Historisch Archief 1877-1940
K'. 1407
DE AMSTERDAMMER
A°. 1904
WEEKBLAD VOOR NEDEKLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad Vordt verzet ord overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . v. . . . / 1.50, fr. p. post. f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/»
Mt U*d u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard de» Capuciues tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 12 Juni.
Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer. . . ^. . . f 0.20
Reclames per regel ""...?0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en'Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de furaft
KUDQLF MOSSE te Keulen en duor alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 P/ennig.
I N H O V D
VAN YEEBE EN VAN NABIJ: De
verkiezingsstryd. Defensie-middelen ter zee, door E.
Eempe. Treub's departement, door J F. N.
Studiën on beschouwingen, door Boeka beoordeeld
door H. K. Eookmaaker. Het leven in de hofstad,
V, door Senior SOCIALE AANGELEGENHE
DEN : Een «nderzoak ntiar fabrieken van gehuwd»
vrouwe», door S. KUNST.EN LETTEBEN: De
Pargsehe Salons, door H. Wiessing. Het bam
boe-ornament, door J. A. Loeber Jr., beoorl door
B. W. P. Jr. Kinderspel ea kinderlust, door Aug.
Gittée. Postale schetsen", door P. J. Mynssen,
beoordeeld door B. FEUILLETON: Stille avon
den, II, door Stgn Strenvels. VOOR DAMES:
De taak der lagere school, door H Deelman.
Het internationale vrouwencongres te Berlijn, door
L. v. O Allerlei, door Oaprioe. PBAATJES
OVEB BOUWKUNST, II, door A. W. Weissman.
Kunstbeschouwing etc. door Jan Veth, door W.
Steenhoff. Rottordamseho Kunstkring van Oos
terzee, door PI UIT DE NATUDB: door E.
Heimans FINANCIEELE EN OECONOMISCHE
EBONIEK door D. Stigter. De Oranje-collecte,
door N. - SCHETSJES: De legende van het
Buru-dier, door Marjon INGEZONDEN.
DAMBUBBIEK. SCHAAKSPEL. - PEN- EN
POTLOODKBASBEN. AD VEE TEN TIEN.
De verkiezingsstrijd.
"Waar het om gaat?
Moet men de linkerzijde gelooven
in 't bijzonder de liberalen dan aller
eerst om het schrikkelijk onrecht" te
keeren, den effectus civilis voor de Vrije
Universiteit.
Wij hebben het reeds vroeger gezegd:
een noot voor de kiezers moeilijk te
kraken. Wat is voor hen ? op enkele
uitzonderingen na die effectus, wat
de wetenschap", wat de Universiteit?
Voor het gros der kiezers kan in deze
niets anders gelden, dan de
billijkheidskwestie; en hoe zal men het hun dui
delijk maken, dat het niet onbillijk is,
waar er tweeërlei
principieel-verschillende en met elkander concurreerende
hooger onderwijs-inrichtingen bestaan,
de leerlingen aan de eene, d. i. de bijzon
dere hoogeschool, te verplichten het eind
examen af te leggen aan de andere, de
openbare hoogeschool, om tot zekere
betrekkingen in de maatschappij te worden
toegelaten.
Ook wij meenen, dat het niet aangaat,
een bijzondere hoogeschool, en dan nog
wel een, die zeer onvolledig van onder
wijskrachten is voorzien, met zulk een
recht van diplomeering te' begiftigen;
maar dit neemt niet weg, dat, nu de
Vrije Universiteit eenmaal bestaat, er een
voor de leerlingen van beiderlei soort
van inrichtingen volkomen gelijk, vol
strekt onpartijdig, af te nemen eind
examen behoort te worden ingevoerd.
In dezen geest hebben wij van den
aanvang af geadviseerd; en de opmerking
niet achterwege gehouden, dat de libe
ralen, zoo deze zaak bij een verkiezing
mocht worden betrokken, zwak zouden
staan, indien zij niet konden getuigen :
wij hebben wel geweigerd de Vrije
Universiteit den effectus civilis te
verleenen, maar zijn in vrijzinnigheid geens
zins te kort geschoten, want wij hebben
op de instelling van een staatsexamen
aangedrongen, doch Kuyper heeft deze
onze poging om recht te doen, niet ge
waardeerd, ons voorstel niet aanvaard.
Maar het tegendeel is geschied.
Kuyper, die aanvankelijk ook het staats
examen onder de middelen tot redres
noemde, mocht zich zoo zeker rekenen
van der liberalen onwil, of moeten wij
zeggen van der professoren onwil, om
dit middel tot rechtsherstel toe te passen,
dat hij ten slotte stoutweg alleen den
effectus civilis durfde eischen. Welbe
schouwd, hebben de liberalen onder
universiteitsinvloeden, hem eer tot zijn
veroordeelingswaardig besluit gedreven,
dan daarvan afgehouden. En nu zij met
het oog op deze Statenverkiezingen hun
klachten tegen Kuyper's beleid
resumeeren, gebruiken zij de grootst mogelijke
woorden, om zijn gruwelijke daad van
zichzelf te bevoordeelen, voor de kiezers
aan de kaak te stellen; maar dat de
effectus civilis voor de rijks- en gemeente
universiteiten eenvoudig een niet te ver
dedigen bevoorrechting is geworden, nu
naast het Openbaar er ook Bijzonder
Hooger-onderwijs is gekomen, verzwijgen
zij, als hadden zij dat nooit vernomen.
Het is of men met elkaar heeft afge
sproken, niet anders dan naïef te willen
zijn. Zelfs professoren treden in de volheid
hunner onschuld op; hun eerste schuld
bekentenis moet nog komen.
Het voorloopig verslag, aangaande het
onderzoek van de H. O. Wet in de Eerste
Kamer, heeft doen blijken, dat er onder
deze vijftig, een lid zich bevindt, het
welk gevraagd heeft, of we nu nog niet
tot overeenstemming met Kuyper zouden
kunnen komen, indien hij de goedheid had
te beloven, zoo spoe lig doenlijk, een ont
werp te geven, waarbij de effectus civilis
alleen aan een staatsexamen wordt ver
bonden.
Een oplossing in dezen geest had de
Tweede Kamer behooren voor te staan;
aan -haar ware het geweest, gelijk wij
meermalen hebben aansetopnd, althans
formeel den Minister tot het indienen van
een wetsontwerp, regelende het staats
examen, te verplichten. De Eerste K^mer
kan in deze niet meer handelen. Immers,
stel de Minister beloofde in den een of
anderen vorm, hetgeen men van hem ver
langt, hoeveel zou men daarmee ge
vorderd zijn?
Wie Kuyper, toen deze inde Tweede
Kamer in de benauwdheid zat, in strijd met
geheel zijn verleden zelfs heeft hooren be
loven, dat hij ook wel een antieke theolo
gische faculteit aan de Rijksuniversiteit
zou geven ; en wie daarenboven hem als
Minister b. v. het laatste halfjaar op de
politieke koord heeft zien dansen, hecht
nog aan een plechtig woord van dezen
praatvaar, of zal zeggen, kijk waar hij nu
met zijn rechter- of zijn linkervoet op tip
pelt, dat is voor goed zijn standpunt ?
De oud-hoogleeraar Van Geer, die, wij
vermelden het met ingenomenheid, even
als wij en dat Eerste Kamerlid, een op
lossing in de richting van het Staats
examen voorstaat, verklaart almede in het
Vaderland, dat door zulk een toezegging
het aanhangig ontwerp niet zou kunnen
worden gered. Voor ons echter bestaat er
nog een andere reden, waarom wij hopen,
dat de Eerste Kamer zich niet zal laten
vinden voor de goedkeuring van dit ont
werp. De truc om het technisch-
loogeTonderwijs, hetwelk geheel buiten
geloofsquaesties staat, en waarvan de regeling
door ieder broodnoodig wordt geacht, in
n ontwerp samen te vatten met het
<io6W«róise/i-Hoogeronderwijs, achten wij
nog heel wat onwaardiger, dan de gefor
ceerde poging, om de Kamer-meerderheid
te gebruiken ter bevoorrechting van de
Vrije Universiteit. Deze doorzichtige lis
tigheid doet Kuyper meer dan iets anders
kennen in den aard van zijn Christelijk
staatsmanschap. Hij, de vrome,
diep-ernstige minister, steeds met een gebed op
de lippen om de natie den Ileere nader
te mogen brengen, heeft in zijn binnen
kamer aldus geredeneerd: in de Tweede
Kamer heb ik de mijnen in voldoende
getale om den effectus civilis er door te
halen,, en door de Eerste Kamer kan dat
kleinood mij niet onthouden worden,
omdat zij dan tegelijkertijd de herzie
ning van het Technisch Hooger-onder
wijs zou moeten verwerpen; iets wat een
deel der liberalen niet zal durven !
Welk slag van rste-Kamerleden
zouden wij niet moeten hebben, dat zij zich
zulk een dwang zullen laten welgevallen;
en wie ziet niet in, dat dergelijke
leepigheid te doen mislukken, noodig is ter
handhaving van n betamelijken en vrijen
loop onzer wetgeving ? Ik waag er mijn
technisch Hooger-onderwijs aan, heeft
Kuyper gezegd ; welnu, een minister die
het algemeen belang er aan waagt, om
zijn bijzonder of zijn partij-belang te
bevredigen, verdient een les in eerlijke
staatsmanskunst.
II.
Het tweede punt, dat bij deze Prov.
Statenverkiezing aan de orde is gesteld
schijnbaar als het meest belangrijke
is de tarief-wet. Schijnbaar, zeggen wij,
want in de werkelijkheid verontrust het
niet velen. Ieder weet wel, dat dit ontwerp,
zooals het daar ligt, niet als wet tot stand
zal komen. De aan te nemen drankwet
zou nog maar een geringe afwijking van
het drankwet-ontwerp vertoonen, in ver
gelijking met de tariefwet gelegd Haast
Harte's project.
Toen het Christelijk Ministerie zou
optreden, verklaarden wij ons daarmee
ingenomen, o.a. omdat er nu kans bestond,
dat dit eens een ernstige proef met de
toepassing van het beschermend stelsel
zou aandurven; iets waaraan wij te
midden der beschermende wereld toch
niet kunnen ontsnappen op den duur.
Edoch, het Ministerie-Kuyper heeft,
onder den naam van Christelijke politiek,
teveel rekening moeten houden met een
kerkelijke verdeeling der portefeuilles,
om op dat zoo moeilijk terrein iets van
beteekenis te kunnen leveren. Een
Kabinet ten onzent, dat ten dezen op
zichte niemwe wegen zou inslaan, had
zich immers in de allereerste plaats
moeten voorzien van een bij uitstek
bekwaam Minister van Handel en Nijver
heid, die met een practisch financier,
van niet minder hooge ontwikkeling,
dit ópineuse onderwerp in studie zou
nemen. Nu echter, om bovengenoemde
reden, moest het het zwaarste werk, dat de
uitnemendste krachten eischt, overlaten
aan de heeren Harte, Baron van Lraden
en Mr. de Marez Oyens zoodat er
niets anders dan iets zeer gebrekkigs
en onbeholpens voor den dag kon komen.
En nu men daarbij, onder de ongelukkige
leiding van Kuyper, het fiscale, het
protectionistische en het philantropische
tot n hutspot heeft vereenigd, schijnt
het ons heusch de moeite niet waard,
dat de volksvertegenwoordiging er zich
met een ijver aan wijdt, als waarmee
zij de drankwet, dat product dat niets
produceeren kan, vereert en vereerd heeft.
Het is toch nogal duidelijk, dat, zoo men
in Nederland het beschermend stelsel lang
zamerhand, met de noodige voorzichtig
heid, tot zijn recht wil brengen, men
allerminst zich behoort te laten leiden
door fiscale eischen, en het ganschelijk
niet aangaat om die fiscale eischen te
doen vast-tellen door staatsverplichtingen
van philantropischen aard. Wat anders
kan daarvan terecht komen, dan een
mengsel van onlogische en heterogene
bestanddeelen, waar geen denkend schep
sel raad mee weet?
De vinding van Kuyper om het be
schermend stelsel uitgegeven als de
onmisbare voorwaarde om arbeiders
pensioenen etc. mogelijk te maken zou
eerst in overweging zijn te nemen, wanneer
hij kon aantoonen, dat, na de onderstelde
vermeerdering der inkomsten, niet nog
tal van nieuwe uitgaven zullen zijn te
doen, die door andere belastingopbreng
sten moeten gedekt worden. Immers,
waarom zou men niet eerst die belas
tingen tot de meerdere opbrengst, welke
toch iets vroeger of later moet gezocht
worden, voeren, zoolang niet het be
schermend stelsel, uitsluitend met het
oog op de belangen van Handel en
Nijverheid, van werkgever en werknemer,
volstrekt zonde}- fincu-ir bedoelingen, voor
ons land is ontworpen ?
Maar zoo slim als een mensch maar
zijn kan, heeft de minister-president, de
tariefwet d. i. niets minder of meer dan
het beschermend stelsel, vastgeschakeld aan
het arbeiders-pensioen Evenals hij de
H. O.-wet, hij zal ze er wel toe krijgen;
hij maakt eenvoudig de stemming onzui
ver allicht komt er iets van terecht!
III.
Natuurlijk wordt bij deze gelegenheid
naast de -H. O.-wet, de tariefwet en de
drankwet, het geheele werk van het
kabinet ter sprake gebracht, maar welke
tekortkomingen op wetgevend gebied men
ook ? ten deele met recht moge ver
melden, de linkerzijde zou geen hoop op
een overwinning hebben, wist zij niet,
dat er in het algemeen, tot zelfs onder
de partijgenooten van Kuyper, teekenen
zijn waar te nemen van een afkeer van
de wijze, waarop de minister politiek
drijft. Want, al gaat het bij de linker
zijde tegen de rechterzijde, deze verkie
zingen hebben een zeer persoonlijk karak
ter gekregen. Zij zijn, door liberalen en
socialen, vooral gericht tegen Kuyper zelf.
Ware Kuyper niet de premier, zeker
zouden, gelijk behoorlijk is, de linkerzijde
en de rechterzijde bij deze staten-verkie
zing elkaar bekampen, om de Eerste
Kamer te behouden, of te winnen; maar
het karakter van den strijd zou minder
scherp zijn, en, naar wij meenen, de kans
op een overwinning voor de liberalen al
zeer gering.
Welke leuzen de verschillende deelen
der linkerzijde ook mogen aanheffen, de
ne leus, die allen verbindt, kan niet
anders zijn dan anti-clericaal", nu het
clericalisme in Kuyper zich op zoo onbe
minnelijke wijs heeft verpersoonlijkt. Dat,
uittartend opeischen voor zichzelf en de
zijnen van geloof, wetenschap, waarheid,
zedelijkheid, bij het in de praktijk bren
gen van een politiek en een taktiek, die
haar weerga zoeken in de dagen van het
dufste liberalisme; het zich op den voor
grond plaatsen, als miste hij elk gevoel
van bescheidenheid; de man Gods, die daar
steeds staat te oreerem, met de zotste
argumenten zijn aftocht dekkend ; posee
rend in het binnen- en in het buitenland,
met een volstrekte afwezigheid van dat
hoog besef van verantwoordelijkheid, en
van een zelf beheersching, waardoor alleen
uitnemende begaafdheden tot het sieraad
en de kracht van een werkelijk groot
man kunnen worden....
Dit wekt den weerzin van zoovelen;
daarom ziet men in hem, bij zijn
ongetoomde wilskracht, een gevaar voor het
land en men vraagt zich af hoe
het mogelijk is, dat zeer ernstige en voor
treffelijke mannen uit zijn eigen partij
het kunnen blijven dulden, dat de zooge
naamde christelijke politiek, door hem
gedragen, onder wie hij heidenen noemt
met den dag meer tot spot wordt.
Tegen dezen Kuyper trekt men op.
En, ongelukkig genoeg, dezelfde
man, heeft n veréediger, n vriend,
die nooit zijn feilen toont; zijn eigen
blad. Foei, hoe vergrijpt het zich aan
hem ...!! Hoe schiet het tekort in waar
heidsliefde, in zedelijke hoogheid, in den
duren plicht hier in het Godsrijk op
aarde toch zeker ook een plicht! om
hem en zijn lezers de waarheid te zeggen.
Of schrijft Kuyper zelf die partijdige
taal ?
We gelooven het niet.
Men verbeelde zich eens, dat Kuyper
in eigen persoon den raad gaf, tegenover
de leus Strijd tegen Kuyper onder
Lohman's voogdij", zooals de Standaard
aanbeveelt, die andere door het christen
volk" te doen aanheffen: Borgesius onder
voogdij van Troelstra ?"
Wie weet niet, dat die voogdij eenvou
dig een leugen is?
Nietwaar, welk een logica! Heeft men
links de namen van Kuyper en Lohman
te samen gevoegd, en het woord voogdij
gebruikt, (men zou o.i. met evenveel recht
hebben kunnen spreken van Lohman's
slavernij) in elk geval een combi
natie van namen gebruikt, die evenmin
voor de vrij-antirevolutionairen als voor
de antirevolutionairen rerdachtmakend
kan zijn, dan schrijft de Standaard zich
het recht toe van Borgesius onder
Troelstra's voogdij" te spreken, m. a. w.
het socialisme te voorschijn te halen om
het liberalisme te bestrijden.
Het blad gevoelt zelf wel, dat het iets
onbehoorlijks doet, daarom laat het volgen:
Dit is niet de positie die wij zelf gekozen
hebben, maar de positie, tot inneming waar
van de oppositie ons door haar
inconstitutioneel bedrijf noodzaakt.
De oppositie ziet dit met leede oogen, we
weten het wel.".
Zeker, De Standaard weet het wel.
En doet het nu nog voorkomen, alsof
het de liberalen zijn, die haar tot zulk
een schandelijke manoeuvre hebben ge
dwongen; terwijl de Standaard-politiek
tegenover de liberalen in den laatsten
tijd in weinig anders heeft bestaan, dan
hen, tot stichting harer lezers, voor n
met do socialen uit te geven.
Inderdaad, met het woord socialisten kan
men burgers en boeren naar het clericale
kamp jagen ; evenals men met het woord
jezuieten, burgers en boeren naar het
liberale kamp zou vermogen te drijven.
De liberalen onder voogdij van de
socialisten en de calvinisten onder
voogdij van de jezuieten; zijn beide uit
drukkingen als verkiezingswapenen niet
precies gelijk van hatelijke slechtheid ?
Moet onder zulke afschuwelijke leuzen
?p aansporing van de Standaard, deze
strijd worden gevoerd ?
Neen, hopen wij. Tot dusver waren
liberalen en socialen er te fatsoenlijk toe;
en de kerkelijken mogen het?ondanks
de Standaard evenzoo toonen te zijn.
Bij deze verkiezingen, die, gelijk ieder
weet, voor de liberalen een protest zijn
tegen Kuyper's premier- en minister
schap, houde men zich aan beide zijden
aan een zakelijk betoog, ook waar het
personen geldt.
Treub's departement.
Es wirtl die S pur ton de/men
Erdentagen niclit in Aeonenuntergehen.
Veel gewichtige bedenkingen zijn inge
bracht tegen de stichting van een Indisch
departement van landbouw, en het was
inderdaad niet goed mogelijk den persoon
van Melehior Treub buiten het debat te
laten. Men heeft gevraagd of hij niet
wellicht uit eerzucht, of uit heerschzucht,
die stichting voorstond; er is zelfs, in
verband met het veel hooger traktement
van een Departements- boven den
Plantentuin-Directeur, op geldzucht gezin
speeld! Een poging tot welwillender ver
klaring moge worden aangehoord.
De meeste menschen zijn alleen idea
list in hunne jeugd, en velen hunner
beschouwen met een beetje wantrouwen
de weinigen, die altijd geestdriftig blijven.
Maar dat iemand, die op later jaren niet
zooveel idealisme meer toonde, plotseling,
na de middaghoogte van 't leven, in
een tweede jeugd zou kunnen treden,
dat lijkt hun ongelooflijk. Toch komt dat
verschijnsel voor, en niet bij de minst
belangrijke mannen. Zij komen er toe,
de rekening van hun leven op te maken,
zijn al meenen ze, met Goethe, redelijk
wat bereikt te hebben toch niet geheel
tevreden, en willen nog wat nieuws.
2e willen den berg op, die naast
den akker van hun arbeid staat, en
wanneer ze zijn hellingen niet meer ont
ginnen mogen, ze willen althans een zoo
hoog punt bereiken, dat ze anderen een
gansch nieuw uitzicht toonen kunnen en
een pad dat misschien naar den top brengt.
Ik ken den juisten leeftijd niet van
Treub van den Plantentuin (de
Encyclopaedie van Nederlandsch-Indiëis pas bij
The e), maar die schijnt toch bij 't gesteld
geval zoo ongeveer te passen. Beroemd
als geleerde, als organisator vermaard,
om zijn doorzettingskracht bekend, zal
hij wel de gebreken van zijn deugden
bezitten. Maar dat die gebreken thans,
bij dit nieuwe plan, hem zouden gaan
leiden en beheerschen, mag niet maar
zoo worden aangenomen van wien zooveel
tot stand bracht. Als Treub wil, kan
uit dit landbouw-departement veel goeds
komen voor den Javaan. Algemeen vra
gen de Javanen-vrienden: maar te drom
mel, waarom heeft hij dan niet eerder
gewild? Waarom heeft de Plantentuin
zooveel meer gedaan voor de
Europeeschemarkt-cultures dan voor de inlandsche ?
Ja, waarom ? Dit zal zijn biograaf later
hebben na te sporen (liefst nog niet die
der Encyclopaedie). Maar mag het
wao,trouwen, in die vraag gelegen, zoo v?r
gaan van den superieuren man de gele
genheid te onthouden, goed te maken wat
hij tot dusver verzuimde ? Waarlijk,
Indiëis niet bepaald zóó rijk aan krach
tige figuren, dat men niet een proef zou
willen wagen met wat hier geboden wordt.
Waaronder niet letterlijk verstaan zij,
dat deze nieuwe afdeeling op proef
dient te worden ingesteld. Op proef is
in Indiëreeds al te 'veel, en dat jaren
getoond heeft onmisbaar te zijn.
J. P. N.
Defensiemiddelen ter zee.
In uw geacht nummer van den Ssten
j.l., dat mij door omstandigheden wat laat
in handen kwam, doet E. in zijn artikel
Pantserschepen" (op bl. 1) een paar
vragen omtrent de bewapening van
oorlogschepen, die ik zal trachten te beant
woorden, daar ik een voorstander ben
van het bouwen van een groote vloot
door Nederland, met het oog op Indië.
De vragen teijn algemeen gesteld en
dienen dan ook eerst in dien geest be
antwoord te worden, om daarna tot het
meer concrete geval het practisch nut
van een en ander voor Nederland" te
komen. Het belangrijke vraagstuk van
de defensie ter zee slechts in het alge
meen oplossen, is zeker ook de bedoeling
niet van den geachten inzender. Of het
meer aanbevelingswaard is, oorlogschepen
te wapenen allén met zwaar-, middel
baar- of lichtgeschut, dan wel allén met
torpedo-lanceerinrichtingen" is evenmin
moeilijk te beantwoorden als de vraag:
of al deze strijdmiddelen op n schip
vereenigd moeten worden, al hinderen
zij elkaar ook in hunne
gevechtswerkzaamheid."
Men moet geen van heide doen; het
gaat hiermede als met
kapitaals-belegging, dat doet men ook niet in n of
in alle fondsen. Immers in het zeege
vecht komt zonder twijfel de omstandig
heid voor, dat men aan 'n schip alleen
met n geschutsoort bewapend, weinig,
maar aan een met twee of drie soorten
alles zou hebben. Wat dan ook het ge
schut aangaat, noch nimmer werd 'n
oorlogschip uitsluitend met ne soort
bewapend, en altijd met twee of drie
soorten: zwaar, middelbaar en licht.
Doch geheel anders staat het m. i. met
de torpedobewapening. Deze moet, gelijk
ik reeds in den Mi l. Spectator van '80
en '87 (Proeve eener splitsing van het
corps zee-officieren) betoogde, nooit op
gevechtsschepen, doch alleen op speciaal
daartoe bestemde torpedobooten voorko
men. Door het op de schepen hebben
van lanceerinrichtingen, wordt de behan
deling van het schip met al wat er op
en aan is, in het gevecht te gecompli
ceerd, de aandacht van den commandant
te veel verdeeld, die hij toch al op zoo
tal van zaken moet vestigen: Stroom,
zee en wind, besturing en vaart van het
schip, artillerie-vuur, seinen van den
admiraal, ontwijken van gevaren, en wat
niet al meer ? Om van herstellen van
ontvangen schade nog niet te spreken.
Voor zoover reeds bekend, is dan ook
bij dezen oorlog gebleken, doch bij den
zeeslag aan de Jaloe in '94 bewezen (Mil.
Spectator 1895 No. 10), dat torpedo's op
schepen weinig of geen, maar op
torpedobooten uitstekende diensten kunnen doen.
En natuurlijk zullen torpedobooten veel
vlugger en ongeziener manoeuvreeren en
haar doel bereiken. Torpedobooten dienen
een vloot dan ook steeds ten strijden te
vergezellen, hetgeen mogelijk is, zooals
dezen zee-oorlog bewees, waarin het
waarlijk aan slecht weer niet ontbrak.
Op deze booten zou ik echter nooit geschut