Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD T OOR NEDERLAND.
No. 1409
ge verder naar Carlsruhe, Stuttgart, Kassei,
München, Weimar; de indrukken wn weleer
doemen op en ge weet, dut ginds, bij Holland
vergeleken, het niet veel anders is dan aan
dg Spree.
Is het te verwonderen, dat de vreemdeling
die in betrekkelijk korten tijd de Zaan, de
Spaarnestad met hare omstreken en het Mu
seum bezoekt, de ontvangene indrukken van
? natuur en kunst in zich verwerkt, van ver
rukking opgetogen is, zooveel schoons te
mogen vinden in zoo een klein bestek! Hij
overdrijft niet met de bewering, dat boven
dien over dit alles iets fljns, iets klassieks
is gespreid. Houden wij hieraan vast. Laat
dusdanige ontboezeming een spoorslag zijn,
dat de waardeering dier zeldzame rijkdommen
een onwrikbaar eigendom blijve van onze
kuituur. J. H. SCHOREB.
iiHiiiMitiiiniiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiniiuiiiiHiitnmiiiiiiM
Leesonderwijs.
Inleiding op het Lees- en Taalboek voor
H. B. S. en Gymnasium, Normaal- en
Kweekschool" van J. H. van den Bosch
en J. L. C. Meyer, Utrecht, Kemink
en Zoon, tweede druk, 1904.
Do.pr ons moedertaal-onderwijs waait tegen
woordig een frisse wind. En dat is hoog-nodig,
want er heerste een bedompte atmosfeer.
Menigeen zal ze zich met tegenzin herinneren,
die geestdodende uren van eindeloze
spellingdiktees, zinsontlediugen, en zogenaamde
stijloefeningen".
Sedert 1891 heeft Taal en Letteren gestreden
voor het nieuwe taalonderwijs, en het zijn
vooral Buitenrust Hettema, Kollewijn, en
Van den Bosch, die op dit gebied als voor
gangers hun sporen verdiend hebben.
Hun streven verdient buiten de kringen
der vakmannen, meer dan tot nu toe het
geval was, aandacht en waardering. Studies
die in techniese biezonderheden afdalen, kan
men het grote publiek niet voorlegden; een
beknopte en heldere uiteenzetting van .de
beginselen door iemand die het onderwerp
geheel beheerst, verdient een beter lot dan
onder de vak-litteratuur weg te duiken. Dit
is de grote verdienste van Van den Bosch,
vroeger reeds gebleken in zijn scherp en raak
Pleidooi voor de Moedertaal, en in zijn diep
gaande Spelling-lezingen, die veel lezers ge
vonden hebben 1).
Onlangs verscheen de tweede druk van de
Inleiding op het Lees- en Taalboek. Deze boeiende
brochure geeft in kort bestek (22 blz.) een
kijkje, hoe dat nieuwe onderwijs, dat nog steeds
in wording is, er eigenlik uitziet; waarin het
van het oude verschilt. Wel niet in zgn volle
omvang, maar dit staaltje zal voor de onbe
vooroordeelde lezer de keuze niet moeielik
maken.
Het oude taalonderwijs ging uit van het
dogma dat de Nederlandse taal n afgerond
geheel was, door grote stichter en schrijvers
steeds meer verrijkt", door bekwame
taaigeleerden, vooral in de achttiende eeuw, ge
ordend en gereglementeerd. Die taalschat"
was als 't ware n grote schatkist, waaraan
elk geslacht zijn bijdrage leverde. De schrij
vers van spraakkunsten en woordeboeken
vormden de taalpolitie: zij hielden bij de
kist de wacht, rangschikten alles netjes in
hokjes, en beoordeelden de nieuwe bijdragen.
Een woord dat niet volgens hun taalregels"
gevormd was, werd onherroepelik geweigerd.
Een taai-anarchist" als Multatuli werd dus
al met een wantrouwig oog aangekeken; toen
de bende van de Nieuwe-Gidsers naderde,
met hun rare" taal, ging met een harde klap
de taalkist dicht. Wat verbeeldden ze zich wel!
Uit die ordelike taalschat kon dus elk nieuw
geslacht naar hartelust putten, hoe meer hoe
beter. Ze kwamen op school om zich door
hun oefen-boekjes een groot deel van die
rijke voorraad eigen te maken, om door
lektuur uit model"-schrij vers zich de kunst eigen
te maken. Gedachten had iedereen, maar die
moest je nu leren inkleden" om ze aan
anderen mee te delen. Zo'n gedachte werd
natuurlik naakt geboren, en moest nu in 't
pak gestoken worden. Bij dat aankleden stond
het grote kierenmagazijn van de Taal ten
dienste. Van^lles was daar te krijgen: een
los morgentoilet, een wandel-kostuum, een
geklede jas, ja zelfs een pruik met statie
degen, desverlangd. Of kiest u nieuwe stijl"?
Ga dan maar mee naar de afdeling van de
haute nouveauté's". Daar verkoopt men
toiletten met de snit-Couperus of de
coupureVan Deyssel. Wie zich sierlik uit wil drukken,
komt terecht bij de kast waar Figuurlike
taal" op staat, in allerlei hokjes en laadjes
keurig afgedeeld; daarin liggen strikjes en
dasjes naar ieders smaak.
Dit is het systeem van do stijloefeningen",
met hun synoniemen en beeldspraak. En de
vele drukken die ook de meest prullige fa
brikaten op dit gebied beleven, zijn een
duidelik bewijs, hoezeer gebrekkig inzicht of
konservatieve gemakzucht van vele docenten
het doordringen van gezondere denkbeelden
belemmeren.
Het nieuwe taalonderwijs gaat uit van het
axioma: de taal groeit met de mens. Een kind
van acht jaar heeft minder taal dan een
jongen van zestien; is hij vier-en-twintig ge
worden, dan zal zijn taal weer rijper en rijker
zijn. Maar in elk ontwikkelings-stadium is
zijn taal in zich zelf volledig, d. w. z. adaequaat
aan zijn geestelik bezit. Verder is, ondanks
de grote overeenkomst, ook in hetzelfde
milieu de taal van alle mensen niet volko
men gelijk, evenmin als hun uiterlik of hun
spraakgeluid. Wie spreekt van liet Neder
lands'', moet bedenken dat dit een abstractie
is; er bestaat een Algemeen Beschaafde taal,
maar een goed opmerker zal naast de on
miskenbare eenheid, in verschillende delen
van ons land de nuanceringen waarnemen.
Van deze grote waarheden moet elk taai
onderwijzer doordrongen zijn. Hij moet, voor
bereid door een grondige studie van de
levende taal, de taalontwikkeling bij zijn leer
lingen weten te leiden, zoals de kundige
tuinman een twijg leidt; hij moet niet ver
nissen en opplakken, door taal aan te
brengen die niet gegroeid is uit de wereld
van begrippen en voorstellingen. Geen aan
kleden" van gedachten dus, geen fabriceren
van zinnen zonder gedachte. Dan wordt het
opstellen-maken artiestje-spelen" in ouder
wetse of moderne retoriek, waarbij de moesten
1) Belangstellenden verwijs ik verder naar
het opstel Over het Oude en het Nieuwe Taal
onderwijs in Taal en Letteren V (18i>ö), en
Methodologie ran het moedertaal-onderwijs in de
eerste klasse IL B. S. en Gymnasium in Taal
en Letteren XIII (1903). Dit laatste is een
voordracht, die op het Philologeii-Kongres te
Groningen in 1902 veel waardering vond.
verongelukken in het moeras van een
stumperachtige schrijftaal."
De leerling moet zijn eigen kinderlike
waarneming en gedachten leren uiten in
eigen taal. Dat is de ware schrijf-oefening.
Daardoor wordt hij zich zelf bewust; ook de
artistiek aangelegden kan dit slechts ten
goede komen. Als een kind dat met afgepaste
boekentaal gedresseerd i?, aan 't schrijven
gaat, in stijf-deftige zinnetjes, die overvloeien
van echter", doch", daar", reeds" enz.,
maakt hij op mij alty'd de indruk van een
kleuter, die zich op straat vertoont met de
hoge hoed van papa, en daarbij een heel
ernstig gezicht zet. Leg daarnaast de op
stellen van jongens die zich vrij ontwikkeld
hebben. Z\j vertellen van hun spel, van hun
pretjes en hun streken, in springlevende
taal. Laat daarbij vrij hier en daar een
wilde loot van dialekt uitschieten; die kan
later wel besnoeid worden. Het is soms een
lust, zulke jongensopstellen te lezen. Dan
blijkt dat de jeugd oefen-graag is; zelfs jongens
die voor lui of dom doorgaan, tonen daarbij
een verrassende ambitie. En dit is, dunkt
mij, het klaarste bewijs dat deze weg de
juiste is. Ieder die deze ervaring opgedaan
heeft, zal inzien dat de ouderwetse taai
onderwijzer met zijn stijlboekjes, even dwaas
handelt als de tuinier, die glazen sieraden
van een kerstboom ging ophangen in een
rijk beladen boomgaard, of papieren rozen
wilde binden, aan een bloeiende rozestruik.
Maar deze uitweiding, hoe verleidelik ook,
zou my te ver voeren; ik wilde het nu over
het lezen hebben, zoals dit noodwendig
moet voortvloeien uit de nieuwere taal
beschouwing.
De resultaten van hot leesonderwijs zijn
niet zelden allertreurigst. Onderwijzers en
leraren klagen om strijd; ook de examenver
slagen zijn op dat punt welsprekend. De
oorzaak is gewoonlik meer te zoeken in ge
brekkig inzicht dan in onbekwaamheid van
de docent; een groot deel van de schuld komt
op rekening van de oudetaai beschouwing,
die zich nooit wist los te maken uit de ver
warring van klank en letter, van taal en de
tekens die ons een gebrekkig middel zijn om
taal aan te duiden. Do tegenwoordige
spellingstrijd levert treffende staaltjes hoe die nood
lottige verwarring in allerlei hoofden rond
spookt. In de verhouding van de muziek
lot het notenschrift zal men zich niet licht
vergissen; niemand zou een wijziging in het
notenschrift muziekverbastering" noemen.
Wanneer dus juristen en schoolautoriteiten
spelling voor taal aanzien wat in den
grond niet minder dwaas is dan is zulk
gebrekkig inzicht in het wezen van de taal,
vooral daaraan te wijten, dat het onderwijs
hen van jongs af op de verkeerde weg
gebracht heeft.
Wie meent dat taal uit zwarte letters bestaat,
moet vanzelf lezen beschouwen als het achter
eenvolgens uitspreken" van die letters. Dan
horen we b.v. lezen: Het (h + e + t) is
een (ee + n) man dien (d + ie + n) ik hoog
acht," of nog erger: een-e vrouw, mijne
boeken. Dat is taal verbastering! Op sommige
lagere scholen geeft men inderdaad in de
laagste klassen leesonderwijs uit boekjes waar
dat eene" regel is. Het ware lezen is:
reconstrueren van de levende taal, met behulp
van de uiteraard gebrekkige aanduidingen
in het schrift. Een uitgesproken" zin, zonder
de ware toon, het juiste temx>o, het levende
rythme, is nog geen taal. Daaruit volgt dat
een jongen alleen goed die taal kan lezen,
waarmee hij volkomen vertrouwd is. Dan
moet ook de inhoud van het stuk zo zijn,
dat hij er helemaal in kan komen. Als een
jongen een stuk heeft dat hij aardig vindt,
dan moet hij dat zo kunnen laten horen,
dat je wél merken kan, dat het 'em niet
onverschillig laat. Wat een jongen niet mooi
vindt, dat kan h\j ook niet mooi lezen, ak
koord ! Maar is 't anders ... dan moet er ook
ziel in. Wat is dat? Heb je wel eens, stilletjes,
zo gelezen, dat je inwendig je zat te-ver
kneukelen, dat je zat te lachen? Of dat je
zat te rillen, van ontzetting? Of dat je je
hart vast hield bij 't geen je zag gebeuren?
Uit dat innige gevoel, uit dat hele sterke
als met je ogen zien wat er verteld wordt,
uit dat volkomen begrijpen, nu zal ik noch
een ander woord zeggen: uit dat meeleven,
moet je lezen voortkomen: een vrolik en een
treurig en een angstig stuk lees-je niet op
dezelfde manier, en hoe of j e leest, dat hangt
af van j e inwendig ge voel. Lees je een gesprek,
dan moet dat zo gaan als je je voorstelt dat
het werkelik gesproken zou worden. Lees-je
een beschrijving, dan zo dat het blijkt hoe de
zaak je klaar voor de ogen staat. In 't alge
meen, goed lezen kan raen alleen wat men
goed begrijpt." (blz. 16).
Wat de leesstof betreft is er in de laatste
jaren veel verbeterd: bij 't leesonderwijs heeft
de levende taal haar rechten hernomen, en
de boeketaal" op de achtergrond gedrongen.
In het lager onderwijs zijn veel tekenen van
nieuw leven merkbaar; nieuwere leesboekjes
hebben ingang gevonden, en - nog onlangs
schreef de heer C. Grotistra in Het Schoolblad
een mooi artikel (?'t Leren lezen"), om princi
pieel te betogen dat het beginnend lees
onderwijs van het spreken uit moet gaan.
Op het gymnasium en de II. B. S. is Dr.
Buitenrust Hettema de baanbreker geweest,
met zijn Ana/ccta, een fris leesboek, vol
jongensleven en jongenstaai; ook de vragen en op
merkingen over toon en tempo hebben
ontwij field veel er toe b ij gedragen om de geesteloze
leesdreun te bestrijden.
Maar daarnaast heeft te weinig de aandacht
getrokken het Lees- en Taalboek van Van den
Bosch en Meyer. In veel opzichten geef ik
aan dit boek tenminste het eerste dool
de voorkeur boven Analecta. Hier wordt met
meer bewustheid, meer methodies, de weg
naar het doel gewezen. Het is de vrucht
van een veeljarige ervaring. Dat blijkt vooral
uit deze Inleiding, waarin met voorbeeldige
helderheid en beknoptheid, maar toch zeer
principieel, uiteengezet is hoe het nieuwere
leesonderwijs voor verwezenliking vatbaar is.
Wie het boek zelf daarnaast legt, of liever,
wie het een paaf jaar aan de praktijk toet; t,
zal eerst recht leren waarderen, hoe nauw
gezet en hoe juist de beginselen bij de be
werking toegepast zijn.
Allereerst ?moet dus bij de leerling tot
volle bewustheid gebracht worden dat taal
in rythmen bestaat. Dat rythme moet dus
beluisterd en bestudeerd worden. Daartoe
dient de accent-oefening, die een
onuitputtelike bron van opmerking is. Nu gaat hij
steeds meer de taal bewust huren, d. w. z.
de taal gaat hem voor de geest staan als
iets dat klank is." En dat is de weg die
leidt tot goed lezen en tot goed schrijven.
Dit beluisteren van het accent, in al zijn
variaties, scherpt het war.'nemings vermogen;
het staat midden in de werkelikheid van het
taai-leven. Dat het goede leerstof is, blijkt
wel hieruit,' dat het bijna zonder uitzondering
prettig gevonden wordt. Een jongen vindt
het interessant, wanneer hij ontdekt dat een
zinnetje als, Dat gebeurde mij anders niet
dikwijls", in twaalf verschillende rythmen
met allerlei nuancen van betekenis gehoord
kan worden, en dat we die rythmen in 't ruw
mot golflijneh op het bord uit kunnen tekenen.
Een andere hoofdzaak bij het leesonderwijs,
waarop in dit boek voor 't eerst de volle
nadruk valt, is de interpunctie. Natuurlik
niet de redekunstige leestekens, die het
natuurlike lezen dikwijls meer belemmeren dan
bevorderen, maar de echte leestekens, die
werkelik leestekens zijn. Dat de interpunctie
van de meeste mensen, en ook van vele
schrijvers, zo slecht is, pleit alweer tegen het
taalonderwijs.
Zodra dit op de klank gebaseerd is, zal
men de gedachte in klanken horen"; dan
zullen de zinnen en woorden en vormen en
leestekens op het papier uit klank-voorstelling
geboren worden" (vgl. blz. 14). Dan kan ieder
die goed spreekt, ook goed interpungeren.
Aan de leestekens is in dit leesboek dan ook
de grootste zorg besteed; de aandacht er
voor wordt door allerlei vragen en wenken
steeds wakker gehouden. Overal zijn de opge
nomen teksten in dit opzicht geretoucheerd,
waarbij het verband met het hele rythme
van de zin, het tempo en de sterkte van het
accent steeds in 't oog gehouden is.
Het ligt niet in mijn bedoeling, hier af te
dalen tot biezonderheden die de meeste lezers
minder interesseren; ik wilde vooral wijzen op
de gezonde beginselen waarvan het nieuwere
leesonderwijs uitgaat, en op de wegen waar
langs verbetering te bereiken is. Het is dus
te wensen dat deze uitnemend en fris ge
schreven Inleiding in veler handen komt; in
de eerste plaats van taai-onderwijzers en
schoolautoriteiten, die maar al te vaak de
nieuwere .stromingen veroordelen zonder ze
te kennen, en er slechts mode-zucht" in
zien. Maar ook in do ruimere kring van hen,
die in een beter taalonderwijs voor onze
jeugd belangstellen, verdient het streven van
Van den Bosch volle aandacht en waardering.
Assen. Dr. C. G. N. DE Voovs.
Slövlet Kathrine. Episode uit het leven
van Christiaan VII, Koning van Dene
marken, door D. VAN DEK LI.IHE en
A. DE FREMKRY. (Met portret). Gouda,
G. B. van Goor & Zonen.
Om billijk te zijn laten wij hier volgen,
wat de uitgevers van dit boek vertellen:
Dit werk werd te gelijk in het Deensch
en het Nederlandsch geschreven. Door het
dagelijks samenwerken is er een
Nederlandsche bewerking ontstaan, die het oorspron
kelijke inniger nadert dan eene vertaling
doen kan.
In Denemarken maakte het reeds grooten
opgang, zoodat het zelfs reeds door Baron
Palle Rozenkrantz, een welbekend Deensch
dramatiker, voor het tooneel bewerkt werd."
In het kort wordt dan de inhoud weer
geven als volgt:
Stövlet Kathrine is de bijnaam eener
vrouw die van grooten invloed op 't leven
vau Christiaan VII van Denemarken en
Noorwegen geweest is, de ongelukkige vorst
die gedurende 't grootste gedeelte van zijn
bestaan van zijn geestvermogens beroofd was.
Stövlet Kathrine, de natuurlijke dochter
van Prins George van Beyeren, die in weelde
hare eerste kinderjaren doorbracht, werd na
't afsterven van den prins teruggestooten in
de laagste standen der maatschappij, en
vormde zich daar tot het beruchte schepsel,
dat gedurende drie maanden dreigde de
Pompadour van Denemarken te worden.
Boeiend en goed geschreven wordt hierin
haar levensloop vermeld en heeft de schrijf
ster getracht de sympathie op te wekken
voor dit slachtoffer der omstandigheden."
Op het laatste rneenen wij te moeten af
dingen, want boeiend zullen velen dit his
torisch verhaal niet heeten, en of de schrij
vers er in zijn geslaagd voor deze lichtekooi
veel sympathie te wekken, betwijfelen wij
mede. Daartoe is het verhaal te veel histo
rische vertelling, en te weinig roman, veel
te weinig zelfs. Noch Christiaan, noch Anna
Kathrine Beuthaeck zijn zoo geteekend, dat
wij ze in hun doen en laten begrijpen, dat
wij kunnen meevoelen hun denken.
Misschien is de opgang, dien het werk in
Denemarken heet te maken, toe te schrijven
aan de belangstelling voor 'slands historie,
doch als Denen gelooven, dat deze
vrouween Pompadour had kunnen worden, zoo
staat hen de fransche geschiedenis niet juist
meer voor oogen. F. A. B.
Luitenant-Generaal J. P. ran Heutsz, door
AI.KX. (Met 15 platen en l schetskaart).
L. J. Veen, Amsterdam.
Wanneer in do laatste jaren in onze
Oost" de klachten verminderen over het
gemis van belangstelling der Nederlanders
voor hunne koloniën, zoo mag de redactie
van het tijdschrift Eigen Ham-d zeer zeker
zich de eer toekennen, daartoe het hare
dubbel en dwars te hebben bijgedragen. In
woord en beeld toch geeft (lat tijdschrift
allerlei artikelen over Indië, die hun weg
gevonden hebben naar de leeszalen en de
huiskamers, en heel wat . kennis omtrent
Indische toestanden hebben verspreid of
aangevuld
Het artikel over generaal van Heutsz is
thans in boekformaat herdrukt, hier en daar
wat aangevuld, terwijl er een zeer duidelijke
sche'.skaart aan werd toegevoegd.
Een warme aanbeveling is dit aardige
boeksken ten volle waardig, 't Is te wenschen
dat de Nederlanders nog eens zullen her
lezen, niet alleen wat die Coevorder jongen
betoekent, wat Vau Heutsz heeft gedaan voor
Nederland en Indië, maar ook om eenigszins
te kunnen begrijpen, hoe deze man, die den
dertigjarigen oorlog van Atjeh wist te be
indigen, aanvankelijk werd tegengewerkt en
miskend.
Vermoedelijk staan wij nog te dicht op
deze historicche figuur om hem naar waarde
te schatten, intusschen moge dit werkje bij
dragen om hem althans eenigszins to loeren
kennen in zijn grootheid van legeraanvoerder
en regent, want vooral ook in deze hoedanig
heid wist hij Atjeh to paciticeeren.
Een gelukkige omstandigheid doet dit
boek verschijnen juist enkele dagen voor de
komst van Van Heutsz in het vaderland.
liniterm-tlilf, door Mn. VAX HOOK.V. Amers
foort, Valkhotl' & Co.
Een bundel schetsen; sommige wat erg
onbelangrijk, andere te vluchtig op het papier
geworpen, niet genoeg doordacht en door
werkt, enkele (eenige brieven van Ellen")
hier niet op hun plaats. Het geheel wel
aardig, maar geen maatstaf gevende voor
Mil van Hoorn's talent. Gilles" bijvoorbeeld
is door den schrijver niet gemaakt tot een
type, hoe interessant zijn model ook zij
geweest: rapport" is een stukje kazerne
leven, wel waar, maar door den kunstenaar
zoo flauw geteekend, dat de krabbel niets
doet, evenmin als Arno Dasumal", eene
herinnering uit de militaire wereld, die niet
pakt, omdat de verteller er geen kleur en
gloed aan heeft gegeven.
Toch zal menigeen dit boekje met mooien
omslag niet onvoldaan ter zijde loggen.
F. A. B.
De Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen.
Afdrukken van Indrukken, door Een
onherroepelijk verlorene.'
Onder dezen titel is by den uitgever W. L.
Brusse te Rotterdam, een even eigenaardig
zeldzaam als merk waardig boekje verschenen,
dat door mr. D. Simons, professor te Utrecht,
met een waardeerend woord bij het publiek
wordt ingeleid.
Eigenaardig zeldzaam mag het heeten, wijl
het is van de hand van een oud-verpleegde
der gestichten te Veenhuizen ; iemand die,
zooals mr. Simons in zijn voorwoord zegt,
door geen persoonlijk belang wordt gedre
ven", en merkwaardig is het boekje om zijn
inhoud, waardoor in hooge mate de vrij
algemeen gevestigde overtuiging zal worden
versterkt, dat onze rijkswerkinrichtingen",
zullen zij dien goedklinkenden naam naar
waarheid mogen dragen, dringend hervorming
behoeven.
De schrijver begint zijn vrij omvangrijk
werk, dat ongeveer 7 vel druks beslaat, met
de aanhaling van hot getuigenis door wijlen
den heer Duburg, in leven hoofddirecteur
der gestichten te Veenhuizen, omtrent die
gestichten afgelegd: W ie eenmaal het
gesticht binnentreedt, is
onherroepelijk v e r l o r e n", herinnerende aan
een artikel over dit onderwerp, voorkomende
in De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland,
van 5 Juni 1902, waarvan hij zegt: Wan
neer men, zooals ik, tot de bevolking van die
inrichtingen heeft behoord en 't voorrecht
had, een dergelijk artikel te lezen, dan be
hoeft het wel geen betoog, dat men aan den
inhoud ernstige aandacht wijdt. Overtuigd,
dat de toestanden zóó zijn, als in dit artikel
omschreven, en dat ze niet aldus mogen
blijven, nam ik mij voor, te gelegener tijd
mijn ontvangen indrukken weer te geven",
om dan te vervolgen: Die gelegen tijd is
nu aangebroken, nu een Staatscommissie zich
ernstig met de zaken van Veenhuizen bezig
houden zal. Misschien beter dan iemand
anders ben ik in staat, deze commissie en
het Nederlandsche volk voor te lichten. En
ik vervul bij dezen mijn plicht, al zullen er
oogenblikken komen, dat het mij hard zal
vallen, mij wederom alles voor den geest te
stellen, wat ik beleefd en on iervonden heb
als zulk een onherroepelijk verlorene".
Men zal willen verschoonen, dat ik mijn
naam verzwijg; de piëteit tegenover mijn
bloedverwanten verbiedt mij, openlijk op te
treden, ofschoon ik persoonlijk geen redenen
heb, om mijn. verleden, indien mij daarnaar
gevraagd werd, te bemantelen."
Die voorlichting nu wordt door den schrij
ver in achttien hoofdstukken, getiteld: Het
ontstaan der Veenhuizer bevolking. Voor
de rechtbank. Vertrek naar en aankomst
in de gestichten. De leefwijze in de ge
stichten. Ontslag en recidive. De arbeid
in de gestichten. De landbouw. Ge
bouwen. Loonen. De positie van de
ambtenaren. ? Een en ander over het
stelsel. Het beheer. De bewaking.
De misstanden" in de gestichten. Bezui
niging. Het stelsel der toekomst. Zede
lijk en maatschappelijk herstel na ontslag.
Oordeel van deskun iigen. Uittreksel uit
de begrooting van justitie 1904.
Wij hebben het boekje, dat zich voor het
meerendeel tot het opsommen van feiten, het
geven van cijfers en het maken van opmer
kingen bepaalt, met de meeste belangstelling
gelezen, en wij aarzelen niet als onze over
tuiging uit te spreken, dat er voor het Neder
landsche volk in het algemeen en voor de
Nederlandsche regeering en meergemelde
staatscommissie in het bijzonder, veel, zér
veel uit te leeren valt. Hot wil ons voor
komen, dat een onherroepelijk verlorene"
schier op iedere bladzijde van zijn boek het
bewijs levert dat hij mag schrijven: Mis
schien beter dan iemand anders ben ik in
staat deze commissie en het Nederlandsche
volk voor te lichten."
Waarom hij daarbij alleen van ..deze com
missie en het Nederlandsche volk" rept, en
de Nederlandsche regeeriug" buiten beschou
wing laat ?
Wij weten het niet; maar wellicht is het
te verklaren uit de woorden waarmee hij zijn
arbeid besluit ; woorden, gesproken door mr.
Simon van der Aa, hoofddirecteur van het
gevangeniswezen, op het Congres Peniten
tiaire International, in 1901 te Brussel ge
houden, luidende : De strekking van ons
strafrecht is moer op afschrikking dan op
verbetering gericht. De straffen van hechtenis
en opzemliiig in een werkinrichting onder
het tegenwoordig régime ten uitvoer gelegd,
werken pogingen tot verbetering niet in de
hand" ; op welke aanhaling do schrijver
onmiddellijk Iaat volgen: Wij schrijven thans
1!)04 ; me dunkt, mr. Simon van der Aa heeft
ruimschoots den tijd gehad, een nieuw stelsel
aan de staatscommissie in overweging te
geven".
Wij bevelen het boekjo, ons ter aankon
diging toogezonden, ten zeerste in ieders aan
dacht aan; het is de aandacht ten volle
waardig, 's Schrijvers streven verdient
hoogelijk waardeering ; het beoogt verbetering
aan te brengen in veel en velerlei, wat to
Veenhuizen reeds vele jaren op verbetering,
op algeheele hervorming, wacht. Het verdient
door velen te worden gelezon, en daarom
onthouden wij ons van extraheeren, alleen
kunnen wij ons niet weerhouden om uit het
hoofdstuk : De leefwijzen in de gestichten" de
volgende dioptreurige zinnen af te schrijven :
Ergerlijk is echter do taal, die nu en dan
gebezigd wordt, vooral door hen, die komen
uit Rijksopvoedingsgestichten en gevange
nissen. Ik sprak reeds van een twijfelachtige
opvoeding in de Rijksgestichten; juist te
Veenhuizen bemerkt men de ongunstige uit
komsten van ons regeeringsopvoedingsstelsel.
Een rechterlijk ambtenaar, met de feiten op de
hoogte, zou nooit zijn fiat geven aan een vonnis,
waarbij een kind tot zijn 18de j;iar naar een
Rijksopvoedingsgesticht wordt verwezen!
Kenschetsend is, en meer dan droevig, het
feit, dat juist deze staatsopvoedelingen het
grootste kwaad zijn voor de samenleving in
de gestichten."
Wel droevig, ja maar niet nieuw, helaas!
L.
Inhoud van Tijdschriften.
De Vrije Tribune, afl. 6: Gustaaf Vermeersch,
Sossen van Djakes. Albert Rehrn, Stanza's.
Willem Gijssels, Duizend en een. G. H. van
Senden, Anarchie en conservatisme.
De Natuur, 15 Juni 1904: Stofreinigingdoor
middel van zuiging, door dr. J. E. Rombouts.
Christian Doppler, door dr. H. F. Huisken.
Wandelende bladeren, doordr. H. J.Calkoen.
De Trans-Siberische spoor, door A. D.
Hagedoorn. Het fotografisch objectief, door dr.
R. G. Rijkens. Het verkrijgen van relief
i 11 projecties, door J. M. Graftdijk. De
dadelpalm en zijn tegenwoordige cultuur, door
dr. A. J. Snijders. ? De fabricatie van de
stalen pennen, uit la Nature. DJ orchi
deeën bij de bloemenstad, door J. Sturing.
De Externsteine, door J. J. Verwijnen. Iets
over petroleum- en benzine-motortn in 't alge
meen, door J. G. Pouw Hz. Eenvoudige
proeven; een belangrijk verschijnsel en een
eenvoudige proef, door dr. Z. P. Bouman.
Op de Hoogte, No. 6 : Van verre en van
nabij : Algemeen populair overzicht (met ill.),'
door L. van Bosse. Een tuin in natuurst\jl,
door Loïc. Tentoonstelling van Nederland
sche kunstindustrie te Kopenhagen (met afb.),
door A. J. Valeton. Geïllustreerde wer
ken : 1. Uit de tropen; 2. De waterval van
den Niagara,, door E. de Winter. Beel
dende kunst: Reproducties naar schilderijen
op St. Lucas-ten toonstelling te Amsterdam.
Schetsen: Versmachten", (slot), door J. Eigen
huis. Pentrekjes",doordr. Eeiger. De
dood van rnijn hond", (met portr. en biografie
van den schrijver). Het adelaarsnest",
naar Björnstjerne Björnson (met portret en
geboortehuis van den schrijver). Literatuur:
Tijdschriften-o verzicht van Juni 1004, door
Is. Querido. Boeken, door Lector. Dra
matische Kroniek, door L. van de Cappelle.
Muziek. Psedagogiek. Uit de natuur en
't menschenleven, enz.
Eigen Haard No. 26. Zooals de ouden zon
gen ..! door Louise B B., XII, Hulde
blijk aan Hare Majesteit de Koningin en den
Prins der Nederlanden, door Th, Delprat,
met afb. Van Harderwyk naar de Bee
renlaan, door I. L, H. B., III. De maat
schappij tot Bevordering der Toonkunst, door
Dan. de Lange, met portretten. Vragen
en Antwoorden. Verscheidenheid.
?iitmiMliiilillliilllllilimllltiillilliliiiiiiiiiil
40 cents per regel.
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllftlllll
TRADEMARK
MARTEL^ COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars en
bij de vertegenwoordigers
KOOPMANS & BRUINIER,
Wijnhandelaars te Amsterdam.
Prijzen vanaf ? '00 per Flesck.
Gevraagd met l September aan
deTOOMEELSCHOOLeenLeeraar
in Teekenen en
Costuumkunde; vier lesuren per week.
Aanbiedingen Emmastraat 17, Amsterdam,
bij den Directeur
S. J. BOUBERG WILSON.
Voor kinderen, die lijden aan Ungelsche
ziekt© en klieren, zoodat spier- en
beenderenvorming bonoden het normale blijven,
is Kl'FKKK's Kindermeel een uit
stekend voedingsmiddel, omdat het rijk is
aan phosphaten. Zijn groot gehalte aan
mineraalstotl'en heeft een bijzonder gunstigen
invloed op de vorming der beenderen, terwijl
zijn rijk gehalte aan licht verteerb-iie
eiwitstoiien den groei van het spiervleesch
krachtdadi* te hulp komt. Bovendien bevordert
de voeding van zulke kinderen met KTFEKE'S
KINDKHMEEL den bijna altijd ongeregelden
stoelgang.
RIJWIELEN
2 jaar garantie.
A. DRUKKER & Co, Amsterdam,
O. Z. Voorburgwal 242 en 248 bjd Damstraat.
Prijscouranten gratis en franco.
CHOCOLA.T-VEEN
ARTISTIQUE"
LE PLUS DELICIEUX
CHOCOLAT POüR CROQUER.