De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 26 juni pagina 6

26 juni 1904 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1409 Een nieuwe Parjjsche schrijfster. Er is dezer dagen een alleraardigst boekje verschenen bij de Sociétédu Mercure de Prance". Het heet Dialoqws de Bêtfs, ?en de schrijfster is COLETTE, Colette de Trouw van WILT.Y. . Jij likt aan veel misse lijker dingen. TOBY-CHIEN. Zoo, en wat dan? KiKi-LA-DovcETTK O! dingen .... op den weg.... bah! ToBY-CiiiEN. Bedoel ie dat! ? ? 't Heeten viezen". Willy. Ziehier de aanvang dezer samenspraken, waarin optreden twee huisdieren en Hij en Zij, personages van minder belang". Een Salon in een landhuis, 't Eind van een zomerdag. KIRI-KI-DOUCETTE, een Karthuizer-kat en TOBY-ÜHIEN, een kleine bulhond, slapen, maar weinig meenens, met zenuwachtig-trillende ooren en hard nekkig dicht genepen oogleden. Kiki-laDoucette opent z'n bijna horizontale, druifkleurige oogen en geeuwt met den wreeden muil van een kleinen draak. KiKi-LA-DoucETTE, uit de hoogte. Je snorkt. TOBY-CHIEN, die heelem&al niet sliep. Nee, dat doe jij. KiKi-LA-DoucETTE. Volstrekt niet. Ik spin. TOBY-CHIEN. Dat is hetzelfde. KiKi-LA-DoucETTE, een twistgesprek beneden zich vindend. Goddank niét! (stilte) Ik heb honger. Je hoort nog niet met borden ram melen hier naast. Is 't nog geen ty d om te eten? TOBY-CHIEN, staat op en rekt zijn voorpooten lang uit, de ellebogen naar buiten. Hij geeuwt en pijlt een heraldieke tong naar voren met om gekrulde punt. Ik weet het niet. Ik heb honger. KiKi-LA-DoucETTE. Waar is zij? Hoe komt het, dat je niet in 'r rokken zit? TOBY-CHIEN, verlegen, op zijn nagels knab belend. Ze is, geloof ik, in den tuin. Ze raapt mirabellen. KiKi-LA-DoucETTE. Van die gele ballen, die op je ooren regenen? Die ken ik. Dus, je hebt haar gezien? Ik wed, dat je brommes hebt gehad. Wat heb je weer uitgehaald? TOBY-CHIEN, beteuterd, en zijn gerimpeld ge zicht van.sympathieke pad afwendend. Zij heeft gezegd, dat ik naar 't salon zou gaan, om dat .... omdat ik ook mirabellen at. KiKi-LA-DoucETTE. Góéd zoo! Je hebt soms een ignobele smaak, de smaak van een mensch. TOBY-CHIEN, op zijn teentjes getrapt. Nou, ik eet tenminste geen bedorven visch. KiKi-LA-DoucETTE. Dat moet je niis hebben. TOBY-CHIEN. Neen, als ik er aan zoo een ruik, een prachtige, een onberispelijk ge draaide, dan komt zij aangeloopen, met haar parasol in de lucht, en schreeuwt vies!" KiKi-LA-DotJCETTE. Schaam je je niet? TOBY-CHIEN. Waarom? Die bloemen van den weg behagen aan mijn fijnen neus en aan mijn verlekkerde tong. Wat ik nooit begrijpen zal, dat is jou krankzinnige verzotheid op dooie kikkers, eu op dat gras, j e weet wel... KiKi-LA-DoucETTE. Valeriaan. TOBY-CHIEN. Dat kan wel zijn. Gras, dat is om te purgeeren. KiKi-LA-DoucBTTE. Ik heb niet altijd stoelgang-gedachte, zooals jij. Valeriaan! daar zal jij nooit in kunnen komen; Haar, toen zij eens een glas verpesten en gevaarlijk springenden wijn had gedronken, heb ik zien lachen en dol zijn, zooals ik ben na valeriaan. En de doode kikvorsch, zoo dood, dat hij een stukje droog marokijnleer lijkt in den vorm van een kikker, dat is een reukkussentje, doortrokken van de kostbaarste muskus, waarmee ik mijn heele vacht zou willen doorgeuren. TOBY-CHIEN. Je praat mooi. Maar zij bromt en zegt, datje leelijk ruikt achterna, en hij ook. KiKi-LA-DoucETTE. 't Zijn maar twee-pooten, allebei. Jij doet ze na, ongelukkig wezen en je verlaagt je naar mate. Je gaat overeind staan op je achterpooten, je draagt een manteltje, als 't regent, en je eet ? bah! mirabellen, en van die groote groene ballen, die de kwaadwillige handen der boomen naar beneden gooien, als ik er onder door wandel. TOBY-CHIEN. Appels. KIKI-LA-DOUCETTE. Waarschijnlijk wel. Zij plukt ze en keilt ze door de laan en roept: Appel, Toby, appel!" En jij werpt je er achter aan met de onvoegzame gedragingen van een gek, je oogen en je tong uitje kop, tot je buiten adem bent. TOBY-CHIEN,. stuursch zijn voorhoofd fronsend, Colette. zijn snoet op zijn pooten. Iedereen vermaakt zich zoo goed hij kan. KIKI-LA-DOUCETTE, geeuwend, toont zijn naaldfijne tanden en het droge, roze fluweel van zijn verhemelte. Ik heb honger. Het eten is zeker te laat! Als je der eens ging halen? TOBY-CHIEN. Dat durf ik niet. Zij heeft gezegd, dat ik niet terug mocht komen. Zij ia heelemaal achter in 't valleitje, met een groote mand. De dauw valt en maakt haar voeten nat en de zon gaat onder. Maar je weet, hoe zij is. Zij gaat in het natte gras zitten en kijkt voor zich of ze slaapt, of wel, ze ligt plat op haar buik en fluit en kijkt in 't gras een mier na, of ze trekt een handvol thym uit en ruikt er aan, of ze roept de meezen en de meerkollen, die toch nooit komen. Ze torst een zwaren gieter, dien ze leegschenkt in duizend draden van bevrozen /.ilver, waarvan ik kippevel krijg, op de rozen of in die kleine steenen bakjes achter in 't bosch. Daar ga ik dan dadelijk in kijken, om den kop van de kleine bul op mij af te zien komen, of om er de spiegelende boombladeren uit te drinken. Maar zij trekt mij bij mijn halsband achteruit ; Toby, dat 's water voor de vogels !" Zij knipt haar mes open en pelt hazelnooten, vijftig hazelnoten, honderd hazelnoten, en zij vergeet hoe laat het is. Daar komt nooit een eind aan. KiKi-LA-DoucnETTE, spottend. En jij, in dien tijd....? N. Ik ? .... wel ik wacht. Zoo, vlot, in een luchtige 100 blz. speelt het boekje zijn vier samenspraken af: Het Diner is te laat, Het eerste Haardvuur, De Eeis, en Sentimentaliteiten. Altijd precies blijvend in zijn kleine grofhedeii, vrij van de lagere soort komiekheid, waartoe het onderwerp zich zoo licht leenen zou, maar doortrokken van een /eer lichte, superieure ironie, is het vol liefde voor natuurdingen en dieren en vol ondeugendheid tegelijk; een allerbekoorlijkste mengeling van snedigen geest en van koddige ongekunsteldheid, met een schat van kleine, fijne observatie's, plastische en... psychologische, als ik dat zoo eens zeggen mag van een bulhondje en een karthui£er kat. De schrijfster is uit het land van Lafontaine. Kiki-la-Doucette en Toby-Chien, zullen nog, als Jeannot Lapin, onder de personnages van de Fransche Letterkunde gaan meetellen! * * * Ik had Willy geschreven, hem mijn sym pathie gezegd voor het onpretentieuse boekje dat zoo eenvoudig wil en daarom juist, literair, vaak zoo heel goed is, en Willy schreef mij terug: L'authoress est un peu sauvage", --- Voor een interview zou het beste zijn, haar maar eens bruuskweg te overvallen. Een interview nu wilde ik niet bepaald. Ik was er op gesteld, persoonlijk dat zelfs hier in Parijs zoo in 't oog vallende, ultraorigineele, moderne wezentje te leeren ken nen, dat plotseling in haar boekje een zoo ongedachten kant van zichzelf had bloot gegeven : die van spontaan, groot kind, dat liefst met haar huisdieren dolt, bloemen en boomen liefheeft, van het buitenleven houdt, de gamine" van het land, die spring levend was gebleven naast de gamine" van het Parijsche artistenleven. ^ En zoo beraamden de schrijver der Claudines en ik het plan, op een middag de nieuwe authoress", in hun appartement bij den oostelijken vestingrand van Parijs, aan een overval bloot te stellen. Van aanzien kende ik Colette al sinds lang. Wie, die hier veel verkeert tusschen het publiek van Salons en generale-repetitie's, kent niet het beroemde drietal Willy, Colette en Polaire-' Willy met zijn zware, grijzende snorren en het pleizierig, open gezicht, tusschen de twee typische onmisbaarheden uit het Parijsche leven, de twee sprekend op elkaar gelijkende zusters, Polaire alleen nog wat excentrieker, nog wat tengerder, nog wat leniger dan Colette, Colette alleen wat frisscher van gezicht, wat knapper, wat Europeescher dan de exotische, tanig-getinte Polaire, beide met dezelfde korte jurken aan, dezelfde steekhoeden op, dezelfde kortgeknipte, breeduitkrullende zwarte haren, en hetzelfde stereotype zwarte of witte baby-strikje tegen het schuin-opgenomen voorhoofdhaar, Colette en Polaire, Claudine, en de vertolkster van Claudine op het tooneel, beide met dezelfde groote grijsgroene oogen, vol spotlust en melancolie tegelijk, en beide met hetzelfde fijne, spitse gezichtje van den kleinen St. Jean op den Bottieelli uit de Louvre. * * * Monsieur Gauthier-Yillars?" vroeg ik aan de Conciërge in het mooi imiueuble" der Rue Courcelles. Monsieur Willy 'f vroeg deze terug: Deux au-dessus". En langs de eonvoudig-weelderige wenteltrap klom ik tot de tweede verdieping boven den entresol. Met het entrain dat alleen de Pari jzenaar bij dergelijke dingen hebben kan, was Willy, die zelf opendeed, dadelijk in 't volle vuur der kleine beraamde (.?ome die : vitc, vite!" en mot komisch spiedende blikken naar al de gesloten deuren der ruime entree, loodste hij mij zijn werkkamer binnen, een groote kamer met ineenloopend cabinet, waarvan al de acht wanden vol hingen met photo's on toekeningen naar Golette en Polaire, met platen ook naar hun drieën, en, caricaturen, caricaturen van Sein, van Cappiello, van al wat hier maar caricaturen teekent. Ik houd dolveol van de Dialogues, omdat zij van haar zijn; ik houd er nog meer van, om wat zij zelf zijn.". Kn Willy stortte al dadelijk zijn ergernis uit over het feit, 'dat zoovele vrienden insinueerdon dat wel hij zelf en niet zijn vrouw de auteur van het boekje zou zijn. Ik heb er geen woord van geschreven, geen woord. Ik vond het manuscript in een la, toen het al bijna af was... En dan de opdracht: Pour amuser Willy. Neen, wij zijn wel wat comédien" zoo in het leven, maar dat zou een grap zijn, die niet grappig was! Zij schreef het werkelijk enkel en alleen om mij eens een avond te doen lachen. ]k zei: «reef het uit. Ik bracht het zelf naar Valette. Valette was verrukt. In de volgende aflevering der Mercure stond al een fragment. Ik heb er zelf geen woord in veranderd. Als ik eens een kleine verbetering opperde, dacht zij dadelijk, dat alles verkeerd was en zei met ee/i wanhopig gezicht: oui, oui, déchirons!" zoo in ernst, dat ik mijn oude wijsheid van vader van een dertig gele deelen maar achterwege liet. Ze zijn toch ook delicieus, niet waar, Jacques Blanche ... die maakte haar por tret ... voor 't volgend Salon... Blanche was méchant" ... iederen dag poseeren, en altijd stilzitten ... altijd stilzitten ... of ik haar atelier eens wou zien?... o! nee, ze schilderde niet... wat veel beters! Wij gingen hun appartement-deur uit, een verColette en Polaire. zóó als ze zijn die natuurlijk neergeschreven hoofdstukjes! Ik ben er zelf verzot op. Hij zou dan Colette gaan roepen. En Colette kwam, Colette als altijd in haar eenvoudige, korte jurk, haar groote, grijze oogen neerslaande nu als een schoolkind, dat op iets betrapt is. En wat nu zoo heel lief was, Colette kon niet eomediespelen. Colette probeerde wel iets voor te wenden van verrassing en overrompeling, Colette wist, dat ik er was, Colette wist, dat een Hollandsche schrijfster haar zou komen bezoeken, die over haar schrijven wou in een Hollandsche courant. Colette kon niet eomediespelen, Colette was eenvoudig ver legen, verlegen in haar splinternieuwe positie van nu heusch zelf een schrijfster te zijn, en, kinderlijk blij ook, dat tot zelfs het buitenland notitie nam van haar werkje. Het was de goeie Willy, die de jonge schrijf ster-schroom van zijn vrouw kennend, het haar gemakkelijk had willen maken, haar een houding had willen geven... Doch het ijs was spoedig gebroken, want Toby-Chien was achter zijn meesteres de kamer ingewandeld. Bonjour, Toby," zei ik, zijn roestigen rimpelkop streelend, wat hij wel toeliet, en voila eneore une, que tu ne connais pas et qui sait ton nom." Dat deed Colette pleizicr! Ik had haar boekje dus met aandacht gelezen, en mooi gevonden 'f Haar groote oogen weder frank