Historisch Archief 1877-1940
S'. 1409
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLA
A°. 1904
NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JüSTUS YAN MAÜRIK Jr.
Bit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengrachf 457, Amsterdam.
Eet auteursrecht voor den ial-cud -van dit Blad wc r 't verzekerd overeenkomstig de wet van 23 Juni IC 81 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p post ? l.(J
Voor Indiëper jaar n:ail 10.
Afeonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar U.l-2'/»
Alt Wad il verkrijgbaar kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het G vaud Café, te Parijs.
Zondag 26 Juni.
Advertcntiën van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel . . 0.40
Antiontvs uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de fiima
RUDOI.P MOSSE te Keulen en dnor alle filialen dezer firma. De prijs per regul is 35 Pfennig.
INHOUD
VAN VEEBE EN VAN NABIJ: Politieke leuzen
Hnwelpsverbod voor ambtenaressen. De aan
slag op generaal Bobrikoff. Het leven in de
hofstad VI, door Senior. SOCIALE
AANGELEGESBEDEN : Een rapport omtrent do
kleedingindnstrie téZutfen, door S. - Revolutie en evolu
tie, door mr. T. de Vries, beoordeeld door S.
KUNST EN LETTEEEN: La Vita Nuova, door
Ant Averkamp Tentoonstelling van
ornamentpr. nten in 's Eijks Prentenkabinet te Amsterdam,
I, door N. Beets Jr. Verwend ? door J. H.
Schorer FEUILLETON : De schulden van den
majoor, di.or Camille Lemonnier.
BOEKAANKONDIG1NG. VOOB DAMES: Portret van
Jeanne Beyneke van Stuwe (Mevr Kloos)
Het inten at onale vrouwencongres, door ^L v.
O. Allerlei, door Caprice. INGEZONDEN.
Een nieuwe Parijsche schrijfster, met fotogr.,
door M. Si-harten-Antink. UIT DENATUDE:
door E. Heimans Sport voor allen, door F. J.
van ildriks. FINANCIEELE EN
OECONOMI8GHE KRONIEK door D. Stigter.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. - PEN- EN
POTLOODKEAS3EN. ADVEETENTIEN.
Politieke leuzen.
De verkiezingen voor de Prov. Staten
vielen, hoe ook de uitslag der her
stemmingen moge wezen, ten nadeele der
linkerzijde uit.
Vóór den Christus en tegen het Socia
lisme, is gebleken een politieke leus te
zijn, "waarmee de kerkelijken bij den ver
kiezingsstrijd voordeelen kunnen beha
len. Zij, die gemeend hebben, dat er
onder de drie groepen der
bondgenooten reeds eenige spanning zou be
staan, .zóó sterk dat de eendracht bij
de stembus daardoor moest verzwakt
worden, hebben zich bedrogen. Dit is
te begrijpen. Het genoegen als kerke
lijke partijen ook eens het land te
mogen regeeren en, hetzij om zedelijke,
hetzij om stoffelijke belangen te dienen,
de leiding te hebben, het is te groot, om
daaraan niet een deel van eigen
wenschen en inzichten op te offeren.
Toch schijnt ons het succes der ker
kelijken, hoe onbetwisbaar ook voor het
oogenblik, een weinig bedenkelijk van
aard. Juist om de leus, die werd gesteld.
Immers men kan op den duur niet met
deze twee Boemannen werken. Voor de
Christus," dat wil zeggen tegen den Satan,
die het er op toelegt uw onsterflijke ziel
te verderven. Hoc men nu ook de meer
derheid der kiezers bij elkaar weet te
drijven, als ging het om hun eeuwig
heil, een j zóó hooge Christelijkheid"
houdt hen niet in de macht. Vooral
niet, als deze Christelijkheid ten slotte
blijkt hun geld te moeten kosten, in
plaats van materieele baten te brengen.
Het moge voor een wijle gelukken de
leuze, Voor den Christus," een van
zóó schellen klank, als in geen enkel land
van Europa in den politieleen strijd wordt
aangeheven met succes te gebruiken;
zij moet haar kracht verliezen, wijl zij
geenszins voortvloeit uit en in harmonie
verkeert met het ziele- en gedachte! e ven
van de groote meerderheid der natie.
Het kan, meenen wij, niet zoo heel lang
duren of een groot aantal van hen, die
er zich nu door laten opschrikken en
opjagen, zal het onwezenlijke en het
kunstmatige er van inzien. Voor den
Christus", als politiek motto, leidt, op
elke wijs, van den Christus af, omdat er
in de praktische politiek, hoe kan het
anders ? zoo goed als niets van den Chris
tus te zien komt, maar des te meer van
de zelfzucht der kerkelijke partij.
En met Tegen het Socialisme" zullen
de kerkelijken al evenmin het op den duur
ver brengen. Nu reeds heeft het kerkelijk
kabinet juist den socialisten het meest zijn
dankbaarheid te betuigen, wijl dezen de
drankwet hebben helpen verbeteren; haar
meer hebben gesteund dan sommige der
katholieke bondgenooten zelf! Als Chris
telijk Kabinet, moet het mede de arbeiders
te vriend houden het kan het onmogelijk
stellen buiten een sociale politiek
en even als bij de drankwet, zal het
afhankelijk zijn van der socialisten mede
werking.
Men kan theoretisch, in beginsel, zich
ten krachtigste verzetten tegen socialis
tische doctrines en taktiek. Maar het
lastige van de zaak is, dat elke eisch
van socialen aard, d. i. alles wat de werk
lieden begeeren, juist door het socialisme
op den voorgrond is gebracht. Al roepen
de kerkelijken nog zoo luid: tegen het
socialisme", het is eenvoudig een niet te
loochenen feit, dat de geheole arbeidswet
geving onder zijn directen en indirecten
invloed staat, zoodat, in anderen zin dan
in het kerkelijk kamp die woorden weer
klonken hebben, zelfs Kuyper of hij
wil of niet bij zijn socialen arbeid, die
nu toch eindelijk wel eens zal moeten
volgen, zich in acht heeft te nemen voor
Troelstra's zweep, d. i. als wetgever leeft
onder der socialisten drang.
Had het Christendom, in den loop der
eeuwen, en dus ook is de laatste eeuw,
al ware het maar voor een tiende deel
zijn plicht vervuld, het socialisme, als het
evangelie der ontevredenheid, had on
mogelijk zulk een groot deel der wereld
kunnen veroveren. Maar het zijn de
ethische beginselen van het Christendom
zelf, onder de Christenen" in hoofdzaak
als balla?t uitgeworpen ? die den socia
listen hun arbeidïrs-eischen hebben loeren
formuleeren; en nu zullen, bij het ontwaak t
en versterkt besef van menschenplicht
en menschenrecht, de Christenen" steeds
meer aan de practische eischen van het
socialisme moeten tegemoet komen. Hun
leus Voor den Christus en tegen het
Socialisme" zal alzoo onmogelijk inder
daad zin kunnen hebben, tenzij ermede
bedoeld wordt, naar de leer van Jezus,
de maatschappij te hervormen; zoodat er
een rechtstoestand tusschen de menschen
ontsta, beantwoordende aan een hoog
ideaal van menschenliefde.
Dit zou, om maar op n kant van de
zaak te wijzen, ontzettend zware offers
van de bezittende klassen vorderen ; een
streven in een richting, waarvan wij tot
dusver nog zeer weinig bij het kabinet
hebben bespeurd. Zien wij wel, dan is
het zijn doel nog verre beneden de
betrekkelijker-wijs uiterst lage eischen voor
de naaste toekomst, door het socialisme
gesteld, te blijven. Het heeft er zelfs veel
van alsof de leus Voor den Christus het
den kerkelijken moest mogelijk maken, de
arbeiders te winnen voor de aller ma
gerste bedeeling van sociale gunsten;
maar dat, op den duur alweder, ook de
niet-socialistische arbeiders bij deze Chris
telijke leus zeer fel tegen het socialisme
zullen blijven partij kiezen, wij gelooven
het niet. Die leus is bijzonder geschikt
voor een partij van in welvaart
verkeerende luyden, den on- en minver
mogenden kan zij sle:hts tijdelijk be
vredigen.
* *
#
De liberalen gevoelden bij deze gelegen
heid, gelijk reeds zoo menigmaal vroeger,
dat zij de wapenen misten voor den
stembusstrijd.
Met den effectus civilis en de
tariefquaestie wij wezen er in ons Nr. van
12 dezer reeds op kon men de menigte
niet warm maken, en zoo schoot hun
niets anders over dan de lous Tegen
Rui/per. Maar hoezeer de getrouwe
lezers hunner ' bladen ook overtuigd
moesten zijn, dat het alleszins noodig
mocht heeten een tegenwicht tegenover
dien premier te stellen, het publiek
achter de intellectueelen was tot dusver
door geen enkel feit getroffen, dat ook
maar eenigszins op zijn verbeelding werkte,
en het belang van een liberale meerder
heid in de Eerste Kamer te behouden,
een belang genoeg bcteekenend om er
voor naar de stembus te loopcn, bestond
voor deze soort van kiezers niet. l Iet Voor
Christus", een zoo nette leus, deerde hen
niet; en het Tegen het socialisme" ... nu
ja, het liberalisme zelf had hen tot vóór
korten tijd met de meeste zorg daarin
opgevoed. Zoo bleven dan ook, zelfs bij
deze verkiezing, waarin het clericaal on
anti-clericaal zoo scherp mogelijk tegen
over elkander werden geplaatst, vele dui
zenden kiezers tehuis.
Wel vernam men, als nieuw teeken
van leven, de wording van een jonge
garde, doch hoe zou deze de kracht en
den ij ver kunnen bezitten, door het gansche,
zoo duchtig gedresseerde leger van geeste
lijken, christelijke onderwijzers en recht
zinnige leeken aan den dag gelegd; welke
laatsten niet alleen arbeidden om de
eigen partij te doen zegevieren, maar in
uitzicht tevens op een loon hiernamaals ?
En wat konden die jongelieden aanvoeren,
om de duizenden onverschilligen tot een
stembusgang te verlokken ? Ware hun
dat in hoofdzaak gelukt... zeker de
nederlaag der liberalen zou voorkomen
zijn. Edoch... wat is nu eigenlijk de
liberale politiek ? Voor de arbeiders heeft
deze niets meer te beloven, dan Kuyper
c. s. ook willen geven, een schijntje van
gulheid; met dat deel van het kiezers
corps heeft het zich nooit anders dan op
tamelijk grooten afstand bemoeid.
En dan de burgerij.... ? De liberalen
stellen zich voor precies evenzeer de uit
gaven te doen aangroeien, als hun tegen
partij. Indien zij, den effectus civilis bestrij
dende, nu eens, als een punt op hun pro
gram, hadden-kunnen gewagen van de
opheffing van een tweetal universiteiten,
ter jaarlijksche besparing van tonnen
gouds, tegelijkertijd tot verheffing vnn
het Hoogcr Onderwijs; of als zij eens
hadden mogen wijzen op hun eerlijk
streven om de staatshuishouding te zui
veren van alle onnoodige statie-posten
uit den ouden pruikentijd. Allereerst
b.v. het brengen van het zoogenaamde
departement van Buitenlandsche Zaken
onder een der overige departementen; her
vorming van onze diplomatieke vertegen
woordiging in overeenstemming met de
werkelijke behoeften van een klein land; de
vereeniging van de departementen van
Oorlog en van Marine; oprichting van
een departement van Handel en Nijver
heid, en ook een van Landbouw, opdat ein
delijk eens aan de hoofdbronnen der volks
welvaart, ook op de Hiiagsche bureaux de
vereischte zorgen konden worden gewijd.
Zouden zij ook ton platten lande b.v.
niet den bijval,van honderdduizenden
ondervinden, wanneer zij zich dan toch
eens deden kennen, als de vurige pleit
bezorgers eener radicale hervorming van
het notariaat tot een van Rijkswege
gesalarieerd ambt? Nietwaar, wat heeft
hun jonge garde te vertellen zoo zij bij
de lauwen zich aanmeldt ? Kon het mis
schien zijn dat zij, liberale partij, nu voor
goed een eind wil maken aan de ver
kwisting voor leger en vloot; dat zij de
oorlogskosten van /' 7.8 (in 1902) per
hoofd terug wil brengen b.v. als in
Zwitserland tot 3.7; waar wij dan nog
een schuldenlast torsenen van ? 211 en
Zwitserland ecne van ?12 p. h.?
Vraagt men de oude en de jonge garde
hoe in de toekomst het geld zou moeten
worden gevonden voor de sociale en andere
staatsuitgaven... dan weten zij alleen
te zeggen, dat dit door een verhooging
van directe belastingen, en vooral van het
successie-recht zou moeten komen. Maar
dat wij verre boven onzen stand leven;
diep ingrijpende bezuinigingen onver
mijdelijk zijn; dat we de defensieuitgaven,
ongeveer tot op de helft behooren terug te
brengen, willen wij niet in tal van opzich
ten, nog verder ten achter geraken bij het
buitenland; wie hunner durft het zeggen?
En toch, men denke maar eens aan den
nood der gemeenten, en vergelijke onze
steden met haar gebouwen en openbare
instellingen, met die van over de grenzen.
Wie keert niet beschaamd van elders
terug, hier in dit land van verval....
waarvan de hoofdstad met zijn tientallen
van millioencn aan vestingwerkeh er om
heen, wel de leerrijkste t\ pe is van
defensie-rijkdom en welvaart-verarming.
Maar deze toestand, en zoovele andere
toestanden, waarop wij gezinspeeld heb
ben, kan men hopen, dat de liberalen
als krachtige hervormers ze zullen aan
tasten ? Geheel het wezen der liberale
partij schijnt dat van rust; om er even
bovenop te komen, meent zij zich van
alles wat beweging is en gerucht kan
veroorzaken te moeten onthouden. Heel
de berg van ongerechtigheden, welke zóó
lang reeds daar staat, bleef evenhoog
onder haar bestuur als onder dat der
kerkelijken; het eenige verschil is, dat de
belastingen, zoo buitenmate reeds ge
stegen, zoo zwaar den middenstand en
de kleine burgerij drukkend, onder de
handhaving van oen oude, veel te weel
derige en onlogische staatshuishouding,
geregeld tot dusver verhoogd zijn ge
worden maar dan, in plaats van
clericaal... liberaal.'
Van de liberale partij groote staat
kundige beginseldadcn te verwachten,
gaat niet aan. Voor sociale hervormster
is zij allerminst in de wieg gelesd.
De vrijheids-idea heeft, hoe luid ook
uitgesproken, haar altijd een weinig be
zwaard. Zelfs nu bij den effectus civilis
liet zij haar in den steek; de rechtvaar
digheid, in n woord, een moreele
politiek", heeft haar nooit recht kunnen
behagen ; haar politiek en haar taktiek
waren maar al te vaak het opportunisme,
zoodat ze zelfs nu> van. het algemeen
stemrecht, waarvoor zij zich haast wil
laten spannen, precies even veel houdt
als de premier van zijn huismanskiesrecht,
d. w. z. dat zij, als het dan toch moet,
het als een nagel aan haar doodkist wil
slaan. Welnu, op dit gebied, in /jrincipieele
richting, zijn voor haar oude of haar jonge
garde geen leuzen te vinden, die pakkend
kunnen zijn, zoolang Kuyper in zijn
wetgevenden arbeid zich niet erger nog
tebuiten gaat, zoodat de zijnen en ook de
onverschilligen, de middenstand, daarvan
pijn ondervinden. Maar nu zij daar zoo
smadelijk nederligt, zou zij er niet toe
kunnen besluiten zich althans aan het
stoffelijk staatsleven te wijden ? Dit biedt
haar weder, dunkt ons, gelegenheid ge
noeg, een doel te kiezen, dat tevens een
leus haar schenkt ? Dat /ij, zij het
dan geen principieele, een practische en
financieelc hervormster worde. Legge zij,
waar tot dusver zoo goed als elke poli
tieke partij dit ten zeerste heeft verwaar
loosd, op het stichten van welvaart, door
vermindering van onnoodige staatsuit
gaven, door verlaging van belastingen,
door bevordering van de belangen van
handel, nijverheid, landbouw, kunst en
ambacht, zich toe. Daar staan zoovele uit
nemende mannen, rijk in kennis en door
de ervaring des levens krachtig in beleid,
in haar gelederen. Indien deze eens bra
ken met de sleur, en ons land wilden
begiftigen met wat het redden kan van
nog dieper inzinking; een inzinking, die
bij een mogelijk verlies onzer koloniën,
zou blijken, veel schrikbarender te zijn,
dan menigeen vermoedt. Waarlijk, noch
de theologische, noch de socialistische,
noch de zoogen lamde liberale of
liberaaldemocratische politiek, hoe zeer men ook
voorstander van een dezer moge zijn,
zal Nederland behouden, het verheffen
tot een Staat, waarin de middelen van
bestaan overvloedig zijn en ruimschoots
brood geven, gelijk in de zich zoo snel
ontwikkelende naburige landen, welke
met ons wedijveren, in veel hooger mate
dan bij ons het geval is. In politiek, in
den zin van theoretische partij-politiek,
zijn wij misschien het rijkste land
deiwereld, maar in de materieele politiek
bleven wij, mede ten gevolge van ons
koloniaal bezit, met zijn gemakkelijk te
behalen win^t en de batige sloten, armer
dan elk onzer concurrenten. Wij hebben
in dit opzicht nog bijzonder veel in te
halen. Welnu, zoo de liberale partij eens
wilde...! Er lag, meenen wij, een leus
voor haar klaar.
Huwelijksverbod voor
Ambtenaressen.
Het Cent-mm komt nog eens terug op
hetgeen het zelf en wij schreven over
Arbeid van de gehuwd:- vrouw of, zoo
als wij het genoemd hebben, Huwelijks
verbod voor ambtenaressen.
Vernielden wij allereerst, dat het blad
bezwaren heeft tegen het woord huwe
lijksverbod, daar het ons ten laste legt,
dat wij het onirare en misleidende woord
huwelijksverbod" handhaven.
Hoe nu het Centrum ons dit als een
verwijt of een berisping kan thuis sturen,
begrijpen wij allerminst;.
Wanneer Pop, do Marez Oyens of
Kuyper con Kon. Besluit provocceren,
waarbij het huwelijk aan alle post- en
telegraafambtenaressen, van den laagsten
tot den hoogstcn rang, verboden wordt
op straffe van ontslag, mag men dan niet
spreken van een huwelijksverbod voor
ambtenaressen 't1 En stel nu, dat de Airisterd.
of het C ent mm zulke snuggeren onderzijn
lezers telde, dat er gevanr bestond voor
een opvatting, als zouden wij bovenge
noemde heeren in verdenking hebben
willen brengen, met de monsterachtige
bedoeling bezield te zijn, van de ambte
naressen, ook na haar ontslagname, het
huwelijk te ontzeggen, was niet geheel
ons artikel daartegen een afdoend bewijs ?
En als wc nog nader dat huwe
lijksverbod in ons laatste artikel de
woorden werden overgenomen door het
Centrum zelf als volgt omschreven:
een vrouw te verplichten van het huwe
lijk af te zien, tenzij met een betrekkelijk
goed gesalarieerde of gefortuneerde
of zoo zij huwt met een man, die te veel
verdient om te sterven en te weinig om
te leven, haar het recht te ontnemen
door bijverdienste te winnen, althans een
dragelijk hu \velijks-leven mogelijk te
maken ; m. a. w. het huwelijk in vele
gevallen buiten haar bereik te stellen,
met de Vrije Liefde tot troost" moet
men het dan nog duidelijker zeggen ?
Waarlijk, dat geven wij op.
Ons dunkt, het Centrum moest dit nu
maar terug riemen.
* *
*
Een andere opmerking, evenmin juist,
is, dat ons antwoord zou getuigd heb
ben van een ietwat kregele stemming".
Hadden wij het genoegen onzen collega
persoonlijk te spreken, wij zouden zeg
gen : Maar, mijn waarde, hoe komt ge
daar nu bij?! Het deed ons integendeel
veel genoegen, dat een blad met zoo
uitstekende persmanieren, dit belangrijk
onderwerp, het Koninklijk Besluit, het
welk een huwelijksverbod voor ambtena
ressen bevat, voor zijn lezers wilde be
spreken, al tracht het dan ook scheiding
te brengen tusschen twee zielen, die het
in deze in beginsel zoo eens zijn, Mr.
Regout en wij. Het is onze gewoonte,
althans ons streven, en vooral in het
debat, onze gedachten scherp te formu
leeren, maar die scherpte getuigt, wel
verre van een kregele stemming, van
een dienstwilligheid, welke op haar beurt
het gevoel van lust te voorschijn roept,
zoo menigmaal het deel van iemand, die
er zich op toe legt een gewaardecrden
tegenstander te overtuigen.
* *
*
Maar nu de hoofdzaak. Onze stelling
is: daar zijn een zeker aantal, eenige
honderden post- en
telegraaf-ambtenaressen.
Verbied dezen te huwen als ambtena
ressen, dan krijgt gij het geval door Mr.
Regout aldus omschreven.
Dat door eene bedreiging met ontslag
wegens liet aangaan van n huwelijk, vele
echtverbintenissen zouden worden uitgesteld,
of zouden achterwege b'ijven in talrijke ge
vallen, waarin eene zoodanige verkeering
bestaat, dat verlenging of bestendiging daarvan
zeer ongewen?cht is."
Een huwelijksverbod voor die vrouwen
moet, evenals bij de arbeidsters, gevolgen
hebben ten nadeele van het huwelijks
leven. Of, zoo hebben wij Het Centrum
gevraagd: heeft de liefde minder vat
op ambtenaressen dan op fabrieksarbeid
sters, welke laatsten in den regel veel
meer op Christelijk standpunt staan dan
de eerstgenoemden."
Welnu, op die vraag krijgen wij in
't geheel geen antwoord.
En nogal natuurlijk wie ziet niet
in, dat de Ilegeering alzoo, zonder het
te willen, een groot deel dier ambte
naressen heenwijst in de richting der
Vrije Liefde ?
* *
*
Wij hebben voorts en als zuivere
consequentie van 't bovenstaande ? be
weerd : Neemt de Staat of Gemeente
ongehuwde vrouwen in dienst, dan mag
hij of zij zulk een huwelijksverbod niet
stellen; om zedelijkheidsredenen alzoo. Het
Centrum noemde dat principienreiterei.
Thans beklaagt zich Het Centrum, dat
wij zijn toelichting den lezers hebben
onthouden. ?
Het schrijft:
Wij hebben nl. geconstateerd, wat memand
vermag te ontketuien, dat de verplichtingen
van een gehuwde vrouw geheel anders zijn,
dan die van een ongehuwde; en dat de laatste
in den regel een betrekking aanvaardt, door
den nood gedrongen, omdat 7,ij geen ander
middel van bestaan heeft. En nu zou men,
vroegen wij, ook de gehuwde vrouw willen
handhaven in betrekkingen, waartoe zij alleen
onder den drang der omstandigheden, om
te kunnen leven, haar toevlucht nam ?"
Het Centrum vergeve het ons, dat wij
volstrekt niet bespeurd hebben, dat deze
toelichting als een argument moest dienst
doen.
Moeten wij toch haar als een argu
ment behandelen, dan zeggen wij:
Dus, de honderden vrouwen, op wie
Pop, de Marez Oyens of Kuyper's K. B.
toepasselijk is, zouden daardoor niet naar
de Vrije Liefde zijn verwezen, omdat de
verplichtingen van een gehuwde vrouw
geheel anders zijn dan die van een on
gehuwde. Het eene raakt het ander
heelemaal niet!
Het Kon. Besluit blijft immers, in zijn
werking even onzedelijk, tenzij de heer
Pop, de Marez Oyens of Kuyper voor
ieder ambtenaresse een
huwelijks-candidaat in petto mocht hebben, met wien, ook
zonder bijverdiensten, de huwelijksreis
kan worden aanvaard. En hiervan spreekt
het K. B. niet.
* #
*
Het maakt op ons den indruk en
wij werden noch worden kregel er bij
dat Het Centrum alle moeite deed
misschien wel onwillekeurig - ons van
de quaestie af te lokken naar lommer
rijke bijpaden. Reden, waarom we, ook
in ons vorig artikel, ons zooveel mogelijk
bij honk hielden.
Zoo krijgen wij nu weer te hooren,
dat we niet van de concurrentie" repten,
welke de vrouwenarbeid den mannen
aandoet, waardoor indirect alweer de
huwelijkskeuzen verminderen."
Wij willen ook over dit punt, bij
gelegenheid, met genoegen eens spreken,
maar thans houden wij voet bij stuk, en
zeggen dxis alleen: stel dat deze con
currentie, ook waar de mannen hoe langer
hoe minder trouwlustig worden, te weren
zij, wettigt dit Pop c.s. handeling, voor
de thans in dienst van den Staat zijnde
-vrouwen een huwelijksverbod te geven,
dat, in de praktijk, tot een ondermijning
van het huwelijksleven leidt ? En wij
zeggen al weer: De Staat mist het recht
door middelen, die de onzedelijkheid be
vorderen, te trachten het huwelijksleven
tot meer waarde te brengen. Deze moreele
quaestie komt op geen enkele irijs van de
baan.
* *
*
Thans komen wij aan onze grootste
fout.
De grootste fout van De Amsterdammer is
echter, dat, wat een harde noodzakelijkheid