Historisch Archief 1877-1940
l
DÉAMSTERDAMMER WEEEBLAD YOOR NEDERLAND.
No. 1408
biezenzeej|met plassen 'en eilandjes, geel van
bloeiende lisschen; een breede vrij drooge
grasweg loopt er omheen en langs de boorden
van dien weg glimt overal het water tusschen
de galigaanhalmen door; heele poelen staan
er vol met de groote wit met roode
bloemtrossen van een van onze mooiste
moerasplanten, de waterklaver, waarvan de
bloemblaadjes dicht bezet zijn met lange krullenden,
omhooggerichte, zijdeachtige franjedraden, en
stormwind; we waren met ons tweeën en
liepen vlak naast elkaar, maar 't was onmo
gelijk ons voor elkaar verstaanbaar te maken.
Daar hadden wellicht de meeste van on&e
Amsterdamsche wintergasten hun
zomerverbljjf.
De meeuwen hadden het sein gegeven en
kwamen ook het eerst tot rust. Als groote
witte bloemen bedekten ze al spoedig de
heuvels in 't rond en hielden uitkijk naar de
Jonge lepelaars op 't nest. (Foto naar de natuur door Steenhuizen, Pracparateur in Artis).
waarvan het groen op een reusachtig klaver
blad lijkt; en overal gluurt tusschen wit en
groen door het bloedroodeofbruinroodeoog
van de waterbeziebloemen, die er later als
droge purperen aardbeien uitzien.
Dat is wat het oog van den plantenvriend
bekoort, maar het oor krijgt andere kost.
Nauwelijks waren w\j uit de duinen in de
vlakte afgedaald of een sneeuwjacht verhief
zich uit het groen. Heusch ik overdrijf niet,
als ik zeg, dat de duizenden en duizenden
kapmeeuwen, die plotseling opvlogen, een ge
luid maakten zoo sterk als een hevig loeiende
rustverstoorders ; maar nu stegen hier en daar
en overal allerlei moerasvogels op, vlogen
over ons heen met angstig gillen, fluiten en
roepen, zoodat opnieuw hooren en zien ver
ging. Zooveel wnlpen, grutto's, tureluurs,
kievieten, witte en zwarte vischdiefjes had ik
nog nooit bij elkaar of door elkaar, over me
heen zien vliegen. Het was overstelpend dat
gedwarrel, dat vleugelgezwiep en geduikel.
Wat hadden de dieren het druk met ons
af te leiden van de schuilplekjes van hun
jongen; toen wij een jonge grutto opnamen,
was het een roerend geval, den ouden vogel te
zien hinken en strompelen om ons naar hem
toe te lokken; we gunden hem de
satisfactie,legden het mooie jonge diertje neer en liepen hem
na tot hy schaterend van pret om onze
onnoozelheid opvloog, een eind verder het spelletje
op nieuw ging spelen en in een grooten boog
weer naar zijn jongen terug vloog.
Tusschen al dat mooie bruin en grijs en
rood van vleugels en borst en hals, vlogen
groote schitterwitte vogels even op ; net ooie
vaars, maar met breede lepelvormige zwarte
bekken. Ze keken even uit de hoogte naar al
dat rumoer en lieten zich spoedig weer kalm
neerghjden bij hun jongen, die wij later van
de duintoppen af konden zien zitten.
Deze lepelaars nestelen nergens meer in
ons land dan in 't Naardermeer en hier aan
't Zwanewater; waar er stellig nog een zestig
paren van deze zeldzame dieren broeden, in
de lage biezen dicht aan 't blanke water.
Toen dachten wij het gehad te hebben en
wilden over 't duin naar 't strand terug;
maar daar boven verrastte ons een uitzicht
dat mü't volste recht geeft nog eens weer
te zeggen, dat dit plekje zonder weerga is in
ons vaderland en nog ver daar buiten.
Midden tusschen de duinen ligt een tweede
meer; even groot als dat in het vogelmoeras,
naar schatting een half uur gaans in omtrek
maar zoo mooi omzoomd met groene heuvels
vol duinrozen en bloeiende hei, en zoo schil
derachtig beland met inhammen en bochten
en baaien en kreken, hier en daar met
eilandjes of ondiepten waarboven het groene
waas van bies ot riet schemerde, dat wij een
oogenblik, de hoogte der omringende bergen
vergetend, het meer van Zürich in gedachten
kregen. Een bergmeer in ons vaderland en
heel mooi ook!
Maar wie er heen zou willen gaan om 't te
zien, moet ik teleurstellen; het is daar overal
in den omtrek streng verboden wandeling;
en het toezicht is goed, dat hebben wij
ondervonden; wie het stilletjes van de zee
uit tracht te besluipen, wordt ongetwijfeld
dadelijk verraden door de groote wulpen,
die luid aan de wachters vertellen, dat er
vreemd volk by 't water is.
EN TEGEL
FABRIEK
MOLLAND
i4AAMLVEIttC£V-TE
JTRBCHT
Praatjes over Bouwkunst.
III. (Slot).
Toen er nog geen spiegelruiten in de
winkelpuien waren, werd er van de uit
stalling veel minder werk gemaakt, dan
later. De slijters stalden in het geheel
niet uit; voor hun ramen zag men alleen
de helder geschuurde maten staan. Soms
ook werd wel een model van een
destilleerketel voor of achter de ramen geplaatst,
gelijk men er in de Pijlsteeg nog een
zien kan.
De Oud-Hollandsche degelijkheid was
af keerig van al wat naar reclame zweemde.
Men hield zich er van overtuigd, dat
goede wijn geen krans behoefde. Daarom
werd de bouwkunst ook niet te hulp^ ge
roepen, om mede te werken tot het vestigen
De tabaksverkoopers legden een paar
gouwenaars en wat tabak in hun kast,
doch hun mooie snuifpotten lieten zij op
hun winkelplanken staan. Pas wie koopen
kwam kon zich aan het gezicht dezer
fraaie voortbrengselen van Oud-Delftsche
plateelbakkerskunst vergasten.
In lateren tijd, toen de sigaren meer
in den smaak kwamen, toonden de tabaks
verkoopers hun kunst, door de
sigarenkisten in torens of spiralen opgestapeld,
voor hun glazen te zetten. Van sommige
dezer bouwwerken scheen het onbegrij
pelijk, hoe ze in evenwicht konden blijven.
Het leek wel, of voor de
sigarenwinkeliers de wetten der zwaartekracht niet
meer bestonden. De booze wereld zei
echter, dat de kistjes vastgespijkerd waren.
Een soortgelijke bouwkunst beoefenden
Bakkerswinkel met ouderwetsche, rond uitgebouwde winkelkast in de Spuistraat.
van aandacht op de zaak. Lei ook, naar
de volksuitspraak wilde, de bakker soms
het beste brood voor zijn glazen, dit was
een zeer onschuldige wijze om klanten te
lokken, vergeleken bij de middelen, die
daartoe thans worden aangewend.
Toen men bij ons aan reclame nog niet
dacht, waren de Engelsche winkeliers
daar reeds tamelijk ver in. In 1849 schreef
John Ruskin in zijn Zeven lampen der
Bouwkunst" een hevige philippica tegen
het gebruiken der architectuur als reclame
middel. Het heeft niet gebaat; integen
deel, de winkeliers in Engeland trachten
nog veel meer dan vroeger door opzichtig
febouwde en ingerichte winkels elkander
en loef af te steken.
In het begin der negentiende eeuw
ziet men de Amsterdamsche winkeliers
voor het eerst met uitstallingen beginnen.
Die waren evenwel naar de tegenwoor
dige begrippen al uiterst bescheiden.
ook de kruidenier; zij n materialen waren
echter pakjes Zeeuwsche chocolaad of
Zaansche stijfsel.
De handelaars in manufacturen zijn
het eerst begonnen met het moderniseeren
hunner winkels. Sinkel had het voorbeeld
gegeven, andere firma's volgden. Een
van de indertijd het meest bewonderde
manufactuurwinkels was die op den hoek
van den Dam en de Kalverstraat, waar
nu de Groote Club is. De bouwmeester,
die hier het ontwerp gemaakt had, moet
een Romanticus gemeest zijn. Ten minste,
hij had zich van gothische vormen (of
wat hij er voor hield) bediend; dat hij
zijn teekening grootendeels in gegoten
ijzer deed uitvoeren is wel een aan
duiding, dat de gothiek niet van de beste
soort kan zijn geweest.
De uitstallingen, die men omstreeks
1870 in de meest moderne
manufactuurwinkels zag, verschilden nog al wat van
hetgeen er tegenwoordig te aanschouwen
valt. Gemaakte artikelen werden haast
niet verkocht, doch alleen stoffen, die in
rollen, of op sierlijke wijs geplooid voor
het venster lagen.
Vooral de manufacturiers hebhen, na
1870, hun winkels telkens weer laten
verbouwen. Soms echter zijn ook andere
handelaars als pioniers opgetreden. Zoo
is de winkel van Hajenius op den Dam
een van de eerste der in modernen trant ge
bouwde sigarenmagazijnen geweest. Hier
heeft de ontwerper een gevel te Weenen
gevolgd ; misschien verklaart dit, waarom
het kapitale gebouw op den Dam niet
zoo goed in zijn omgeving past als wel
gewen'scht zou zijn. Ongeveer in den
zelfden tijd ontstond de in kostbare
steensoorten uitgebouwde winkelpui van
Buffa in de Kalverstraat.
Toen eenmaal het verbouwen der win
kels in de hoofdstraten begonnen was,
ging het onophoudelijk voort. Het zou
onmogelijk zijn, in een artikel als dit,
ook maar de voornaamste typen op te
sommen. Tusschen 1870 en 1885 be
paalde men zich meest tot het vernieuwen
der pui, die dan aan de einden een paar
hardsteenen pilasters kreeg, met gegoten
ijzeren kolonnetten naast de deur. Van
de consoles boven de pilasters,
waartusschen het opschrift gevat was, placht
men veel werk te maken. Reeds toen
wilden de winkeliers zooveel mogelijk
spiegelglas in hun pui hebben, daar zij
daarachter veel konden uitstallen en zoo
klanten lokken. Dit verlangen naar veel
glas beneden heeft ten gevolge gehad,
dat het voor de architecten een onmo
gelijkheid werd, met de eischen, die de
esthetica stelde, rekening te houden.
Het zware gouten raamwerk van de
oude puien had aan de gevels daarboven
ook voor het oog een behoorlijke steun
gegeven. Maar sinds een puibalk van
getrokken ijzer, geheel door betimmering
onzichtbaar gemaakt, de taak der vroegere
stijlen overnam, ontstond er een wan
verhouding tusschen den zwaren gevel
boven en de bijna geheel uit glas be
staande pui. In nauwe straten valt die
wanverhouding meestal weg, omdat men
daar den gevel niet zien kan. Maar waar
meer breedte is, ziet men duidelijk, hoe
de gevel eigenlijk op stelten staat.
Men kan gevoeglijk zeggen, dat in de
laatste twintig j aren de winkelarchitectuur
beheerscht wordt door de met elkander
zoo strijdige eischen van esthetica en
practijk. De ontwerpers hebben zich
bij voortduring het hoofd gebroken, om
een eenigszins behoorlijke oplossing van
het vraagstuk te vinden. Om iedere
duim spiegelglas is gevochten. En de
architecten hebben bij de winkeliers het
meeste succes als zij de knagingen van
hun esthetische geweten niet achten.
De rol, die de reclame in den laatsten
tijd gespeeld heeft, is mede niet zonder
beteekenis. Reclame maken is het aan
wenden van alle middelen die op iemand
of iets de aandacht van het algemeen
kunnen vestigen. Reeds Alcibiades maakte
reclame door zijn hond den staart af te
snijden en 'zoo door Athene te laten
loopen.
De winkelstand vooral hecht veel aan
reclames, al versmaden tegenwoordig ook
Ik heb wel eens spijt gevoeld en uitge
drukt ook, om dat reserveeren van mooie
plekjes door en voor enkele gelukkigen. En
toch als ik eigenaar van het Zwanewater was,
gaf ik maar hoogst zelden toestemming, en
zelf zou ik er ook maar zelden de groote rust
willen storen, die de lepelaars en zilvermeeu
wen zoozeer verlangen in den omtrek van hun
broedplaats. Als er vrije wandeling kwam zou
het spoedig gedaan zijn met veel van de heer
lijkheid daar in dat vergeten hoekje.
E. HEIMANS.
J. J. BIESING,
Kuntd/tantlel.
'S-GRA.VENHAGE,
Molenstraat 65,65Aeii 61
Moderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
MEUBEL-BAZAR,
Singel 263 283,
t>{j de
PRIJS ?7
Kantoor-Meubelen enz.
J. HEIJERINK MEIJER.
Telefoon SOOS.
AfflSTERDAm
AARDEWERK
EM TEGELS
"" ?***
L BINNEN-:
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN-VERSIERING
^DER-WONING^
12O-ROKIN-120
andere neringdoenden, ja zelfs beoefenaars
der vrije kunsten haar niet.
Reeds kort na 1870 werd het duidelijk,
dat ook de gevel van het winkelhuis
voor reclame zou kunnen dienen. De
naam van den winkelier of de vermelding
van zijn bedrijf werd in groote gouden
i rijkdom van ornamentatie te overtreffen.
j De winkelier zei steeds: kan het erbij,
dan moet het er bij." Men ziet het dien
overladen gevels aan, dat zij hun ontstaan
niet danken aan zuiveren drang tot
schoonheid, maar dat zij op bestelling ge
maakt werden. Toch is ook een enkele
Winkel van Heyman, h<>ek Dam en Kalverstraat.
letters boven de winkelpui geplaatst.
Doch weldra werd dit gebruik /oo alge
meen, dat het aan het doel niet meer
beantwoordde. Toen wendde men zich
tot de architecten, met het verzoek, hun
kunst in dienst der reclame te willen
stellen. Zij gaven aan die roepstem
gaarne gehoor, en trachtten elkander door
maal wel iets van waarde tot stand
gej komen; de aardige sigarenwinkel op den
! hoek van Heiligeweg en Kalverstraat
geeft daar een voorbeeld van.
Ten slotte had ook de rijkdom afge
daan. Het bleek niet mogelijk, in dien
trant voort te gaan. Er kwam reactie in
do bouwkunst, en in het jaar 1893 begon
Apothekerswinkel in de Kalverstraat.