De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 19 juni pagina 1

19 juni 1904 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B*, 1408 DE AMSTERDAMMER . 19Ü4. WEEK NEDEKLAFD Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS YAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni IS81 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.63 Voer Indiëper jaar B mail 10. AhonderUjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Mt Uad ii TwkrqgbMr Kiosk 10 Boulevard dei C»puciues tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag )9 Juni. Advertentiën van l?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de finn» &UDOLF MOSSE te Keulen en duor alle filialen dezer firma. De prijstper regel U 35 Pfennig. INHOUD VAN VEBBB EN VAN NABIJ: Hnwel«ksverbod voor ambtenaressen. De schoolarts en de ziekten van het schoolkind, door J. A. v d. Wjjk, beoord. door H. Deelman. Twee kleine boekjes over gronte jongens door dr.J F. Niermeijer. SOCIALE AANGELEGENHEDEN : Arbeidsduur van volwas sen mannen in Nederland, door 8. KUNST EN LETTEREN: Van den wal in de sloot, door W. Steenhoff De Boyal Academy", door 8. Schilderkunst, (Ingoz) door B. Albach. Ver loren l*arad(J8, door Alfred Tepe, beoordeeld door K.'*^iH Suchtelen. Kunstbeschermin^ in België, door D. Coster. FEUILLETON: Stille avonden, UI, (slol).door Styn Streuvels. VOOR DAMES: Het internationale vrouwencongres in Berlijn, (met portretten), door C. Allerlei, door Caprice. TT^E NATUUR: door E. Heimans. PRAATJES OVÉfe BOUWKUNST, III, (slot), door A. W. Weissman. TNANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK door D. Stigter. SCHETSJES: De bracelet - JJAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. PEN- jarigfOTLOODKRASSEN. ADVER TENTIËN. Huwelijksverbod voor ambtenaressen. Het Centrum heeft een poging gedaan zijn lezers te overtuigen van een onbe redeneerdheid onzerzijds, in strijd met onze scherpzinnigheid. Gelijk men zich herinneren zal, hebben wij het Koninklijk Besluit, waarbij een huwelijksverbod de ambtenaressen bij telegraaf en posterijen treft, lichtvaardig, ja lichtzinnig genoemd, wijl het de Vrije liefde bevordert; en evenzoo het veroor deeld, dat onderwijzeressen het moeder schap werd ontzegd; daar dit o. i. in de praktijk tot de toepassing van het Nieuw-Malthusianisme moest leiden. Een week later hadden wij het ge noegen een adres van mr. Regout te mogen vermelden, waarin deze zich ver zette tegen een verbod van huwelijk en van moederschap voor fabrieksarbeidsters ? op geheel denzelfden grond: omdat een meisje werkzaam is in de fabriek wordt zij niet ontslagen alleen op grond dat zij in het huwlijk treedt. Deze bepaling werd noodzakelijk geacht, omdat door eene be dreiging met ontslag wegens het aangaan van een huwelijk, vele echtverbintenissen zouden worden uitgesteld, of zouden achter wege blijven in talrijke gevallen, waarin eene zoodanige veikeering bestaat, dat verlenging of bestendiging daarvan zeer ongewenscht is;" een gehuwde vrouw werkzaam in de fa briek wordt niet onslagen omdat zij moeder is geworden of omdat het aantal kinderen toeneemt. Bedreiging met ontslag wegens de geboorte van een kind of de verdere toename van het gezin, werd door een ijverig voor stander van den Neo-Malthusiaanschen Bond voor een veel beter propaganda-middel voor het streven van dien Bond gehouden, dan alle mogelijke reclamemiddelen op dat gebied." De heer Regout staat daarbij op dit standpunt: dat de eigenlijke plaats der vrouw in haren huiselijken kring is, en het in de meeste gevallen een ware ramp mag genoemd worden, wanneer de vrouw buiten-huis arbeid verricht. Hoezeer daarvan overtuigd, kan men op de aardewerk-fabrieken te Maastricht eenige honderden getrouwde arbeidsters vinden. En als wij ons uu tegen over Pop, de Marez?0> ens of Kuyper, die zeker op hetzelfde standpunt staan als mr, Regout op dien Haastrichtschen fabrikant beroepen, dan zegt Het Centrum: maar de Redactie van het weekblad )e Amsterdammer ziet er toch 1) geen bezwaar in dezen zelf den heer Regout als pleitbezorger van haar opvatting en haar kritiek op het Koninklijk Besluit aan te voeren." Van dat TOCH begrijpen'wij waarlijk niets. En dat te minder, nu wij, evenzeer als de heer Regout meenen, dat de eigenlijke plaats van de vrouw is in haar gezin te huis; en dat het zeer dikwijls een ware ramp moet heeten, zoo de gehuwde vrouw, en vooral de moeder, verplicht is met arbeid buitenshuis haar brood te verdienen; al moge hierbij dan ook op tal van omstan digheden te letten zijn, daar het voor beeld van menige moeder, die haar uiterste best doet, door eigen arbeid buitenshuis haar gezin het allernoodigste te ver schaffen, dikwijls van veel meer op voedende kracht is, ook voor den man, dan dat van zoo menige moeder steeds aan de deur of in huis. De arbeids-inspectrice, mej. Nuysink, die in N.-Brabant 228 en in Limburg 435 gevallen onderzocht heeft, waarbij respectievelijk 184 en 348 moeders werden 1) Wij cursiveeren. geteld, gaf een aantal oorzaken aan, die tot zulken fabrieksarbeid nopen, o.a.: Ongeregelde verdiensten van den man; te geringe verdiensten; geen kinderen te verzorgen ; ziekte in het gezin ; kinderverzorging door familie; man niet bekwaam in zijn vak; weduwe; verlaten door den man of gescheiden ; nian lichamelijk of geestelijk ongeschikt; man dronkaard ; schuldenlast; zorg voor familieleden; grootte van het gezin en daardoor te weinig verdiensten." In den regel dus is voor deze vrouwen de fabrieksarbeid noodig, omdat zij geen behoorlijk bestaan hebben. Zoodra het loon van den man maar eenigszins boven 6 a 7 gld. stijgt, neemt onmiddellijk de fabrieksarbeid der vrouwen sterk af. Een broodkwestie alzoo. Dit wat de fabrieksvrouw betreft. En hoe staat het nu bij de kleine burgerij, bij de ambtenaren en in velerlei takken van handel en bedrijf geëmploieerden, zonder eenig fortuin ? Hoe vele honderden, of duizenden zijn daaronder, gezegend met twee, drie of vier dochters ? Het meerendeel dezer meisjes moet een vak leeren; zich bekwamen voor een betrekking; zoo komt een zeker deel van haar bij het onderwijs, bij telegraaf- en posterijen enz. terecht; veelal minder omdat ze deze ambten of betrekkingen zoo genoeglijk zouden vin den, maar gedwongen mede de kost te verdienen voor zichzelf en familieleden ; of wel om te zorgen voor een toekomst, waarin zonder die zorg haar allerlei ont bering, menigmaal de bitterste ellende, wacht. Dat vele meisjes ? van verschillenden stand genoodzaakt zijn, buitenshuis, be taalden arbeid te verrichten, staat vast; hoe kan het nu volgens het Centrum wezen, dat Regout gelijk heeft, als hij dezen, voor zoover ze van hem afhan kelijk zijn, uit zedelijkheids overwegingen het huwelijk niet verbiedt, en dat Pop. de Marez Oyens of Kuyper te prijzen zijn, waar zij de van hen afhankelijken wél het huwelijk ontzeggen en dus op zedelijksoverwegingen geen acht slaan? Wij begrijpen er niets van! Of is het," vraagt het Centrum, aan de Amsterdammer, inderdaad een gewenschte toestand, dat de gehuwde vrouw een groot deel van den dag, en meermalen ook van den nacht, aan hare huishouding onttrokken zij ? Kan het huiselijk leven op die wijze tot zijn recht komen en aan man en kinderen de zorg worden verzekerd, waarop zij aanspraak hebben?" Een gewenschte toestand, antwoorden wij, neen, het is een vloek van de tegen woordige maatschappij; alleen dient hier aan te worden toegevoegd, dat deze vloek althans nog zachter is, dan die andere: een vrouw te verplichten van het huwelijk af te zien tenzij met een betrekkelijk goed gesalarieerde of gefortuneerde of zoo zij huwt met een man, die te veel verdient om te sterven en te weinig om te leven, haar het recht te ontnemen, door bijverdienste te winnen, althans een dra gelijk huwelijks-leven mogelijk te maken; m. a. w. het huwelijk in vele gevallen buiten haar bereik te stellen, met de Vrije Liefde tot troost. Dat gevoelt Regout voor zijn fabriekarbeidsters, en dat zouden wij niet mogen gevoelen voor haar, die, wat haar stand betreft, iets hooger staan, maar dikwijls meer nog lijden V Neen, de »We/y£A«Ws-quaestie, die door het Koninklijk Besluit van een huwe lijksverbod voor post- en telegraaf-ambtenaressen wordt geraakt, is niet weg te redeneeren. Neemt inen jonge vrouwen eens in dienst, hetzij in de fabriek, hetzij in staats- of gemeentedienst, dan onder mijnt inen de zedelijkheid door haar al leen om huwelijk of moederschap weg te zenden. Noemt het Centrum dit principlenreiterei, wij meenen, dat het zede lijk beginsel te hoog behoort te staan, om niet in zijn eenvoudigste consequenties, door een katholiek blad te worden aan vaard. De Staat mist het recht door mid delen, die, gelijk de heer Regout het heeft erkend, de onzedelijkheid bevorderen, te trachten het huiselijk leven tot meer waardij te brengen. Heeft de heer Regout zich vergist ten opzichte der werking van een huwelijks verbod ; of heeft de liefde minder vat op ambtenaressen dan op fabriekarbeidsters, welke laatste in den regel veelmeer op christelijk standpunt staan" dan de cerstgenoemden ? We wachten geduldig eenig nader antwoord ten deze af. Zoolang dat uit blijft is het ons onmogelijk onze opvat ting en redeneering, welke in 't minst niet in strijd verkeeren met wat Mevr. v. d. Mandele in ons blad schreef', voor zonderling" te houden. De schoolarts f n te ziekten Tan liet schoollM, door J. A. v. n. WIJK, arts te Arnhem. Deze brochure geeft een zaakrijk en helder betoog ten gunste van het aanstellen van schoolartsen. De inhoud kan onze wei felende gemeentebesturen overtuigen, dat een groot volksbelang in Nederland nog steeds verwaarloosd wordt en hoe achterlijk wij nog zijn, waar het de zorg voor de hygiëne van het schoolkind geldt. Zwitserland, zegt de heer v. d. Wy'k, staat aan de spits, wat betreft het instituut der schoolartsen. In de meeste groote plaatsen bestaat het sinds lang. In Genève bijv. worden scholen en scholieren tweemaal 's jaars aan een inspectie onderworpen, die aan twaalf artsen is opgedragen. Zij moeten hun aandacht wijden aan alles wat betreft de hygiëne van het oog, het oor en de stern, aan de pauseering gedurende de lesuren, het leerplan, de schoolsluiting bij groote hitte, aan huiswerk, privaatlessen, vrijstellingen van het onderwijs en speciaal ook aan de leermiddelen. In Duitschland,Zweden,Noorwegen, Denemarken, België, Frankrijk, ,Oostenrijk-Hongaiije en Amerika is er in bijna alle gro jte gemeenten een geregeld medisch toezicht op de scholen. In laatstgenoemd land neemt men als regel aan, dat aan n schoolarts ongeveer 1000 kinderen toevertrouwd kunnen worden, zoodat New-York meer dan 300 schoolartsen telt, die dagelijks op school komen om de kinderen te onderzoeken, voor wie naar de meening van den onderwijzer een onderzoek noodig is. Zelfs in Rusland, Chili, Argentina, Egypte en Engeland vindt men schoolartsen. En Japan, het wakkere Japan, kan ook in deze zaak menig land van Europa ten voorbeeld strekken. Sinds 1898 is het geneeskundig toezicht op de scholen wettelijk geregeld. Alle gemeenten boven 5000 zielen zy'n ver plicht schoolartsen aan te stellen, wier instructie nauwkeurig omschreven is. Neder land komt dus wel heel erg achteraan. Overtuigend toont de schrijver aan, dat de gezondheid onzer kinderen in de scholen door onze staatswetten onvoldoende wordt beschermd. De wet tot beveiliging bij het verblijven in fabrieken en werkplaatsen (Vei ligheidswet) en de wet tot het tegengaan van overmatigen en gevas*j-pken arbeid van jeug dige personen en van vrouwen (Arbeidswet) verleenen dezen industrie-arbeiders en arbeid sters betere bescherming dan de kinderen genieten in de scholen. Ten behoeve van hen zijn er ambtenaren uitsluitend om te waken over de goode naleving der op de gezondheid en veiligheid betrekking hebbende voorschrif ten (inspecteurs, opzichters van den arbeid). De controle met 't zelfde doel ten behoeve van schoolkinderen is veel minder scherp. Men zou het tegengestelde verwachten, daar kinderen verplicht zijn ter school te gaan, terwijl 't bezoeken van fabriek of werkplaats een vrijwillige daad is. De gezondheid van het schoolkind wordt eenigszins beschermd door de Algemeeno regelen omtrent den bouw en de inrichting van schoollokalen", opgenomen onder de bijlagen van de wet op het lagi-r onderwijs, maar niet voldoende. Genoemde verordening bepaalt bijvoorbeeld, dat de verlichting in de schooüokalen vol doende moet zijn. Maar wat is nu voldoende? Evengoed als de veiligheidswet voorschrijft, hoe sterk de verlichting in fabrieken en werk plaatsen moet zijn, uitgedrukt in normaal kaarsen, zoo moest ook voor scholen een minimum van verlichting zij n vastgesteld. De quaestie van privaten, waterplaatsen en ven tilatie is door de veiligheidswet veel beter geregeld en de daarin gestelde eischen zijn veel scherper geformuleeid, dan dit voorde scholen is geschied. Een verplichting om bij elke school een goede speelplaats beschik baar te stellen bestaat niet. In andere landen (Frankrijk, Engeland, Amerika) bestaan hier voor bepalingen. De wet op de besmettelijke ziekten bevat geen bepalingen, waardoor aan kinderen, lijdende aan besmettelijke oogziek ten (trachoom), favus cap. en trichophitie, den toegang tot de school kan worden ontzegd. Onze staat heeft dus wel wettelijke, doch in vele gevallen onvoldoende voorschriften gegeven, wat betreft de hygiënische toestan den in de school. Een goed medisch Uezicht, zooals in andere landen bestaat, ontbreekt geheel. Toch is het van het grootste behing, dat er op don gezondheidstoestand der kin deren in de school behoorlijk wordt gelet. In de school ontstaat dikwijls bijziendbeid door gebrek aan licht of doordat er te veel van het oog wordt gevergd en ruggegraatsverkromining, door een verkeerde houding bij het onderwijs. Talrijke infectieuse ziekten kunnen zich door de school verbreiden, niet alleen die, welke in de wet op de besmette lijke ziekten genoemd zijn doch bovendien kinkhoest, mazelen en vele uitslag- en oog ziekten. Wordt er niet tegen overlading ge waakt, dan kan het onderwijs tot verschil lende bedenkelijke stoornissen in de gezond heid aanleiding geven. Waarlijk het lichame lijk welzijn onzer kinderen is op school dikwijls in gevaar. Om in dit alles verbetering te brengen acht de heer V. d. Wijk een regeling van rijkswege de beste.'t Geldt hier een nationaal belang en de behartiging er van mag dus niet aan lokale opvattingen, die maar al te dikwijls uitsluitend door finantieele overwe gingen worden beheerscht, worden overge laten. Van staatswege moeten hygiënische voorschriften omtrent bouw en inrichting van scholen zoo volledig mogelijk en nauw keurig omschreven gegeven worden. Verder diende het rijk allen leerlingen lijdende aan eenige besmettelijke ziekte den toegang tot de school te ontzeggen, tenzij door het nemen van bepaalde voorzorgsmaatregelen het gevaar voor besmetting der andere leerlingen wordt weggenomen. De huidige toestand, waarbij aan de gemeentebesturen is overge laten te beslissen of sommige ziekten, b. v. favus, trachoom,- kinkhoest, mazelen etc. gevaar voor de andere leerlingen opleveren of niet, is niet te verdedigen. Of die ziekten zijn gevaarlijk en dan dienen de er aan lijdende kinderen overal van de school geweerd, of zij zijn ongevaarlijk en dan mogen zij nergens buitengesloten worden. Zullen de vast te stellen wettelijke bepaingen geen doode letter worden, dan moet er toezicht uitgeoefend worden op de goede handhaving er van. Dit dient te geschieden door ambtenaren, die zich uitsluitend aan dat toezicht wijden, de schoolartsen. Zij moeten er op uit zijn ziekten zoo mogelijk te voorkomen of zoo spoedig mogelijk te constateeren, opdat door het nemen van gepaste maatregelen het gevaar voor verbrei ding zoo snel mogelijk onderduikt worde. De behandeling der ziekten moet natuurlijk aan den huismedicus overgelaten worden. De schoolarts moet waken, dat er in de school niet gezondigd wordt tegen de wetten der hygiëne en dient gehoord te worden bij de samenstelling van het leerplan en bij het bouwen en verbouwen van scholen. Bij de toelating tot de school moet hij elk kind aan een geneeskundig onderzoek onderwer pen, welk onderzoek op geregelde tijden dient te worden herhaald. Blijkt het, dat voor eeft kind geneeskundige behandeling noodig is, dan moet hiervan kennis worden gegeven aan de ouders. Hij moet speciaal letten op oog- en oorziekten, opdat bij de plaatsing der kinderen in de klasse daarmee rekening gehouden kan worden. Alle beslis singen over verwijdering en weder toelating van leerlingen uithoofde van infectieuse of contagieuse ziekten, dienen door hem geno men te worden, 't Spreekt vanzelf, dat hij geregeld de school moet bezoeken. De onder wijzer dient met hem samen te werken en hem opmerkzaam te maken op de leerlingen, aan wie hij in 't bijzonder zijn aandacht moet wijden. Ziehier lezer in hoofdlijnen, hoe de heer v. d. Wijk zich de inrichting van een goed medisch toezicht op onze scholen voorstelt. Wilt ge er meer van weten, lees dan de geheele brochure en ge zult van de nood zakelijkheid van dat toezicht overtuigd wor den. Zij t g\j )id van 't bestuur van staat of gemeente, misschien wilt gij dan een handje meehelpen om ook in Nederland dat toezicht zoo spoedig mogelijk te verwezenlijken. II. DEELMAN. Twee urine totljes wer groote jcnps. Groenloopen. Een ernstig woord aan ouders en voogden van aanstaande studenten, door een HOOOT.EEKAAR. Am sterdam?Pretoria, Boekhandel, voor heen Höveker en Wormser, 40 et. Wat onze ouders wel eens mogen weten, door een VOLWASSEN JOXC.EX. Amster dam, Schellens en Giltay, 4.ïet. I. Eindelijk is het boekje verschenen, dat al veel jaren vroeger had kunnen en moeten komen; eindelijk heeft een der professoren, klaarblijkelijk uit Leiden, gedaan wat aan hun was om te doen: ouders en voogden ingelicht hoe het tegenwoord'i/ bij het groenloopen toegaat. Tegenwoordig, d. w. z. iu sommige opzichten minder erg dan vroeger, in andere nog erger. De vingers hebben mij gymnasium-leeraar dikwijls gejeukt als ik openhartigen onder mijn oud-leerlingen de verhalen hoorde doen die hier gedrukt staan. Dan, men moet den toestand door en door kennen en volledig gedocumenteerd zijn om te mogen meepraten. Dit nu is deze aan valler. Hij weet er alles van. Hij ziet de trouwens matig groote, en ook op andere wijze wel te bereiken voordeelen van den groentijd niet voorbij, maar weet dat het in dien tijd gestichte kwaad z >o ontzettend veel grooter is, dat niets mag terughouden van den eisch: afschaffing van den groentijd. Gij kunt het daar alles lezen; de gevallen van gevaarlijke mishandeling en verwonding; hoe ze in den doofpot worden gestopt; iu hoe hooge mate straffeloosheid heerscht voor ernstige vergrijpen; hoe onze jeugd hier dus al begint er toe mee te werken dat het recht niet zijn loop hebbe. Want dit is een van de treurigste kanten der heele historie: de manier waarop door studenten over den groentijd blijkt gejokt te zijn. Wie herinnert zich niet den inval van pas ontgroenden op de Leidsche meisjes-burgerschool ? Bij hoog en laag hebben toen studenten in de kranten bezworen, op hun eere woord verzekerd, dat daarbij r iets anders gebeurd was dan wat balddadigheid. In deze brochure leest men; ook toen is, om in den lande geen schandaal te wekken endelieveakademiejeugd, en vooral de meisjes en hun farniliën te sparen, de zaak als onbeteekenend voorgesteld, als een bagatel behan deld, en ten slotte in den doofpot gewron gen. Men zag trouwens ook hier wel in, dat aanklacht tot niets zou leiden, waar ziften van individuëele handelingen uit een chaos van balddadigheden onbegonnen werk moest zijn. De moeders dier meisjes hebben dus het gebeurde maar verkropt, de vaders in stille woede de vuisten gebald; maar ik verklaar u: daar is toen heel wat meer gebeurd dan meisjes zoenen." Is er ook niet wat oneerlijks in de toe spraken ter inanguratie, waarbij de voorzitters der studentencorpsen in do laatste jaren een tirade over den groentijd onmisbaar schijnen te achten. Ik moet aannemen dat ze meenen wat ze daar zeggen, al plegen ze erg du ke woorden te gebruiken. Maar zelf zullen ze toch wel zeer goed weten dat hun bestraf fingen door de hoorders niet voor ernst wor den opgenomen! Kulkoek" zeggen die, en hoe kan het anders, waar telken jare.ds verzekering weerkeert: nog altyd zijn er eenigen in ons midden, die den groentijd misbruiken, oni ten bate van eigen laag ge noegen. .. enz., in plaats van de jeugdige nieuwe vrienden op te voeden, en bij te dragen tot hun karaktervorming'' enz. enz, O die opvoeding en karaktervorming door den groentijd! Er wordt hier een boekje van opengedaan, voor wie 't nog niet wisten. Ook uit den mond der bedoelde voorzitters hooren we 't: zij hebben u vuil gesproken over wat u het heiligst was in uw leven, zei die van Delft in 1903; en zagen niet dat zij u terneer geslagen hadden, gebroken is uw hoogste overtuiging. ED toen lieten zij u gaan, zonder u op te heffen uit uwe verslagen stemming. Welnu, gij hebt nu zelf ondervonden, hoe vulgariteit kan zijn de doodslag van uw beter denken. Begint dan met u er uit op te heffen, en u te stellen boven hen die het u aandeden. Dan kan, wanneer wij een jaar verder zijn, een schoone toekomst gloren; want dan leg ik in uwe handen den plicht te strijden tegen deze droeve uitingen van laaggezonkenen. Begaat niet de misdaad aan anderen, waar gij zelf eens het slachtoffer van werd." Flinke woorden, en waarvan men de uit werking zou willen afwachten, als de gestriemden zeldzame uitzonderingen waren onder de ontgroeners. Maar dat zijn ze niet, en althans, ze geven maar al te dikwijls den toon aan. Ze beheerschen voor een groot deel den geest van den groentijd, al jaren en jaren lang. Jeugdig optimisme, te meenen dat dit in n jaar beteren zou! Gevaarlijk optimisme tegenover een periode, waarin de jongens *) elkaar meenen te moeten ontbolsleren" door alle sexueele loestanden en wantoestanden te behandelen. Zooals de praeses van Groningen, mede ter laatste inauguratie, zei: de abnormaal groole voor liefde waarmede dikwijls de conversatie met groenen gebracht wordt op sexueel gebied, plaatst voor mij altijd een groot vraagteeken achter de steeds als axioma aangenomen meerderheid van den donderaar boven den groen." Het vertroebelen der fantasie is voor geeii menschenslag fnuikender dan voor jonge studeerenden. Wie in het drukke leven zijn werkkring heeft, loopt veel minder gevaar in die richting dan wie alleen op zijn studievertrek de beginselen moet leeren van het vak zijner studie; beginselen die niet altijd amusant kunnen wezen. Welnu, de groentijd is de tijd waarin de jeugdige geesten systema tisch attent worden gemaakt op een gebied, waarheen hunne gedachten vermakelijk kunnen afdwalen als de wetenschap min aanlokkelijk is. Zenuw-, studie- en levenbedervend werkt de groentijd in dut opzicht niet het min*t. De hoogleeraar roept ten slotte de ouders op; zij hebben zich te vereenigen tot den eisch : afschaffing van den groentijd. Gij beheerscht, zegt hij, de positie volkomen, mits gij eendrachtig samenwerkt. Gij hebt het tevens in de hand om de academische jeugd een dienst te bewijzen zooals haar geen grooteren bewezen worden kan; dien van haar het materiail te onthouden, waarop zij zich jaarlijks oefent is alles wat voor haar onedel, zedebedervend, ploertig in de hoogste mate is. En gij moeders, bazelt mij niet meer over vrouwerechten, zoolang nog moe derrechten, die veel hooger staan, tegen hoogeschool-jongensbalddadigheid te ver dedigen zijn/' Moge het helpen. In ieder geval zijn de ouders, dunkt mij, wel verplicht van dit geschrift kennis te nemen en onderling te overleggen wat hun te doen staat. Een weinig jammer is het dat de schrijver zijn naam niet genoemd heeft. Het zal nu moeilijk zijn, contact te krijgen. Wie neemt de leiding ? Een weinig jammer ook ? ik heb het al in gesprekken bespeurd dat dit boekje verschenen is bij een firma die veel theologi sche lectuur van streng-kerkelijke richting uitgeeft. Sommigen zullen daarom een aanval van kerkelijke zijde op ons hooger onderwijs meenen waar te nemen en wanneer zou men daarvan minder willen weten dan nu! Hier sta dan de indruk van een onkerkelijk mensch: dat van dergelijke strekking niets blijkt, maar de diepe indruk gewekt wordt hoe hier een eerlijk, hoogst-ernstig man .aan 't woord is, die alleen ter wille van 't groot belang der zaak zelve de pen genomen heeft. (Wordt rervolgd). R. J. F. NlERMEIJER. *) Het woord is niet al te oneerbiedig tegen over studenten, omdat het ontgroenen vooral in de handen der eerste- en tweede-jaars is. intimiinmtmk'.iimmimtnnimiiiiniiiinimiiiiniiiiMHnillilllii Sociale, minntiiiiiitmiiiiiimiiMi ArMdstaTan yolwassen mannen inNederland Behalve voor de bakkersgezellen, wier noodkreten van de laatste 12 a 15 jaren over den demoralise<jrenden nachtarbeid eindelijk het gevolg hebben gehad dat eerst minister Lely, en thans minister Kuyper, in eene herziening van de Arbeidswet een beperking, resp. een verbod van den nacht

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl