Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1407
willen plaatsen, (tenzij 'n enkel licht
stukje^ naardien zij slecht*, bij uitzonde
ring tegen elkaar zullen vechten en dan
de kandruurwapenen al gauw gebruikt
kunnen worden.
Ongezocht komt "men nu van de be
wapening der schepen op de schepen
zelve; en zoo vraagt ook E. indirect:
Welke soort van schepen moet men
bouwen? gepantserde of ongepantserde,
veel kleine of weinig groote.
En ook hier is alweer het antwoord:
niet alle kapitaal in n effect belegd;
niet n groot schip, wanneer men meer
dere kleine kan bezitten; voor hetzelfde
geld is men dan numeriek sterker, het
geen -altijd een taktiesch voordeel is.
Er zijn z. a. bekend: pantserschepen
met matige vaart, pantserkruisers (met
gordel pantser en pantserdek) en
pantserdekkruisers (ongepantserd maar met pant
serdek) 1) niet sneller en snelste vaart.
Welnu, deze drie soorten van schepen
(en dan nog clmreurs geheel
ongepaatserd en zeer matig bewapend, maar
liefst met bliksem-vaart) kunnen o.nzullm
in den oorlog te pas komen; men neme
dus van elke soort eenige, afhangende
van het geheele aantal en het doel dat
men beoogt. Maar... nooit te dure sche
pen ! Ook'dat schreef ik al j aren geleden,
veel boven de drie millioen moet een
oorlogschip nooit komen en dan nooit
grooter dan D a 4 ton wezen. Gaan er
dan een of eenige verloren in godsnaam,
men zal het diep betreuren maar
't onheil is toch niet zoo verschrikkelijk
als wanneer een Petropaulovsk in de
diepte wegzinkt, of een Tsesareritej of
Redvisan buiten gevecht worden gesteld.
En nu nog 'n algemeenen regel bij
't organiseeren eener zeemacht. Wie
meester ter zee wil blijvn (en dat is bij
het verdedigen van een eilandenrijk altijd
noodig: vide Engeland en Japan) moet een
flinke vloot hebben die een landing van
dea vijand of het leggen van mijnen,
beletten kan.
Dat alles is klaar bewezen door den
jo-ngsten debacle nu nog alleen ter
aee Van Rusland. Maar ook, dat het
hebben van een flinke vloot geld kost en
men die niet voor 'n koopje heeft, of
dooi- de gewone jaarlijksche uitgaven.
Japan gaf alleen voor de vloot en Verven,
ia 1896, ?275.000.000 uit, maar... blijkt
dan ook nu zelf. tegen Rusland opge
wassen. E. KEMPE,
Oud-Zee-officirr.
1) Pantsering van Commandotoren en van
geschut opstelling laat ik daar, omdat deze
bij de drie typen voorkomt.
Studiën en Beichoi/wl/i'i/'», doir BOICRA,
(P. C. C. Hansen ,)r.). Uitgegeven
door F. van Hossen, Amsterdam.
?Deze studiën en beschouwingen zijn ver
vat in tweeboekdoelen. Beide, zoowel Tro
pisch Nederland" als Bestuur van
OostIndië" bevatten velerlei wenken, gegeven
niet hot doel om verdere inzinking onzer
koloniale bezittingen te voorkomen. De man,
die ons deze wenken geeft, is een zeer
competent raadgever. Vele bevoegde beoor
deelaars waren het daarover eens bij hunne
besprekingen in verschillende tijdschriften
en bladen van Boeka's vóór deze verschenen
geschriften.
We weten het bij voorbaat dat het de
wenken en raadgevingen, zullen zijn van
iemand, die zich bemoeit met een desolateu
boedel. De inventaris daarvan is reeds op
gemaakt door van de beste deskundigen en
wie is er onkundig van hoe arm, berooid en
uitgeput ze daar liggen, onze kostelijke bezit
tingen in het Oosten, en hoe diep Neder
land zich heeft te schamen over den staat,
waarin het erfdeel, dat onze vaderen ons
lieten, door slecht beheer is gebracht.
Onze Oost en onze West beide, ze zijn
in staat van diep verval.
Als we bovenstaande boeken hebben ge
lezen dan zullen we weer een keer te meer
hebben gehoord tot welk een deplorabelen
toestand, slecht beheer en verwaarloozing
hebben gebracht wat rijk, machtig en wel
varend had kunnen zijn en wat nog ergei
is, we zullen hebben gezien en begrepen
dat redderen niet meer mogelijk is dar
enkel en alleen door een middel dat ons
aanvankelijk zeer tegen de borst stuit.
Nog wat voortrnodderen en tobben za
allicht nog wel een tijdlang gaan totdat
ik vrees het met velen het lot ons \an
k-et machteloos streven en het ge wurm za
gaan ontlasten en voor de landzatcn van
luiiiëmeer zegenrijke tijden doet aanbre
ken dan wij ze konden geven.
Zeker, sedert het begin dezer nog jon^e
eeuw is daar veel ten goede en verstand ie
gewild 1), men wordt het algemeen vee
meer eens in de hoofdpunten, daar zij t
telkenen die gaan wijzen op meer eerlijk*
belangstelling en vruchtbaarder arbeiden
op een begin van iets als reveil'' opkolo
niaal gebied, van den tegen woordigen mi
nister van koloniën en van den merkwaar
digen man, onzen premier, is veel goeds t(
hopen, maar is van dat alles en van meer
nog wel de verandering te wachten, die den
eensdeels verwaarloosden, anderdeels ave
rechts beheerden boedel kan doen verkeoren
in een welvarend, gelukkig, in alle opzichten
toonbaar Indië?
IB in alles de decadentie niet te diep in
geroest; zijn de middelen niet te ontoerei
kend ; zal het niet te laat zijn 'f
Meer en meer wint de rneening veld dat
van het hier en daar wat ten goele ver
anderen geen afdoende redding is te hopen
en dat het gevaar bestaat dat bewaarheid
zal worden het opschrift van do prent van
dit weekbkd van 29 November jl. Terwijl
de Senaat delibereert, gaat Indiëverloren".
Heel Tropisch Nederland" door voelen we
dat gevaar en worden we als 't ware ge
bracht tot het redmiddel, waarop speciaal
de bladzijden 202?229 ons wijzen als het
eenige dat ons rest.
Het is het zich voor geld ontdoen van een
deel dier door de natuur zoo rijk bedeelde
landen, die onder de schaduw onzer drie
kleur economische woestenijen zijn en,
zonIer extra-ordinaire middelen, zullen blijven
zijn.
Het zijn geen perfide zielen, geen
schajheraars en kwanselaars door geaardheid,
lie als Boeka" dit denkbeeld in geschriften
3n overluid gesproken woord voorstaan; het
zijn de erfgenamen van een groot bezit waar
van ze een deel moéten van de hand doen
omdat gebleken is dat ze het niet kunnen
jeheeren bij gebrek aan de noodige mid
delen en ook men zegt dat niet gaarne
tot redding uit den nood en om verder
lun fatsoen te kunnen houden, in den stand
waarin hun geboorte 2) hen heeft geplaatst.
Het idee is niet nieuw. Hoe menigmaal
lad ik het al hooren uiten huig voor dat Van
lol het uitsprak en voordat Blamla" en
andere helderdenkende schrijvers het in hun
'eschriften verdedigden. Vertegenwoordi
gers van ons gezag heb ik het een uitkomst
looren achten voor land en volk, als zij
daar aan handen en voeten gebonden, het
)estuur moesten voeren over uitgestrekte
anden, die welvarend en machtig hadden
tunnen worden als Japan het zich wist te
maken en die niettemin door hen moesten
worden gehouden in oen staat zoo primitief
als men zich hier niet zou kunnen denken.
Sfiets dan inkt mochten die ongelukkige
jestuurders, en nu nog hun opvolgers, aan
wenden om welvaart^ vooruitgang en bloei
;o brengen en dit dé"cd deze ambtenaren de
onvaderlandslievende woorden spreken,
.lie thans weerklank vinden in publieke
geschriften. Het humbugwork gaat voort
n waar zoo goed als niets was en is, is
nog in stede van eenige vooruitgang over
duidelijk achteruitgang te bespeuren.
Behalve de beschouwingen over het
denkoeuld om een deel van Ncderl.-lndiëte
verkoopen om met het daarvoor te ver
krijgen geld het beste andere doel tot zijn
recht te brengen, vinden we in bovenstaande
boekdeelen over velerlei belangrijke onder
werpen gehandeld, zoodat zij die weinig of
niets van ons Indiëweten, door de lezing
ervan al vrij aardig eenig begrip zullen
krijgen van den tegenwoprdigen staat van
zaken. Die ietwat kennis van onze
overzeesche bezittingen voor oen beschaafd
Nederlander toch eigenlijk onmisbaar
wordt aan het slot van het eerste boekdeel
vervolledigd doordat de schrijver dan ook
eenig denkbeeld geeft van de huidige toe
standen in onze West,"speciaal Suriname."
Ook daar in de West wil hij dat we een
onvruchtbaren lastpost van de hand doen
om een ander thans mede tamelijk waarde
loos bezit, mede een lastpost, uit den staat
van verval te kunnen opheffen. Wat de
schrijver van dat vervreemden zegt, laat
zich wel hooren. Voor het bij Oost-lndi
vergeleken, zoo misdeeld oord, zal de kooper
wellicht gauw gevonden zijn. Zal die ook
te vinden ziju voor de l'apoealanden, voor
dat ongelukkige Timor (dat we drie eeuwen
lieten zooals het was), voor het verarmde
Ambon, voor 't fiouvernement van Celebes
en onderhoorigheJen, dat nog altijd in zulk
een staat verkeert dat een Kt hiopisch vorst
zich haast zou sohainen er over te regeeren,
van al dat andere voor 0113 waardelooze
en in onze hand wel waardeloos zultende
blijven boeltje daar iu de groote Oost 'i 3)
Zoo ja, dan zal de verkooper een goed
politiek inzicht zeer te stade komen en
kunnen we de schrijver wijst er op
best voorkomen dat we mat n leeuw te
doen krijgen, die ons later misschien geheel
opslokken wil. Onder de vele andere onder
werpen die de schrijver in deze beide boek
deelen behandelt zijn er zeker aanlokkelijk
genoeg om ze e-ïns na Ier te bekijken. Zoo
vindt men b.v. in hoofdstuk l van Boek 11
een zeer verstandig advies over verdediging
c. a. van Xed. Indië, speciaal over onze
strijdkrachten te vater; merkwaardig omdat
het 't oordeel bevattend van een leek op
krijgskundig ge bied, zich althans voor
leekenooren als zeer rais";inable hooron laat en
buiten de techniek van 't vak blijvende,
zijn leeken geenszins onmondig. Aan do
beide zoo hoogst belangrijke
aangelegeihoden, waarmede de Keguering zich thans
bezig houdt: do ejiiigratio en immigratie
kwestie en de in wording zijnde de centrali
satie van liet bestuur i u Nei. Indiëwordt
in de hier besproken boekdeelen mede do
noodigo aandacht ge\vij:l era duidelijk en
klaar daarover gesproken. De laatste helft
van het tweede boekdeel wordt ingenomen
door een hoofdstuk getiteld Bestuursambte
naren." Vooral de werkkring dier am btenaren
wordt daar in beschouwing genomen. Over
de vele fouten, die in de laatste jaren der
vorige eeuw zijn begaan en waaronder het
corps besturende ambtenaren nu nog lijdt,
daarover spreekt Boeka" niet. Misschien
lag hot niet op zijn weg hier aan te
toonen, hoe, gelijk zoovele
beheersaan;_>elegenheden, ook het besturend element,
is gehavend geworden en in den boezem
van het korps bestuursambtenaren wan
trouwen, zelfs op. eigen ambtelijke toekomst
van de bosten, is gezaaid. Van af de oplei
ding, van af het begin, tot aan het einde:
de bekroning met een vaak onverdiend
ontslag of onverdiende promotie, fouten te
over zagen we immers gemaakt, liet was
al een kortzichtig pogen, dat velerlei
nadeelige gevolgen moest hebben, maar on
mogelijk do waarde van het Binnenlandsuh
bestuurspersoneel kon vorhoogen. Laten we
nog maar tevreden zijn dat de laatste fout:
het recruteeren der bestuursambtenaren uit
leerling-consuls, artsen, driekwart notarissen,
doctoren en anderen, niet is kunnen gemaakt
worden en alzoo hot korps is bewaard ge
bleven voor een deel te worden samengestel l
uit maatschappelijke schipbreukelingen, ten
minste uit dezulken, die al in
wankelmoemoedigheid hun carrière zouden aanvangen.
II. l!. llooK.MAAKElf,
Oiitl-Ans. lies.
1) De denkers en machthebbers op kolo
niaal gebied in de daaraan voorafgegane
tijden, die zonder groot te zijn liet goede
wilden en eenigermate ook wel konden, laat
ik in hun waarde, al lieten ze zich ook al
te veel aan glenr binden.
In u'.len gevalle hebben zij en de minder
waardigen onder do hooge machthebbers
Indiëgemaakt tot wat het is.
2) Namelijk als koloniale mogendheid.
3) Mcnado met de Miuahassa, die wer
kelijk als een deel van Nederland is geworden,
moeten we natuurlijk behouden.
Het leren \\ ie MM.
v.
In de residentie vindt uien alle standen
der maatschappij vertegen^ oo.-digd, te be
ginnen met bet bof, te eindigen met het
proletariaat. Ov^r het hof zal ik niet spreken,
want daarmede ben ik niet bekend ; voor het
hofl'eest dat eens in liet jaar wordt gegeven,
ontvang ik geen uitnoüdiging, en begeer die
ook niet. Want mocht mij di« eer overkomen,
dan zou ik daarmede vrij verlegen zijn, im
mers zonder behoorlijk kostuum wordt men
in dien kring niet toegelaten. Dan zou mij
kunnen overkomen, wat met een mijner ken
nissen gebeurde : hij had namelijk een
uitnoodiging ontvangen en. was als simpel par
ticulier in rok en witten das gegaan. Doch
aan de poort van het paradijs werd bij
afgewezen, want hij was niet in het voor
geschreven gegalonneerd kostuum en miste
den degen aan zijn linkerzij zoo mocht hij
naar huis terugkeereu en heeft elke poging,
om in liet paradijs door te dringen, opgegeven.
Als man des vredes, die nog nooit een
wapen of ander moordtuig heeft gehanteerd,
heb ik elke illusie, om tot dien hoogen
kring te worden toegelaten, prijs gegeven,
en bepaal ik mij bij het ontm jeten van den
koninklijken stoet langs 's heeren wegen tot
een diepe buiging, die steeds met een
vriendelijken groet wordt beantwoord.
Gelukkig heb ik met de booge politiek
evenmin iet» uit te staan, zoodat ik mij in
deze ontboezemingen van alle politieke be
schouwingen kan onthouden. Al staat hier
de zetel der regeering, zoo is toch het poli
tieke leven in de burgerkringen veel minder
ontwikkeld dan elders. Op andere plaatsen
weid ik na mijn vestiging spoedig aangezocht
om lid te worden van ecu of andere
kiesvereeniging of politieke klub ; hier, niets van
dat alles, geen aanzoek of uitnoodiging drc ng
tot mij door, zoodat ik op het oogenblik nog
niet weet. tot welk kiesdistrikt ik behoor en
evenmin, door welk geacht lid ter Tweede
Kamer Staten-Generaal ik word
vertegeuwooidigd. Ook volgens de verslagen der groote
dagbladen is bet politieke leven hier zeer
weinig ontwikkeld; slechts aan de uiterste
partijen rechts en links kan het gelukken,
voor politieke bijeenkomsten voldoende be
langstelling op te wekken. Weldra zal ik voor
de eerste maal worden opgeroepen om aan
een verkiezing deel te nemen; het, gebit de
provinciale belangen doch volgens de krant
moet ik by het uitbrengen van mijn stem
deze geheel ter zijde stellen orn uitsluitend
te letten op de belangen van het hooger
onderwijs!
Reeds sprak ik over het gebrek aan eerbied
voor het plaatselijk bestuur; thans mag
ik er wel bij voegen, dat de eerbied voor het
rijksbestuur niet grooter is. overeenkomstig
het bekende gezegde; boe dichter bij den
paus, hoe slechter roomsch." Hoe wil men
ontzag gevoelen voor de volksvertegenwoor
diging, wanneer men de leden in buisjasjes
op het wiel het binnenhof ziet inrijden ?
Onlangs wandelende met een vriend
kwameii wij daar twee mannen tegen, waarvan
hij beweerde, dat beiden leden waren, der
Tweede Kamer, on wel de een een orthodox
predikant, de ander een radicaal. Xoo,"
antwoordde ik, die links loopt is zeker de
dominee, en die rechts loopt de radicaal ?"
Neen, juist omgekeerd," wus het antwoord.
Aan' de overzijde, waar de Eerste Kamer
zetelt, gaat het iets deftiger toe; hier dragen
althans de meeste leden, een hoogen hoed
en langen jas.
Ik zal mij waarlijk niet vermeten op de
werkzaamheid der Tweede Kamerleden aan
merking te maken, maar toch moet mij een
opmerking uit bet bai'L In den regel wordt
slechts vier dagen per week zitting gehouden,
deze zittingen beginnen eerst over ,-l ven 011 vóór
vier uur zijn zij geëindigd; mij (.hinkt, wan
neer de zittingen wat werden verlengd, maar
vooral de redevoeringen bekort, er heel wat
meer werk zou kunnen worden afgedaan.
Zoo dikwijls de Kamer uiteengaat, hl.ij f t
i zooveel werk onafgedunn. dut elk ambtenaar
zich onder dergelijke omstandigheden zou
schamen en geen verlof durven aanvragen,
j voor en aleer onder den onafgvdanen arbeid
j eenigo opruiming had plaats gehad. Maur
de politiek stelt hooger eiseheu, waarmede
de plichtsbetrachting van een gewoon amb
tenaar niet mag vergeleken w.u den!
De hooge aristocratische kringen blijven
hier voor den burgerman en ambtenaar ge
sloten ; ook aan het politieke leven nemen
zij zoo goed als geen deel. Terwijl liet in
Engeland regel is, dat de hooge aristocratie
ook liet politieke leven beheerscht, behoort
dit bij ons tot de uitzonderingen. Voor het
sociale leven geldt deze uitspraak niet,
want terwijl in Amsterdam geen cotnmis-ie
voor eenig sociaal belang in aanzien is, wan
neer niet minstens een lid behoort tot
de haute fmance, en te heiden tot den
kring der professoren, moet hier noodzake
lijk daartoe een adellijke naam onder de leden
prijken. Wanneer niet een gravin, barones,
of minstens eene jonkvrouwe tot de com
missie voor eenig vrouwelijk sociaal belang
behoort, is zij niet in tel. Wanneer een
tninman, timmerman of winkelier zich voor de
| klandisie komt aanbevelen, //al hij nooit
nai laten te vijzen op de adeüjke families, die
hem met de klandisie vereeren. De hoogste
aanbeveling voor een winkel is: hofleve
rancier", doch welke waarde aan dezen
titel is te hechten, laat ik liever in het
midden.
De zoogenaamde middenstand klaagt hier
als overal elders over den socialen druk,
waaronder hij verkeert, doch de feiten komen
met die klachten niet overeen. Toen ik mijne
woning zocht, zag ik verscheidene huizen of
villa's (want wat hier bet kenmerkend onder
scheid tus-ichen een huis en een villa uit
maakt, kan moeilijk worden vastgesteld), die
mij bijzonder bekoorden doch helaas ; z.ij
gingen boven mijn naneieele kracht, z.oodat
ik mij met een meer bescheiden woning
moest vergenoegen. Deze liet ik zoo goed
mogelijk in orde breiïgen, waarbij bet meu
bilair eenige vernieuwing moest ondergaan.
Maar dezelfde magazijnhouder, aan wien ik
daarvoor een mij vrij bezwarende rekening
moest voldoen, betrok de woning, die mij zoo
zeer bekoorde maar te duur was; zoo ook
werden andere villa's van gelijken prijs
door personen van den zoogenaamden
middenstand gehuurd! Doch terwijl elk
ambtenaar tot den rang van
adjunctcommies afdalend lid. der Witte" kan
worden, is dit voorrecht aan den houder van
een winkel of magazijn ontzegd daar althans
loopt men geen gevaar om huishoudelijke
schulden te worden aangesproken. De aldus
uitgestotenen troosten zich niet het lidmaat
schap van den dierentuin; zoodat. wanneer
men daar een niuziek-nitvoering of gezellige
bijeenkomst bijwoont, men tegelijk zijn bestel
lingen voor de volgende dagen kundoen!
Brutaler dan elders tree.lt hier het prole
tariaat op. Op de aangename wandelingen
langa den Scheveningschen weg -of in d«
boschjes, zelfs bij de gangen langs de hoofd
straten wordt men lastig gevallen door bede
laars van beide geslachten en allerlei leeftijd.
Hoewel vo-or de ramen der woning liet op
schrift prijkt: aan de deur wordt niet
gefeocht" houdt het niet op van bedel volk met
allerlei waar, zoodat men genoodzaakt is de
dear te barriï»adeeren en door een daarin
aangebracht luikje moet zien, wie heeft
aan^?escheld. De poi'itie schijnt machteloos, doet
althans geen poging om het kwaad te kewen.
Toch wordt hier veel gegevens de
vereeniging voor armenzorg wordt rijkelijk gesteund,
en ook daarbuiten wordt veel welgedaan.
Doch juist dit gelukkig verschijnsel trekt aan;
hoe meer arbeid, ues te meer afval. Ik zal
geen poging wagen om het allermoeilijkst
vraagstuk eener goede armverzorging toe te
lichten, maar zie met belangstelling de ver
vulling tegemoet van de toezegging der regee
ring, om een oplossing voor 1e bereiden.
In afwachting daarvan moeten wij ons de
maatschappelijke kwaal getroosten, tot een
nieuwe orde van zaken volgens het ideaal der
socialisten het proletariaat heeft opgeheven.
SENIOR.
ItllllllllllllllllllillIIMHIIIIIIIIIIIIIIIHIHIHIIIIIItlllillllllllllHIHIHiniMHIk
Sociale,
lliminillllIlllllllllllllllHHIIIIIlllllllllllllllllllllHHIIIH
Een outoefc raar faluktsarlieiil van
letmwfle vrouwen.
We komen nu van het vraagstuk: wat
de houding van de wetgever moet zijn,
tegenover den arbeid van gehuwde vrouwen
in fabrieken en werkplaatsen niet meer
af. Het vraagstuk moge moeilijk oplosbaar
zijn, omiat de economische toestand
deigezinnen, en hot moreele en fysieke belang
der fabrieksvrouwen, hier meermalen met
elkander in botsing komen, toch is het een
onafwendbare taak onzer sociale wetge
ving, de middelen te vinden, om den in
vele opzichten zoo nadeeligeii invloed van
den fabrieksarbeid van gehuwde vrouwen
te keeren.
Maar vóóraf is noodig: voldoende kennis
over don eigenlijken toestand. Want wél
worden er vele beschouwingen geleverd,
vóór en tegen wettelijk verbod; en worden
theoriën en theoriën tegenover elkaar ge
steld, en feiten over den toestand in het
buitenland opgestapeld.
Maar hoe het eigenlijk met den toestand
in ons land gesteld is, daarvan weet men
maar bitter weinig ! Kr is nog nimmer oen
speciaal onderzoek daarnaar over het geheele
land ingesteld, en tot nu toe waren in do
Verslagen dor Arbeids-inspoetie de vrouwen
in ne categorie vervat met de jeugdige
personen.
Thans is daarin ee.tnge verbetering ge
komen, maar veel wijzer worden wij, nit
de bloote cijfers die de Verslagen ons geven,
toch ook nog niet.
Met des te meer genoegen nam ik kennis
van een interessant rapport van de
arboidsinspectrice in de 1ste inspectie (N.-Brabant
j en Limburg), mej. A. A. Nuysink,
voori komende in hot onlangs verschenen Verslag
j der Arbeidsinspectie over 19!)^-19()!i.
l Do provincie N.-Brabant is industrieel
zeer ontwikkeld, en ook do arbeid van ge
huwde vrouwen komt in die provincie veel
vuldig voor. In de provincie Limburg minder,
j maai1 bepaalt hij zich tot Maastricht, waar
dan ook op de fabrieken zeer ceel gehuwde
vrouwen werken.
liet onderzoek, dooi' mej. Nuysink inge
steld, in hare kwaliteit als inspivinco van
den arbeid, had plaats door ondervraging
van Gb.'i gehuwde t'abriekswerksters, ver
deeld over heide provinciën, van een leeftijd
van 1-S tot 70 j.iren. De meesr voorkomende
leeftijd is die van '2~> tot !!() jaar. Vnn de/e
werksters luidden os gedurende ."> jaren ais
fabrieksarbeiders gewerkt; -1^-1- van ">-!(>
jaren: 211 van 10-1,") jaren: 104 van 15-2!)
jaren: (i!i var. 20-25 jaren: van 20-30
jaren: 29 van :>0-:J5 jaren; l!) van 20-40
jfiren : l 7 gedurende nog langer dan 40 jaren.
llievnit blijkt dus, dat het onderzoek heeft
betroffen werksters, die heel hun vroegere
jeugd ook op de fabriek werkzaam waren.
Hr zijn er zelfs 4K bij, die reeds Ixitrjim
hun 12-jarigen leeftijd op de fabriek kwamen
n reeds op 7-jarigon, en li opö-jarigen
leeftijd.
Van de 22S vrouwen in X.Brabant hadden
er HU kinderen: van do 4.'iöin Limburg
hadden or iU* kinderen.
lu N.-Brabant waren van do ondervraagde
moeders 17:i kinderen of 33.8 p(Jt. beneden
den l-jarigen leeftijd overleden; in Limburg
j 412 of 2i) 7 |>C't. l'it een verdere
uiteenzet1 ting der inspoetrice blijkt dan verder, dat
i van de uezamentlijke overleden kinderen
! er in X.-Brabant /?/> /)<"/., en in Limburg
i (i-i.:> ii('f. overleden beneden den leeftijd
! van l j.iar ! l'it deze cijfers blijkt, «lat in
N.-Brabairt de sterfte onder de kinderen
der fabrieksvrouwen in het eerste levensjaar
ont:i'Ui'iul ijroot is.'
l'it de opgaven omtrent de loonen der
gehuwde fabriekswerksters blijkt, dat deze
zeer uiteenloopen. Kukelen hebben /'2 a/'-ï;
de meeste ecliler van /' .'i tot /T> per week.
Loonen van /' 7 a /' 8 zijn bijna niet voor
komende uitzonderingen. Wel blijkt, dat in
.N.-Brabant de meesten een weekloon hebben
van ? -l 'V /' 4; in Limburg de meesten van
? 4 a /' ?"). De heel e weck op de fabriek te
moeten werken voor /' li a /' 4 is toch wél
een treurig, zwoegend en zorgvol bestaan!
l'it het onderzoek naar de verdiensten
van den man bleek, dat een belangrijk
aantal der mannen van de h'(i8 vrouwen,
geen of geen bekende verdien ten hadden,
nl. 140. Dat schijnt vooral in Maastricht
nog al erg te zijn! Verder was liet meest
voorkomende weekloon der mannen, wier
vrouwen op de fabriek werkten /' (i a /' 7,
nl. H>4 mannen hadden dit loon. Men be
langrijk aantal mannen, nl. Di2, hadden
echter een weekloon van lager dan /' 5.
Terwijl er 212 zijn, die een fiooi/er weekloon
hebben dan /' 7, waarbij echter slechts 20
van f S) a ? 10.
Uitdrukkelijk constateert dan ook de
iuspectrice, dat de fabrieksarbeid van de
gehuwde vrouw het meest voorkomt bij
weckloonen van den man van (i a 7 gulden.
Do lagere loonen der mannen moeten ge
zocht worden in gedeeltelijk invaliditeit,
ongeschiktheid en/. In .Maastricht echter
komt het veelvuldig voor, dat de vrouwen
het loon der mannen nret kennen, en de
vrouw slechts een bepaalde, geringe som
ontvangt. Misbruik van sterken d rank speelt
hierbjj maar al te dikwijls een hoofdrol.
In verband hiermede is belangrijk de
volgende opgave. 7iij geeft aan, de door do
gehuwde vrouwen medegedeelde .oorzaken^
die hen tot fabrieksarbeid nopen. Die oor
zaken kunnen aangegeven worden als volgt:
N.-Brabant. Limburg.
Ongeregelde verdiensten
van den man .... 9 19
Te geringe verdiensten . 81 17G
Geen kinderen te ver
zorgen 45 29
Ziekte in het ge-zin. . . 7 17
Kinderverzorging door fa
milie 10 19
Man niet bekwaam in zijn
vak. . . 10 2
Weduwe 30 (H)
Man in militairen dienst 3
Verlaten door den man
of gescheiden .... l 9
Man lichamelijk of
ge«stelijk ongeschikt ... l 5
Man in de gevangenis. . l l
Man dronkaard .... 4 2(5
Schuldenlast l
Zorg voor familieleden . 22 25
Grootte van het gezin en
daardoor te weinig ver
diensten 7
Geen bepaalde aanleiding
opgegeven (i 28
l'it bovenstaande opgave blijkt dit dus
ten duidelijkste, dat verreweg de grootste
meerderheid der_ fabriekswerkers tot hun
arbeid in de fabriek gedwongen wordt door
minder gunstige maatschappelijke oorzaken.
In 't oog vallend sterk b.v. is de arbeid
der vrouw bij een verdienste van den man
van ? 6. a ?7.
/oodra dat loon maar eenigszins stijgt,
neemt onmiddelijk de fabrieksarbeid der
vrouwen sterk af! De grootte van het gezin
komt hierbij weinig of niet in aanmerking;
want wat de vrouwen aan verzorgingsloon
voor de kinderen moeten uitgeven, dat gaat
toch weer af van hun loon. Het grootste
gedeelte der werksters, nl. 291 is werkzaam
op de Maastrichtsche aardewerkfabrieken ;
124 op sigarenfabrieken (te Eindhoven
vooral) en dan op linnenweverijen, jompen- '
sorteerderijen, wasscherijen, glasslijperijen,
enz. In do sigarenindustrie te Eindhoven
wordt aan den arbeid der vrouwen de voor
keur gegeven, op grond van grootere zin
delijkheid, minder misbruik van sterken
drank eu groote eerlijkheid.
De inspectrice korst aan het slot van
haar interessant rapport tot de conclusie,
dat de melegedeelde gegevens in algemeene
zin schijnen te bevestigen de wenschelijk- .
heid, om den fabrieksarbeid can de ijelmwde '
t'run u' te, rerbie-Jeii.
Echter erkent zij, dat, waar die vrouwen
arbeid voortvloeit uit ongunstige economi
sche verhoudingen, in eenige gevallen deze
noodig zal blijven om in de behoeften te
voorzien van het gezin. Moobt dan ook de
wetgever er toe overgaan, den arbeid van
gehuwde vrouwen op fabrieken te verbieden,
uitzonderingsbepalingen voor ,,eeui»'e" ge
vallen te laten bestaan, en zeer ruime over
gangsbepalingen toe te staan.
Ten sloMe constateert de inspectrice, dat
in de zuidelijke provinciën een streven is
ontstaan om de gehuwde vrouw van de
fabriek uit te sluiten, omdat in de eerste
plaats die arbeid het loon van den man
drukt, en het geziüen de opvoeding der
kinderen er lichamelijk door verwaarloosd
wordt. Verwaarloozing van het huishouden,
groote oiizindelijkheid, gebrek aan zorg voor
de bereiding van de spijzen en voor de
kleedcven van den man on vnn de kinderen,
gemis aan vrijwel alle aantrekkelijkheid in
(Ie woning, leiden den man tot drankmis
bruik en :»l de treurige gevolgen daarvan."
* * *
Men behoeft nog volstrekt niet al de,
con-Iusiën van Mej. Nuysink te aanvaarden
en inderdaad zou ik daartegen nog til
eenige reserve moeten maken om te
erkennen, dat de inspecteur der Isteinspoctie
een uoed werk heeft gedaan met dit onder
zoek te laten instellen.
Voor velen wordt het daarmee beter
mogelijk zich in dit vraagstuk te oriëiiteeren,
en van de noodzakelijkheid, dat daarin ver
betering moet gebracht, overtuigd te worden.
De Parüsciifi Salons.
Als de twee oilieieele Salon* geopeu l /.uilen
worden komt Loubet. Loubet glimlacht altijd.
Hij glimlacht dus ook, als bij de honderde
dozijnen schilderijen, teekeningen, beeld
houwwerken ziet. die door Frankrijk ivoor
zoover het kunstloos is) in de groote zalen
van het Grand l'alais worden uitgestald.
Pas kwam hij van de Bxposition Culinaire,
waar hij met een (ieren glimlach heeft ge
constateerd, dat de Franschen de beste koks
ter wereld zijn, nu overtuigen hem de groote
Salons, dat er ook zoo waar geen kunst is
zoo groot als de Franscho.
Hoe liellijk harmonisch is het leven ! Heeft
Loubet geen gelijk? Al kooit hy op wat
vreemde wijs aan de wijsheid, zijn wij
het soms niet met hem eens? Om lekker te
eten gaan wij wel niet naar de Kxposition
Culinaire met haar Petropavlvosk
Adtniralski in zachte taart, en om schilderijen te
zien voor ons pleizier naar geen Urand
Palais, maar de onafwijsbare waarheden, dat
men in Parijs goed dineeren kan en dat de
kunst er om zoo te zeggen een eerste viool
speelt, die bereikten toch ons zoo goed als
Loiibet.
De eerste dag, dat een Salon open is, is
de beste. Men ziet dan geen een schilderij.
Men ziet dames eigenlijk m'ssieursdames",
maar naar de raessienrs kijkt men niet: die
hebben hooge hoeden op, en met hun eeuwige
baarden zijn ze joliment onuitstaanbaar.
Ah, maar de dames! Ik zou minstens twee
uren lang met deskundige hulp ettelijke
nummers van de (rracieuse moeten
bestndeeren om u een idee van die dames te
geven. Sapriesti, dat mag gezien worden!