De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 12 juni pagina 7

12 juni 1904 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1407 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een woord in 't algemeen slechts bij aan kondiging van dit boek, dienstig als korte kritische beschouwing van zijn samenstelling. Het kan in bedenking worden genomen of artikelen geschreven voor kranten en tijdschriften geëigend z\jn om tot een bundel samengevoegd en als boekwerk uitgegeven te worden. Want het is meerendeels publi cisten-arbeid met naaste strekking de belang stelling op te kloppen en het oordeel voor te lichten bij kunstuitingen en aangelegen heden, die tijdelijk nabij zijn. 't Zijn veelal besprekingen van gebeurtenissen en ver schijningen, die beurtelings op den voorgrond van het kunstterrein komen; in de actualiteit is dus de groote waarde gelegen. Ik opper deze bedenking omdat in dier voege wel opmerkingen gemaakt worden, 't Is ontegen zeggelijk dat veel van dat losse werk juist ter bestemde tijd had te verschijnen, waar het doel vooropzat bij lokale kunstbelangen de publieke meening voor te gaan. Maar gebroken uit het milieu van toestanden, kunnen die beschouwingen ook nog te ver werken zijn in de aandacht van den lezer, want bepaalde het nut van ieder' artikel afzonderlijk zich in betrekking tot de actuali teit, het gezamenlijk overzicht kan een verder strekkende waarde dragen. Juist de aaneen schakeling van uiteengelegen plaatselijkheden moet een bijzondere aantrekkelijkheid kunnen verschaffen, want het uitzicht nu onafhankelijk geopend op dien wisselgang van ver schijningen, doet gewaarworden de lijn die ze onderling verbindt. Het terugblikken naar het verledene moet vaster den grond onder ons doen voelen waarop wij in het hedene staan. En de proef baarheid erkend bij een n« meer gezette en kalme lectuur, zal waar borg zijn voor de rechtheid van overtuiging en deugdelijkheid van meening eertijds geuit. Die verleden uitingen hielden in hunne waarheid, en waarheid is nooit broos en kortstondig. Zeker, 't is mogelijk bij critisch werk, 't welk in latei tijd weer onder oogen komt, dat de daarbij verkondigde meeningen niet meer het overwichtig gezag hebben van eertijds, dat zelfs de juistheid van menig oordeel nu maar betrekkelijk gaat schijnen. Maar het zal zijne waarde houden door de overtuiging en hartevervuldheid waaruit het ontstaan is, zooals een vurige en grondige belijdenis altijd indrukwekkend blijft en haar eigene glans van waarheid heeft. Boeken als l'Art moderne van Huysmans en Ouriosités artistiques van Baudelaire zullen steeds genietbare lectuur blijven al bevatten zij niet anders dan aaneengeregen critieken meest over plaatselijke tentoon stellingen, en al zal instemming daarbij niet altijd even courant zijn. Bij Baude laire bijv. ergeren we ons er niet over dat hij de grootheid van Millet niet genoeg recht heeft doen wedervaren; we vinden het jammer en hierin ligt reeds een waardeering. Bij Huysmans' oordeel over de primitieve Duitschers Stefan Lochner, Meister Wilhelm (in zijn boek la Cathédrale) vinden we een lijnrechte tegenstelling met de beschouwingen van Veth in diens enthousiasten brief uit Keulen over die meesters. Wie heeft hier gelgk in zijn uitspraak? Er is geen mogelijkheid om zoo'n geschil te beslechten. En het hoeft ook> niet. Het einddoel van critiek is niet zoozeer de 'waarheid, (in den zin van positieve zekerheid) haar streven is doen ontgloeienin-waarheid. Een oplossing die veilig op geborgen kan worden zal ze nooit brengen. Een vrijgevochten en vastgesteld beginsel wordt straks een dogma, door de eeuwige levenshernieuwing weer van zich afgeschud; bet komt niet aan op weten, maar op geloofsbehoud; in verscherpt en inniger gewaar worden. Weten ie dood en bedriegelijk, ge waarworden levenwekkend en betrouwend in voortbestaan. Slaat hierop ook niet de grandiose brief van Paulus over de Liefde, en heeft' Goethe niet eens gezegd, dat in hoogste instantie het gevoel 't juiste oordeelt. Elk bezield woord is het naluisteren waard, gy knnt er uw eigen ontroering aan ontsteken. Het is dan jaïnmer dat Veth bij de samen stelling van dit boek geen anderen keus uit zijn werk heeft gedaan, uit den tijd ook vooral toen hjj onder pseudoniem schreef. We hadden gaarne hiet teruggevonden zoo vele verspreide artikelen uit de oude Nieuwe Gids, het Dagblad de Amsterdammer en de Groene, die successievelijk het gezag van dezen altijd strijdbaren voorvechter hebben geves tigd. Hij wel in 't bijzonder is het geweest, die de ooren heeft geopend van de hardhoorigen, de groeiende beweging in schil derkunst naar buiten heeft gebracht voor het aanzien der verblufte toeschouwers; die vele begrippen daarover heeft verhelderd, vele lankmoedigheid heeft opgepord, vele aanvallen heeft afgeslagen. Zijn polemisch talent kwam hem dikwijls zeer te stade daarbij; want zoo vele keeren en van ver schillende zijden bestookt, was zijn verweer altijd vaardig, gestyleerd in kantige vormen waarbij hij misschien wel eens al te baldadig aan zijn lust tot ridiculariseeren der tegen partij, uiting gaf; soms ook met een schijn van eigen vermaak in intellectueel e scher mutseling. Een geschikter keus uit zijn tallooze vroegere geschriften had aan dit boek zooveel meer een docuntentale waarde kunnen geven, en het was welkomer geweest wijl het de evolutie van de beweging in de moderne kunst in hare vroegere stadiums, nog eens duidelijker had doen overzien en de heugenis aan een mooien tijd w«er levend gemaakt. Intusschen zijn er in dit boek studie's, die «uivere stalen kunnen ieeten vanVeth'sbenijdbaar schrijverstalent, in zjjn vone ontwik keling; schitterendst da,xron(jer jg migschien het RubenP-artikel, nog rietiang geleden in Onze Kunpt verschenen. Het is gespierd en lenig en vloeien<* m.znïi stijl, weelderig van rinvorming,, geheel in ajmshiiting met het gegeven on<*e''werP- ^en charge over den inhoud van- ne* woo.1d Artistiek, een term zoo afgeslettn als ,^elnig andere, is van zeer kunstige san»^ * $, pittig van expressie, verrassend tt? ns v^n vernuftig gevonden beelden. . ... Stukken, wa^niVlï) zich bij verschillende aangelegenhedey!, ? Pleitbezorger voor alle belangen betrer^.^r? \rnst en schoonheid heeft betoond, zh» ^ tok opgenomen, bijv.: De ontmanteling vu' - ^^fieuwe Kerk, Stedentehenni», (voor 't beik . van de mooie Regu liersgracht), Op den Valreep (tot redding van het oude Buitengasthuis) en vooral over de Nachtwacht-verlichting, in welke kwestie zijn woord zeker wel het allerluidst en bjj herhalin'g heeft geklonken. Ik kan hier nog wel andere belangrijke artikelen aanhalen bijv. het in dieper algemeen-wijsgeerig aan gelegde stuk: Kunst en Samenleving, maar 'k zou tot nadere bespreking van dezen auteur daarbij moeten geraken. En dit was niet het doel bij de aankondiging van dit boek. Van Verwey is er verleden in 't Tweemaandelijkech Tijdschrift een studie over Veth, als auteur vooral, verschenen en ik geloof eene deugdelijk karakteriseerende. 'k Wilde alleen eenige aanmerkingen maken over de soortelijke inhoud, niet wat de kwaliteit betreft (in 't algemeen dan, want die brieven uit Varese, en vooral die uit Hamburg met zijn vrij povere humor, hadden toch wel in de kranten verdwaald kunnen blijven) maar wat in verband met tijdsom standigheden nu belangwekkender was ge weest, bijeen te garen. Wie weet in een volgenden bundel, want de voorraad is over vloedig. W. STEENHOPF. Rottertaclie Uring. Van Oosterzee. De algemeene indruk van dit werk is als ge de zaal van den kunstkring binnenkomt dat het werk van een niet sterk gedefinieerde stemming is, eentonig is. En deze indruk blijft. Er zijn hier wat ge zoudt kunnen noe men twee serië^j: gezichten uit ons land, ge zichten uit Noorwegen. Het streven in de voorstellingen uit het Noorsche bergland is gericht op een eenzaamheid en breedheid, grootheid. Deze wordt getracht te bereiken door de kleuren aan te brengen in vrij groote vlakken; door de lijnen der bergen weinig heftig van breuk of richting te zien maar ze glooienderwijze te laten verloopeh met een vloeiende golving. Het is natuurlijk zeer moeilijk voor de meesten om dan intensief te blijven. Want zoo'n groot vlak kleur moet door-en-doorvoeld zijn het bevat toch in zich de synthese van vele nuances van vele kleuren het moet met een krachtige mee ning neergezet zijn, wil het niet verwateren en wat zonder uitdrukking worden. Evenzeer met een lijn. Ook deze moet met een over tuigende hartstocht uitgeduid zijn, wil ze niet worden in plaats van levend als een strak en spannend koord, als een touw dat leeg neerhangt. Deze bezwaren zijn, zoo ze zijn ingezien, door Van Oosterzee zeker niet te boven gekomen. Het geheele werk uit Noorwegen is te zwak, het geeft u noch den droom van eenzaamheid, en breedte, grootte het geeft u niet het ontzaggelijke overweldigende, het harde lijf der bergen tastbaar voor u. Het laatste wierd niet ge zocht door den schilder, het eerste werd ver langd en niet bereikt. Het is wat leeger en een berg onder een heuvel, een vlakte sneeuw tegen een wand van rots is dit ooit leeg, nooit, nooit. * * * Ge zoudt aan deze landschappen niet zeg gen dat Van Oosterzee een leerling was van Gabriël, een tijd met hem samenwerkte te Kortenhoef, na eerst geschilderd te hebben onder Striening te Rotterdam. Iets meer is dit in een enkel zijner land schappen uit Holland. Een landschap als (No. 2) Vroege morgen te Zweelo (Drenthe) heeft ruimte wat eveneens in de berggezichten is maar dan leeger heeft fijnheid, maar de weekheid van dit temperament wordt hier weer duidelijk in den voorgrond. Dit is geen aarde meer, geen grond. Het zwakst is van alles het lithotje, een tweede proeve in deze richting. Daar is de contour der boomen zoo weeklijk behandeld dat het mij een raadsel is hoe sommigen den naam Wiggers hier bij konden noemen; deze is ouder in zijn werk, nooit vloeiend-week. Een enkel werk zooals 31, Dooiweer, is een iet van Soest-achtig maar ook niet zoo quasischerp van omtrek als het werk van dezen laatsten is. De Baggermolen dunkt mij nog 't zwaarst, Octoberzon met een blauwe lucht het sterkst, Maart te Zweelo nog het ruigst. Het gevaar voor Van Oosterzee is: een zich vermijen gaan in een innerlijke droef geestigheid, een gaan van tranenvolheid tot sentimentaliteit. Er moet een hardheid in dit werk naar voren komen wil 't niet gansche verglijen in te vage ontroeringen, en weekheid van gedachten. * * # Gegevens: H. A. van Oosterzee is in 1863 te Rotterdam geboren; in 1880 op de schil derklasse van de Academie te Rotterdam onder Striening werkend geweest en heeft eenigen tijd later met Gabriël, zooals ik u zei, .geschilderd te Kortenhoef. Jozef Israëls. Teekening, bij Goupil. Het is me laatst een dringende behoefte geweest om aan te duiden dat tegenover het gelijkmatiger schoon zijnde werk van Jacob Maris het werk van Israëls heeft hoogten en laagten, niet in geestelijk opzicht bedoeld als diepe schoonheid en hooge schoonheid maar gewoon dat het soms zeer goed is, soms haast onbeteekenend. Soms is het zeer goed. Het bezit dan een innigheid van overtuiging die vrij van sentimentaliteit 't gevaar voor Israëls gevoel-vol is. En dit is de eigen schap die deze teekening, een studieblad, zwart en wit, bezit. Het stelt voor een moeder die haar kind te drinken geeft uit haar borst. Het is waarlijk te drinken geven uit eigen lichaam. Het stelt meer voor dan een moeder uit velen, het stelt voor de Moeder. En het kind zuigt, rustig liggende neer. De moeder ziet en kijkt zoo als de vrouwen dan kijken, ze zien dan niet altijd naar het drinkende kind maar ze zien in de verte, droomender oogen zien ze, wat ? Het is soms of ze al den rouw dragen van de toekomst die over dit kind zal sijpelen of uitbarsten, die over dit kind zal gloriën of neerdrenzen. En dit is het eigenaardige en bewonderens-waarde wat deze teekening bezit. Het schijnt een studieblad te zijn, aan de onderzijde rechts is nog een gedeelte arm geteekend. PL. UIT DB NATUUR. Darwinisme. III. In de beide voorgaande opstellen over dit onderwerp heb ik trachten duidelijk te maken, dat de hoofdkwestie hierbij is, of het bij het ontstaan der rassen in de natuur net zoo toe kan gaan, als bij het kweeken door menschenhand. Zooals ieder waarschijnlijk weet, is de geniale Darwin de man geweest, die deze onderstelling uitvoerig heeft behandeld ; en Hackel vooral was het, die, wat bij velen voor het eigenlijke darwinisme gehouden wordt, in Duitschland populair heeft gemaakt. Darwin dus nam aan, dat het werk van den zelfbewusten kweeker ook in de natuur werd gedaan. Het materiaal is aanwezig. De kleine afwijkingen, de variaties die den grond vor men om op voort te bouwen, bestaan. De kweeker zelf echter wordt vervangen door een onbewust werkende kracht, die tevens richting geeft aan de wijzigingen van de soort, en die werking is volgens Darwin een noodzakelijk gevolg van een eveneens niet te ontkennen verschijnsel: de strijd voor het be staan, dien alle levende wezens te voeren hebben, voor zoover ze in de vrije natuur leven. Hij steunde op 't feit der erfelijkheid en op de onderstelling dat er voortdurend zeer kleine verschillen ontstaan ook tusschen de nakomelingen van elk ouderenpaar; deze voor ons in 't eerst onmerkbaar kleine afwij kingen, worden steeds grooter doordien ze op de volgende geslachten worden overgeërfd. Zoo zullen merkbare veranderingen onder de individuen van eenzelfde plant of diersoort geboren worden, tengevolge van den strijd voor het bestaan. Deze doet een keuze uit al die eeiiigszins verschillende vormen en maakt uit wie zal ten ondergaan, wie zal blijven voort bestaan en de nieuwe eigenschap in sterkere mate op zijn nakomelingen zal overbrengen. De strijd blijft ook voor de gelukkigen voortdurend noodig, en het gevolg is dat de afwijking zoo sterk sprekend wordt, en de plant of het dier zoozeer gaat verschillen van zijn voorouders, dat er een nieuwe soort is ontstaan. De afwijkingen die ongunstig voor den bezitter waren, maakten dezen den strijd zwaarder, ze bleven achter in groei, konden niet het noodige aandeel in licht, lucht, drank, voedsel, dekking of warmte krijgen, met het gevolg dat ze concurrentie met hun bevoorrechte neven of nichten niet vol kon den houden en te gronde gingen. Al is er in de natuur ter nauwernood een enkele maal iets waargenomen, dat zoo al niet als bewijs, dan toch als illustratie zou kunnen dienen van dezen onderstelden gang van zaken, de hypothese klinkt op zichzelf zoo aannemelijk, de kunstmatige teeltkeus loopt er zoo heerlijk parallel mee, dat ze grif ingang vond en, zooals in mijn vorig opstel al vermeld is, in 't begin by de natuur kundigen haast geen tegenspraak ondervond. Dat deze onderstelde soortvorming in de natuur door den vorschenden mensch niet met oogen te volgen was, vond zijn gereede en aannemelijke verklaring hierin, dat de oorspronkelijke afwijkingen zoo klein geacht werden, dat ze onmerkbaar moesten zijn. Eerst door voortdurende optelling levert de som dier kleinste eenheden een waarneembare uitkomst. Darwins hypothese berust derhalve op de niet te controleeren en niet te constateeren voortdurende veranderlijkheid der soorten; de vóór hem als vast en onveranderlijk be schouwde soort was dit, volgens hem, niet; de levende soorten waren aan gestadige steeds voortschrijdende verandering, aan fluctuatie onderhevig. Dat deze variaties den kant der meerdere geschikheid en volkomenheid op gingen, dankte de soort aan het richtende principe, den strijd voor het bestaan. Dat inderdaad ook in de natuur teeltkeus niet bepaald onmogelijk en soms in zijn verloop waarneembaar is, schijnt het volgende goed geconstateerde feit aan te toonen. Het is vermeld in Das Zeitseirrift für Naturwissenschaften, Stuttgart 1898; ik neem het voor namelijk hier over omdat het ook voorkomt in een geschrift van dr.Schoenichen: Die Abstammungslehre im Unterrichte der Schule, dat niets meer of minder bedoelt dan een invoe ring van het darwinistische principe op de Duitsche scholen; niet op de lagere. Vóór de kust aan de noordzijde van de Dublinbay, ligt een reeks van zandige eilan den, die eerst op het eind van de 18e eeuw ontstaan zijn. Daar ontdekte de natuurkundige Lyster Jameson niet lang geleden een groot aantal muizen, dfe zoozeer in kleur overeen kwamen met den zandigen bodem, dat ze er nauwlijks van te onderscheiden waren. Hij ving er in n nacht 36 in een val; verreweg de meeste hadden een zandkleur, eenige jonge dieren alleen droegen een donkerder velletje. Hier hebben we dus een enkel voorbeeld uit de natuur, dat een gunstig gekleurde variëteit behouden bleef. De muizen op de zandbanken waren oorspronkelijk gewone huismuizen van de naburige kust. Op den kalen zandbodem werden ze een gemakkelijke prooi van dag en nachtvogels. Het gevolg was dat de gele deren al spoedig nadat de haviken en uilen de dieren ontdekt hadden, sterk werden gedund. De eenigszins lichter gekleurde mui zen, die wat meer op den boden geleken, hadden een voordeeltje op hun soortgenooten, doordien ze niet zoo goed in 't oog vielen en den dans ontsprongen; ze werden de stamouders van een door een bijzonderheid lang zamerhand duidelijker uitkomende soort." De hierbijgaande schematische voorstel ling uit Schoenichen's brochure moet dit geval den leerlingen aan't verstand brengen. Nu is, dunkt mij, met dit zeldzame en toch niet zeer gelukkige voorbeeld voor oogen, gemakkelijk duidelijk te maken, waarom juist vele bestrijders van Darwin's hypothese er tegenwoordig tegen gekant zijn. Denk maar eens na.j : Waar bleef de telende en kiezende werking van den strijd voor 't bestaan in den eersten tijd van de kolonisatie der eilanden door de zwart-grauwe huismuizen. Toen deze kwamen waren ze bijna zwart en daarna moest de varia tie pas beginnen met voor menschenoogen niet merkbare overgangen van zwart naar zand geel. Waarom zouden in die periode, vóór dat door vaak herhaalde overerving van ouder op ouder de lichtere kleur merkbaar werd, de roofvogels deze gespaard hebben en als telers van lichtkleurige muizen zijn opgetre den ? Voor hun oogen immers zoude het minieme verschil in 't begin evenmin waar neembaar zijn als voor de onze. Eerst toen de variatie zoover gevorderd was, dat ze merkbaar werd, kon in den strijd voor 't bestaan eenig voordeel behaald worden, eerder niet. Daar zit al n kink in de teeltkeus-kabel. Een tweede komt er in door hetgeen om trent de wetten der variatie bekend is ge worden door de onderzoekingen der laatste jaren. Als een standvastige variëteit met de iets lichter gekleurde huid paart met een individu van de soort van de gewone kleur; dan hebben de nakomelingen de huidkleur van de oorspronkelijke soort; en er ontstaan weer gewone muizen; uitzonderingen zijn hoogst zeldzaam. Er bestaat bovendien geen enkelen grond, dat de bovenbedoelde iets lichter gekleurde muizen juist met elkaar zouden paren. Eerst toen er reeds een dui delijk waarneembaar afwijking en kleur aan wezig was, kon de onbewuste selectie door de roofvogels beginnen. Maar dan verklaart deze niets omtrent het ontstaan der soort. Wel heeft daarna de natuurlijke teeltkeus (waarbij in het onderhavig geval de roofvogels als telers optreden) de macht om het verdwijnen van de oorspronlijke soort te bespoedigen en aldus negatief behulpzaam te zijn. Maar de schepping van het lichtkleurig ras was al vooraf gegaan of althans de stoot voor de variatie was al te voren gegeven. Dit is een van de ernstige bezwaren tegen Darwins theorie : eerst reeds als ontstaan is en al sedert lang ook, wat de teeltkeus zou Abb. 14. Die Entstebung einer heil gefarbten Mauserasse aus einer dunkel bare massa der tegenwoordige plant- en dier vormen niet verklaren. Trouwens, Darwin heeft dit nooit zoo stellig beweerd, als velen meenen. Er was nu een leemte in de gedachtengang ontstaan, die de heele theorie in discrediet gebracht kon hebben; maar het was onzen grooten botanicus Hugo de Vries gegeven door een andere theorie hierin te voorzien, en Darwin de eer terug te geven, die hem werkelijk toekomt. De Vries heeft dit gedaan, door aan te toonen met feiten, dat een plan tensoort onmiddellijk aan den strijd voor het leven het materiaal kan aanbieden voor de vorming van een nieuwe soort ; de soort zelf ? kan daarbij vooreerst r^ onveranderd bestaan blijven, maar geeft soms plotseling, zonder tot nog toe bekende oorzaak, het aanzijn aan een aantal duidelijk te onderscheiden en dadelijk standvastige nieuwe soorten. De verschillen zijn gering maar voor een plantkundige duidelijk te zien en voldoende om vat te geven aan den strijd voor 't bestaan, die nu zijn werk kan beginnen. De soort valt uiteen in een aantal andere, zooals De Vries het uitdrukt; welke van deze mutaties" zullen blijven voortbestaan en misschien de moeder soort op sommige plaat sen verdringen, hangt van de omstandighe den af. Dat vele aanhangers der oude theorie, ook Plate, De Vries nog niet grif bijvallen spreekt wel van zelf. Wie meer van het onderwerp wil weten, het voor en tegen ver nemen, zonder zich in al te veel details te moeten doen ontstaan, zal ze in de natuur haar werk kunnen beginnen. Ze kan doen verdwijnen, ausmerzen wat minder geschikt, is om onder bepaalde omstandigheden te leven, maar niet te scheppen. Ook prof. Plate in zijn werk : Uber die Bedeutung des Darwinschen Selectionsprincips und Probleme der Artbildung (Leipzig 1903) somt dan ook dit bezwaar op onder de rubriek B. WESENTLICHE EINWÜNDE. n. m. Kleine verschillen kunnen geen selectie veroorzaken. Het darwinisme verklaart niet: die Fortbildung der noch nicht nützlichen Anfangsstadien. Eerst als een bepaalde graad van wijziging bereikt is, kan Darwins Strugglefor life begin nen met zijn vernietigende werking. Alleen voor zeldzame gevallen, dus voor hooge uitzonderingen, zou toe te geven zijn dat Darwin's theorie in haar vollen omvang voor de soortvorming met de werkelijkheid overeenkomt. Maar dan kan zij ook de ontel verdiepen en moeilijke studiewerken te doorworstelen, kan ik aan raden de volgende boekjes te koopen, ze kosten met het zooeven genoemde van Plate te zamen nog geen zes gulden en zijn in n of twee vrije dagen door te werken. Ch. Darwin. Origin of Species, Final edition, London,John Murray. Compleet 65 cent. Hugo de Vries. Het ontstaan der soorten. Idem. Mutationen en Mutationsperioden. Idem. Bastardeering en Bevruchting. Dr. Rich. von Wettstein. Der Neo-Lamarckismus und sein Beziehungen zum Darwinismus. Jena. Fischer, 65 cent. Prof. C. Rabl. Uber die zuchtende Wirkung functioneller Reize. Engelman, Leipz. 55 cent, 1904. E. HEIMANS. J. J. BIESING, Munttthandet. 's-GR A.VENH AGE, Molenstraat 65,65A en 61. Moderne Schilderijen, Aquarellen en Gravures. Panorama-Gebouw. Amsterdam, Plantage. Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil derijen, Perzische Tapijten. Taste prijzen. Toegang vrij. zijn smaakvol, modern, solide, de prijzen zeer concurreerend. Afbeeldingen en beschrijvingen met prijzen gratis en franco. Filiaal AmSTERDAm AARDEWERK EM TEGELS l BINNEN-.' .'ÜHUIS INRICHTING-TOT MEUBELEERING EN-VERSIERING ^DER-WONING^ 120-ROKIN-120

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl