De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 5 juni pagina 6

5 juni 1904 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

o DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1406 Benige opmerkingen over stedenbouw. Naar aanleiding van de Damkwestie te Amsterdam. V. (Slot). Aan de gelukkige oplossing van den pleinaanleg en wat daarmede in verband staat, danken de oude steden voor een niet gering deel hun treffend karakter. De verminderde beteekenis der pleinen voor onze samen leving kwam ook in haren artistieken vorm tot uiting. In hen kulmineerde eertijds de kunstwaarde van den stadsaanleg, zoowel in de antieke als in de middeleeuwsche wereld. Forum en agora waren te zamen met theater of badinrichting den bewoner der antieke stad als het ware dagelijksoh verblijf; op hen speelde zich een belangrijk deel van het dagelijksche leven af. Vandaar ook dat men steeds, als ware het plein een vertrek, streefde naar een zooveel mogelijk gesloten zijwand hetgeen met de smalle straten niet moeielijk viel en het ver keer niet dwars over het plein, maar langs de randen leidde. Ook in de middeleeuwen was deze be teekenis der pleinen nog voor een deel in stand gebleven; daar werden de wetten en keuren afgekondigd; de rechtspleging vol trokken ; markt gehouden; namen processies en optochten hun uitgangspunt; zij waren vrijwel de eenige plekken binnen de stadsomwalling waar licht, lucht en ruimte was. Geen wonder dat getracht werd in hun uitwendig aanzien die beteekenis van het centrum te doen spreken. Vele middelen om dat streven te bevorderen lagen voor de hand. Stadhuis en hoofdkerk, bovendien beide van ongelijk hooger beteekenis dan tegenwoordig, domineerden het plein; de marktbron was gemeenlijk een kunststuk van plastiek. Een modern plein echter is vóór alles slechts een verkeerskruispunt en heeft geene andere bijzondere bestemming, die tot eene artistieke uitbeelding lokt. Thans bestaat in Amsterdam de nood zakelijkheid om aan het hoofdplein der stad zoo al niet het middelpunt van het stadsgebied, dan toch, hetgeen wel zoo belangrijk is, het centrum van het stads leven eene andere gedaante te geven. Met enkele woorden werd in den loop van deze bijdrage reeds gewezen op de ingrij pende beteekenis, die de oplossing van dit vraagstuk voor het aanzien der. stad en voor den geest, die bij hare verdere ver vorming en vergrooting zal domineeren, kan hebben. Indien en zoolang echter de gemeente Amsterdam de omstandigheid dat zij aan den Dam een bouwterrein van groote waarde bezit, uitsluitend of in hoofdzaak zou willen beschouwen als eene welkome gelegenheid een voordeelig zaakje" te doen, zal de Damkwestie" vermoedelijk niet in een artistiek bevredigende wijze kunnen worden opgelost. De gemeente, door hare eischen zoo hoog te stellen naar men zegt ?500 voor een M2, terrein, waarop het bovendien duur bouwen zal wezen lokt tot navol ging uit en bemoeilijkt op hare beurt de verwezenlijking van plannen, die eventueel eene afronding van het plein zouden voor stellen. De verleiding is groot, gezien Amsterdam's finantieele moeilijkheden. Maar het is te hopen dat ten slotte, in de overweging van de groote ideëele belangen, de thans nog bestaande mogelijkheid om den Dam en zijne naaste omgeving te maken tot een forum der stad, niet voor goed afgesneden wordt. Daartoe echter is mogelijk eenige offer vaardigheid noodig, in het gunstigste ge val "in indirekten vorm. Wat de stad ook- deen gaat tenzij zij het terrein van de hand doet door ver koop of wel door erfpacht wat de stad ook doen gaat, het zal haar geld kosten", en zelfs in dat geval zal toch door byzondere eischen ten bate der schoonheid te stellen, de opbrengst gedrukt worden. Maar wil hier inderdaad een fraai en praktisch plein ontstaan, dan zullen nog wel kostbare werken noodig blijken: aankoopen of onteigeningen ter afronding van het grondvlak en ter verbetering der toegangswegen. Amster dam's finantiën echter zijn niet van dien aard, dat een ideaal plan veel kans van slagen zou aanbieden. Bij de plaatselijke omstandigheden die men als onverzetbare gegevens heeft t aanvaarden, spelen de finantieele nu eenmaal eene zeer voorname rol. Het is volkomen waar, dat de meening juist is dat schoonheid en leelijkheid niet in verhouding staan tot de kosten er aan besteed; dat mooie dingen niet meer be hoeven te kosten dan leelijke; dat de artis tieke waarde van een stad niet berust op kostbare monumenten. Intusschen defini eerde Voltaire voor vele gevallen juist: Le superflu, chose tres nécessaire". Hoe eenvoudig en sober en goeeliroop de mooie en goede oplossingen ook zijn gehouden, in den regel zal het toeh mogelijk blijken er aan te bezuinigen in vorm, materiaal of arbeid. Zij gaan gepaard met bepalingen, die op het vrije gebruik en dus op de waarde van den bouwgrond drukken, komen dus ook dikwijls te staan op verlies aan verkoopbaar bouwterrein. Voorzeker, dat de schoonheid van een stad zou kunnen berusten op kostbare monumenten is een overwonnen standpunt, maar ook het een voudigste fonteintje kan geschrapt worden; de palen van de telefoon, de lantaarns, de kabelhuisjes, in n woord alle accessoires der moderne ? stad, hoe simpel ontworpen ook, zijn nog steeds te versimpelen. In zooverre bestaat er wel degelijk een ver band tusschen schoonheid en kostbaarheid, als in laatste instantie het record van goed koopste door het leelijke onbetwist gehouden worden. Oudtijds was bovendien het Jokaalpatriotisme een sterke prikkel tot de verfraaiing der steden. Averechts Ipkaalpatriotisme onzer dagen heeft menige gelegenheid waargenomen om in tegengestelden zin te werken en menig provinciestad]e tot wereldstadsallures verleid. Eertijds was de stedenbouw de monumen tale uitdrukking van waren burgertrots: de kweekplaats voor gehechtheid aan en liefde voor den geboortegrond. Menschen evenwel, die onophoudelijk reizen en trekken, met als stelregel: Ubi bene, ibi patria, waar het mij goed gaat, daar is mijn vaderland; die zich verplaatsen ;? heden hier wonen en morgen daar; die, ov*raliëa ftègehs thuis, steeds zich gasten gevoelen, zulk een geslacht acht zich niet geroepen er persoonlijk vee! toe bij te dragen om de stad zijner inwoning te doen uitmunten en schitteren. Zij ver zamelden bij voorkeur roerende kunst werken antikiteiten, schilderijen, welke zij des gewenscht met zich kunnen medenemen, Verre is de burgertrots die eertijds monu mentale werken van bouw- en beeldhouw kunst deed verrijzen om den roem der stad te yerhoogen. Ook de verandering in den politieken toestand der steden zal eenigen invloed hebben uitgeoefend op de ontwik keling van hun artistiek beeld. De steden van vroeger zijn thans gemeenten, afhan kelijke en ondergeschikte deelen van een geheel, welks belangen voorgaan, in plaats van zelfstandige en autonome organisaties. Het besef dezer wijziging moet, het kan niet anders, van dempenden invloed wezen op den geest harer bewoners, die toeh reeds algemeen tijdsverschijnsel prak tischer, nuchterder werd. De opmerking: Le diapason a baisse, door een tooneelspeler der oude school gemaakt toen hij bemerken moest dat een natuurlijker spreektoon de galmende declamatie van het tooneel ver drong, slaat ook in het algemeen op het onderwerp dat ons bezighoudt. Enkele gegevens als uitgangspunten staan bij ontwerpen tot verandering van en be bouwing aan den Dam vast en daarbij het voornaamste en beslissende. Aanleg en bebouwing van den Dam hebben uit te gaan van het denkbeeld het voorma lige Raadhuis op de eereplaats in het en semble te stellen. Die eereplaats wordt thans verdiend geacht. "Wel heeft de ervaring met de aan den Dam staande gebouwen bewezen hoe wis selvallig het begrip en de standaard van arehitektonische schoonheid zijn. De oude Beurs, waaraan in de laatste kwart eeuw niets goeds scheen te kunnen worden ontdekt, geraakte toen haar doodvonnis reeds geveld was plotseling weer tot waar deering. En in de bouwkundige vakbladen bepleitten verschillende pennen den wensch en de mogelijkheid, zijn behoud. Ook het Paleis heeft nog niet zoo lang geleden menige heftig-sprekende kritiek te verduren gehad, maar nu het die krisis doorstond, mag de thans vrijwel algemeen gekoesterde bewondering voor Van Campen's schepping wederom voor geruimen tijd verzekerd ge acht worden. In verband met den aan dit gebouw verschuldigden eerbied verdienen eenige zin sneden uit De Telegraaf van l April 1. 1. aangehaald te worden. Er is evenwel nog een andere vraag die beantwoording verdient: Verluid is n.l.dat den eventueelen kooper van het besproken terrein de voorwaarde is opgelegd om te bouwen in overeenstemming met de nieuwe Beurs. Dit gerucht verdient bevestiging om geloofd te worden. Is die eisch gesteld door de schoonheidscommissie" (commissie van advies bij de bebouwing van gemeente bouwterreinen?) Vermoedelijk niet, wijl zij slechts advies geeft over ingediende bouw plannen; een dergelijke beperking van de vrijheid van een ontwerper behoort niet, als wij wel hebben, tot hare bevoegdheid. Is die eisch evenwel buiten de commissie om ge steld, door wie dan? en is de commissie daardoor bij voorbaat gebonden? Het bouwwerk op het terrein van de oude Beurs verkeert in de moeilijke om standigheid van geplaatst te zijn tusschen twee gebouwen, het Paleis op den Dam en de nieuwe Beurs, van geheel uiteenloopend kunstkarakter, terwijl bovendien het geraden is met geen dezer gebouwen in botsing te komen, wijl zij zoowel in beteekenis (bedoeld zal wezen: bestemming) als om-vang de meerderen zijn. "Waai" men nu over het algemeen-van oordeel is dat de moderne Hollandsche bouwkunst nog verkeert in het stadium van proefnemingen, is het daar verstandig om waterpas-mans ideaal zie No. 1404 van dit blad aan zijne verwezenlijking te helpen en aan den Dam een nieuw mo nument dier richting te doen verrijzen ? De moderne Hollandsche bouwkunst, gelijk zij midden op het Damrak verrijst, zij moge dan van baksteentjes partij trekken, is van onHollandsch karakter, gebouwd uit vreemde motieven en bovendien zij is volkomen ex clusief en verdraagt zich slecht met andere kunstuitingen. Dat dit blijvende conflict dat aldus op den Dam zou ontstaan tusschen een mo dern" bouwwerk, uiting van eene richting met voorhands twijfelachtige kunstwaarde en het Palei-, bouwwerk van eene beproefde schoonheid, die de critiek der tijden over leefde, bijdragen zal tot de schoonheid van den Dam, gelooven wij niet. Eerder had het voor de hand gelegen den Dam en het Paleis den doorslag te laten geven, wanneer het dan noodig geacht werd om een gebouw op het terrein der oude Beurs een voorbeeld officieus ter inspiratie aan te wijzen. Dam en Paleis komen ons voor in deze belangrijker factoren te wezen dan Damrak en nieuwe Beurs." Die wensch om het monumentale paleis aan den Dam op de eereplaats te stellen sluit voorts uit dat men bijv. voor den tegenovergestelden hoek een aanleg zou gaan ontwerpen, die gebaseerd is op een streven naar pittoreske werking in typisch middeleeuwschen geest. In het algemeen is onze schilderachtige kadenz onvereenigbaar met den geest, die in een centrum van moderne bedrijvigheid heerscht; aan den Dam zou zij in het bijzonder misstaan. Zij zou, zoo lang het paleis domineert, de eenheid in het beeld verstoren en juist samenwerking van alle elementen is de zekerste en doel treffendste weg om tot een machtig totaal effekt te geraken, vooral wanneer men in korten tijd een geheel stadsgedeelte wenscht te vervormen. De Dam vraagt aan zijne oostzijde naar een monumentalen, waardigen tegenhanger van het, de westzijde beheerschend paleis. Hierdoor zou het gewenschte monumentale cachet direct op het geheele paleis gedrukt kunnen worden, doordien aldus de beide rammelende zijwanden volkomen overheerscht werden. Ook vele der bovenstaande korte opmer kingen, al werden zij ook meer gemaakt voor stedenbouw in het algemeen, dan voor dit geval in het bijzonder hebben direkt betrekking op de wijze waarop de Dam zou kunnen worden vervormd en de beginselen die daarbij in acht zouden zijn te nemen. Er ware nog lang over te schrijven; maar hopenlijk intijds gedachtig aan Voltaire's Ie secret d'ennuyer, est eului de tont dire," wil deze bijdrage niet naar volledigheid streven. Een vraag zal nog gesteld worden, zoo vaak een nieuw ontwerp inkomt: Welke is nu de aangewezen oplossing?" Dit zal niet direkt aan te geven zijn door beoordeeling van een plattegrond alleen. Reeds is er uitdrukkelijk op gewezen hoe het effekt van een stadsgezicht afhangt van twee faktoren: aanleg en bebouwing. Zoo is dan ook zelfs te denken dat een gelukkig monumentaal bouwwerk op den volgens het gemeentelijk ontwerp voor verkoop beschikbaren rechthoek, de meest armoedige op lossing die denkbaar was als eindresul taat toch nog het gunstige effekt zal voort brengen dan een, in plattegrond artistieker en hooger staand ontwerp. Zoo n onderwerp, dan was de Damquestie geschikt geweest om door middel van een prijsvraag langs waardigen weg in het bezit te komen van een keuze van ideeën, en het is te betreuren dat de ge meente niet op een desbetreffend van bouw kundige zijde tot haar gericht adres toe stemmend heeft beschikt. Wel is waar heeft Amsterdam met prijsvragen geen aange name ondervinding opgedaan, al was die duur gekocht, voor f 70.000. Daargelaten dat een prijsvraag voor vervorming van den Dam en omgeving niet op groote kosten zou komen te staan, waren fouten als in 1883 bij de beursprijsvraag tot eene misluk king leidden, thans licht te vermijden. Nog onlangs heeft de stad Dresden tot vervor ming van den Theaterplatz door een prijs vraag uit te schrijven de keuze uit keur van ontwerpen gekregen. Wanneer opgrond van een duidelijk en volledig programma zulk een prijsvraag ook te Amsterdam werd uitgeschreven, zouden ongetwijfeld vele ten volle bruikbare ontwerpen inkomen. Maar om een dergelijk programma op te stellen moet men althans in hoofdzaak zelf weten wat men wenscht. En uit hetgeen openbaar geworden is, zou men tot de konklusie moeten komen, dat op het moment de voornaamste wensch is der stadskas pp de gemakkelijkste manier een zoo ruim mogelijke bate ten deel te doen vallen. Tot nog toe heeft men niet den indruk kunnen krijgen dat de belangen der stedenbouwkunst bij de oplossing der Damquestie zoo grooten invloed zullen uitoefenen, als recht is. Dat zou zeker in menig opzicht jammer wezen, want Amsterdam's reputatie als kunst-beschermende stad is over het alge meen in de laatste jaren alles behalve ge stegen en bovendien, van eene gemeente, die zich op een internationaal kongres van l'Art Public" doet vertegenwoordigen, majc ook eenige praktische kunst-beoei'ening met reden verwacht worden. LKLIMAN. MimilllllllllMtlllllltllHImlIHIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIItlllllM UIT DE NATUUR Op de orchideeërPfkcht. Al jaren lang had ik 't mij voorgenomen ook in den voorzomer eens een kijkje te gaan nemen in Zuid-Limburg en eindelijk is 't er eens van gekomen. De lange spoorreis die zoo'n groot deel van den korten beschikbaren tijd wegneemt en die de kosten nog al hoog maakt was al een bezwaar, maar de koude lentes en de achterlijkheid van den planten groei in de laatste vijf jaren omstreeks Pink steren dat waren de eigenlijke beletselen voor de uitvoering. In dit mooie jaar '04 werkte alles mee; nog maar zelden was de pinkstertijd zoo bloemrijk als deze keer ; alles bloeide nog, wat meestal in Mei al afgedaan heeft, en wat anders tot Juni wacht, is in dit jaar een halve maand eerder aan het bloeien gegaan. Daarbij kwam nu nog een bijzondere aanleiding : voor de orchideeën-tentoonstelling van de orchidophilen-club, zou ik eenige zeldzame Nederlandsche representanten van deze merkwaar dige plantenfainilie machtig zien te worden. En waar zou ik die met meer hoop op succes beter kunnen zoeken dan in dat botanische lustoord 'Zuid-Limburg. Nu was ik zelf nog nooit in den orchideeëntijd in Zuid-Limburg geweest en juiste aanwijzingen van de groeiplaatsen had ik ook niet. Ik wist alleen dat ik zoeken moest op mergelkalk ergens tusschen den St. Pietersberg op den ooster- en Vaals op den westergrens, dus de volle afstand van Belgiëtot Duitschland. Die zuidelijkste- zelfkant van ons landje, is een uur of zeven a» the crowflies, maar werkelijk veel langer door de heuvel achtigheid van den bodem en de weinige gebaande wegen. Nu is het botaniseeren op goed geluk altijd een heel interessante en opwekkende bezig heid ; maar de tijd was kort, (vier dagen dezen keer) en de weg lang; dat bleek ons al op den eersten morgen toen wij, rnijn zoon en ik, den heelen Zaterdagmorgen van vroeg tot middag noodig hadden, om alleen in 't noor delijkst deel van de St. Pietersberg af te werken ; en met ons beidjea hadden wij geen nkele orchidee gezien, die wij niet evengoed uit Umuiden of Bergen hadden kunnen halen. Daarbij was 't land en 't vergezicht zoo mooi dat wij telkens afgeleid werden en wij het igenlijke doel van den tocht vergaten om van de hoogten in 't Maasdal te kijken en met kijker en stafkaart pleizierig aardrijksiunde doen ; in plaats van als speurhondjes zoeken naar dingen die daar op die Dlek misschien nooit geweest waren of al ang door onverzadelijke verzamelaars tot lerbarium schatten waren bevorderd. Wij moesten er wat op verzinnen. De beste manier om te weten te komen of een bepaalde plant- of diersoort voorkomt in de buurt van Ie plaats waar men aan 't zoeken is, bleek mij altijd te zijn: het laten kijken in het ogement, of soms aan de boeren op 't veld, van een afbeelding, gekleurd, goed getroffen n op natuurlijke grootte. Maar dat liep dezen ceer spaak. Bij orchideeën, althans bij onze nlandsche soorten, gelijken de zeldzame sooren voor iemand, die er geen studie van maakt, zoozeer op de gewone, dat wij telkens door aanwijzingen van welwillende menschen gebracht werden naar plekjes, waar onze *ewone duin- of moeras-orchideeën groeiden, naar waar de zoozeer verlangde kalkminnende boschorchideeën zich niet wilden ver.oonen. Om eenige zekerheid te hebben dat wij, al was 't na lang zoeken, ten slotte althans iets zouden vinden van wat wij verlangden, was t gewenscht een gids te hebben, die al meer n de buurt gebotaniserd of tenminste ijverig ;ewandeld had. Daarom maakte ik, wellicht ?oor 't eerst van mijn leven, een onbeschei den gebruik van mijn naam. Wij gingen naar de Rijks-kweekschool voor onderwijzers; en de directeur was zoo welwillend in de hoogste klassen te vragen, wie van de jongelui zijn vrijen middag wilde opofferen, om een van de schrijvers van Hei en Dennen enz. den weg te wijzen op den St. Pietersberg. Ik had de heele klasse wel mee kunnen krijgen Uit de sollicitanten werden de ijve rigste wandelaars, die tegelijk de hoogste punten voor natuurlijke historie hadden, uitgekozen en ik kreeg een geleide van twee jongens, die alle boschjes en paadjes wisten. Nu was er geen nood meer; al kenden ze mijn desiderata niet te best, die ook daar op hun eigenlijke groeiplaats nog zeldzaam schenen te zijn, het waren pientere jongens die gauw den slag beet kregen. Ze hielden zooveel van botaniseeren, dat ze her haaldelijk het geheimzinnige gevoel kregen, hetzelfde dat de meeste natuurvrienden hebben: Daar in dit boscbje of ginds op die helling, hier in deze donkere kloof staat s// iets bijzonders \ Dat kwam bijna altijd uit en toch onderscheidde zich, oppervlakkig be schouwd, de plek 'niet van andere dergelijke. 's Avonds tegen zeve nen, toen ons een hevig onweer overviel, hadden we al van drie gewenschte soorten mo >ie exemplaren in de bus, die den dag en als 't moest, de reis goed maakten. Den volgenden morgen vroeg stonden nog een paar jongelui, die van de pret gehoord had den bij ons hotel, om te vragen of ze mee mochten naar den berg; zij wisten er mooie plekjes, net zoo goed als hun bevoorrechte kameraden, 'k Nam de diensten van alle vier aan, zoodat we nu met ons zessen waren ; maar voor de tweede maal ging ik liever niet in dezelfde streek plukken, oni de groeiplaatsen niet noemenswaard te benadeelen. Daarom stelde ik voor ons geluk te beproeven op de boschhellingen van het Geuldal. Daar waren de jongelui niet zoo goed bekend; maar ik was er 's zomers vaker geweest en bovendien, daar liggen de plekjes die wat beloven niet zoo ver uiteen als bij Maastricht. Dien eersten Pinksterdag daar doorgebracht zal ik niet licht vergeten. Niet alleen om de prachtige vondsten van de Vliegenorchis, het Witte Bosch vogeltje, de Soldaatjes, de Mannet jesorchis, het Eioode Standelkruid, de Bruine en de Aangebrande Orchis, het ivoren Vogel nest en Bergorchis en andere zeldzame orchi deeën die wij er meest alle in groote hoe veelheid en in forsche exemplaren vonden ; ook niet bepaald om het heerlijke weer, de lucht vol bloemengeuren en vogelgezang en om het mooie landschap tusschen de groene heuvels, neen voornamelijk om het genoegen, dat ik persoonlijk gesmaakt heb, in 't aan schouwen van het plezier en het genot van* die vijf jongens tusschen 15 en 18 jaar. Heusch ik vergat soms het doel van den tocht, wanneer ik die blijdschap zag, als er alweer een nieuwe soort ontdekt werd tegen een steile helling waar wij "op handen en voeten tegenop hadden moeten j klauteren. Wat een gevoel voor 't mooie en zeldzame bij het uitzoeken van 't exemplaar[]dafmeegenomen zou worden! Niet maar 't eerste het beste, neen, eerst moesten ze een plek vinden, waar er zooveel stonden, dat er best een af kon, zonder de groeiplaats [schade te|doen. En dan de zorgvuldigheid bij 't uitgraven-'zelf, opdat de stengel niet zou breken of de knollen bescha digd worden. Wat een ongekunstelde, waar achtige bewondering van natuurschoon, voor 't kleine en zoowel als voor 't groote, voor de kleur van een enkele plant als voor den machtigen algemeenen indruk, dien het heele landschap of een mooi begroeide helling maakte! Als ik 't nog niet geweten had, zou deze onschuldige orchideeën-jacht 't mij wel ge leerd hebben: er is geen uitspanning, geen liefhebberij voor jongens en meisjes van dezen leeftijd te bedenken, die meer of edeler en reiner genot schenkt dan natuursport. 's Avonds in Valkenberg namen wij afscheid van onze vriendjes van n dag, en wer kelijk met spijt van weerszijden, het was heerlijk geweest en veel te gauw al weer voorbij. Wij beidjes móesten verder op naar 't oosten, naar den kant van de hooge Eperheide naar Epen en Slenaken, waar wij zelf goed den weg wis ten. Daar hebben wij nog een massa moois gevon den ; geen nieuwe soorten evenwel, we hadden zoo wat alles wat er in Mei aan orchideeën bloeit. Wie nog nooit in Mei in 't zuiden van ZuidLimburg is geweest, moet de eerste gelegenheid te baat- nemen. 't Is er nog veel mooier dan in Juli; er staan, nog meer appelboomen dan kerseboomen in de Betuwe. Heel veel vogels zingen er in de kleine boschjes vol.kleurige bloemen en aan klokkende beekjes vol snelstroomend water. Menschen zijn er veel min der ; dat is wel iets prettiger, maar toch is 't jammer dat er ook in de Pinksterweek geen vacantie-kaarten worden uitgegeven, 'k Wou dat iemand met veel invloed dat eens voor de natuurvrienden gedaan kon krijgen. E. HEIMANS. NIEUW t UITGAVEN. Verzen, van ALBERTINE SMULDERS. Leiden, J. W. v. Leeuwen. Studies in volkskracht", Ie serie, nummer VIII. Opmerkingen over het Nederlandsche volks karakter, door prof. H. KERN. Haarlem. De Erven F. Bohn. Uit tiet Siënboec. Verzamelde exemplaren, door ALBERTINE SMULDERS. Leiden, J. W. v. Leeuwen. Friesland rond per tram. Uitstapjes langs de lijnen van de Nederlandsche tramweg-maat schappij. Beand. Een dramatisch gedicht van HENRIK IBSEN. Metrisch bewerkt door W. J. W. v. GRONINGEN. Haarlem, P. C. Wezel. ADA NEGRI'S nieuwe bundel Maternita, metrisch overgezet door mej. ANNA POLAK, zal worden uitgegeven door A. H. Adriani te Leiden. ^ Uit de nagelaten papieren van e.en Indischen Nurks. Bladz. 1?48. Proloog. Amsterdam, D. Buijs Dzn. Als een droppel in de zee, door ANNIE QUIDTNG. Uit het Zweedsch, door T. JESPERSEN-STOK. Utrecht, P. J. Diehl. De »icm<iiet;enZwem.Oorspronkelijke novelle, van F. DE SINCLAIR. No. 172, Van Warendorfs Novellen Bibliotheek. Amsterdam, Van Holkerna en Warendorf. Ananda Prins der Rahdamantiers, door P. K. AUFETOS. Leiden, A. H. Adriani. Nieuwe Banen, moderne legerbeschouwin gen, door F. A. G. BKELAERTS VAX BLOK LAND. Baarn, Hollandia-drukkerij, J. J. BIESING, Kunsthandel. 'S-GRA.VENHAGE, Molenstraat 65,65* en 61 Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravures. MASSIEF EIKEN. 150 X 80 ? «O. IYIEUBELBAZAR SINGEL 263 -283. 1>U de Palels*traat Kantoor-Uelen enz J. MEIJERIM MEIJER, TeleF. 3968. AfflSTERDAm AARDEWERK EM FABRWSFfflERK. ,,'tBinnentiiis" Rokin 120, Amsterdam, HEDEN IS TENTOÓNGESTELD: STUDEERKAMER BETIMMERING..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl