Historisch Archief 1877-1940
B*, 1408
DE AMSTERDAMMER
. 19Ü4.
WEEK
NEDEKLAFD
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS YAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni IS81 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.63
Voer Indiëper jaar B mail 10.
AhonderUjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Mt Uad ii TwkrqgbMr Kiosk 10 Boulevard dei C»puciues tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag )9 Juni.
Advertentiën van l?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de finn»
&UDOLF MOSSE te Keulen en duor alle filialen dezer firma. De prijstper regel U 35 Pfennig.
INHOUD
VAN VEBBB EN VAN NABIJ: Hnwel«ksverbod
voor ambtenaressen. De schoolarts en de ziekten
van het schoolkind, door J. A. v d. Wjjk, beoord.
door H. Deelman. Twee kleine boekjes over
gronte jongens door dr.J F. Niermeijer. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN : Arbeidsduur van volwas
sen mannen in Nederland, door 8. KUNST EN
LETTEREN: Van den wal in de sloot, door W.
Steenhoff De Boyal Academy", door 8.
Schilderkunst, (Ingoz) door B. Albach. Ver
loren l*arad(J8, door Alfred Tepe, beoordeeld door
K.'*^iH Suchtelen. Kunstbeschermin^ in België,
door D. Coster. FEUILLETON: Stille avonden,
UI, (slol).door Styn Streuvels. VOOR DAMES:
Het internationale vrouwencongres in Berlijn, (met
portretten), door C. Allerlei, door Caprice.
TT^E NATUUR: door E. Heimans. PRAATJES
OVÉfe BOUWKUNST, III, (slot), door A. W.
Weissman. TNANCIEELE EN OECONOMISCHE
KRONIEK door D. Stigter. SCHETSJES: De
bracelet - JJAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL.
PEN- jarigfOTLOODKRASSEN. ADVER
TENTIËN.
Huwelijksverbod voor
ambtenaressen.
Het Centrum heeft een poging gedaan
zijn lezers te overtuigen van een onbe
redeneerdheid onzerzijds, in strijd met
onze scherpzinnigheid.
Gelijk men zich herinneren zal, hebben
wij het Koninklijk Besluit, waarbij een
huwelijksverbod de ambtenaressen bij
telegraaf en posterijen treft, lichtvaardig,
ja lichtzinnig genoemd, wijl het de Vrije
liefde bevordert; en evenzoo het veroor
deeld, dat onderwijzeressen het moeder
schap werd ontzegd; daar dit o. i. in
de praktijk tot de toepassing van het
Nieuw-Malthusianisme moest leiden.
Een week later hadden wij het ge
noegen een adres van mr. Regout te
mogen vermelden, waarin deze zich ver
zette tegen een verbod van huwelijk en
van moederschap voor fabrieksarbeidsters
? op geheel denzelfden grond:
omdat een meisje werkzaam is in de fabriek
wordt zij niet ontslagen alleen op grond dat zij
in het huwlijk treedt. Deze bepaling werd
noodzakelijk geacht, omdat door eene be
dreiging met ontslag wegens het aangaan
van een huwelijk, vele echtverbintenissen
zouden worden uitgesteld, of zouden achter
wege blijven in talrijke gevallen, waarin eene
zoodanige veikeering bestaat, dat verlenging
of bestendiging daarvan zeer ongewenscht is;"
een gehuwde vrouw werkzaam in de fa
briek wordt niet onslagen omdat zij moeder
is geworden of omdat het aantal kinderen
toeneemt. Bedreiging met ontslag wegens de
geboorte van een kind of de verdere toename
van het gezin, werd door een ijverig voor
stander van den Neo-Malthusiaanschen Bond
voor een veel beter propaganda-middel voor
het streven van dien Bond gehouden, dan
alle mogelijke reclamemiddelen op dat gebied."
De heer Regout staat daarbij op dit
standpunt: dat de eigenlijke plaats der
vrouw in haren huiselijken kring is, en
het in de meeste gevallen een ware ramp
mag genoemd worden, wanneer de vrouw
buiten-huis arbeid verricht.
Hoezeer daarvan overtuigd, kan men
op de aardewerk-fabrieken te Maastricht
eenige honderden getrouwde arbeidsters
vinden. En als wij ons uu tegen
over Pop, de Marez?0> ens of Kuyper,
die zeker op hetzelfde standpunt
staan als mr, Regout op dien
Haastrichtschen fabrikant beroepen, dan zegt
Het Centrum: maar de Redactie van
het weekblad )e Amsterdammer ziet
er toch 1) geen bezwaar in dezen zelf
den heer Regout als pleitbezorger van
haar opvatting en haar kritiek op het
Koninklijk Besluit aan te voeren."
Van dat TOCH begrijpen'wij waarlijk niets.
En dat te minder, nu wij, evenzeer als
de heer Regout meenen, dat de eigenlijke
plaats van de vrouw is in haar gezin te
huis; en dat het zeer dikwijls een ware ramp
moet heeten, zoo de gehuwde vrouw, en
vooral de moeder, verplicht is met arbeid
buitenshuis haar brood te verdienen; al
moge hierbij dan ook op tal van omstan
digheden te letten zijn, daar het voor
beeld van menige moeder, die haar uiterste
best doet, door eigen arbeid buitenshuis
haar gezin het allernoodigste te ver
schaffen, dikwijls van veel meer op
voedende kracht is, ook voor den man, dan
dat van zoo menige moeder steeds aan
de deur of in huis.
De arbeids-inspectrice, mej. Nuysink,
die in N.-Brabant 228 en in Limburg
435 gevallen onderzocht heeft, waarbij
respectievelijk 184 en 348 moeders werden
1) Wij cursiveeren.
geteld, gaf een aantal oorzaken aan, die
tot zulken fabrieksarbeid nopen, o.a.:
Ongeregelde verdiensten van den man;
te geringe verdiensten; geen kinderen te
verzorgen ; ziekte in het gezin ;
kinderverzorging door familie; man niet bekwaam in
zijn vak; weduwe; verlaten door den man
of gescheiden ; nian lichamelijk of geestelijk
ongeschikt; man dronkaard ; schuldenlast;
zorg voor familieleden; grootte van het gezin
en daardoor te weinig verdiensten."
In den regel dus is voor deze vrouwen
de fabrieksarbeid noodig, omdat zij geen
behoorlijk bestaan hebben. Zoodra het
loon van den man maar eenigszins boven
6 a 7 gld. stijgt, neemt onmiddellijk de
fabrieksarbeid der vrouwen sterk af. Een
broodkwestie alzoo.
Dit wat de fabrieksvrouw betreft. En
hoe staat het nu bij de kleine burgerij,
bij de ambtenaren en in velerlei takken
van handel en bedrijf geëmploieerden,
zonder eenig fortuin ? Hoe vele honderden,
of duizenden zijn daaronder, gezegend met
twee, drie of vier dochters ? Het meerendeel
dezer meisjes moet een vak leeren; zich
bekwamen voor een betrekking; zoo komt
een zeker deel van haar bij het onderwijs,
bij telegraaf- en posterijen enz. terecht;
veelal minder omdat ze deze ambten of
betrekkingen zoo genoeglijk zouden vin
den, maar gedwongen mede de kost te
verdienen voor zichzelf en familieleden ;
of wel om te zorgen voor een toekomst,
waarin zonder die zorg haar allerlei ont
bering, menigmaal de bitterste ellende,
wacht.
Dat vele meisjes ? van verschillenden
stand genoodzaakt zijn, buitenshuis, be
taalden arbeid te verrichten, staat vast;
hoe kan het nu volgens het Centrum
wezen, dat Regout gelijk heeft, als hij
dezen, voor zoover ze van hem afhan
kelijk zijn, uit zedelijkheids overwegingen
het huwelijk niet verbiedt, en dat Pop.
de Marez Oyens of Kuyper te prijzen
zijn, waar zij de van hen afhankelijken
wél het huwelijk ontzeggen en dus op
zedelijksoverwegingen geen acht slaan?
Wij begrijpen er niets van!
Of is het," vraagt het Centrum, aan de
Amsterdammer, inderdaad een gewenschte
toestand, dat de gehuwde vrouw een groot
deel van den dag, en meermalen ook van den
nacht, aan hare huishouding onttrokken zij ?
Kan het huiselijk leven op die wijze tot zijn
recht komen en aan man en kinderen de
zorg worden verzekerd, waarop zij aanspraak
hebben?"
Een gewenschte toestand, antwoorden
wij, neen, het is een vloek van de tegen
woordige maatschappij; alleen dient hier
aan te worden toegevoegd, dat deze vloek
althans nog zachter is, dan die andere:
een vrouw te verplichten van het huwelijk
af te zien tenzij met een betrekkelijk
goed gesalarieerde of gefortuneerde of
zoo zij huwt met een man, die te veel
verdient om te sterven en te weinig om
te leven, haar het recht te ontnemen, door
bijverdienste te winnen, althans een dra
gelijk huwelijks-leven mogelijk te maken;
m. a. w. het huwelijk in vele gevallen
buiten haar bereik te stellen, met de
Vrije Liefde tot troost.
Dat gevoelt Regout voor zijn
fabriekarbeidsters, en dat zouden wij niet mogen
gevoelen voor haar, die, wat haar stand
betreft, iets hooger staan, maar dikwijls
meer nog lijden V
Neen, de »We/y£A«Ws-quaestie, die door
het Koninklijk Besluit van een huwe
lijksverbod voor post- en
telegraaf-ambtenaressen wordt geraakt, is niet weg te
redeneeren.
Neemt inen jonge vrouwen eens in
dienst, hetzij in de fabriek, hetzij in
staats- of gemeentedienst, dan onder
mijnt inen de zedelijkheid door haar al
leen om huwelijk of moederschap weg
te zenden. Noemt het Centrum dit
principlenreiterei, wij meenen, dat het zede
lijk beginsel te hoog behoort te staan, om
niet in zijn eenvoudigste consequenties,
door een katholiek blad te worden aan
vaard. De Staat mist het recht door mid
delen, die, gelijk de heer Regout het heeft
erkend, de onzedelijkheid bevorderen, te
trachten het huiselijk leven tot meer waardij
te brengen.
Heeft de heer Regout zich vergist ten
opzichte der werking van een huwelijks
verbod ; of heeft de liefde minder vat op
ambtenaressen dan op fabriekarbeidsters,
welke laatste in den regel veelmeer op
christelijk standpunt staan" dan de
cerstgenoemden ?
We wachten geduldig eenig nader
antwoord ten deze af. Zoolang dat uit
blijft is het ons onmogelijk onze opvat
ting en redeneering, welke in 't minst
niet in strijd verkeeren met wat Mevr.
v. d. Mandele in ons blad schreef', voor
zonderling" te houden.
De schoolarts f n te ziekten Tan liet schoollM,
door J. A. v. n. WIJK, arts te Arnhem.
Deze brochure geeft een zaakrijk en helder
betoog ten gunste van het aanstellen van
schoolartsen. De inhoud kan onze wei
felende gemeentebesturen overtuigen, dat
een groot volksbelang in Nederland nog
steeds verwaarloosd wordt en hoe achterlijk
wij nog zijn, waar het de zorg voor de
hygiëne van het schoolkind geldt.
Zwitserland, zegt de heer v. d. Wy'k, staat
aan de spits, wat betreft het instituut der
schoolartsen. In de meeste groote plaatsen
bestaat het sinds lang. In Genève bijv. worden
scholen en scholieren tweemaal 's jaars aan
een inspectie onderworpen, die aan twaalf
artsen is opgedragen. Zij moeten hun aandacht
wijden aan alles wat betreft de hygiëne van
het oog, het oor en de stern, aan de pauseering
gedurende de lesuren, het leerplan, de
schoolsluiting bij groote hitte, aan huiswerk,
privaatlessen, vrijstellingen van het onderwijs
en speciaal ook aan de leermiddelen. In
Duitschland,Zweden,Noorwegen, Denemarken,
België, Frankrijk, ,Oostenrijk-Hongaiije en
Amerika is er in bijna alle gro jte gemeenten
een geregeld medisch toezicht op de scholen.
In laatstgenoemd land neemt men als regel
aan, dat aan n schoolarts ongeveer 1000
kinderen toevertrouwd kunnen worden, zoodat
New-York meer dan 300 schoolartsen telt,
die dagelijks op school komen om de kinderen
te onderzoeken, voor wie naar de meening
van den onderwijzer een onderzoek noodig is.
Zelfs in Rusland, Chili, Argentina, Egypte
en Engeland vindt men schoolartsen. En
Japan, het wakkere Japan, kan ook in deze
zaak menig land van Europa ten voorbeeld
strekken. Sinds 1898 is het geneeskundig
toezicht op de scholen wettelijk geregeld.
Alle gemeenten boven 5000 zielen zy'n ver
plicht schoolartsen aan te stellen, wier
instructie nauwkeurig omschreven is. Neder
land komt dus wel heel erg achteraan.
Overtuigend toont de schrijver aan, dat de
gezondheid onzer kinderen in de scholen
door onze staatswetten onvoldoende wordt
beschermd. De wet tot beveiliging bij het
verblijven in fabrieken en werkplaatsen (Vei
ligheidswet) en de wet tot het tegengaan van
overmatigen en gevas*j-pken arbeid van jeug
dige personen en van vrouwen (Arbeidswet)
verleenen dezen industrie-arbeiders en arbeid
sters betere bescherming dan de kinderen
genieten in de scholen. Ten behoeve van hen
zijn er ambtenaren uitsluitend om te waken
over de goode naleving der op de gezondheid
en veiligheid betrekking hebbende voorschrif
ten (inspecteurs, opzichters van den arbeid).
De controle met 't zelfde doel ten behoeve
van schoolkinderen is veel minder scherp.
Men zou het tegengestelde verwachten, daar
kinderen verplicht zijn ter school te gaan,
terwijl 't bezoeken van fabriek of werkplaats
een vrijwillige daad is. De gezondheid van
het schoolkind wordt eenigszins beschermd
door de Algemeeno regelen omtrent den
bouw en de inrichting van schoollokalen",
opgenomen onder de bijlagen van de wet op
het lagi-r onderwijs, maar niet voldoende.
Genoemde verordening bepaalt bijvoorbeeld,
dat de verlichting in de schooüokalen vol
doende moet zijn. Maar wat is nu voldoende?
Evengoed als de veiligheidswet voorschrijft,
hoe sterk de verlichting in fabrieken en werk
plaatsen moet zijn, uitgedrukt in normaal
kaarsen, zoo moest ook voor scholen een
minimum van verlichting zij n vastgesteld. De
quaestie van privaten, waterplaatsen en ven
tilatie is door de veiligheidswet veel beter
geregeld en de daarin gestelde eischen zijn
veel scherper geformuleeid, dan dit voorde
scholen is geschied. Een verplichting om bij
elke school een goede speelplaats beschik
baar te stellen bestaat niet. In andere landen
(Frankrijk, Engeland, Amerika) bestaan hier
voor bepalingen. De wet op de besmettelijke
ziekten bevat geen bepalingen, waardoor aan
kinderen, lijdende aan besmettelijke oogziek
ten (trachoom), favus cap. en trichophitie,
den toegang tot de school kan worden ontzegd.
Onze staat heeft dus wel wettelijke, doch
in vele gevallen onvoldoende voorschriften
gegeven, wat betreft de hygiënische toestan
den in de school. Een goed medisch Uezicht,
zooals in andere landen bestaat, ontbreekt
geheel. Toch is het van het grootste behing,
dat er op don gezondheidstoestand der kin
deren in de school behoorlijk wordt gelet.
In de school ontstaat dikwijls bijziendbeid
door gebrek aan licht of doordat er te veel van
het oog wordt gevergd en
ruggegraatsverkromining, door een verkeerde houding bij
het onderwijs. Talrijke infectieuse ziekten
kunnen zich door de school verbreiden, niet
alleen die, welke in de wet op de besmette
lijke ziekten genoemd zijn doch bovendien
kinkhoest, mazelen en vele uitslag- en oog
ziekten. Wordt er niet tegen overlading ge
waakt, dan kan het onderwijs tot verschil
lende bedenkelijke stoornissen in de gezond
heid aanleiding geven. Waarlijk het lichame
lijk welzijn onzer kinderen is op school
dikwijls in gevaar.
Om in dit alles verbetering te brengen
acht de heer V. d. Wijk een regeling van
rijkswege de beste.'t Geldt hier een nationaal
belang en de behartiging er van mag dus
niet aan lokale opvattingen, die maar al te
dikwijls uitsluitend door finantieele overwe
gingen worden beheerscht, worden overge
laten. Van staatswege moeten hygiënische
voorschriften omtrent bouw en inrichting
van scholen zoo volledig mogelijk en nauw
keurig omschreven gegeven worden. Verder
diende het rijk allen leerlingen lijdende aan
eenige besmettelijke ziekte den toegang tot
de school te ontzeggen, tenzij door het nemen
van bepaalde voorzorgsmaatregelen het
gevaar voor besmetting der andere leerlingen
wordt weggenomen. De huidige toestand,
waarbij aan de gemeentebesturen is overge
laten te beslissen of sommige ziekten, b. v.
favus, trachoom,- kinkhoest, mazelen etc.
gevaar voor de andere leerlingen opleveren
of niet, is niet te verdedigen. Of die ziekten
zijn gevaarlijk en dan dienen de er aan lijdende
kinderen overal van de school geweerd, of
zij zijn ongevaarlijk en dan mogen zij nergens
buitengesloten worden.
Zullen de vast te stellen wettelijke
bepaingen geen doode letter worden, dan moet
er toezicht uitgeoefend worden op de goede
handhaving er van. Dit dient te geschieden
door ambtenaren, die zich uitsluitend aan
dat toezicht wijden, de schoolartsen. Zij
moeten er op uit zijn ziekten zoo mogelijk
te voorkomen of zoo spoedig mogelijk te
constateeren, opdat door het nemen van
gepaste maatregelen het gevaar voor verbrei
ding zoo snel mogelijk onderduikt worde.
De behandeling der ziekten moet natuurlijk
aan den huismedicus overgelaten worden.
De schoolarts moet waken, dat er in de
school niet gezondigd wordt tegen de wetten
der hygiëne en dient gehoord te worden bij
de samenstelling van het leerplan en bij het
bouwen en verbouwen van scholen. Bij de
toelating tot de school moet hij elk kind
aan een geneeskundig onderzoek onderwer
pen, welk onderzoek op geregelde tijden
dient te worden herhaald. Blijkt het, dat
voor eeft kind geneeskundige behandeling
noodig is, dan moet hiervan kennis worden
gegeven aan de ouders. Hij moet speciaal
letten op oog- en oorziekten, opdat bij de
plaatsing der kinderen in de klasse daarmee
rekening gehouden kan worden. Alle beslis
singen over verwijdering en weder toelating
van leerlingen uithoofde van infectieuse of
contagieuse ziekten, dienen door hem geno
men te worden, 't Spreekt vanzelf, dat hij
geregeld de school moet bezoeken. De onder
wijzer dient met hem samen te werken en
hem opmerkzaam te maken op de leerlingen,
aan wie hij in 't bijzonder zijn aandacht
moet wijden.
Ziehier lezer in hoofdlijnen, hoe de heer
v. d. Wijk zich de inrichting van een goed
medisch toezicht op onze scholen voorstelt.
Wilt ge er meer van weten, lees dan de
geheele brochure en ge zult van de nood
zakelijkheid van dat toezicht overtuigd wor
den. Zij t g\j )id van 't bestuur van staat of
gemeente, misschien wilt gij dan een handje
meehelpen om ook in Nederland dat toezicht
zoo spoedig mogelijk te verwezenlijken.
II. DEELMAN.
Twee urine totljes wer groote jcnps.
Groenloopen. Een ernstig woord aan
ouders en voogden van aanstaande
studenten, door een HOOOT.EEKAAR. Am
sterdam?Pretoria, Boekhandel, voor
heen Höveker en Wormser, 40 et.
Wat onze ouders wel eens mogen weten,
door een VOLWASSEN JOXC.EX. Amster
dam, Schellens en Giltay, 4.ïet.
I.
Eindelijk is het boekje verschenen, dat al
veel jaren vroeger had kunnen en moeten
komen; eindelijk heeft een der professoren,
klaarblijkelijk uit Leiden, gedaan wat aan
hun was om te doen: ouders en voogden
ingelicht hoe het tegenwoord'i/ bij het
groenloopen toegaat. Tegenwoordig, d. w. z. iu
sommige opzichten minder erg dan vroeger,
in andere nog erger. De vingers hebben mij
gymnasium-leeraar dikwijls gejeukt als ik
openhartigen onder mijn oud-leerlingen de
verhalen hoorde doen die hier gedrukt staan.
Dan, men moet den toestand door en door
kennen en volledig gedocumenteerd zijn om
te mogen meepraten. Dit nu is deze aan
valler. Hij weet er alles van. Hij ziet de
trouwens matig groote, en ook op andere
wijze wel te bereiken voordeelen van den
groentijd niet voorbij, maar weet dat het in
dien tijd gestichte kwaad z >o ontzettend veel
grooter is, dat niets mag terughouden van
den eisch: afschaffing van den groentijd. Gij
kunt het daar alles lezen; de gevallen van
gevaarlijke mishandeling en verwonding; hoe
ze in den doofpot worden gestopt; iu hoe
hooge mate straffeloosheid heerscht voor
ernstige vergrijpen; hoe onze jeugd hier dus
al begint er toe mee te werken dat het recht
niet zijn loop hebbe. Want dit is een van de
treurigste kanten der heele historie: de manier
waarop door studenten over den groentijd
blijkt gejokt te zijn. Wie herinnert zich niet
den inval van pas ontgroenden op de Leidsche
meisjes-burgerschool ? Bij hoog en laag hebben
toen studenten in de kranten bezworen, op
hun eere woord verzekerd, dat daarbij r iets
anders gebeurd was dan wat balddadigheid.
In deze brochure leest men; ook toen is,
om in den lande geen schandaal te wekken
endelieveakademiejeugd, en vooral de meisjes
en hun farniliën te sparen, de zaak als
onbeteekenend voorgesteld, als een bagatel behan
deld, en ten slotte in den doofpot gewron
gen. Men zag trouwens ook hier wel in, dat
aanklacht tot niets zou leiden, waar ziften
van individuëele handelingen uit een chaos
van balddadigheden onbegonnen werk moest
zijn. De moeders dier meisjes hebben dus het
gebeurde maar verkropt, de vaders in stille
woede de vuisten gebald; maar ik verklaar
u: daar is toen heel wat meer gebeurd dan
meisjes zoenen."
Is er ook niet wat oneerlijks in de toe
spraken ter inanguratie, waarbij de voorzitters
der studentencorpsen in do laatste jaren een
tirade over den groentijd onmisbaar schijnen
te achten. Ik moet aannemen dat ze meenen
wat ze daar zeggen, al plegen ze erg du ke
woorden te gebruiken. Maar zelf zullen ze
toch wel zeer goed weten dat hun bestraf
fingen door de hoorders niet voor ernst wor
den opgenomen! Kulkoek" zeggen die, en
hoe kan het anders, waar telken jare.ds
verzekering weerkeert: nog altyd zijn er
eenigen in ons midden, die den groentijd
misbruiken, oni ten bate van eigen laag ge
noegen. .. enz., in plaats van de jeugdige
nieuwe vrienden op te voeden, en bij te
dragen tot hun karaktervorming'' enz. enz,
O die opvoeding en karaktervorming door
den groentijd! Er wordt hier een boekje van
opengedaan, voor wie 't nog niet wisten.
Ook uit den mond der bedoelde voorzitters
hooren we 't: zij hebben u vuil gesproken
over wat u het heiligst was in uw leven,
zei die van Delft in 1903; en zagen niet
dat zij u terneer geslagen hadden, gebroken
is uw hoogste overtuiging. ED toen lieten
zij u gaan, zonder u op te heffen uit uwe
verslagen stemming. Welnu, gij hebt nu zelf
ondervonden, hoe vulgariteit kan zijn de
doodslag van uw beter denken. Begint dan
met u er uit op te heffen, en u te stellen
boven hen die het u aandeden. Dan kan,
wanneer wij een jaar verder zijn, een schoone
toekomst gloren; want dan leg ik in uwe
handen den plicht te strijden tegen deze
droeve uitingen van laaggezonkenen. Begaat
niet de misdaad aan anderen, waar gij zelf
eens het slachtoffer van werd."
Flinke woorden, en waarvan men de uit
werking zou willen afwachten, als de
gestriemden zeldzame uitzonderingen waren onder
de ontgroeners. Maar dat zijn ze niet, en
althans, ze geven maar al te dikwijls den
toon aan. Ze beheerschen voor een groot
deel den geest van den groentijd, al jaren en
jaren lang. Jeugdig optimisme, te meenen
dat dit in n jaar beteren zou! Gevaarlijk
optimisme tegenover een periode, waarin de
jongens *) elkaar meenen te moeten
ontbolsleren" door alle sexueele loestanden en
wantoestanden te behandelen. Zooals de
praeses van Groningen, mede ter laatste
inauguratie, zei: de abnormaal groole voor
liefde waarmede dikwijls de conversatie met
groenen gebracht wordt op sexueel gebied,
plaatst voor mij altijd een groot vraagteeken
achter de steeds als axioma aangenomen
meerderheid van den donderaar boven den
groen."
Het vertroebelen der fantasie is voor geeii
menschenslag fnuikender dan voor jonge
studeerenden. Wie in het drukke leven zijn
werkkring heeft, loopt veel minder gevaar
in die richting dan wie alleen op zijn
studievertrek de beginselen moet leeren van het
vak zijner studie; beginselen die niet altijd
amusant kunnen wezen. Welnu, de groentijd
is de tijd waarin de jeugdige geesten systema
tisch attent worden gemaakt op een gebied,
waarheen hunne gedachten vermakelijk
kunnen afdwalen als de wetenschap min
aanlokkelijk is. Zenuw-, studie- en
levenbedervend werkt de groentijd in dut opzicht
niet het min*t.
De hoogleeraar roept ten slotte de ouders
op; zij hebben zich te vereenigen tot den
eisch : afschaffing van den groentijd. Gij
beheerscht, zegt hij, de positie volkomen,
mits gij eendrachtig samenwerkt. Gij hebt
het tevens in de hand om de academische
jeugd een dienst te bewijzen zooals haar geen
grooteren bewezen worden kan; dien van
haar het materiail te onthouden, waarop
zij zich jaarlijks oefent is alles wat voor haar
onedel, zedebedervend, ploertig in de hoogste
mate is. En gij moeders, bazelt mij niet
meer over vrouwerechten, zoolang nog moe
derrechten, die veel hooger staan, tegen
hoogeschool-jongensbalddadigheid te ver
dedigen zijn/'
Moge het helpen. In ieder geval zijn de
ouders, dunkt mij, wel verplicht van dit
geschrift kennis te nemen en onderling te
overleggen wat hun te doen staat. Een weinig
jammer is het dat de schrijver zijn naam niet
genoemd heeft. Het zal nu moeilijk zijn,
contact te krijgen. Wie neemt de leiding ?
Een weinig jammer ook ? ik heb het al
in gesprekken bespeurd dat dit boekje
verschenen is bij een firma die veel theologi
sche lectuur van streng-kerkelijke richting
uitgeeft. Sommigen zullen daarom een aanval
van kerkelijke zijde op ons hooger onderwijs
meenen waar te nemen en wanneer zou
men daarvan minder willen weten dan
nu! Hier sta dan de indruk van een
onkerkelijk mensch: dat van dergelijke
strekking niets blijkt, maar de diepe indruk
gewekt wordt hoe hier een eerlijk,
hoogst-ernstig man .aan 't woord is, die alleen ter
wille van 't groot belang der zaak zelve de
pen genomen heeft.
(Wordt rervolgd).
R. J. F. NlERMEIJER.
*) Het woord is niet al te oneerbiedig tegen
over studenten, omdat het ontgroenen vooral
in de handen der eerste- en tweede-jaars is.
intimiinmtmk'.iimmimtnnimiiiiniiiinimiiiiniiiiMHnillilllii
Sociale,
minntiiiiiitmiiiiiimiiMi
ArMdstaTan yolwassen mannen inNederland
Behalve voor de bakkersgezellen, wier
noodkreten van de laatste 12 a 15 jaren
over den demoralise<jrenden nachtarbeid
eindelijk het gevolg hebben gehad dat eerst
minister Lely, en thans minister Kuyper,
in eene herziening van de Arbeidswet een
beperking, resp. een verbod van den
nacht