Historisch Archief 1877-1940
o
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1406
Benige opmerkingen over
stedenbouw.
Naar aanleiding van de Damkwestie te
Amsterdam.
V. (Slot).
Aan de gelukkige oplossing van den
pleinaanleg en wat daarmede in verband staat,
danken de oude steden voor een niet gering
deel hun treffend karakter. De verminderde
beteekenis der pleinen voor onze samen
leving kwam ook in haren artistieken vorm
tot uiting. In hen kulmineerde eertijds de
kunstwaarde van den stadsaanleg, zoowel
in de antieke als in de middeleeuwsche
wereld. Forum en agora waren te zamen
met theater of badinrichting den bewoner
der antieke stad als het ware dagelijksoh
verblijf; op hen speelde zich een belangrijk
deel van het dagelijksche leven af. Vandaar
ook dat men steeds, als ware het plein een
vertrek, streefde naar een zooveel mogelijk
gesloten zijwand hetgeen met de smalle
straten niet moeielijk viel en het ver
keer niet dwars over het plein, maar langs
de randen leidde.
Ook in de middeleeuwen was deze be
teekenis der pleinen nog voor een deel in
stand gebleven; daar werden de wetten en
keuren afgekondigd; de rechtspleging vol
trokken ; markt gehouden; namen processies
en optochten hun uitgangspunt; zij waren
vrijwel de eenige plekken binnen de
stadsomwalling waar licht, lucht en ruimte was.
Geen wonder dat getracht werd in hun
uitwendig aanzien die beteekenis van het
centrum te doen spreken. Vele middelen
om dat streven te bevorderen lagen voor
de hand. Stadhuis en hoofdkerk, bovendien
beide van ongelijk hooger beteekenis dan
tegenwoordig, domineerden het plein; de
marktbron was gemeenlijk een kunststuk
van plastiek.
Een modern plein echter is vóór alles
slechts een verkeerskruispunt en heeft geene
andere bijzondere bestemming, die tot eene
artistieke uitbeelding lokt.
Thans bestaat in Amsterdam de nood
zakelijkheid om aan het hoofdplein der
stad zoo al niet het middelpunt van het
stadsgebied, dan toch, hetgeen wel zoo
belangrijk is, het centrum van het stads
leven eene andere gedaante te geven.
Met enkele woorden werd in den loop van
deze bijdrage reeds gewezen op de ingrij
pende beteekenis, die de oplossing van dit
vraagstuk voor het aanzien der. stad en
voor den geest, die bij hare verdere ver
vorming en vergrooting zal domineeren,
kan hebben.
Indien en zoolang echter de gemeente
Amsterdam de omstandigheid dat zij aan
den Dam een bouwterrein van groote waarde
bezit, uitsluitend of in hoofdzaak zou willen
beschouwen als eene welkome gelegenheid
een voordeelig zaakje" te doen, zal de
Damkwestie" vermoedelijk niet in een
artistiek bevredigende wijze kunnen worden
opgelost. De gemeente, door hare eischen
zoo hoog te stellen naar men zegt ?500
voor een M2, terrein, waarop het bovendien
duur bouwen zal wezen lokt tot navol
ging uit en bemoeilijkt op hare beurt de
verwezenlijking van plannen, die eventueel
eene afronding van het plein zouden voor
stellen.
De verleiding is groot, gezien Amsterdam's
finantieele moeilijkheden. Maar het is te
hopen dat ten slotte, in de overweging van
de groote ideëele belangen, de thans nog
bestaande mogelijkheid om den Dam en zijne
naaste omgeving te maken tot een forum
der stad, niet voor goed afgesneden wordt.
Daartoe echter is mogelijk eenige offer
vaardigheid noodig, in het gunstigste ge val
"in indirekten vorm.
Wat de stad ook- deen gaat tenzij
zij het terrein van de hand doet door ver
koop of wel door erfpacht wat de stad
ook doen gaat, het zal haar geld kosten",
en zelfs in dat geval zal toch door byzondere
eischen ten bate der schoonheid te stellen,
de opbrengst gedrukt worden. Maar wil
hier inderdaad een fraai en praktisch plein
ontstaan, dan zullen nog wel kostbare werken
noodig blijken: aankoopen of onteigeningen
ter afronding van het grondvlak en ter
verbetering der toegangswegen. Amster
dam's finantiën echter zijn niet van dien
aard, dat een ideaal plan veel kans van
slagen zou aanbieden.
Bij de plaatselijke omstandigheden die
men als onverzetbare gegevens heeft t
aanvaarden, spelen de finantieele nu eenmaal
eene zeer voorname rol.
Het is volkomen waar, dat de meening
juist is dat schoonheid en leelijkheid niet
in verhouding staan tot de kosten er aan
besteed; dat mooie dingen niet meer be
hoeven te kosten dan leelijke; dat de artis
tieke waarde van een stad niet berust op
kostbare monumenten. Intusschen defini
eerde Voltaire voor vele gevallen juist:
Le superflu, chose tres nécessaire". Hoe
eenvoudig en sober en goeeliroop de mooie
en goede oplossingen ook zijn gehouden,
in den regel zal het toeh mogelijk blijken
er aan te bezuinigen in vorm, materiaal of
arbeid. Zij gaan gepaard met bepalingen,
die op het vrije gebruik en dus op de
waarde van den bouwgrond drukken, komen
dus ook dikwijls te staan op verlies aan
verkoopbaar bouwterrein. Voorzeker, dat
de schoonheid van een stad zou kunnen
berusten op kostbare monumenten is een
overwonnen standpunt, maar ook het een
voudigste fonteintje kan geschrapt worden;
de palen van de telefoon, de lantaarns, de
kabelhuisjes, in n woord alle accessoires
der moderne ? stad, hoe simpel ontworpen
ook, zijn nog steeds te versimpelen. In
zooverre bestaat er wel degelijk een ver
band tusschen schoonheid en kostbaarheid,
als in laatste instantie het record van goed
koopste door het leelijke onbetwist gehouden
worden.
Oudtijds was bovendien het
Jokaalpatriotisme een sterke prikkel tot de verfraaiing
der steden. Averechts Ipkaalpatriotisme
onzer dagen heeft menige gelegenheid
waargenomen om in tegengestelden zin te
werken en menig provinciestad]e tot
wereldstadsallures verleid.
Eertijds was de stedenbouw de monumen
tale uitdrukking van waren burgertrots: de
kweekplaats voor gehechtheid aan en liefde
voor den geboortegrond. Menschen evenwel,
die onophoudelijk reizen en trekken, met
als stelregel: Ubi bene, ibi patria, waar
het mij goed gaat, daar is mijn vaderland;
die zich verplaatsen ;? heden hier wonen en
morgen daar; die, ov*raliëa ftègehs thuis,
steeds zich gasten gevoelen, zulk een geslacht
acht zich niet geroepen er persoonlijk vee!
toe bij te dragen om de stad zijner inwoning
te doen uitmunten en schitteren. Zij ver
zamelden bij voorkeur roerende kunst werken
antikiteiten, schilderijen, welke zij des
gewenscht met zich kunnen medenemen,
Verre is de burgertrots die eertijds monu
mentale werken van bouw- en beeldhouw
kunst deed verrijzen om den roem der stad
te yerhoogen. Ook de verandering in den
politieken toestand der steden zal eenigen
invloed hebben uitgeoefend op de ontwik
keling van hun artistiek beeld. De steden
van vroeger zijn thans gemeenten, afhan
kelijke en ondergeschikte deelen van een
geheel, welks belangen voorgaan, in plaats
van zelfstandige en autonome organisaties.
Het besef dezer wijziging moet, het kan
niet anders, van dempenden invloed wezen
op den geest harer bewoners, die toeh
reeds algemeen tijdsverschijnsel prak
tischer, nuchterder werd. De opmerking:
Le diapason a baisse, door een tooneelspeler
der oude school gemaakt toen hij bemerken
moest dat een natuurlijker spreektoon de
galmende declamatie van het tooneel ver
drong, slaat ook in het algemeen op het
onderwerp dat ons bezighoudt.
Enkele gegevens als uitgangspunten staan
bij ontwerpen tot verandering van en be
bouwing aan den Dam vast en daarbij het
voornaamste en beslissende.
Aanleg en bebouwing van den Dam hebben
uit te gaan van het denkbeeld het voorma
lige Raadhuis op de eereplaats in het en
semble te stellen. Die eereplaats wordt thans
verdiend geacht.
"Wel heeft de ervaring met de aan den
Dam staande gebouwen bewezen hoe wis
selvallig het begrip en de standaard van
arehitektonische schoonheid zijn.
De oude Beurs, waaraan in de laatste kwart
eeuw niets goeds scheen te kunnen worden
ontdekt, geraakte toen haar doodvonnis
reeds geveld was plotseling weer tot waar
deering. En in de bouwkundige vakbladen
bepleitten verschillende pennen den wensch
en de mogelijkheid, zijn behoud. Ook het
Paleis heeft nog niet zoo lang geleden
menige heftig-sprekende kritiek te verduren
gehad, maar nu het die krisis doorstond,
mag de thans vrijwel algemeen gekoesterde
bewondering voor Van Campen's schepping
wederom voor geruimen tijd verzekerd ge
acht worden.
In verband met den aan dit gebouw
verschuldigden eerbied verdienen eenige zin
sneden uit De Telegraaf van l April 1. 1.
aangehaald te worden.
Er is evenwel nog een andere vraag die
beantwoording verdient: Verluid is n.l.dat
den eventueelen kooper van het besproken
terrein de voorwaarde is opgelegd om te
bouwen in overeenstemming met de nieuwe
Beurs. Dit gerucht verdient bevestiging om
geloofd te worden. Is die eisch gesteld door
de schoonheidscommissie" (commissie van
advies bij de bebouwing van gemeente
bouwterreinen?) Vermoedelijk niet, wijl zij
slechts advies geeft over ingediende bouw
plannen; een dergelijke beperking van de
vrijheid van een ontwerper behoort niet, als
wij wel hebben, tot hare bevoegdheid. Is die
eisch evenwel buiten de commissie om ge
steld, door wie dan? en is de commissie
daardoor bij voorbaat gebonden?
Het bouwwerk op het terrein van de
oude Beurs verkeert in de moeilijke om
standigheid van geplaatst te zijn tusschen
twee gebouwen, het Paleis op den Dam en
de nieuwe Beurs, van geheel uiteenloopend
kunstkarakter, terwijl bovendien het geraden
is met geen dezer gebouwen in botsing te
komen, wijl zij zoowel in beteekenis (bedoeld
zal wezen: bestemming) als om-vang de
meerderen zijn.
"Waai" men nu over het algemeen-van
oordeel is dat de moderne Hollandsche
bouwkunst nog verkeert in het stadium
van proefnemingen, is het daar verstandig
om waterpas-mans ideaal zie No. 1404
van dit blad aan zijne verwezenlijking
te helpen en aan den Dam een nieuw mo
nument dier richting te doen verrijzen ? De
moderne Hollandsche bouwkunst, gelijk zij
midden op het Damrak verrijst, zij moge dan
van baksteentjes partij trekken, is van
onHollandsch karakter, gebouwd uit vreemde
motieven en bovendien zij is volkomen ex
clusief en verdraagt zich slecht met andere
kunstuitingen.
Dat dit blijvende conflict dat aldus op
den Dam zou ontstaan tusschen een mo
dern" bouwwerk, uiting van eene richting
met voorhands twijfelachtige kunstwaarde
en het Palei-, bouwwerk van eene beproefde
schoonheid, die de critiek der tijden over
leefde, bijdragen zal tot de schoonheid van
den Dam, gelooven wij niet. Eerder had
het voor de hand gelegen den Dam en het
Paleis den doorslag te laten geven, wanneer
het dan noodig geacht werd om een gebouw
op het terrein der oude Beurs een voorbeeld
officieus ter inspiratie aan te wijzen.
Dam en Paleis komen ons voor in deze
belangrijker factoren te wezen dan Damrak
en nieuwe Beurs."
Die wensch om het monumentale paleis
aan den Dam op de eereplaats te stellen
sluit voorts uit dat men bijv. voor den
tegenovergestelden hoek een aanleg zou gaan
ontwerpen, die gebaseerd is op een streven
naar pittoreske werking in typisch
middeleeuwschen geest. In het algemeen is onze
schilderachtige kadenz onvereenigbaar met
den geest, die in een centrum van moderne
bedrijvigheid heerscht; aan den Dam zou
zij in het bijzonder misstaan. Zij zou, zoo
lang het paleis domineert, de eenheid in
het beeld verstoren en juist samenwerking
van alle elementen is de zekerste en doel
treffendste weg om tot een machtig totaal
effekt te geraken, vooral wanneer men in
korten tijd een geheel stadsgedeelte wenscht
te vervormen.
De Dam vraagt aan zijne oostzijde naar
een monumentalen, waardigen tegenhanger
van het, de westzijde beheerschend paleis.
Hierdoor zou het gewenschte monumentale
cachet direct op het geheele paleis gedrukt
kunnen worden, doordien aldus de beide
rammelende zijwanden volkomen
overheerscht werden.
Ook vele der bovenstaande korte opmer
kingen, al werden zij ook meer gemaakt
voor stedenbouw in het algemeen, dan voor
dit geval in het bijzonder hebben direkt
betrekking op de wijze waarop de Dam zou
kunnen worden vervormd en de beginselen
die daarbij in acht zouden zijn te nemen.
Er ware nog lang over te schrijven; maar
hopenlijk intijds gedachtig aan Voltaire's
Ie secret d'ennuyer, est eului de tont dire,"
wil deze bijdrage niet naar volledigheid
streven.
Een vraag zal nog gesteld worden, zoo
vaak een nieuw ontwerp inkomt: Welke
is nu de aangewezen oplossing?"
Dit zal niet direkt aan te geven zijn door
beoordeeling van een plattegrond alleen.
Reeds is er uitdrukkelijk op gewezen hoe
het effekt van een stadsgezicht afhangt van
twee faktoren: aanleg en bebouwing. Zoo
is dan ook zelfs te denken dat een gelukkig
monumentaal bouwwerk op den volgens het
gemeentelijk ontwerp voor verkoop
beschikbaren rechthoek, de meest armoedige op
lossing die denkbaar was als eindresul
taat toch nog het gunstige effekt zal voort
brengen dan een, in plattegrond artistieker
en hooger staand ontwerp.
Zoo n onderwerp, dan was de
Damquestie geschikt geweest om door middel
van een prijsvraag langs waardigen weg
in het bezit te komen van een keuze van
ideeën, en het is te betreuren dat de ge
meente niet op een desbetreffend van bouw
kundige zijde tot haar gericht adres toe
stemmend heeft beschikt. Wel is waar heeft
Amsterdam met prijsvragen geen aange
name ondervinding opgedaan, al was die
duur gekocht, voor f 70.000. Daargelaten
dat een prijsvraag voor vervorming van den
Dam en omgeving niet op groote kosten
zou komen te staan, waren fouten als in
1883 bij de beursprijsvraag tot eene misluk
king leidden, thans licht te vermijden. Nog
onlangs heeft de stad Dresden tot vervor
ming van den Theaterplatz door een prijs
vraag uit te schrijven de keuze uit keur
van ontwerpen gekregen. Wanneer opgrond
van een duidelijk en volledig programma
zulk een prijsvraag ook te Amsterdam werd
uitgeschreven, zouden ongetwijfeld vele ten
volle bruikbare ontwerpen inkomen.
Maar om een dergelijk programma op te
stellen moet men althans in hoofdzaak zelf
weten wat men wenscht. En uit hetgeen
openbaar geworden is, zou men tot de
konklusie moeten komen, dat op het moment
de voornaamste wensch is der stadskas pp
de gemakkelijkste manier een zoo ruim
mogelijke bate ten deel te doen vallen. Tot
nog toe heeft men niet den indruk kunnen
krijgen dat de belangen der
stedenbouwkunst bij de oplossing der Damquestie zoo
grooten invloed zullen uitoefenen, als recht is.
Dat zou zeker in menig opzicht jammer
wezen, want Amsterdam's reputatie als
kunst-beschermende stad is over het alge
meen in de laatste jaren alles behalve ge
stegen en bovendien, van eene gemeente,
die zich op een internationaal kongres van
l'Art Public" doet vertegenwoordigen, majc
ook eenige praktische kunst-beoei'ening met
reden verwacht worden.
LKLIMAN.
MimilllllllllMtlllllltllHImlIHIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIItlllllM
UIT DE NATUUR
Op de orchideeërPfkcht.
Al jaren lang had ik 't mij voorgenomen
ook in den voorzomer eens een kijkje te gaan
nemen in Zuid-Limburg en eindelijk is 't er
eens van gekomen. De lange spoorreis die
zoo'n groot deel van den korten beschikbaren
tijd wegneemt en die de kosten nog al hoog
maakt was al een bezwaar, maar de koude
lentes en de achterlijkheid van den planten
groei in de laatste vijf jaren omstreeks Pink
steren dat waren de eigenlijke beletselen voor
de uitvoering.
In dit mooie jaar '04 werkte alles mee;
nog maar zelden was de pinkstertijd zoo
bloemrijk als deze keer ; alles bloeide nog, wat
meestal in Mei al afgedaan heeft, en wat
anders tot Juni wacht, is in dit jaar een halve
maand eerder aan het bloeien gegaan. Daarbij
kwam nu nog een bijzondere aanleiding : voor
de orchideeën-tentoonstelling van de
orchidophilen-club, zou ik eenige zeldzame
Nederlandsche representanten van deze merkwaar
dige plantenfainilie machtig zien te worden.
En waar zou ik die met meer hoop op succes
beter kunnen zoeken dan in dat botanische
lustoord 'Zuid-Limburg.
Nu was ik zelf nog nooit in den
orchideeëntijd in Zuid-Limburg geweest en juiste
aanwijzingen van de groeiplaatsen had ik ook
niet. Ik wist alleen dat ik zoeken moest op
mergelkalk ergens tusschen den St.
Pietersberg op den ooster- en Vaals op den
westergrens, dus de volle afstand van Belgiëtot
Duitschland. Die zuidelijkste- zelfkant van
ons landje, is een uur of zeven a» the crowflies,
maar werkelijk veel langer door de heuvel
achtigheid van den bodem en de weinige
gebaande wegen.
Nu is het botaniseeren op goed geluk altijd
een heel interessante en opwekkende bezig
heid ; maar de tijd was kort, (vier dagen dezen
keer) en de weg lang; dat bleek ons al op
den eersten morgen toen wij, rnijn zoon en
ik, den heelen Zaterdagmorgen van vroeg tot
middag noodig hadden, om alleen in 't noor
delijkst deel van de St. Pietersberg af te
werken ; en met ons beidjea hadden wij geen
nkele orchidee gezien, die wij niet evengoed
uit Umuiden of Bergen hadden kunnen halen.
Daarbij was 't land en 't vergezicht zoo mooi
dat wij telkens afgeleid werden en wij het
igenlijke doel van den tocht vergaten om
van de hoogten in 't Maasdal te kijken en
met kijker en stafkaart pleizierig
aardrijksiunde doen ; in plaats van als speurhondjes
zoeken naar dingen die daar op die
Dlek misschien nooit geweest waren of al
ang door onverzadelijke verzamelaars tot
lerbarium schatten waren bevorderd.
Wij moesten er wat op verzinnen. De beste
manier om te weten te komen of een bepaalde
plant- of diersoort voorkomt in de buurt van
Ie plaats waar men aan 't zoeken is, bleek
mij altijd te zijn: het laten kijken in het
ogement, of soms aan de boeren op 't veld,
van een afbeelding, gekleurd, goed getroffen
n op natuurlijke grootte. Maar dat liep dezen
ceer spaak. Bij orchideeën, althans bij onze
nlandsche soorten, gelijken de zeldzame
sooren voor iemand, die er geen studie van
maakt, zoozeer op de gewone, dat wij telkens
door aanwijzingen van welwillende menschen
gebracht werden naar plekjes, waar onze
*ewone duin- of moeras-orchideeën groeiden,
naar waar de zoozeer verlangde
kalkminnende boschorchideeën zich niet wilden
ver.oonen.
Om eenige zekerheid te hebben dat wij, al
was 't na lang zoeken, ten slotte althans iets
zouden vinden van wat wij verlangden, was
t gewenscht een gids te hebben, die al meer
n de buurt gebotaniserd of tenminste ijverig
;ewandeld had. Daarom maakte ik, wellicht
?oor 't eerst van mijn leven, een onbeschei
den gebruik van mijn naam. Wij gingen naar
de Rijks-kweekschool voor onderwijzers; en
de directeur was zoo welwillend in de hoogste
klassen te vragen, wie van de jongelui zijn
vrijen middag wilde opofferen, om een van de
schrijvers van Hei en Dennen enz. den weg te
wijzen op den St. Pietersberg.
Ik had de heele klasse wel
mee kunnen krijgen Uit de
sollicitanten werden de ijve
rigste wandelaars, die tegelijk
de hoogste punten voor
natuurlijke historie hadden,
uitgekozen en ik kreeg een
geleide van twee jongens, die
alle boschjes en paadjes
wisten.
Nu was er geen nood meer;
al kenden ze mijn desiderata
niet te best, die ook daar op
hun eigenlijke groeiplaats
nog zeldzaam schenen te zijn,
het waren pientere jongens
die gauw den slag beet
kregen. Ze hielden zooveel
van botaniseeren, dat ze her
haaldelijk het geheimzinnige
gevoel kregen, hetzelfde dat
de meeste natuurvrienden
hebben: Daar in dit boscbje
of ginds op die helling, hier
in deze donkere kloof staat
s//
iets bijzonders \ Dat
kwam bijna altijd uit
en toch onderscheidde
zich, oppervlakkig be
schouwd, de plek 'niet
van andere dergelijke.
's Avonds tegen zeve
nen, toen ons een hevig onweer overviel,
hadden we al van drie gewenschte soorten
mo >ie exemplaren in de bus, die den dag
en als 't moest, de reis goed maakten. Den
volgenden morgen vroeg stonden nog een
paar jongelui, die van de pret gehoord had
den bij ons hotel, om te vragen of ze mee
mochten naar den berg; zij wisten er mooie
plekjes, net zoo goed als hun bevoorrechte
kameraden, 'k Nam de diensten van alle
vier aan, zoodat we nu met ons zessen
waren ; maar voor de tweede maal ging ik
liever niet in dezelfde streek plukken, oni
de groeiplaatsen niet noemenswaard te
benadeelen. Daarom stelde ik voor ons geluk te
beproeven op de boschhellingen van het
Geuldal. Daar waren de jongelui niet zoo
goed bekend; maar ik was er 's zomers vaker
geweest en bovendien, daar liggen de plekjes
die wat beloven niet zoo ver uiteen als bij
Maastricht.
Dien eersten Pinksterdag daar doorgebracht
zal ik niet licht vergeten. Niet alleen om de
prachtige vondsten van de Vliegenorchis, het
Witte Bosch vogeltje, de Soldaatjes, de Mannet
jesorchis, het Eioode Standelkruid, de Bruine
en de Aangebrande Orchis, het ivoren Vogel
nest en Bergorchis en andere zeldzame orchi
deeën die wij er meest alle in groote hoe
veelheid en in forsche exemplaren vonden ;
ook niet bepaald om het heerlijke weer, de
lucht vol bloemengeuren en vogelgezang en
om het mooie landschap tusschen de groene
heuvels, neen voornamelijk om het genoegen,
dat ik persoonlijk gesmaakt heb, in 't aan
schouwen van het plezier en het genot van*
die vijf jongens tusschen 15 en 18 jaar.
Heusch ik vergat soms het doel van den tocht,
wanneer ik die blijdschap zag, als er alweer
een nieuwe soort ontdekt werd tegen een
steile helling waar wij "op handen en voeten
tegenop hadden moeten j klauteren. Wat een
gevoel voor 't mooie en zeldzame bij het
uitzoeken van 't exemplaar[]dafmeegenomen
zou worden! Niet maar 't eerste het beste,
neen, eerst moesten ze een plek vinden, waar
er zooveel stonden, dat er best een af kon,
zonder de groeiplaats [schade te|doen. En dan
de zorgvuldigheid bij 't uitgraven-'zelf, opdat
de stengel niet zou breken of de knollen bescha
digd worden. Wat een ongekunstelde, waar
achtige bewondering van natuurschoon, voor
't kleine en zoowel als voor 't groote, voor
de kleur van een enkele plant als voor den
machtigen algemeenen indruk, dien het heele
landschap of een mooi begroeide helling
maakte!
Als ik 't nog niet geweten had, zou deze
onschuldige orchideeën-jacht 't mij wel ge
leerd hebben: er is geen uitspanning, geen
liefhebberij voor jongens en meisjes van
dezen leeftijd te bedenken, die meer of edeler
en reiner genot schenkt dan natuursport.
's Avonds in Valkenberg namen wij afscheid
van onze vriendjes van n dag, en wer
kelijk met spijt van weerszijden, het was
heerlijk geweest en veel
te gauw al weer voorbij.
Wij beidjes móesten
verder op naar 't oosten,
naar den kant van de
hooge Eperheide naar
Epen en Slenaken, waar
wij zelf goed den weg wis
ten. Daar hebben wij nog
een massa moois gevon
den ; geen nieuwe soorten
evenwel, we hadden zoo
wat alles wat er in Mei
aan orchideeën bloeit.
Wie nog nooit in Mei
in 't zuiden van
ZuidLimburg is geweest, moet
de eerste gelegenheid te
baat- nemen.
't Is er nog veel mooier
dan in Juli; er staan, nog
meer appelboomen dan
kerseboomen in de Betuwe. Heel veel vogels
zingen er in de kleine boschjes vol.kleurige
bloemen en aan klokkende beekjes vol
snelstroomend water. Menschen zijn er veel min
der ; dat is wel iets prettiger, maar toch is 't
jammer dat er ook in de Pinksterweek geen
vacantie-kaarten worden uitgegeven, 'k Wou
dat iemand met veel invloed dat eens voor
de natuurvrienden gedaan kon krijgen.
E. HEIMANS.
NIEUW t UITGAVEN.
Verzen, van ALBERTINE SMULDERS. Leiden,
J. W. v. Leeuwen.
Studies in volkskracht", Ie serie, nummer
VIII. Opmerkingen over het Nederlandsche volks
karakter, door prof. H. KERN. Haarlem. De
Erven F. Bohn.
Uit tiet Siënboec. Verzamelde exemplaren,
door ALBERTINE SMULDERS. Leiden, J. W. v.
Leeuwen.
Friesland rond per tram. Uitstapjes langs de
lijnen van de Nederlandsche tramweg-maat
schappij.
Beand. Een dramatisch gedicht van HENRIK
IBSEN. Metrisch bewerkt door W. J. W. v.
GRONINGEN. Haarlem, P. C. Wezel.
ADA NEGRI'S nieuwe bundel Maternita,
metrisch overgezet door mej. ANNA POLAK,
zal worden uitgegeven door A. H. Adriani te
Leiden. ^
Uit de nagelaten papieren van e.en Indischen
Nurks. Bladz. 1?48. Proloog. Amsterdam, D.
Buijs Dzn.
Als een droppel in de zee, door ANNIE QUIDTNG.
Uit het Zweedsch, door T. JESPERSEN-STOK.
Utrecht, P. J. Diehl.
De »icm<iiet;enZwem.Oorspronkelijke novelle,
van F. DE SINCLAIR. No. 172, Van Warendorfs
Novellen Bibliotheek. Amsterdam, Van
Holkerna en Warendorf.
Ananda Prins der Rahdamantiers, door P. K.
AUFETOS. Leiden, A. H. Adriani.
Nieuwe Banen, moderne legerbeschouwin
gen, door F. A. G. BKELAERTS VAX BLOK
LAND. Baarn, Hollandia-drukkerij,
J. J. BIESING,
Kunsthandel.
'S-GRA.VENHAGE,
Molenstraat 65,65* en 61
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
MASSIEF EIKEN.
150 X 80 ? «O.
IYIEUBELBAZAR
SINGEL 263 -283.
1>U de Palels*traat
Kantoor-Uelen enz
J. MEIJERIM MEIJER, TeleF. 3968.
AfflSTERDAm
AARDEWERK
EM
FABRWSFfflERK.
,,'tBinnentiiis"
Rokin 120, Amsterdam,
HEDEN IS
TENTOÓNGESTELD:
STUDEERKAMER
BETIMMERING..