open en sterk van de intense levenskracht, die dit tengere lichaampje altijd doorzweept, ver telde zij, in haar aardig zingend Bourgon disch accent honderd-uit, van don hak op den tak, met de potsierlijke levendigheid en de grilligste invallen van een jong ge zond eekhoorntje. In Parijs wonen ... afschuwelijk ! De buitenbonlevards, dat was nog iets. Daar kan je ten minste wandelen met je dieren ... Willy ging er luchtjes scheppen met Kiki aan een touwtje ... (ring ... Kiki-la-Doucette was dood ... twee weken geleden, zoo maar, in een paar dagen ... zoo'n prachtige kat met zijn kleine kop en lange, langharige lijf... Willy was dood-ongelukkig ge weest .. . Toby was haar hond . . . Kiki was van Willv ... o» CLAUDINE A PARIS dieping op, Colette vooruit met Toby, die, tegen haar enkels gedrongen, tree bij tree gelijk met haar mee klom. Boven in een ruim, licht atelier ... een ideale gymnastiekzaal. Die had Willy pas voor haar in orde laten maken ... Willy vras zoo goed ... Zij werkte er iederen dag ... Polaire kwam er zich oefenen ... en Toby! Allons, hop! Toby!"" En Toby, dadelijk gehoorzaam, wonderlijk scharrelend met zijn korte, kromme pooten, krabbelde de dunsportige ladder op. Hop! Toby... negende sport... hop! Toby!... tiende sport. Een oogenblik later, tranen lachend, zittend midden op de hooge rekstok, haar kleine, gekruiste voetjes jolig af bengelend en Toby benauwd zich balanceerend op haar schoot omdat ze zoo dolle gebaren maakte, ver telde Colette wat voor zotte comedie ze hadden uitgehaald met een Parijsch jour nalist ... een journalist, die had durven zeggen dat Willy in Besaneon iederen dag op de jacht ging... zoo gemeen!... die beste Willy... hij zou geen mug kwaad doen... Willy zou geen haas kunnen schieten... Ie poil t la plume, had die vent gelogen. Willy duiven schieten zeker, of snippen ... nooit. Maar of die sinjenr verbouwereerd bij hun was weg gegaan! Hij vertelde nu overal, dat het wel een beetje raar huishouden was, bij monsieur Gauthier-Villars." Zoo, met twee kleurtjes van verontwaar diging en tranen in haar oogen van pret, boven op den rekstok, zoo zie ik Colette, de schrijfster der Dialogues de Bêtes nog voor mij. Of ook, zooals ze op 't laatst, met verlegen ingénue-gebaartjes weer, mij haar parfum presenteerde, dat een groot Parijsch parfumeur pas gelanceerd had ... Parfum Coletie ... en zooals ze met een allerliefste huichelarij beweerde, dat de gloire lite raire" haar niets, niets schelen kon, om dadelijk erop te vragen: En wanneer krijg ik uw stuk? De volgende week?" Willy schaterde. AVij schaterden alle drie. Zoo namen wij afscheid. * Ge moet dit boekje lezen. Ik ken in onze letterkunde niets, dat zoo fijn-aardig en zoo doorvoeld de beesten weergeeft. Marie MarxJ'aime Lui... et Elle", zei ik haar boekje na. Colette lachte voldaan, haar fijne lippen als twee vuurroode zoompjes om de kleine, witte tanden. Hoe zij op de gedachte van schrijven was gekomen ? Zoo maar ... voor Willy ... En of ze nog meer schreef? ... Ze moest wel... Valette wou met geweld nog een deeltje... ze was al aan een hoofdstukje begonnen: Elle est malade' ... maar hier vlotte het niet... ze kon alleen buiten schrijven ... over een paar weken gingen zij naar hun landgoed, bij Besanoon . .. zij gingen laat van 't jaar .. . Blanche was zoo lastig ... Koning doet het vaak niet zonder een zekere leukheid", maar lang niet zoo volledig, zoo eenvoudig, zooaanhoudend-raak; maar deze dieren-dialogen smelten ook niet weg in quasi-verhe venheid. En toch zijn ze voor een groot deel juist psychologisch. Dóór de psychologie heen, die Colette alleen uit de plastiek van haar dieren kan kennen, geeft zij vaak het aller best juist die plastiek aan ons weer. Dat een dergelijk proces zoo doeltreffend toege past blijkt, bewijst dat deze jonge schrijfster even fel voelt als schrijft. Ge moet dit boekje lezen; ge moet het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl