cr't balen en't gaan | vervolgd van dien geweldigen adem die sterk ' is als 't deinen en 't komen van den tem- j meloozen zeeslag... 'k ben er ook, hoe dik wijls, gaan liggen,'s morgens vroeg,'s avonds laat en in 't heetste van den dag, in een- j zaamheid, liggen peinzen achterover in't im.H, ? liggen en nietsdoen U-n/ij de oogen wenden in 't donker der heimelijke bhiderdiepten en luisteren naar den galm van den nachtegaal, 't sla.m van de merels en 't ronken der torti-ls... IIHMUIIUDIIINIMItlllNllltlMINIIMMIM 'k Heb er mij zat liggen kijken tot ik heel het wond in mij had en me-zelf gevoelde als een trcfïelijken boom, breed, open en krachtig. Maar de boomen, de boomen van mijn eigen dorp, de bonnen rond mijn huis, vóór mijn venster, de boomen langs de wegen waar ik voorbij ga o ra te kijken alle dagen naar alles wat er groeit en roert, die boomen had ik overkeken zonder zo (e zien. Ik spreek er me zelf de echaiide van en ik weet niet hoe 't gebeuren kan of hoe 't mogelijk was. Ik kende ze in hun algemeenheid, als't sieraad van 't landschap, de dragers en verkondigers der jaargetijden; ik wist dat er langs dien wegel een wilgen bosselken was, dat naar gindscho hoeve eene eiken dreef liep, dat er linden stonden op het kerkhof; enkele troppels populieren wist ik staan en hier en daar een beuk... ik wist uit gewoonte dat er 's zomers vóór mijn venster, een groenen voorhang was van torenhooge ka-tanjo-boomen. Maar de boom als eenling met zijn klockgcgroeide, vaste vormen, de kostelijke bouw, die harmonie van stam met kroon eu takken in open uitgroei als een prachtstuk te midden de vlakte, de boomen vereenigd in tros of geschrankt in dubbele rei langs de wegen in n zwaai van groen door de lucht, de boom als boom, elk in zijn soort en verscbilligheid met geslacht en vorm, met wisselende verandering in uitzie lit naar gelang het jaargetijde of de verlichting van avond of dag, het veelvoudige vertoog van den boom die de pracht en het hooge leven is te midden de landunwen alzoo ken ie ik hem niet, nu leerde ik hem eerst kennen en .?die dngcii voii'l ik iets iiii'iiws ik liep van de eene blijde openbaiing in de andere. \Vij hebben noch kasteel noch waran Ie noch een aangelegd park op het dorp, alles staat er in zijn eenvoudigheid, uit eigen drang en nood zaak gegroeid gelijk het er altijd gestaan heeft. Maar als ik aan mijn geburen moest verkla ren dat er heel in hunne nabijheid een groote ceder staat te groeien, een ceder met wijde, horizontale donkere takken, een koningsbuom gelijk er groeien op 'len liban, dat ze dage lijks v o irbijgaan waar bij slaat, ze zonden vreemd opkijken en me ongeluovig bezien. Ik '/(?}[ heb hem HOL' maar onlangs ontdekt en de diepzinnighoid van een uil en de grimmig heid van een leeuw, dat is zeer serieus werk, Neen, als men hier iets vermakelijbs zien wil, beschonwe men het schilderij met den in gedistingeerd Fransch gestelden titel. La visïon de Marie" van A. Molkenboer. Is dit niet een parodie op al het schoone, dat de godsdieiw;zin in den loop der eeuwen heeft voortgebracht? Of is die uithangbordengel isiet kostelijk. Zie eens, de schilder priemde haar wr«edelijk een passerpunt in 't lijf e i omgaf haar met een onberispelijke!! cirkel, dien hij vulde met allerliefste motiefjus, zooals mem die op tilevelleiipapierljös vindt. Ook zult ge moeite L.ebbvn den ernst te bewaren vcc* Scblubeck's' Hoi' Kapellmeister dr. Muck", een noiu-ommbattant dus; hoe geweldig moet een vecht-oUicier wel zijn door «lezen Duitseher geconterfeir. Hoe is het Diogelijk, dat de man die zoo iets schilderde nuit een kleur als bruine brei, de maker is van dat scherpe oude dames portretje, zoo habiel en vlot gepenseeld! De beeldhouwwerken zijn hier schaarsch. Het opmerkelijkst zijn de inzendingen van Dupuis en mej. v. Hall. De eerste houdt zich meer aan oudere tradities en eerst bij inniger aanschouwing ontdekt men de schoonheden in een beeld al de jongen uiet den kik vorsch. Het forsche, breede werk van mej. v. Hall is van veel expressiever aard. Zij heeft de gave, aan haar beelden een zeer groote natuurlijk heid te verleenen e a toont daarmee hare ver wantschap aan de Hollaudsehe schilderkunst. De tentoonstelling, die 15 Juni sluit, heeft recht op veler belangstelling. J. W. N. VarcLls L Ni'derUmdfdte Klassieken. Gulden-Editie, uitgegeven door U. Beckeriug ViRckew. Ie Deel, 2t> All. Zaltbomuiel, H. J. van de (iavde en Co. Naast de Pèintheon-uitgnaf en die van de Zwolsehe Herdrukken", geeft de heer Beokering Vinckers in zijn C-riilden-editie, ver schijnende bij H. J. van de Garde en Co. te Zaltbomuiel, ook 'n tekst voor sehoolgebruik, van Vondels Leemvendalers. Naar welke tukst hij heeft afgedrukt, zegt de uitgever niet, al geeft hij 't te r.adeu. Toch kon licht even gezegd worden, waarom hij aan die van IWcS de voorkeur g«eft ; of het ook nijdig was, en zo niet, dan waarom niet, ze te vergelijken met die van 1047 (waarvan er twee zijn), met die van 1060, van 1600, of zo nodig een latere uitgaaf. Dat kon toCh ook. De aantekeningen -aan de voet van de bladzij, zijn met zorg bewerkt. Vooraf gaat 'n woordje van de uitgever. O. a. over de reminiscentiën van andere spe len, die bij Vondel opkwamen, en die hij niet heeft teruggewezen. Hierbij wordt de bekende parallel getrokken uit de Pastor Fido van Guarini 1) bij wie eveneens 'n kmilphuig opgeheven wordt door de vervulling van 'n god^praak en 'n huwelik van twee godentelgen; verder 'n parallel i»et Tasso's Aminta, 2) waarin, evenals bij Vondels spel, d« liefde, teHcens -afgestoten door stugheid, eerst in 't uiterste doodsgevaar, z'n wederliefde vindt, en waarin Silvio door Aminta uit de handen van 'n Satyr-Wildeman wordt verlost. Her innerd wordt ook aan de namen Heereman en Vrederijck in Roden burgs Trouwen Batavier", en wordt op de Mucedorus gewe zen, 3) waarin 'n Wi.deman Bremo, 'n kiiodfdragen l monster, z'n lagen legt. Vooraf' heeft de bewerker nog eens de kwestie besproken, die door Jonckbloet in 't leven geroepen is, n.l. of we in de Leeuwendalers al dan niet 'n politieke allegorie hebben te zien. De heer Beekeriug Vinekers nu deelt ook de mening van Dr. Buitenrust Hettema, dut Vondel in z'n herdersdra ma niets anders zou hebben gesymboliseerd, dan wat hem na de jaren lange scheiding van Noord en Zuid, als 'n vredös ideaal voorzweefde : de onverbreekbare hereniging van de beide Nederlandsche volken tot n stam. 4) Het moge hier de plaats zijn, om, in verband met de inhoud, op het vraag,stuk 'n ogenblik terug te komen. Wat Vondel in z'n Op iraciit aan Michiel Ie Blon" heeft zoeken te vermijden, heeft hij in de mond van z'n Voorredenaer" zelf onwillens bevorderd. Het baat weinig, te r,eggen : Wie hier te diep in verzinckt en in alle personaedjen vaerzen en woorden geheimenissen zoekt, zalse 'r niet in vinden", als men vlak daarop, als 'n inleiding en ver klaring tot 't spel, aankondigt: Denk er om inenschen, wat die sprekende en handelende personen straks voorstellen : Lantfkt'oon honde 't woott van 8panje, Vrerick ga hier voor Uranje, Heereman van genen kant, Volciaert hier, voor Staet van 't larit." 5) Wat is uatuurliker, dan dat bij die aan-wijzing, lioüwe door 't stuk heen1, ons bij de optredende personen telkens paBJe en de Republiek moeten voorstellen, onze eerste litteratuur-beoefenaars, vooral zij, die van uatisre siiutfelaarM zijn geweest, uu gingen opsporen, of bij de vertegenwoordigeirs van Spanje" ook 2oi<k'like of wel Katholieke sympathieën waren te ontdekken, en of bij Vrerick of Volkaert, de rollen van 't Noor den, de zijde van de Opstand" ook in 'n ongunstig daglicht was gesteld. Want men veronderstelde, terecht : als er sympathieën en antipathieën waren, zouden ze zijn te vinder. ," Vondel kon niet veinzen ; en zo hij er niet onomwonden voor uitkwam, hij zei bet even graag, zo uog niet liever, verbloemd. Dus werd Jonckbloet de eerste spinnekop", die uit de Leeuwenilaalsehe bloem z'n venijn" zoog. De oogst was niet rijk. Maar om 't even : Men verwondert zich misschien dat de politieke toespelingen zoo gering zijn, maar de staatkundige beteekenis steekt meer in den. geest dan in de feiten van 't stuk." Want liet oor leeuende'' aan <tUHUHU*WWMII»UUUIIMIIIIIMHIIIUIUIIIUIIMHH«HimMlllUUHIttl«liH( 40 cents per regel. tiiiititiiitfmtimf Zeker en pijnloos werkt het sedert 30 jaren erkende mP" Echte Kadlauer'sclie Eksteroogeiimiilclel. "^BÖ60 pfennigp. ilac. Slechts echt met de firma: KRONEN-Al'ÜTHEKE, Berlijn. Depot in de meeste Apoth. enDrogisten, 2 jaar garantie. A. DRUKKER ,& Co., Amsterdam, O. Z. Voorburgwal 242 en 248 bjd Damstraat. Prijscouranten gratis «11 franco. GHOOOLAT-V.EBN Pl/US T)ELIOI!EÜX CHOCOLAT PtHIR CROQÜEU. Pmf'i)rü:. Fabrikanten ngerSöhné' Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstraat ] K. F. DEUSCHLE-BENGER. MmuHimiimuiiititMiiiuimiiHMiHitiiniiimHii 't was toen ik bij toeval in de verte op een gunstige plaats den algemeenen vorm trachtte te ontleden, den vorm van het dorp gelijk het geteekeud stond met toren eu daken, tegen de lacht; ik zag hem bij toeval al staat hij bloot en blak, hoog uit met opene takken als een donkere reus tusschen de andere boomen die nietig kloinlrout schijnen nevens hem. Hij kijkt den kop en de schouders boven al 't andere uit, zijn spitse punt is als de naald van een toren en zijn takken staan, als kalme armen naar onder open en verbreedend in donker gewaad rond den koersrechten stam. Ik ben hem van naderbij gaan be zien, heb er rond gedraaid en nu kan ik er nooit meer voorbij of bij springt me in 't oog en ik bewonder hem opnieuw als j een beerlijken zoon uit den vreemde, die hier als een wonderheid te midden't omhein van huizen en hoving verdoold staat op ons dorp. Ik heb de ranke olinen ontdekt eu al de fijne sprieteling van hun takwerk op de ranke, rijzende stammen; die hebben het uitzicht van verh'jnde, rijke lièn bij de gemeenere en grovere boomsoorten : de populiers en do wilgen. De bonkige kopwilgen te midden 't land, langs de grachten, die telken jare hun kroone gekapt worden en daar staan, spokig in don avond, vermolmd en vergaan met gespleten en uitgekankerd hert, dat zijn de ouderlingen, met 't leven alleen nog in wat ve/.els der schors en in knocstigen kop. Nu weet ik de eiken staan en de linden zoo prachtig, zoo groot als de eeuwenoude bewo ners van het woud ginder op den heuvel; maar hier staan ze afgezonderd alleen ofgetwecen en vormen het st:itig portaal aan den iiiïang van eene hoeve of ze sttian als een schoon vertoog op de hoogte van een knok met de takken wijd uit beschermend het scha mel kappelleken getimmerd tegen hun bol. Ik ken den eenlijken popeliei-, die 's avonds bet vereende uitzicht hoeft van een monster en met dreigend misbaar op u schijnt af te komen, met vonruitgestoken kop en gerezen haarbos op zijn kruin. Ik heb er staan luisteren naar 't heimelijk gvve/el van zijn bladeren dat oneindig gemurmel als van onrustig, woelend water. Y;!n uit mijn venster, waar ik 's morgens 't eerst de oogen wen ie, zie ik een ouden, gedaagden perelaar, versleten en verhakkeld staat hij als een sul ; ze hebben hem ge kroond en gekandelaard om 't laatste sap uit zijn knokkige bonken te krijgen en de jonge takken die op de oude tjokkeu uit schieten, vormen nu bet zotste vertoog: een welige jeugd in zijn versleten kroonlmis, een. jong leven waaraf hij zelf niet meer weeten hij schijnt me gedwee en gelaten, maar tegen zijn gading mede te doen in 't boomenleveii wat beschaamd nochtans, omdat de mentenen hem bedrogen hebben. Ik ken er de ge wrongen gestalten der fruituoomen op de bnerenhoven en 'k weet hoeveel onze dorpelijke hovenier er jaarlijks vermooscht en verminkt met zijn mts in de lochtingen en tuintjes der kleine renteniers. Langs het beekje, op den hoek van een. stuk land, staat een groote pijnboom die winter en zomer zwart gehuifd is als een grimmige vlek tegen den hemel ; hij staat er als een paal, door 'k weet niet welken eigenaar geplant, die nu lange dood is, en zijn stam blijft er als vuste perk tusschen 't land van de huidige eigenaars. Ku wie heeft er wel ooit de esch bezien, die rank van stam met teere, neerhangende, lange takken, er uit ziet als een groote kandelaar ? Kr is geen einde of geen tellen aan en ze zijn allen verschillig in eigen schoonheid. De zonne blinkt er op, de wind brengt er leven in; ze staan zwart en dreigend tegen de donkere lucht, maar altijd even stand vastig in hun vorm, geworteld in d->n grond als onveranderlijke bewoners, te zien op het dorp, dat onophoudend verandert v tin mensc.hen en leven. Zij zijn als de zwijgende.ernstige dorpelingen zelf, de vredige.goedgeaarde eigen lijke dorpelingen, die niet sterven of verhuizen, altijd blijvend in deftige statigheid, onverschil lig aan al het kleine rumoer van inenschen en dieren; ze laten elkeen aan zijn nietige belangen en bezien dat gaan on keeren van uit hunne hoogte als onverroorbare wijsgeeron in bun eigen gekeerd en bezig met ernstiger zaken zonder te lachen <>oit of t« monkelen . . .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl