Historisch Archief 1877-1940
No. 1407
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een woord in 't algemeen slechts bij aan
kondiging van dit boek, dienstig als korte
kritische beschouwing van zijn samenstelling.
Het kan in bedenking worden genomen of
artikelen geschreven voor kranten en
tijdschriften geëigend z\jn om tot een bundel
samengevoegd en als boekwerk uitgegeven
te worden. Want het is meerendeels publi
cisten-arbeid met naaste strekking de belang
stelling op te kloppen en het oordeel voor
te lichten bij kunstuitingen en aangelegen
heden, die tijdelijk nabij zijn. 't Zijn veelal
besprekingen van gebeurtenissen en ver
schijningen, die beurtelings op den voorgrond
van het kunstterrein komen; in de actualiteit
is dus de groote waarde gelegen. Ik opper
deze bedenking omdat in dier voege wel
opmerkingen gemaakt worden, 't Is ontegen
zeggelijk dat veel van dat losse werk juist
ter bestemde tijd had te verschijnen, waar
het doel vooropzat bij lokale kunstbelangen
de publieke meening voor te gaan. Maar
gebroken uit het milieu van toestanden,
kunnen die beschouwingen ook nog te ver
werken zijn in de aandacht van den lezer,
want bepaalde het nut van ieder' artikel
afzonderlijk zich in betrekking tot de actuali
teit, het gezamenlijk overzicht kan een verder
strekkende waarde dragen. Juist de aaneen
schakeling van uiteengelegen plaatselijkheden
moet een bijzondere aantrekkelijkheid kunnen
verschaffen, want het uitzicht nu
onafhankelijk geopend op dien wisselgang van ver
schijningen, doet gewaarworden de lijn die
ze onderling verbindt. Het terugblikken naar
het verledene moet vaster den grond onder
ons doen voelen waarop wij in het hedene
staan. En de proef baarheid erkend bij een
n« meer gezette en kalme lectuur, zal waar
borg zijn voor de rechtheid van overtuiging
en deugdelijkheid van meening eertijds
geuit. Die verleden uitingen hielden in hunne
waarheid, en waarheid is nooit broos en
kortstondig. Zeker, 't is mogelijk bij
critisch werk, 't welk in latei tijd weer onder
oogen komt, dat de daarbij verkondigde
meeningen niet meer het overwichtig gezag
hebben van eertijds, dat zelfs de juistheid
van menig oordeel nu maar betrekkelijk
gaat schijnen. Maar het zal zijne waarde
houden door de overtuiging en
hartevervuldheid waaruit het ontstaan is, zooals een vurige
en grondige belijdenis altijd indrukwekkend
blijft en haar eigene glans van waarheid
heeft. Boeken als l'Art moderne van
Huysmans en Ouriosités artistiques van Baudelaire
zullen steeds genietbare lectuur blijven al
bevatten zij niet anders dan aaneengeregen
critieken meest over plaatselijke tentoon
stellingen, en al zal instemming daarbij
niet altijd even courant zijn. Bij Baude
laire bijv. ergeren we ons er niet over
dat hij de grootheid van Millet niet genoeg
recht heeft doen wedervaren; we vinden het
jammer en hierin ligt reeds een waardeering.
Bij Huysmans' oordeel over de primitieve
Duitschers Stefan Lochner, Meister Wilhelm
(in zijn boek la Cathédrale) vinden we een
lijnrechte tegenstelling met de beschouwingen
van Veth in diens enthousiasten brief uit
Keulen over die meesters. Wie heeft hier
gelgk in zijn uitspraak? Er is geen mogelijkheid
om zoo'n geschil te beslechten. En het hoeft
ook> niet. Het einddoel van critiek is niet
zoozeer de 'waarheid, (in den zin van positieve
zekerheid) haar streven is doen
ontgloeienin-waarheid. Een oplossing die veilig op
geborgen kan worden zal ze nooit brengen.
Een vrijgevochten en vastgesteld beginsel
wordt straks een dogma, door de eeuwige
levenshernieuwing weer van zich afgeschud;
bet komt niet aan op weten, maar op
geloofsbehoud; in verscherpt en inniger gewaar
worden. Weten ie dood en bedriegelijk, ge
waarworden levenwekkend en betrouwend in
voortbestaan. Slaat hierop ook niet de
grandiose brief van Paulus over de Liefde, en
heeft' Goethe niet eens gezegd, dat in hoogste
instantie het gevoel 't juiste oordeelt. Elk
bezield woord is het naluisteren waard, gy
knnt er uw eigen ontroering aan ontsteken.
Het is dan jaïnmer dat Veth bij de samen
stelling van dit boek geen anderen keus uit
zijn werk heeft gedaan, uit den tijd ook
vooral toen hjj onder pseudoniem schreef.
We hadden gaarne hiet teruggevonden zoo
vele verspreide artikelen uit de oude Nieuwe
Gids, het Dagblad de Amsterdammer en de
Groene, die successievelijk het gezag van dezen
altijd strijdbaren voorvechter hebben geves
tigd. Hij wel in 't bijzonder is het geweest,
die de ooren heeft geopend van de
hardhoorigen, de groeiende beweging in schil
derkunst naar buiten heeft gebracht voor
het aanzien der verblufte toeschouwers; die
vele begrippen daarover heeft verhelderd,
vele lankmoedigheid heeft opgepord, vele
aanvallen heeft afgeslagen. Zijn polemisch
talent kwam hem dikwijls zeer te stade
daarbij; want zoo vele keeren en van ver
schillende zijden bestookt, was zijn verweer
altijd vaardig, gestyleerd in kantige vormen
waarbij hij misschien wel eens al te baldadig
aan zijn lust tot ridiculariseeren der tegen
partij, uiting gaf; soms ook met een schijn
van eigen vermaak in intellectueel e scher
mutseling. Een geschikter keus uit zijn
tallooze vroegere geschriften had aan dit boek
zooveel meer een docuntentale waarde kunnen
geven, en het was welkomer geweest wijl het
de evolutie van de beweging in de moderne
kunst in hare vroegere stadiums, nog eens
duidelijker had doen overzien en de heugenis
aan een mooien tijd w«er levend gemaakt.
Intusschen zijn er in dit boek studie's, die
«uivere stalen kunnen ieeten
vanVeth'sbenijdbaar schrijverstalent, in zjjn vone ontwik
keling; schitterendst da,xron(jer jg migschien
het RubenP-artikel, nog rietiang geleden in
Onze Kunpt verschenen. Het is gespierd en
lenig en vloeien<* m.znïi stijl, weelderig van
rinvorming,, geheel in ajmshiiting met het
gegeven on<*e''werP- ^en charge over den
inhoud van- ne* woo.1d Artistiek, een term
zoo afgeslettn als ,^elnig andere, is van zeer
kunstige san»^ * $, pittig van expressie,
verrassend tt? ns v^n vernuftig gevonden
beelden. . ...
Stukken, wa^niVlï) zich bij verschillende
aangelegenhedey!, ? Pleitbezorger voor alle
belangen betrer^.^r? \rnst en schoonheid
heeft betoond, zh» ^ tok opgenomen, bijv.:
De ontmanteling vu' - ^^fieuwe Kerk,
Stedentehenni», (voor 't beik . van de mooie Regu
liersgracht), Op den Valreep (tot redding
van het oude Buitengasthuis) en vooral over
de Nachtwacht-verlichting, in welke kwestie
zijn woord zeker wel het allerluidst en bjj
herhalin'g heeft geklonken. Ik kan hier nog
wel andere belangrijke artikelen aanhalen
bijv. het in dieper algemeen-wijsgeerig aan
gelegde stuk: Kunst en Samenleving, maar
'k zou tot nadere bespreking van dezen
auteur daarbij moeten geraken. En dit was
niet het doel bij de aankondiging van dit
boek. Van Verwey is er verleden in 't
Tweemaandelijkech Tijdschrift een studie over
Veth, als auteur vooral, verschenen en ik
geloof eene deugdelijk karakteriseerende.
'k Wilde alleen eenige aanmerkingen maken
over de soortelijke inhoud, niet wat de
kwaliteit betreft (in 't algemeen dan, want
die brieven uit Varese, en vooral die uit
Hamburg met zijn vrij povere humor, hadden
toch wel in de kranten verdwaald kunnen
blijven) maar wat in verband met tijdsom
standigheden nu belangwekkender was ge
weest, bijeen te garen. Wie weet in een
volgenden bundel, want de voorraad is over
vloedig.
W. STEENHOPF.
Rottertaclie Uring. Van Oosterzee.
De algemeene indruk van dit werk is als
ge de zaal van den kunstkring binnenkomt
dat het werk van een niet sterk gedefinieerde
stemming is, eentonig is. En deze indruk
blijft. Er zijn hier wat ge zoudt kunnen noe
men twee serië^j: gezichten uit ons land, ge
zichten uit Noorwegen. Het streven in de
voorstellingen uit het Noorsche bergland is
gericht op een eenzaamheid en breedheid,
grootheid. Deze wordt getracht te bereiken
door de kleuren aan te brengen in vrij groote
vlakken; door de lijnen der bergen weinig
heftig van breuk of richting te zien maar ze
glooienderwijze te laten verloopeh met een
vloeiende golving. Het is natuurlijk zeer
moeilijk voor de meesten om dan intensief
te blijven. Want zoo'n groot vlak kleur moet
door-en-doorvoeld zijn het bevat toch in
zich de synthese van vele nuances van vele
kleuren het moet met een krachtige mee
ning neergezet zijn, wil het niet verwateren
en wat zonder uitdrukking worden. Evenzeer
met een lijn. Ook deze moet met een over
tuigende hartstocht uitgeduid zijn, wil ze
niet worden in plaats van levend als een
strak en spannend koord, als een touw dat
leeg neerhangt. Deze bezwaren zijn, zoo ze
zijn ingezien, door Van Oosterzee zeker
niet te boven gekomen. Het geheele werk
uit Noorwegen is te zwak, het geeft u noch
den droom van eenzaamheid, en breedte,
grootte het geeft u niet het ontzaggelijke
overweldigende, het harde lijf der bergen
tastbaar voor u. Het laatste wierd niet ge
zocht door den schilder, het eerste werd ver
langd en niet bereikt. Het is wat leeger
en een berg onder een heuvel, een vlakte
sneeuw tegen een wand van rots is dit
ooit leeg, nooit, nooit.
* *
*
Ge zoudt aan deze landschappen niet zeg
gen dat Van Oosterzee een leerling was van
Gabriël, een tijd met hem samenwerkte te
Kortenhoef, na eerst geschilderd te hebben
onder Striening te Rotterdam.
Iets meer is dit in een enkel zijner land
schappen uit Holland. Een landschap als
(No. 2) Vroege morgen te Zweelo (Drenthe)
heeft ruimte wat eveneens in de
berggezichten is maar dan leeger heeft fijnheid,
maar de weekheid van dit temperament
wordt hier weer duidelijk in den voorgrond.
Dit is geen aarde meer, geen grond. Het
zwakst is van alles het lithotje, een tweede
proeve in deze richting. Daar is de contour
der boomen zoo weeklijk behandeld dat het
mij een raadsel is hoe sommigen den naam
Wiggers hier bij konden noemen; deze is
ouder in zijn werk, nooit vloeiend-week. Een
enkel werk zooals 31, Dooiweer, is een iet
van Soest-achtig maar ook niet zoo
quasischerp van omtrek als het werk van dezen
laatsten is. De Baggermolen dunkt mij nog
't zwaarst, Octoberzon met een blauwe lucht
het sterkst, Maart te Zweelo nog het ruigst.
Het gevaar voor Van Oosterzee is: een
zich vermijen gaan in een innerlijke droef
geestigheid, een gaan van tranenvolheid tot
sentimentaliteit. Er moet een hardheid in
dit werk naar voren komen wil 't niet
gansche verglijen in te vage ontroeringen, en
weekheid van gedachten.
* *
#
Gegevens: H. A. van Oosterzee is in 1863
te Rotterdam geboren; in 1880 op de schil
derklasse van de Academie te Rotterdam
onder Striening werkend geweest en heeft
eenigen tijd later met Gabriël, zooals ik u
zei, .geschilderd te Kortenhoef.
Jozef Israëls. Teekening, bij Goupil.
Het is me laatst een dringende behoefte
geweest om aan te duiden dat tegenover het
gelijkmatiger schoon zijnde werk van Jacob
Maris het werk van Israëls heeft hoogten en
laagten, niet in geestelijk opzicht bedoeld als
diepe schoonheid en hooge schoonheid
maar gewoon dat het soms zeer goed is, soms
haast onbeteekenend. Soms is het zeer goed.
Het bezit dan een innigheid van overtuiging
die vrij van sentimentaliteit 't gevaar voor
Israëls gevoel-vol is. En dit is de eigen
schap die deze teekening, een studieblad,
zwart en wit, bezit. Het stelt voor een moeder
die haar kind te drinken geeft uit haar borst.
Het is waarlijk te drinken geven uit eigen lichaam.
Het stelt meer voor dan een moeder uit velen,
het stelt voor de Moeder. En het kind zuigt,
rustig liggende neer. De moeder ziet en kijkt
zoo als de vrouwen dan kijken, ze zien dan
niet altijd naar het drinkende kind maar ze
zien in de verte, droomender oogen zien ze, wat ?
Het is soms of ze al den rouw dragen van
de toekomst die over dit kind zal sijpelen
of uitbarsten, die over dit kind zal gloriën
of neerdrenzen. En dit is het eigenaardige
en bewonderens-waarde wat deze teekening
bezit.
Het schijnt een studieblad te zijn, aan de
onderzijde rechts is nog een gedeelte arm
geteekend.
PL.
UIT DB NATUUR.
Darwinisme. III.
In de beide voorgaande opstellen over dit
onderwerp heb ik trachten duidelijk te maken,
dat de hoofdkwestie hierbij is, of het bij het
ontstaan der rassen in de natuur net zoo toe
kan gaan, als bij het kweeken door
menschenhand.
Zooals ieder waarschijnlijk weet, is de
geniale Darwin de man geweest, die deze
onderstelling uitvoerig heeft behandeld ; en
Hackel vooral was het, die, wat bij velen
voor het eigenlijke darwinisme gehouden
wordt, in Duitschland populair heeft gemaakt.
Darwin dus nam aan, dat het werk van den
zelfbewusten kweeker ook in de natuur werd
gedaan. Het materiaal is aanwezig. De kleine
afwijkingen, de variaties die den grond vor
men om op voort te bouwen, bestaan. De
kweeker zelf echter wordt vervangen door
een onbewust werkende kracht, die tevens
richting geeft aan de wijzigingen van de
soort, en die werking is volgens Darwin een
noodzakelijk gevolg van een eveneens niet te
ontkennen verschijnsel: de strijd voor het be
staan, dien alle levende wezens te voeren
hebben, voor zoover ze in de vrije natuur leven.
Hij steunde op 't feit der erfelijkheid en
op de onderstelling dat er voortdurend zeer
kleine verschillen ontstaan ook tusschen de
nakomelingen van elk ouderenpaar; deze
voor ons in 't eerst onmerkbaar kleine afwij
kingen, worden steeds grooter doordien ze op
de volgende geslachten worden overgeërfd.
Zoo zullen merkbare veranderingen onder de
individuen van eenzelfde plant of diersoort
geboren worden, tengevolge van den strijd
voor het bestaan. Deze doet een keuze uit al
die eeiiigszins verschillende vormen en maakt
uit wie zal ten ondergaan, wie zal blijven voort
bestaan en de nieuwe eigenschap in sterkere
mate op zijn nakomelingen zal overbrengen.
De strijd blijft ook voor de gelukkigen
voortdurend noodig, en het gevolg is dat de
afwijking zoo sterk sprekend wordt, en de
plant of het dier zoozeer gaat verschillen
van zijn voorouders, dat er een nieuwe soort
is ontstaan.
De afwijkingen die ongunstig voor den
bezitter waren, maakten dezen den strijd
zwaarder, ze bleven achter in groei, konden
niet het noodige aandeel in licht, lucht,
drank, voedsel, dekking of warmte krijgen,
met het gevolg dat ze concurrentie met hun
bevoorrechte neven of nichten niet vol kon
den houden en te gronde gingen.
Al is er in de natuur ter nauwernood een
enkele maal iets waargenomen, dat zoo al
niet als bewijs, dan toch als illustratie zou
kunnen dienen van dezen onderstelden gang
van zaken, de hypothese klinkt op zichzelf
zoo aannemelijk, de kunstmatige teeltkeus
loopt er zoo heerlijk parallel mee, dat ze
grif ingang vond en, zooals in mijn vorig
opstel al vermeld is, in 't begin by de natuur
kundigen haast geen tegenspraak ondervond.
Dat deze onderstelde soortvorming in de
natuur door den vorschenden mensch niet
met oogen te volgen was, vond zijn gereede
en aannemelijke verklaring hierin, dat de
oorspronkelijke afwijkingen zoo klein geacht
werden, dat ze onmerkbaar moesten zijn.
Eerst door voortdurende optelling levert de
som dier kleinste eenheden een waarneembare
uitkomst.
Darwins hypothese berust derhalve op de
niet te controleeren en niet te constateeren
voortdurende veranderlijkheid der soorten;
de vóór hem als vast en onveranderlijk be
schouwde soort was dit, volgens hem, niet; de
levende soorten waren aan gestadige steeds
voortschrijdende verandering, aan fluctuatie
onderhevig. Dat deze variaties den kant der
meerdere geschikheid en volkomenheid op
gingen, dankte de soort aan het richtende
principe, den strijd voor het bestaan.
Dat inderdaad ook in de natuur teeltkeus
niet bepaald onmogelijk en soms in zijn verloop
waarneembaar is, schijnt het volgende goed
geconstateerde feit aan te toonen. Het is
vermeld in Das Zeitseirrift für
Naturwissenschaften, Stuttgart 1898; ik neem het voor
namelijk hier over omdat het ook voorkomt in
een geschrift van dr.Schoenichen: Die
Abstammungslehre im Unterrichte der Schule, dat
niets meer of minder bedoelt dan een invoe
ring van het darwinistische principe op de
Duitsche scholen; niet op de lagere.
Vóór de kust aan de noordzijde van de
Dublinbay, ligt een reeks van zandige eilan
den, die eerst op het eind van de 18e eeuw
ontstaan zijn. Daar ontdekte de natuurkundige
Lyster Jameson niet lang geleden een groot
aantal muizen, dfe zoozeer in kleur overeen
kwamen met den zandigen bodem, dat ze er
nauwlijks van te onderscheiden waren. Hij
ving er in n nacht 36 in een val; verreweg
de meeste hadden een zandkleur, eenige jonge
dieren alleen droegen een donkerder velletje.
Hier hebben we dus een enkel voorbeeld uit
de natuur, dat een gunstig gekleurde variëteit
behouden bleef. De muizen op de zandbanken
waren oorspronkelijk gewone huismuizen van
de naburige kust. Op den kalen zandbodem
werden ze een gemakkelijke prooi van dag
en nachtvogels. Het gevolg was dat de gele
deren al spoedig nadat de haviken en uilen
de dieren ontdekt hadden, sterk werden
gedund. De eenigszins lichter gekleurde mui
zen, die wat meer op den boden geleken,
hadden een voordeeltje op hun soortgenooten,
doordien ze niet zoo goed in 't oog vielen
en den dans ontsprongen; ze werden de
stamouders van een door een bijzonderheid lang
zamerhand duidelijker uitkomende soort."
De hierbijgaande schematische voorstel
ling uit Schoenichen's brochure moet dit
geval den leerlingen aan't verstand brengen.
Nu is, dunkt mij, met dit zeldzame en toch
niet zeer gelukkige voorbeeld voor oogen,
gemakkelijk duidelijk te maken, waarom juist
vele bestrijders van Darwin's hypothese
er tegenwoordig tegen gekant zijn. Denk
maar eens na.j :
Waar bleef de telende en kiezende werking
van den strijd voor 't bestaan in den eersten
tijd van de kolonisatie der eilanden door de
zwart-grauwe huismuizen. Toen deze kwamen
waren ze bijna zwart en daarna moest de varia
tie pas beginnen met voor menschenoogen
niet merkbare overgangen van zwart naar zand
geel. Waarom zouden in die periode, vóór
dat door vaak herhaalde overerving van ouder
op ouder de lichtere kleur merkbaar werd,
de roofvogels deze gespaard hebben en als
telers van lichtkleurige muizen zijn opgetre
den ? Voor hun oogen immers zoude het
minieme verschil in 't begin evenmin waar
neembaar zijn als voor de onze. Eerst toen
de variatie zoover gevorderd was, dat ze
merkbaar werd, kon in den strijd voor 't
bestaan eenig voordeel behaald worden,
eerder niet.
Daar zit al n kink in de teeltkeus-kabel.
Een tweede komt er in door hetgeen om
trent de wetten der variatie bekend is ge
worden door de onderzoekingen der laatste
jaren. Als een standvastige variëteit met de
iets lichter gekleurde huid paart met een
individu van de soort van de gewone kleur;
dan hebben de nakomelingen de huidkleur
van de oorspronkelijke soort; en er ontstaan
weer gewone muizen; uitzonderingen zijn
hoogst zeldzaam. Er bestaat bovendien geen
enkelen grond, dat de bovenbedoelde iets
lichter gekleurde muizen juist met elkaar
zouden paren. Eerst toen er reeds een dui
delijk waarneembaar afwijking en kleur aan
wezig was, kon de onbewuste selectie
door de roofvogels beginnen. Maar dan
verklaart deze niets omtrent het ontstaan
der soort. Wel heeft daarna de natuurlijke
teeltkeus (waarbij in het onderhavig geval
de roofvogels als telers optreden) de macht
om het verdwijnen van de oorspronlijke soort
te bespoedigen en aldus negatief behulpzaam
te zijn. Maar de schepping van het
lichtkleurig ras was al vooraf gegaan of althans
de stoot voor de variatie was al te voren
gegeven.
Dit is een van de ernstige bezwaren tegen
Darwins theorie : eerst reeds als ontstaan is
en al sedert lang ook, wat de teeltkeus zou
Abb. 14. Die Entstebung einer heil gefarbten Mauserasse aus einer dunkel
bare massa der tegenwoordige plant- en dier
vormen niet verklaren. Trouwens, Darwin
heeft dit nooit zoo stellig beweerd, als velen
meenen.
Er was nu een leemte in de gedachtengang
ontstaan, die de heele theorie in discrediet
gebracht kon hebben; maar het was onzen
grooten botanicus Hugo de Vries gegeven
door een andere theorie hierin te voorzien,
en Darwin de eer terug te geven, die hem
werkelijk toekomt. De Vries heeft dit gedaan,
door aan te toonen met feiten, dat een plan
tensoort onmiddellijk aan den strijd voor het
leven het materiaal kan aanbieden voor de
vorming van een nieuwe soort ; de soort zelf
? kan daarbij vooreerst
r^ onveranderd bestaan
blijven, maar geeft soms
plotseling, zonder tot
nog toe bekende
oorzaak, het aanzijn aan
een aantal duidelijk te
onderscheiden en
dadelijk standvastige nieuwe
soorten. De verschillen
zijn gering maar voor
een plantkundige
duidelijk te zien en
voldoende om vat te geven
aan den strijd voor 't
bestaan, die nu zijn werk
kan beginnen. De soort
valt uiteen in een aantal
andere, zooals De Vries
het uitdrukt; welke van
deze mutaties" zullen
blijven voortbestaan en
misschien de moeder
soort op sommige plaat
sen verdringen, hangt
van de omstandighe
den af.
Dat vele aanhangers
der oude theorie, ook
Plate, De Vries nog
niet grif bijvallen spreekt
wel van zelf.
Wie meer van het
onderwerp wil weten,
het voor en tegen ver
nemen, zonder zich in
al te veel details te
moeten doen ontstaan, zal ze in de natuur
haar werk kunnen beginnen. Ze kan doen
verdwijnen, ausmerzen wat minder geschikt,
is om onder bepaalde omstandigheden te
leven, maar niet te scheppen.
Ook prof. Plate in zijn werk : Uber die
Bedeutung des Darwinschen Selectionsprincips
und Probleme der Artbildung (Leipzig 1903)
somt dan ook dit bezwaar op onder de rubriek
B. WESENTLICHE EINWÜNDE. n. m. Kleine
verschillen kunnen geen selectie veroorzaken.
Het darwinisme verklaart niet: die Fortbildung
der noch nicht nützlichen Anfangsstadien.
Eerst als een bepaalde graad van wijziging
bereikt is, kan Darwins Strugglefor life begin
nen met zijn vernietigende werking.
Alleen voor zeldzame gevallen, dus voor
hooge uitzonderingen, zou toe te geven zijn
dat Darwin's theorie in haar vollen omvang
voor de soortvorming met de werkelijkheid
overeenkomt. Maar dan kan zij ook de ontel
verdiepen en moeilijke
studiewerken te doorworstelen, kan ik aan
raden de volgende boekjes te koopen, ze
kosten met het zooeven genoemde van Plate
te zamen nog geen zes gulden en zijn in n
of twee vrije dagen door te werken.
Ch. Darwin. Origin of Species, Final edition,
London,John Murray. Compleet 65 cent.
Hugo de Vries. Het ontstaan der soorten.
Idem. Mutationen en Mutationsperioden.
Idem. Bastardeering en Bevruchting.
Dr. Rich. von Wettstein. Der
Neo-Lamarckismus und sein Beziehungen zum
Darwinismus. Jena. Fischer, 65 cent.
Prof. C. Rabl. Uber die zuchtende
Wirkung functioneller Reize. Engelman, Leipz. 55
cent, 1904.
E. HEIMANS.
J. J. BIESING,
Munttthandet.
's-GR A.VENH AGE,
Molenstraat 65,65A en 61.
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
Panorama-Gebouw.
Amsterdam, Plantage.
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Perzische Tapijten.
Taste prijzen. Toegang vrij.
zijn smaakvol, modern, solide, de prijzen
zeer concurreerend. Afbeeldingen en
beschrijvingen met prijzen gratis en
franco.
Filiaal
AmSTERDAm
AARDEWERK
EM TEGELS
l BINNEN-.'
.'ÜHUIS
INRICHTING-TOT
MEUBELEERING
EN-VERSIERING
^DER-WONING^
120-ROKIN-120