De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 26 juni pagina 1

26 juni 1904 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S'. 1409 DE AMSTERDAMMER WEEKBLA A°. 1904 NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JüSTUS YAN MAÜRIK Jr. Bit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengrachf 457, Amsterdam. Eet auteursrecht voor den ial-cud -van dit Blad wc r 't verzekerd overeenkomstig de wet van 23 Juni IC 81 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p post ? l.(J Voor Indiëper jaar n:ail 10. Afeonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar U.l-2'/» Alt Wad il verkrijgbaar kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het G vaud Café, te Parijs. Zondag 26 Juni. Advertcntiën van 1?5 regels / 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel . . 0.40 Antiontvs uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de fiima RUDOI.P MOSSE te Keulen en dnor alle filialen dezer firma. De prijs per regul is 35 Pfennig. INHOUD VAN VEEBE EN VAN NABIJ: Politieke leuzen Hnwelpsverbod voor ambtenaressen. De aan slag op generaal Bobrikoff. Het leven in de hofstad VI, door Senior. SOCIALE AANGELEGESBEDEN : Een rapport omtrent do kleedingindnstrie téZutfen, door S. - Revolutie en evolu tie, door mr. T. de Vries, beoordeeld door S. KUNST EN LETTEEEN: La Vita Nuova, door Ant Averkamp Tentoonstelling van ornamentpr. nten in 's Eijks Prentenkabinet te Amsterdam, I, door N. Beets Jr. Verwend ? door J. H. Schorer FEUILLETON : De schulden van den majoor, di.or Camille Lemonnier. BOEKAANKONDIG1NG. VOOB DAMES: Portret van Jeanne Beyneke van Stuwe (Mevr Kloos) Het inten at onale vrouwencongres, door ^L v. O. Allerlei, door Caprice. INGEZONDEN. Een nieuwe Parijsche schrijfster, met fotogr., door M. Si-harten-Antink. UIT DENATUDE: door E. Heimans Sport voor allen, door F. J. van ildriks. FINANCIEELE EN OECONOMI8GHE KRONIEK door D. Stigter. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. - PEN- EN POTLOODKEAS3EN. ADVEETENTIEN. Politieke leuzen. De verkiezingen voor de Prov. Staten vielen, hoe ook de uitslag der her stemmingen moge wezen, ten nadeele der linkerzijde uit. Vóór den Christus en tegen het Socia lisme, is gebleken een politieke leus te zijn, "waarmee de kerkelijken bij den ver kiezingsstrijd voordeelen kunnen beha len. Zij, die gemeend hebben, dat er onder de drie groepen der bondgenooten reeds eenige spanning zou be staan, .zóó sterk dat de eendracht bij de stembus daardoor moest verzwakt worden, hebben zich bedrogen. Dit is te begrijpen. Het genoegen als kerke lijke partijen ook eens het land te mogen regeeren en, hetzij om zedelijke, hetzij om stoffelijke belangen te dienen, de leiding te hebben, het is te groot, om daaraan niet een deel van eigen wenschen en inzichten op te offeren. Toch schijnt ons het succes der ker kelijken, hoe onbetwisbaar ook voor het oogenblik, een weinig bedenkelijk van aard. Juist om de leus, die werd gesteld. Immers men kan op den duur niet met deze twee Boemannen werken. Voor de Christus," dat wil zeggen tegen den Satan, die het er op toelegt uw onsterflijke ziel te verderven. Hoc men nu ook de meer derheid der kiezers bij elkaar weet te drijven, als ging het om hun eeuwig heil, een j zóó hooge Christelijkheid" houdt hen niet in de macht. Vooral niet, als deze Christelijkheid ten slotte blijkt hun geld te moeten kosten, in plaats van materieele baten te brengen. Het moge voor een wijle gelukken de leuze, Voor den Christus," een van zóó schellen klank, als in geen enkel land van Europa in den politieleen strijd wordt aangeheven met succes te gebruiken; zij moet haar kracht verliezen, wijl zij geenszins voortvloeit uit en in harmonie verkeert met het ziele- en gedachte! e ven van de groote meerderheid der natie. Het kan, meenen wij, niet zoo heel lang duren of een groot aantal van hen, die er zich nu door laten opschrikken en opjagen, zal het onwezenlijke en het kunstmatige er van inzien. Voor den Christus", als politiek motto, leidt, op elke wijs, van den Christus af, omdat er in de praktische politiek, hoe kan het anders ? zoo goed als niets van den Chris tus te zien komt, maar des te meer van de zelfzucht der kerkelijke partij. En met Tegen het Socialisme" zullen de kerkelijken al evenmin het op den duur ver brengen. Nu reeds heeft het kerkelijk kabinet juist den socialisten het meest zijn dankbaarheid te betuigen, wijl dezen de drankwet hebben helpen verbeteren; haar meer hebben gesteund dan sommige der katholieke bondgenooten zelf! Als Chris telijk Kabinet, moet het mede de arbeiders te vriend houden het kan het onmogelijk stellen buiten een sociale politiek en even als bij de drankwet, zal het afhankelijk zijn van der socialisten mede werking. Men kan theoretisch, in beginsel, zich ten krachtigste verzetten tegen socialis tische doctrines en taktiek. Maar het lastige van de zaak is, dat elke eisch van socialen aard, d. i. alles wat de werk lieden begeeren, juist door het socialisme op den voorgrond is gebracht. Al roepen de kerkelijken nog zoo luid: tegen het socialisme", het is eenvoudig een niet te loochenen feit, dat de geheole arbeidswet geving onder zijn directen en indirecten invloed staat, zoodat, in anderen zin dan in het kerkelijk kamp die woorden weer klonken hebben, zelfs Kuyper of hij wil of niet bij zijn socialen arbeid, die nu toch eindelijk wel eens zal moeten volgen, zich in acht heeft te nemen voor Troelstra's zweep, d. i. als wetgever leeft onder der socialisten drang. Had het Christendom, in den loop der eeuwen, en dus ook is de laatste eeuw, al ware het maar voor een tiende deel zijn plicht vervuld, het socialisme, als het evangelie der ontevredenheid, had on mogelijk zulk een groot deel der wereld kunnen veroveren. Maar het zijn de ethische beginselen van het Christendom zelf, onder de Christenen" in hoofdzaak als balla?t uitgeworpen ? die den socia listen hun arbeidïrs-eischen hebben loeren formuleeren; en nu zullen, bij het ontwaak t en versterkt besef van menschenplicht en menschenrecht, de Christenen" steeds meer aan de practische eischen van het socialisme moeten tegemoet komen. Hun leus Voor den Christus en tegen het Socialisme" zal alzoo onmogelijk inder daad zin kunnen hebben, tenzij ermede bedoeld wordt, naar de leer van Jezus, de maatschappij te hervormen; zoodat er een rechtstoestand tusschen de menschen ontsta, beantwoordende aan een hoog ideaal van menschenliefde. Dit zou, om maar op n kant van de zaak te wijzen, ontzettend zware offers van de bezittende klassen vorderen ; een streven in een richting, waarvan wij tot dusver nog zeer weinig bij het kabinet hebben bespeurd. Zien wij wel, dan is het zijn doel nog verre beneden de betrekkelijker-wijs uiterst lage eischen voor de naaste toekomst, door het socialisme gesteld, te blijven. Het heeft er zelfs veel van alsof de leus Voor den Christus het den kerkelijken moest mogelijk maken, de arbeiders te winnen voor de aller ma gerste bedeeling van sociale gunsten; maar dat, op den duur alweder, ook de niet-socialistische arbeiders bij deze Chris telijke leus zeer fel tegen het socialisme zullen blijven partij kiezen, wij gelooven het niet. Die leus is bijzonder geschikt voor een partij van in welvaart verkeerende luyden, den on- en minver mogenden kan zij sle:hts tijdelijk be vredigen. * * # De liberalen gevoelden bij deze gelegen heid, gelijk reeds zoo menigmaal vroeger, dat zij de wapenen misten voor den stembusstrijd. Met den effectus civilis en de tariefquaestie wij wezen er in ons Nr. van 12 dezer reeds op kon men de menigte niet warm maken, en zoo schoot hun niets anders over dan de lous Tegen Rui/per. Maar hoezeer de getrouwe lezers hunner ' bladen ook overtuigd moesten zijn, dat het alleszins noodig mocht heeten een tegenwicht tegenover dien premier te stellen, het publiek achter de intellectueelen was tot dusver door geen enkel feit getroffen, dat ook maar eenigszins op zijn verbeelding werkte, en het belang van een liberale meerder heid in de Eerste Kamer te behouden, een belang genoeg bcteekenend om er voor naar de stembus te loopcn, bestond voor deze soort van kiezers niet. l Iet Voor Christus", een zoo nette leus, deerde hen niet; en het Tegen het socialisme" ... nu ja, het liberalisme zelf had hen tot vóór korten tijd met de meeste zorg daarin opgevoed. Zoo bleven dan ook, zelfs bij deze verkiezing, waarin het clericaal on anti-clericaal zoo scherp mogelijk tegen over elkander werden geplaatst, vele dui zenden kiezers tehuis. Wel vernam men, als nieuw teeken van leven, de wording van een jonge garde, doch hoe zou deze de kracht en den ij ver kunnen bezitten, door het gansche, zoo duchtig gedresseerde leger van geeste lijken, christelijke onderwijzers en recht zinnige leeken aan den dag gelegd; welke laatsten niet alleen arbeidden om de eigen partij te doen zegevieren, maar in uitzicht tevens op een loon hiernamaals ? En wat konden die jongelieden aanvoeren, om de duizenden onverschilligen tot een stembusgang te verlokken ? Ware hun dat in hoofdzaak gelukt... zeker de nederlaag der liberalen zou voorkomen zijn. Edoch... wat is nu eigenlijk de liberale politiek ? Voor de arbeiders heeft deze niets meer te beloven, dan Kuyper c. s. ook willen geven, een schijntje van gulheid; met dat deel van het kiezers corps heeft het zich nooit anders dan op tamelijk grooten afstand bemoeid. En dan de burgerij.... ? De liberalen stellen zich voor precies evenzeer de uit gaven te doen aangroeien, als hun tegen partij. Indien zij, den effectus civilis bestrij dende, nu eens, als een punt op hun pro gram, hadden-kunnen gewagen van de opheffing van een tweetal universiteiten, ter jaarlijksche besparing van tonnen gouds, tegelijkertijd tot verheffing vnn het Hoogcr Onderwijs; of als zij eens hadden mogen wijzen op hun eerlijk streven om de staatshuishouding te zui veren van alle onnoodige statie-posten uit den ouden pruikentijd. Allereerst b.v. het brengen van het zoogenaamde departement van Buitenlandsche Zaken onder een der overige departementen; her vorming van onze diplomatieke vertegen woordiging in overeenstemming met de werkelijke behoeften van een klein land; de vereeniging van de departementen van Oorlog en van Marine; oprichting van een departement van Handel en Nijver heid, en ook een van Landbouw, opdat ein delijk eens aan de hoofdbronnen der volks welvaart, ook op de Hiiagsche bureaux de vereischte zorgen konden worden gewijd. Zouden zij ook ton platten lande b.v. niet den bijval,van honderdduizenden ondervinden, wanneer zij zich dan toch eens deden kennen, als de vurige pleit bezorgers eener radicale hervorming van het notariaat tot een van Rijkswege gesalarieerd ambt? Nietwaar, wat heeft hun jonge garde te vertellen zoo zij bij de lauwen zich aanmeldt ? Kon het mis schien zijn dat zij, liberale partij, nu voor goed een eind wil maken aan de ver kwisting voor leger en vloot; dat zij de oorlogskosten van /' 7.8 (in 1902) per hoofd terug wil brengen b.v. als in Zwitserland tot 3.7; waar wij dan nog een schuldenlast torsenen van ? 211 en Zwitserland ecne van ?12 p. h.? Vraagt men de oude en de jonge garde hoe in de toekomst het geld zou moeten worden gevonden voor de sociale en andere staatsuitgaven... dan weten zij alleen te zeggen, dat dit door een verhooging van directe belastingen, en vooral van het successie-recht zou moeten komen. Maar dat wij verre boven onzen stand leven; diep ingrijpende bezuinigingen onver mijdelijk zijn; dat we de defensieuitgaven, ongeveer tot op de helft behooren terug te brengen, willen wij niet in tal van opzich ten, nog verder ten achter geraken bij het buitenland; wie hunner durft het zeggen? En toch, men denke maar eens aan den nood der gemeenten, en vergelijke onze steden met haar gebouwen en openbare instellingen, met die van over de grenzen. Wie keert niet beschaamd van elders terug, hier in dit land van verval.... waarvan de hoofdstad met zijn tientallen van millioencn aan vestingwerkeh er om heen, wel de leerrijkste t\ pe is van defensie-rijkdom en welvaart-verarming. Maar deze toestand, en zoovele andere toestanden, waarop wij gezinspeeld heb ben, kan men hopen, dat de liberalen als krachtige hervormers ze zullen aan tasten ? Geheel het wezen der liberale partij schijnt dat van rust; om er even bovenop te komen, meent zij zich van alles wat beweging is en gerucht kan veroorzaken te moeten onthouden. Heel de berg van ongerechtigheden, welke zóó lang reeds daar staat, bleef evenhoog onder haar bestuur als onder dat der kerkelijken; het eenige verschil is, dat de belastingen, zoo buitenmate reeds ge stegen, zoo zwaar den middenstand en de kleine burgerij drukkend, onder de handhaving van oen oude, veel te weel derige en onlogische staatshuishouding, geregeld tot dusver verhoogd zijn ge worden maar dan, in plaats van clericaal... liberaal.' Van de liberale partij groote staat kundige beginseldadcn te verwachten, gaat niet aan. Voor sociale hervormster is zij allerminst in de wieg gelesd. De vrijheids-idea heeft, hoe luid ook uitgesproken, haar altijd een weinig be zwaard. Zelfs nu bij den effectus civilis liet zij haar in den steek; de rechtvaar digheid, in n woord, een moreele politiek", heeft haar nooit recht kunnen behagen ; haar politiek en haar taktiek waren maar al te vaak het opportunisme, zoodat ze zelfs nu> van. het algemeen stemrecht, waarvoor zij zich haast wil laten spannen, precies even veel houdt als de premier van zijn huismanskiesrecht, d. w. z. dat zij, als het dan toch moet, het als een nagel aan haar doodkist wil slaan. Welnu, op dit gebied, in /jrincipieele richting, zijn voor haar oude of haar jonge garde geen leuzen te vinden, die pakkend kunnen zijn, zoolang Kuyper in zijn wetgevenden arbeid zich niet erger nog tebuiten gaat, zoodat de zijnen en ook de onverschilligen, de middenstand, daarvan pijn ondervinden. Maar nu zij daar zoo smadelijk nederligt, zou zij er niet toe kunnen besluiten zich althans aan het stoffelijk staatsleven te wijden ? Dit biedt haar weder, dunkt ons, gelegenheid ge noeg, een doel te kiezen, dat tevens een leus haar schenkt ? Dat /ij, zij het dan geen principieele, een practische en financieelc hervormster worde. Legge zij, waar tot dusver zoo goed als elke poli tieke partij dit ten zeerste heeft verwaar loosd, op het stichten van welvaart, door vermindering van onnoodige staatsuit gaven, door verlaging van belastingen, door bevordering van de belangen van handel, nijverheid, landbouw, kunst en ambacht, zich toe. Daar staan zoovele uit nemende mannen, rijk in kennis en door de ervaring des levens krachtig in beleid, in haar gelederen. Indien deze eens bra ken met de sleur, en ons land wilden begiftigen met wat het redden kan van nog dieper inzinking; een inzinking, die bij een mogelijk verlies onzer koloniën, zou blijken, veel schrikbarender te zijn, dan menigeen vermoedt. Waarlijk, noch de theologische, noch de socialistische, noch de zoogen lamde liberale of liberaaldemocratische politiek, hoe zeer men ook voorstander van een dezer moge zijn, zal Nederland behouden, het verheffen tot een Staat, waarin de middelen van bestaan overvloedig zijn en ruimschoots brood geven, gelijk in de zich zoo snel ontwikkelende naburige landen, welke met ons wedijveren, in veel hooger mate dan bij ons het geval is. In politiek, in den zin van theoretische partij-politiek, zijn wij misschien het rijkste land deiwereld, maar in de materieele politiek bleven wij, mede ten gevolge van ons koloniaal bezit, met zijn gemakkelijk te behalen win^t en de batige sloten, armer dan elk onzer concurrenten. Wij hebben in dit opzicht nog bijzonder veel in te halen. Welnu, zoo de liberale partij eens wilde...! Er lag, meenen wij, een leus voor haar klaar. Huwelijksverbod voor Ambtenaressen. Het Cent-mm komt nog eens terug op hetgeen het zelf en wij schreven over Arbeid van de gehuwd:- vrouw of, zoo als wij het genoemd hebben, Huwelijks verbod voor ambtenaressen. Vernielden wij allereerst, dat het blad bezwaren heeft tegen het woord huwe lijksverbod, daar het ons ten laste legt, dat wij het onirare en misleidende woord huwelijksverbod" handhaven. Hoe nu het Centrum ons dit als een verwijt of een berisping kan thuis sturen, begrijpen wij allerminst;. Wanneer Pop, do Marez Oyens of Kuyper con Kon. Besluit provocceren, waarbij het huwelijk aan alle post- en telegraafambtenaressen, van den laagsten tot den hoogstcn rang, verboden wordt op straffe van ontslag, mag men dan niet spreken van een huwelijksverbod voor ambtenaressen 't1 En stel nu, dat de Airisterd. of het C ent mm zulke snuggeren onderzijn lezers telde, dat er gevanr bestond voor een opvatting, als zouden wij bovenge noemde heeren in verdenking hebben willen brengen, met de monsterachtige bedoeling bezield te zijn, van de ambte naressen, ook na haar ontslagname, het huwelijk te ontzeggen, was niet geheel ons artikel daartegen een afdoend bewijs ? En als wc nog nader dat huwe lijksverbod in ons laatste artikel de woorden werden overgenomen door het Centrum zelf als volgt omschreven: een vrouw te verplichten van het huwe lijk af te zien, tenzij met een betrekkelijk goed gesalarieerde of gefortuneerde of zoo zij huwt met een man, die te veel verdient om te sterven en te weinig om te leven, haar het recht te ontnemen door bijverdienste te winnen, althans een dragelijk hu \velijks-leven mogelijk te maken ; m. a. w. het huwelijk in vele gevallen buiten haar bereik te stellen, met de Vrije Liefde tot troost" moet men het dan nog duidelijker zeggen ? Waarlijk, dat geven wij op. Ons dunkt, het Centrum moest dit nu maar terug riemen. * * * Een andere opmerking, evenmin juist, is, dat ons antwoord zou getuigd heb ben van een ietwat kregele stemming". Hadden wij het genoegen onzen collega persoonlijk te spreken, wij zouden zeg gen : Maar, mijn waarde, hoe komt ge daar nu bij?! Het deed ons integendeel veel genoegen, dat een blad met zoo uitstekende persmanieren, dit belangrijk onderwerp, het Koninklijk Besluit, het welk een huwelijksverbod voor ambtena ressen bevat, voor zijn lezers wilde be spreken, al tracht het dan ook scheiding te brengen tusschen twee zielen, die het in deze in beginsel zoo eens zijn, Mr. Regout en wij. Het is onze gewoonte, althans ons streven, en vooral in het debat, onze gedachten scherp te formu leeren, maar die scherpte getuigt, wel verre van een kregele stemming, van een dienstwilligheid, welke op haar beurt het gevoel van lust te voorschijn roept, zoo menigmaal het deel van iemand, die er zich op toe legt een gewaardecrden tegenstander te overtuigen. * * * Maar nu de hoofdzaak. Onze stelling is: daar zijn een zeker aantal, eenige honderden post- en telegraaf-ambtenaressen. Verbied dezen te huwen als ambtena ressen, dan krijgt gij het geval door Mr. Regout aldus omschreven. Dat door eene bedreiging met ontslag wegens liet aangaan van n huwelijk, vele echtverbintenissen zouden worden uitgesteld, of zouden achterwege b'ijven in talrijke ge vallen, waarin eene zoodanige verkeering bestaat, dat verlenging of bestendiging daarvan zeer ongewen?cht is." Een huwelijksverbod voor die vrouwen moet, evenals bij de arbeidsters, gevolgen hebben ten nadeele van het huwelijks leven. Of, zoo hebben wij Het Centrum gevraagd: heeft de liefde minder vat op ambtenaressen dan op fabrieksarbeid sters, welke laatsten in den regel veel meer op Christelijk standpunt staan dan de eerstgenoemden." Welnu, op die vraag krijgen wij in 't geheel geen antwoord. En nogal natuurlijk wie ziet niet in, dat de Ilegeering alzoo, zonder het te willen, een groot deel dier ambte naressen heenwijst in de richting der Vrije Liefde ? * * * Wij hebben voorts en als zuivere consequentie van 't bovenstaande ? be weerd : Neemt de Staat of Gemeente ongehuwde vrouwen in dienst, dan mag hij of zij zulk een huwelijksverbod niet stellen; om zedelijkheidsredenen alzoo. Het Centrum noemde dat principienreiterei. Thans beklaagt zich Het Centrum, dat wij zijn toelichting den lezers hebben onthouden. ? Het schrijft: Wij hebben nl. geconstateerd, wat memand vermag te ontketuien, dat de verplichtingen van een gehuwde vrouw geheel anders zijn, dan die van een ongehuwde; en dat de laatste in den regel een betrekking aanvaardt, door den nood gedrongen, omdat 7,ij geen ander middel van bestaan heeft. En nu zou men, vroegen wij, ook de gehuwde vrouw willen handhaven in betrekkingen, waartoe zij alleen onder den drang der omstandigheden, om te kunnen leven, haar toevlucht nam ?" Het Centrum vergeve het ons, dat wij volstrekt niet bespeurd hebben, dat deze toelichting als een argument moest dienst doen. Moeten wij toch haar als een argu ment behandelen, dan zeggen wij: Dus, de honderden vrouwen, op wie Pop, de Marez Oyens of Kuyper's K. B. toepasselijk is, zouden daardoor niet naar de Vrije Liefde zijn verwezen, omdat de verplichtingen van een gehuwde vrouw geheel anders zijn dan die van een on gehuwde. Het eene raakt het ander heelemaal niet! Het Kon. Besluit blijft immers, in zijn werking even onzedelijk, tenzij de heer Pop, de Marez Oyens of Kuyper voor ieder ambtenaresse een huwelijks-candidaat in petto mocht hebben, met wien, ook zonder bijverdiensten, de huwelijksreis kan worden aanvaard. En hiervan spreekt het K. B. niet. * # * Het maakt op ons den indruk en wij werden noch worden kregel er bij dat Het Centrum alle moeite deed misschien wel onwillekeurig - ons van de quaestie af te lokken naar lommer rijke bijpaden. Reden, waarom we, ook in ons vorig artikel, ons zooveel mogelijk bij honk hielden. Zoo krijgen wij nu weer te hooren, dat we niet van de concurrentie" repten, welke de vrouwenarbeid den mannen aandoet, waardoor indirect alweer de huwelijkskeuzen verminderen." Wij willen ook over dit punt, bij gelegenheid, met genoegen eens spreken, maar thans houden wij voet bij stuk, en zeggen dxis alleen: stel dat deze con currentie, ook waar de mannen hoe langer hoe minder trouwlustig worden, te weren zij, wettigt dit Pop c.s. handeling, voor de thans in dienst van den Staat zijnde -vrouwen een huwelijksverbod te geven, dat, in de praktijk, tot een ondermijning van het huwelijksleven leidt ? En wij zeggen al weer: De Staat mist het recht door middelen, die de onzedelijkheid be vorderen, te trachten het huwelijksleven tot meer waarde te brengen. Deze moreele quaestie komt op geen enkele irijs van de baan. * * * Thans komen wij aan onze grootste fout. De grootste fout van De Amsterdammer is echter, dat, wat een harde noodzakelijkheid

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl